Brief regering : Prinsjesdagbrief (door)ontwikkeling van de WBSO in 2026
32 637 Bedrijfslevenbeleid
33 009
Innovatiebeleid
Nr. 708
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2025
Zoals gebruikelijk informeer ik uw Kamer op Prinsjesdag, mede namens de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over ontwikkelingen rond de
WBSO en maak ik het beschikbare budget en de WBSO-parameters bekend voor het komende
jaar. Er is voldoende ruimte in het WBSO-budget om de hogere aftrekpercentages en
schijfgrens die per 2025 zijn ingevoerd, te handhaven in 2026. Het budget laat naar
verwachting voldoende ruimte voor bedrijven om hun R&D-activiteiten verder te intensiveren
het komende jaar, zonder dat dit op termijn weer een verlaging van de tarieven veroorzaakt.
De WBSO biedt zo ruime mogelijkheden aan bedrijven om hun processen, producten en
programmatuur te innoveren.
De WBSO is een generiek innovatie-instrument gericht op het stimuleren van research
& development (R&D) in den brede en heeft hiernaast als doel om een bijdrage te leveren
aan een goed vestigingsklimaat voor R&D-bedrijven in Nederland. Daarmee is het een
belangrijk instrument in het kader van de doelstelling om 3% van het BBP aan R&D uit
te geven.1 De WBSO stimuleert een deel van R&D-werkzaamheden, aangeduid als speur- en ontwikkelingswerk
(S&O), waarmee beoogd wordt de R&D-inzet van bedrijven te stimuleren. Met de WBSO
kunnen bedrijven de kosten van deze werkzaamheden verlagen doordat zij een deel van
die kosten in mindering mogen brengen op hun af te dragen (loon)belasting. Dit betreft
loonkosten en kosten of investeringen die nodig zijn voor het verrichten van de werkzaamheden
die in aanmerking komen voor WBSO.
Budget en parameters 2026
Voor de WBSO wordt ieder jaar een budget vastgesteld, maar er bestaat geen maximum
bedrag of maximum aantal aanvragen dat ingediend kan worden. Er wordt een budgetsystematiek
gehanteerd waarbij overschotten of tekorten van het voorgaande jaar (in dit geval
2024) worden verrekend met het budget voor een komend jaar (in dit geval 2026). Als
er middelen overblijven worden die bij het budget voor het komende jaar opgeteld,
bij een tekort wordt dit in mindering gebracht. Bij een verwacht tekort in het nieuwe
jaar worden in principe de parameters (aftrekpercentages per schijf) naar beneden
bijgesteld. Het WBSO-gebruik over 2024 is vastgesteld op € 1.330 miljoen, op een budget
van € 1.446 miljoen, wat resulteert in een overschot van afgerond € 116 miljoen dat
opgeteld wordt bij het budget voor 2026. Na indexatie en inclusief de structurele
verhoging die in 2025 is doorgevoerd naar aanleiding van het amendement van het lid
Inge van Dijk,2 komt het WBSO-budget voor 2026 op € 1.817 miljoen. WBSO-gebruik kan per jaar fluctueren,
omdat dit afhankelijk is van de mate waarin bedrijven in R&D-werkzaamheden investeren
in een jaar. Eventuele aanpassingen aan de WBSO naar aanleiding van de evaluatie (zie
onder) kunnen ook budgettaire gevolgen hebben, waarvoor het huidige overschot de nodige
flexibiliteit en ruimte biedt. Uitgangspunt van het kabinet blijft nog altijd dat
er stabiel fiscaal beleid gevoerd wordt. Gezien het voorstaande zullen de parameters
in 2026 ongewijzigd blijven ten opzichte van 2025. Hiermee is de WBSO goed gepositioneerd
om bedrijven te ondersteunen in hun R&D-activiteiten de komende tijd en mogelijke
verbeteringen of verdere intensivering naar aanleiding van de evaluatie op te vangen.
2024
2025
2026
Tarief eerste schijf
32%
36%
36%
Tarief eerste schijf starters
40%
50%
50%
Tarief tweede schijf
16%
16%
16%
Schijfgrens
EUR 350.000
EUR 380.000
EUR 380.000
Opvolging WBSO-evaluatie 2018–2022
Begin april 2025 heeft mijn voorganger de kabinetsreactie op de evaluatie van de WBSO
over 2018–2022 met uw Kamer gedeeld. In die Kamerbrief zijn verschillende verkenningen
en acties aangekondigd, volgend op de aanbevelingen uit het evaluatierapport.3 Deze zijn samen te vatten in de volgende actielijnen:
a. Onderzoek naar doelgroepbereik van de WBSO en aansluiting van de begrippen R&D en
S&O;
b. Verkenning naar mogelijke aanscherping van de WBSO-doelstelling;
c. Verkenning van de wenselijkheid, (neven)effecten en uitvoerbaarheid van de beleidsopties
voor het verhogen van de doeltreffendheid van de WBSO;
d. Verkenning van opties voor het verlagen van administratieve lasten;
e. Afwikkeling aangekondigde aanpassingen per 2027 (ophoging forfaitair uurloon en beëindiging
farmaciebrief).
Hoewel deze vijf actielijnen vragen om een eigen inzet, hangen ze ook in grote mate
samen. Het onderzoek naar doelgroepbereik en de aansluiting van de begrippen R&D en
S&O zal ook belangrijke input leveren voor eventuele aanscherping van de doelstelling
en mogelijk verhogen van de doeltreffendheid van de WBSO. Stimuleren we bijvoorbeeld
met de huidige S&O-definitie alle R&D die we beogen te stimuleren? Of verhogen of
verlagen we de doeltreffendheid met een andere afbakening? De ene actielijn vormt
zo dus ook input voor andere actielijn(en). Hiernaast is het belangrijk om in alle
actielijnen oog te hebben voor externe factoren die een effect hebben op het gebruik
en de impact van de WBSO. Zo benoemt de evaluatie een gebrek aan R&D-personeel als
een belangrijke remmende factor voor het intensiveren van R&D-werkzaamheden. Dit knelpunt
vraagt om een bredere aanpak dan de WBSO,4 maar dit aspect zal meegewogen moeten worden bij het verkennen van beleidsopties
en mogelijke aanpassingen.
a. Onderzoek doelgroepbereik en definitie R&D/S&O
Op actielijn a. (doelgroepbereik) is reeds een onderzoek gestart met RVO (uitvoerder
van de WBSO-regeling), het Beleidsanalyseteam (BAT) van Economische Zaken en het CBS.
In dit onderzoek worden de definities van S&O in de WBSO en R&D zoals gehanteerd door
het CBS in de R&D-enquête nauw vergeleken, evenals hoe bedrijven deze begrippen interpreteren.
Vervolgens wordt een aantal gesprekken met bedrijven voorzien dit najaar om de conclusies
uit dit onderzoek en eventuele vervolgstappen te toetsen aan de praktijk. Belangrijk
doel van dit onderzoek is om te achterhalen of er nu specifieke R&D-werkzaamheden
structureel buiten de definitie van S&O vallen. Hiermee geef ik uitvoering aan aanbeveling
3 om het ogenschijnlijk groeiende verschil in aantal R&D-bedrijven en WBSO-gebruikers
en de omvang van hun R&D-werkzaamheden te onderzoeken. Het onderzoek biedt hiermee
belangrijke input voor eventuele aanscherping van de doelstelling van de WBSO (actielijn
b.). Over dit onderzoek en eventuele acties naar aanleiding van de uitkomsten zal
gecommuniceerd worden in de WBSO Prinsjesdagbrief van 2026.
b. en c. Doelstelling en doeltreffendheid van de WBSO
Actielijnen b. (aanscherpen doelstelling) en c. (verkenning beleidsopties verhogen
doeltreffendheid) hangen met elkaar samen, aangezien aanpassingen aan de WBSO in lijn
moeten zijn met een eventueel aangescherpte doelstelling. Deze verkenningen worden
gestart, maar hierin zullen ook de resultaten van actielijn a. (doelgroepbereik) verwerkt
moeten worden. Alle beleidsopties aangedragen in de evaluatie voor het verhogen van
de doeltreffendheid zullen hierin meegenomen worden. Dit zijn de toevoeging van een
incrementeel element om additionele R&D extra te stimuleren, een carry forward optie om verzilveringsuitdagingen tegen te gaan en meer focus op radicale R&D. Hiermee
geef ik uitvoering aan aanbevelingen 1, 2, 3 en 5 uit het evaluatierapport.
Onderdeel van deze verkenning zal vormgeving van vergelijkbare elementen in buitenlandse
regelingen zijn, maar ook de uitvoerbaarheid in Nederlandse context en belastingstelsel.
Belangrijk in deze verkenning zijn ook mogelijk onwenselijke neveneffecten in termen
van administratieve lasten of bijvoorbeeld een onbedoelde vernauwing van de scope
van de regeling. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging, bijvoorbeeld tussen een zo
groot mogelijk (doelgroep)bereik en de keuze voor een zo groot mogelijke impact. Maar
ook in het kader van het uitgangspunt van stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid.
Het delen van de uitkomsten van deze verkenningen wordt voorzien in de Prinsjesdagbrief
van 2026.
d. Verlaging administratieve lasten
Actielijn d. (administratieve lasten) volgt op aanbeveling 7 uit het evaluatierapport
en staat grotendeels op zichzelf. Momenteel worden handelingsperspectieven verkend
in samenwerking met RVO. Op basis van een eerste inventarisatie zal de focus van deze
verkenning waarschijnlijk komen te liggen op de benodigde onderbouwing bij aanvragen
en controles, met name ten aanzien van de (niet-loon)kosten en uitgaven voor S&O.
Zowel vanuit de evaluatie, RVO als bedrijven komen signalen dat de benodigde onderbouwing
voor bepaalde kosten en uitgaven erg complex en gedetailleerd kan zijn. In de gesprekken
met bedrijven die plaats zullen vinden over het doelgroepbereik (actielijn a), zullen
ook de mogelijkheden ten aanzien van administratieve lastenverlichting aan bod komen.
Expliciet WBSO-gebruikers betrekken in deze verkenningen zorgt ervoor dat eventuele
maatregelen daadwerkelijk het beoogde effect hebben en die knelpunten adresseren waarvan
bedrijven het meeste last ondervinden. Voordat maatregelen doorgevoerd worden zal
zorgvuldig afgewogen moeten worden of de betreffende lastenverlichting in verhouding
staat tot de mogelijke afname in doelmatigheid die daarmee gepaard gaat. Doelmatigheid
relateert in dit geval in grote mate aan de uitvoerbaarheid van de regeling en effectieve
handhaving. Eventuele maatregelen zullen ook in de Prinsjesdagbrief van 2026 aangekondigd
worden.
e. Ophoging forfaitair uurloon en beëindiging farmaciebrief
De aangekondigde ophoging van het forfaitair uurloon en de beëindiging van de farmaciebrief
per 2027 zijn in gang gezet. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de overeenkomstige
aanbevelingen uit de evaluatie (4 en 7). Een eerste gesprek met Contract Research Organisations (CROs), brancheorganisaties, RVO en het Ministerie van Economische Zaken heeft inmiddels
plaatsgevonden zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de evaluatie. Er zullen
nog een aantal individuele gesprekken plaatsvinden met bedrijven uit de farmaciesector
om een scherp beeld te kunnen schetsen van de werkzaamheden die vanaf 2027 nog wel
onder de WBSO opgevoerd kunnen worden en welke niet meer. Dit najaar zal vervolgens
een webinar georganiseerd worden. Bij het beëindigen van de farmaciebrief moeten projecten
voldoen aan de vereisten van de Wet Vermindering Afdracht loonbelasting en premie
volksverzekeringen (WVA), zoals voor alle andere WBSO-projecten al het geval is. RVO
zal tijdens het webinar toelichten wat voor voorwaarden dit zijn en wat dit betekent
voor de sector. De verhoging van het forfaitair uurloon van 29 naar 33 euro zal onderdeel
uitmaken van de Fiscale Verzamelwet 2027 en daarmee vanaf 2027 van kracht worden.
Eventuele wettelijke aanpassingen die volgen uit de geschetste verkenningen, met name
de beleidsopties uit actielijn c, zullen op zijn vroegst in 2028 doorgevoerd kunnen
worden. Zoals eerder benoemd, blijft het uitgangspunt van dit kabinet stabiel fiscaal
beleid. Tegelijkertijd is het belangrijk om de WBSO als basis van het innovatiebeleid
doeltreffend, doelmatig en uitvoerbaar te houden en daarmee toekomstbestendig. Bij
alle mogelijke aanpassingen zullen deze dimensies dan ook tegen elkaar afgewogen moeten
worden.
Tot slot
De WBSO levert een belangrijke bijdrage aan de beleidsdoelen van het innovatiebeleid,
in het bijzonder aan de 3%-doelstelling op R&D.5 De WBSO heeft een generiek karakter. Om de doelstellingen van het innovatiebeleid
en in het bijzonder de Nationale Technologiestrategie (NTS) effectief te kunnen bereiken,
is naast de WBSO een instrumentenmix nodig waarin nationale regelingen zoals de PPS-Innovatieregeling,
de MKB-Innovatieregeling Topsectoren (MIT) en de Thematische Technology Transferregeling
(TTT-regeling) ook een belangrijke rol hebben. Hierbij is een specifieke focus op
bijvoorbeeld de NTS mogelijk. Op hoe zowel de WBSO als deze specifieke instrumenten
bijdragen aan de NTS en welke stappen daarop worden gezet, in het bijzonder ook ten
aanzien van start- en scale-ups, zal ik ingaan in de brief over deze onderwerpen die
ik dit najaar aan uw Kamer zal sturen.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken