Brief regering : Fiche: ECHA-verordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4162
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa- het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: ECHA-verordening
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European
Chemicals Agency and amending Regulations (EC) No 1907/2006, (EU) No 528/2012, (EU)
No 649/2012 and (EU) 2019/1021 COM/2025/386 final
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 386
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/ALL/?uri=CELEX:52025PC0386
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet van toepassing
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel voor de verordening is de uitwerking van de Strategie voor duurzame chemische
stoffen (CSS)1 voor zover gericht op verbetering van effectiviteit, efficiëntie en consistentie
van chemische veiligheidsbeoordelingen door versterking van het bestuur van het Europees
Agentschap voor Chemische stoffen (ECHA) en het toekomstbestendig maken van de financiering
van ECHA. Het voorstel legt de bestaande en geplande verdeling vast van (nieuw) wetenschappelijk
en technisch werk tussen de EU-agentschappen. Daarnaast wordt de gemeenschappelijke
aanpak ten aanzien van agentschappen2 toegepast, waarin onder meer de wijze van organisatie van het bestuur is opgenomen.
Een groot deel van het voorstel gaat over de organisatie van ECHA en toedeling van
taken, die momenteel zijn vastgelegd in verschillende wetgevingskaders. In de REACH-verordening
is de oprichting van ECHA opgenomen alsook de organisatie van het bestuur en de onderliggende
comités en de begroting van ECHA. De bronnen van de middelen voor de uitvoering van
het chemische stoffenbeleid liggen tot dusver ook vast in de Verordening indeling,
etikettering, en verpakking van stoffen en mengsels (CLP)3, de Biocidenverordening4, de Verordening inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC)5 en de Verordening betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (POP)6. De Commissie wil de organisatie en de financiering van ECHA met het voorstel op
een plaats samenbrengen en stelt daarom voor relevante wettelijke bepalingen uit bovengenoemde
verordeningen te verplaatsen naar de voorgestelde ECHA-verordening zodat één uniforme
budgetcontributie vanuit de EU naar ECHA gaat.
Sinds de oprichting in 2007 zijn nieuwe taken vanuit verschillende wetgevingskaders
aan ECHA toebedeeld. Naast taken voortvloeiend uit hierboven genoemde wetgeving, zijn
ook taken in het kader van de Drinkwaterrichtlijn, Verordening voor grensoverschrijdende
bedreigingen van de gezondheid en de Richtlijn industriële emissies bijgekomen. Recent
zijn in het kader van «één stof, één beoordeling»7 de taken van de verschillende EU-agentschappen herschikt met het oog op meer doelmatigheid.
De wetenschappelijke comités van ECHA krijgen er taken bij op het gebied van onder
andere de Richtlijn betreffende gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
apparatuur (RoHS)8 en de verordeningen over medische hulpmiddelen9 en de nog niet gepubliceerde Speelgoedverordening. Eerder heeft ECHA de taak gekregen
grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (occupational exposure limits, OELs) vast te stellen, die met dit voorstel structureel wordt. In het voorstel wordt
daarnaast het Wetenschappelijk Comité voor Consumentenveiligheid (Scientific Committee on Consumer Safety, SCCS), belast met wetenschappelijke risicobeoordelingen van cosmetische producten,
ondergebracht bij ECHA. Het krijgt een vergelijkbare status als het Comité voor Risicobeoordeling
(RAC), het Comité voor Sociaal-Economische Analyse (SEAC) en het Biocidencomité (BPC).
De Commissie benoemt de volgende taken voor ECHA: de implementatie en borging van
EU-wetgeving en -beleid gerelateerd aan de gevaren, risico’s en veilig gebruik van
chemische stoffen, mengsels en voorwerpen en het verschaffen van wetenschappelijke
opinies, advies en onafhankelijke informatie en communicatie daarover.
Het voorstel bepaalt de samenstelling en taken van het Forum for Exchange of Information on Enforcement (FORUM), waarin handhavingsinstanties uit de lidstaten samenwerken, en aan welke voorwaarden
de leden van RAC, SEAC en het Lidstatenexpertcomité (Member State Committee, MSC) moeten voldoen. Ook wordt er in het voorstel voorwaarden voor SCCS en BPC leden
gesteld. Het voorstel introduceert de nieuwe verplichting voor elke lidstaat om minimaal
twee kandidaten voor RAC en twee kandidaten voor SEAC te nomineren.
In het voorstel wordt ECHA belast om eventuele verschillen tussen de opinies van verschillende
agentschappen vast te stellen en een overleg te organiseren om tot een eensluidende
opinie te komen. Wanneer een verschil van mening blijft bestaan, dient een gezamenlijk
rapport te worden gemaakt waarin de relevante onzekerheden in de gegevens en de onderliggende
redenen voor de uiteenlopende opinies, waaronder ook de methodologische verschillen,
zijn opgenomen.
b) Impact assessment Commissie
In 2018 is op basis van een evaluatie door de Commissie vastgesteld dat ECHA alle
toegewezen taken effectief uitvoert, maar dat de kosten lager en de processen sneller
kunnen. In het kader van verschillende wetgevingsvoorstellen heeft de Commissie impact
assessments uitgevoerd waarin ook is ingegaan op de organisatie en taken van ECHA,
onder andere bij de herzieningen van de CLP-verordening en de Speelgoedverordening10. Ook is in de uitgebreide impact assessment van de voorstellen over «één stof, één
beoordeling» gekeken naar de toedeling van taken aan de agentschappen. Er is daarom
geen afzonderlijk impact assessment gemaakt specifiek ter voorbereiding op het onderhavige
Commissievoorstel. Het kabinet is van mening dat de impact assessments die in het
verleden zijn uitgevoerd genoeg informatie bevatten om de verordening op te baseren.
Een afzonderlijk impact assessment, al dan niet op nationale schaal, acht het kabinet
daarom niet noodzakelijk. Veel van de aanbevelingen uit deze evaluaties zijn al uitgevoerd,
met name wat betreft het functioneren van de wetenschappelijke comités RAC en SEAC.
De noodzakelijke wijzigingen in de structuur en capaciteit van deze comités, die in
de evaluaties worden aanbevolen, kunnen echter alleen via het huidige voorstel worden
doorgevoerd.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet streeft naar een hoog beschermingsniveau van mens en milieu, en het goed
functioneren van de interne markt. Het concurrentie- en innovatievermogen van de Nederlandse
en Europese industrie speelt hierbij een belangrijke rol. De ontwikkeling van schone,
duurzame en veilige stoffen en materialen wordt gestimuleerd zonder afbreuk te doen
aan de veiligheid voor mens en milieu. Het kabinet investeert in deelname aan de comités
en technische werkgroepen onder ECHA en andere agentschappen en vindt het belangrijk
dat de veiligheid van chemische stoffen gedegen worden beoordeeld.
Het kabinet hecht sterk aan het terugdringen van producttekorten in de medische sector,
van verschraling van het aanbod en aan het in de hand houden van de zorguitgaven.
De voorgestelde regelgeving zal hier naar verwachting geen negatief effect op hebben.
Mocht dit anders blijken, dan zet het kabinet in op een zorgvuldige afweging met de
belangen van de patiënt en de zorg.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat over het algemeen positief tegenover het voorstel voor een verordening
betreffende ECHA. Het kabinet is voorstander van een duidelijke, rationele en doelmatige
toedeling van taken aan de verschillende agentschappen van de Commissie aangezien
dit bijdraagt aan zowel het verminderen van de administratieve lasten en bestuurskosten
als het tempo en de kwaliteit van de beoordeling van chemische stoffen, en daarmee
het veilig gebruik van chemische stoffen. Dit Commissievoorstel en de daarmee samenhangende
reorganisatie van ECHA zullen bijdragen aan een efficiënte uitvoering en er mede voor
zorgen dat de verschillende wetenschappelijke comités op juiste en consistente wijze
opereren.
Het voorstel zorgt tevens voor een toekomstbestendige financieringsstructuur voor
ECHA. Het kabinet acht die van groot belang om de adequate uitvoering van de EU-chemicaliënregelgeving
te kunnen verzekeren. Het voorstel zorgt ervoor dat de organisatie en budgettering
van ECHA op één centrale plek zijn vastgelegd, wat bijdraagt aan continuïteit en heldere
verantwoording.
Het kabinet herkent de zorgen over de afdoende bemensing van de wetenschappelijke
comités RAC en SEAC. De verplichting komt erop neer voor elk lidstaat minimaal twee
kandidaten voor RAC en twee kandidaten voor SEAC te nomineren met de vrijwillige toevoeging
van twee aanvullende experts per comité. Een uitbreiding van onafhankelijke experts
zou de capaciteit verder op peil kunnen brengen. Het kabinet erkent dat de kennis
en vaardigheden van de experts varieert. Het kabinet wil daarom met de Commissie en
de lidstaten bezien hoe experts beter ondersteund kunnen worden voorafgaand aan en
tijdens hun lidmaatschap van deze comités. In het voorstel kan de participatie van
experts uit EFTA- en EEA-landen niet worden geregeld, maar het is van belang te zorgen
dat deze landen een overeenkomstige bijdrage kunnen leveren aan de comités.
Het kabinet ondersteunt dat het RAC de formele taak krijgt om de wetenschappelijke
beoordeling te gaan doen voor de Richtlijn chemische agentia (CAD),11 de Richtlijn carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia (CMRD)12 en de Richtlijn Asbest op het werk.13
Het kabinet vindt het positief dat voorgesteld wordt om het SCCS onder te brengen
bij ECHA, wat zal bijdragen aan geharmoniseerde veiligheidsbeoordelingen en waardevolle
uitwisseling van kennis en expertise tussen de wetenschappelijke comités en werkgroepen.
Het kabinet vindt dat de toegepaste risicobeoordelingsmethodes van SCCS en RAC op
elkaar dienen te worden afgestemd, en zal zich ervoor inzetten dit vast te leggen
in de verordening.
Het kabinet stelt voor om in aanvulling op het huidige voorstel de mogelijkheid op
te nemen om het SEAC om advies te vragen voor de afweging in Artikel 15, tweede lid,
onder b uit de Cosmeticaverordening.14 Dit criterium voor de toelating van kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische
stoffen (CMR) heeft veel raakvlak met de autorisatie criteria uit Annex XIV van REACH
en de beoordeling van CMR-stoffen waar onder de Biocidenverordening een uitzondering
voor wordt overwogen. Er is op dit moment geen autoriteit toegewezen om deze afweging
te maken. Het zou gaan om een beperkt aantal beoordelingen, tot maximaal vijf per
jaar. Dit is in lijn met het huidige voorstel om de mogelijkheid te creëren om SEAC
om advies te vragen binnen de Biocidenverordening.
Het kabinet is van mening dat RAC- en SEAC-leden, die functioneren zonder last of
ruggenspraak, niet kunnen worden belast met het coördineren van het werk van ECHA
en competente autoriteiten. Daarom meent het kabinet dat het nuttig zou zijn de noodzakelijke
competenties en de wijze van benoeming van leden van RAC, SEAC en MSC op te nemen.
In het kader van «één stof, één beoordeling» is van belang dat de agentschappen voor
hetzelfde doel op dezelfde wijze beoordelen en daarvoor uniforme methodieken hanteren.
Afwijking is slechts mogelijk indien er sprake is van factoren die dit rechtvaardigen.
Het is daarom des te meer van belang dat mogelijke afwijkende opinies worden voorkomen.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten om dit te verduidelijken in het voorstel.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meningen van de lidstaten over dit voorstel zijn over het algemeen positief. Zij
erkennen dat ECHA zich moet aanpassen aan de ontwikkelingen in het EU-chemicaliënbeleid
en de doelstellingen van de CSS. Enkele lidstaten maken zich echter zorgen of zij
in staat zijn genoeg te kunnen voldoen aan de gestelde noodzakelijke expertise. De
positie van het Europees Parlement (hierna: EP) is vooralsnog niet bekend. Bespreking
zal binnen het EP plaatsvinden in de Milieucommissie, met als rapporteur Dimitris
Tsiodras (EPP, Griekenland).
3. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 114 VWEU. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid tot
het vaststellen van maatregelen op het terrein van de instelling en de werking van
de interne markt. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein
van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
op grond van artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
centraliseert de organisatie en financiering van ECHA met als doel de effectiviteit,
efficiëntie en consistentie van chemische veiligheidsbeoordelingen te verbeteren en
de financiering van ECHA toekomstbestendig te maken. Gezien het feit dat ECHA veiligheidsbeoordelingen
uitvoert op EU-niveau, die voortvloeien uit diverse verordeningen en richtlijnen,
kan dit niet door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt.
Daarom is een EU-aanpak nodig. Daarnaast zijn de voorstellen gericht op verdere harmonisatie
tussen de verschillende wetgevingskaders, en hiervoor acht de Commissie het noodzakelijk
om bepaalde taken toe te delen aan ECHA. De herverdeling van taken van Europese agentschappen
kan enkel op EU-niveau plaatsvinden. Om deze redenen is optreden op het niveau van
de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit is positief. De voorgestelde
wetgeving heeft tot doel de effectiviteit, efficiëntie en consistentie van chemische
veiligheidsbeoordelingen te verbeteren en de financiering van ECHA toekomstbestendig
te maken. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstellingen te bereiken,
omdat die reeds aan ECHA toebedeelde taken wettelijk vastleggen en de organisatie
van het agentschap versterken. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder
dan noodzakelijk, omdat het gaat om de invulling van de organisatie van ECHA en minimale
deelname van lidstaten, en overige nationale werkzaamheden in het kader van chemische
veiligheidsbeoordelingen aan de lidstaten wordt overgelaten.
4. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Tot dusver waren de middelen afkomstig van drie gescheiden budgetten te weten REACH
en CLP, de Biocidenverordening en de overige milieuwetgeving, waarover afzonderlijk
verantwoording moet worden afgelegd. Dit belemmert een flexibele capaciteitsinzet
en veroorzaakt veel rapportage-inspanningen. Met het voorstel worden deze budgetten
samengebracht en opgehoogd met het bedrag dat nodig is voor de werkzaamheden van de
SCCS en werkzaamheden in het kader van de Verordening inzake ernstige grensoverschrijdende
gezondheidsbedreigingen (SCBHT). De financiële consequenties voor de EU-begroting
bedragen daarmee naar verwachting € 577.000 over 2027 en € 2.956.000 vanaf 2028, waarin
tevens inbegrepen een bijdrage van EFTA-landen. Het kabinet is van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Ook wil het kabinet niet vooruitlopen op de integrale afweging
van middelen na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet verwacht dat het Commissievoorstel geen consequenties heeft voor de rijksoverheid
en/of medeoverheden. Eventuele budgettaire gevolgen voor de rijksoverheid worden ingepast
op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van
de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Verwacht wordt dat het voorstel leidt tot verhoogde efficiëntie, consistentie en transparantie
voor het bedrijfsleven en de burger. Dat kan een positief effect hebben op de ervaren
regeldruk. Bovendien kan het leiden tot kostenbesparingen bij het bedrijfsleven, omdat
zij zich voor bepaalde chemicaliën niet meer tot verschillende organen/agentschappen
hoeven te richten. Er kan geen inschatting worden gegeven van de ordegrootte van deze
kostenbesparingen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het kabinet verwacht dat de efficiënte inrichting en financiering van ECHA tot gevolg
zal hebben dat de hoeveelheid aan beoordeelde stoffen groter zal worden. Hierdoor
krijgen bedrijven meer zekerheid zodat de aansprakelijkheidsrisico’s die voortvloeien
uit import, productie en gebruik van deze stoffen sneller zullen verminderen. Dit
is in enige mate gunstig voor de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven,
maar het effect is beperkt.
Over het algemeen zullen beoordelingen van stoffen het eerst plaatsvinden in de EU.
Hierbij zal de EU over het algemeen vaak trendsettend zijn in de wereld. Overigens
is dit effect sterker naarmate de EU een groter aandeel heeft in de wereldwijde productie.
Het kabinet verwacht geen negatieve consequenties voor derde landen. Wel kunnen overheden
overal ter wereld gebruik maken van de groeiende kennis die vanuit ECHA beschikbaar
gesteld zal worden.
5. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat een bevoegdheid voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast
te stellen in artikel 29 lid 6. Dit betreft de bevoegdheid om de voorwaarden voor
de financiële reserves zoals opgenomen in artikel 29 lid 5, aan te passen. Het toekennen
van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk omdat delegatie
de flexibiliteit geeft om de voorwaarden voor het aanhouden van financiële reserves
te herzien als daar aanleiding toe is. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier
voor de hand omdat het gaat om de wijziging van de verordening.
Artikel 46 bakent de gedelegeerde bevoegdheid procedureel af overeenkomstig de afspraken
uit het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de
Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven. De gedelegeerde bevoegdheid
geldt voor een periode van vijf jaar, met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging,
waardoor de bevoegdheidsdelegatie naar behoren kan worden geëvalueerd.
Het voorstel bevat bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast te
stellen in artikelen 20 lid 5 en 25 lid 4. Artikel 20 lid 5 betreft de bevoegdheid
de nodige kwalificaties voor leden van de Kamer van Beroep vast te stellen. Artikel
25 lid 4 betreft de bevoegdheid om de procedures van de Kamer van Beroep en haar register
vast te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk omdat het geen essentiële
onderdelen van de verordening betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet
wenselijk omdat het de nodige flexibiliteit en snelheid biedt voor aanpassing aan
ontwikkelingen. De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de
hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden.
De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld
in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is volgens het
kabinet op zijn plaats omdat het gaat om uitvoeringshandelingen van algemene strekking.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde datum van inwerkingtreding is de twintigste dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening wordt één jaar na
inwerkingtreding van toepassing. Voor de artikelen 29, leden 5 en 6, 49, lid 3, 50
en 51 geldt dat die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028. Het kabinet acht deze
termijnen haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel voorziet in een evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van de verordening,
en elk vijf jaar daaropvolgend, waarin de prestaties van ECHA worden geëvalueerd met
betrekking tot haar doelstellingen, taken en bestuur. Het kabinet oordeelt positief
over de (termijn van de) evaluatie.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
6. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het kabinet verwacht in principe geen implicaties voor uitvoering en handhaving. Het
gaat om bestaande taken die ofwel al zijn herverdeeld ofwel worden herverdeeld met
het voorstel, zonder gevolgen voor uitvoering en handhaving. Het voorstel geeft wel
de ruimte om de taken van het Forum uit te breiden onder sectorale wetgeving. Indien
dat gebeurt, dan kan dat mogelijke implicaties voor de capaciteit van ILT, gericht
op het Forum, hebben.
7. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken