Brief regering : Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4147
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa – het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL establishing
the conditions for the implementation of the Union support to the Common Agriculture
Policy for the period from 2028 to 2034
b) Datum ontvangst Commissiedocument
16 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 560 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2025%3A560%3A…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet van toepassing
f) Behandelingstraject Raad
Raad Landbouw en Visserij
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)
h) Rechtsbasis
Artikel 43, tweede lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Algemeen: het nieuwe GLB in een gewijzigde fondsenstructuur
Op 16 juli 2025 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel gepresenteerd
voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (hierna: GLB) voor de periode 2028–2034.
Dit GLB-voorstel is onderdeel van het pakket aan voorstellen voor het Meerjarig Financieel
Kader (hierna: MFK), waaronder ook het «voorstel voor een verordening tot oprichting
van een geïntegreerd fonds voor economische, sociale en territoriale cohesie, landbouw,
plattelandsontwikkeling, visserij en maritiem beleid, welvaart en veiligheid voor
de periode 2028–2034» (hierna: NRPP) en het voorstel «establishing a budget expenditure tracking and performance framework and other horizontal
rules for the Union programmes and activities» (hierna performance framework) vallen. Over deze andere voorstellen wordt de Kamer separaat geïnformeerd middels
BNC-fiches. Vanwege de vele kruisverbanden tussen het GLB-voorstel en de andere wetsvoorstellen,
met name het NRPP-wetsvoorstel, zal dit pakket aan BNC-fiches tijdens de onderhandelingen in samenhang
bezien moeten worden.
Algemeen: Het GLB als onderdeel van het NRPP
In de nieuw voorgestelde MFK-structuur1 stellen lidstaten een overkoepelend NRP-plan op, waarbinnen interventies2 uit de GLB-«toolbox»3 moeten worden uitgewerkt. De Commissie stelt voor om een deel van de GLB-toolbox-instrumenten
in het NRPP-voorstel te beschermen met een minimum gegarandeerd budget. Voor het GLB
zijn veel artikelen uit het NRPP-voorstel ook direct van belang. Er staan bijvoorbeeld
definities in die relevant zijn voor het inzetten van de GLB-toolbox. Daarnaast zijn
ook de regels voor het plannen, de uitvoering, het uitbetalen en het verantwoorden
van het GLB-deel van het NRP-plan opgenomen in het NRPP-voorstel.
De nieuwe prestatiegerichte sturings- en verantwoordingsfilosofie wordt ingericht
door de Performance framework-Verordening4 en de NRPP-Verordening. Het GLB moet blijven bijdragen aan de doelen die zijn opgesteld
op Europees niveau. Lidstaten hebben hierbij meer ruimte om zelf te bepalen hoe het
budget verdeeld wordt over interventies en om GLB-interventies aan te passen aan de
lokale situatie. De specifieke beleidsprioriteiten die de Commissie noemt voor het
GLB dragen allemaal bij aan het overkoepelende Uniedoel: het behoud van de kwaliteit
van leven in de Europese Unie.5 Het GLB moet bijdragen aan een concurrerende en weerbare agrarische sector door het
stimuleren van hoge kwaliteit productie en efficiënt gebruik van (natuurlijke)hulpbronnen.
Tegelijk moet het generatievernieuwing en daarmee voedselzekerheid voor de lange termijn
garanderen. Het NRP-plan inclusief GLB-interventies zal door de Commissie worden getoetst
aan bovengenoemde doelstellingen en aan de andere voorwaarden vanuit de NRPP-verordening.
De agrarische sector kan volgens de Commissie baat hebben van de opname in de NRPP-structuur
omdat er synergie gezocht kan worden met investeringen in diensten, infrastructuur,
bio-economie, onderzoek en innovatie, vaardigheden, biodiversiteit- en conservatieprogramma’s
en energie- en klimaatinitiatieven via andere fondsen uit het MFK.
Algemeen: de GLB-interventies
De huidige beschikbare instrumenten blijven grotendeels bestaan in de nieuwe voorstellen.
Daarnaast is er een beperkte uitbreiding van instrumenten of de mogelijkheden hiervan.
De Commissie maakt onderscheid tussen interventies uit de GLB-toolbox die wel of niet
binnen het beschermde minimale budget vallen voor het GLB en Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB) (oormerking)6. De GLB-interventies die binnen de oormerking vallen zijn: degressieve grondgebonden
inkomenssteun (de huidige basisbetaling), gekoppelde inkomenssteun, gewasspecifieke
steun voor katoen, steun voor boeren in gebieden met natuurlijke en gebiedsspecifieke
beperkingen, steun voor boeren in gebieden met beperkingen voortvloeiend uit wettelijke
verplichtingen, agromilieu- en klimaatacties, betalingen voor kleine boeren, ondersteuning
voor risicobeheersinstrumenten, investeringssteun voor boeren en bosbouwers, vestigingssteun
voor jonge landbouwers, nieuwe landbouwers, plattelandsbedrijven en kleine landbouwbedrijven,
steun voor betere werkomstandigheden voor de boer («Farm relief services») en sectorale interventies. Het Commissievoorstel verplicht lidstaten bovengenoemde
interventies open te stellen (met uitzondering van steun voor boeren in gebieden met
beperkingen voortvloeiend uit wettelijke verplichtingen).
In het voorstel vallen de onderstaande GLB-interventies niet binnen de beschermde
oormerking. Lidstaten moeten deze interventies financieren uit de «niet-gealloceerde
middelen» binnen het NRPP-fonds. Ook hier maakt de Commissie vervolgens onderscheid
tussen interventies die wel of niet verplicht moeten worden opengesteld. Verplicht
zijn LEADER (Samenwerking voor Plattelandsontwikkeling), steun voor kennisdeling en
innovatie in landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden (EIP, Europees Innovatie Partnerschappen
en AKIS, Agrarisch Kennis- en Innovatiesysteem) en de schoolregeling (voor schoolfruit,
-groenten en -melk). Daarnaast zijn er de niet-verplichte interventies voor regionale
of lokale samenwerkingen, en crisisbetalingen voor boeren (bij natuurrampen, catastrofes
of bestrijding dier-/plantenziektes).
Wat betreft nationale cofinanciering verschillen de regels per GLB-interventie. Nationale
cofinanciering is verboden voor de degressieve grondgebonden inkomenssteun, gekoppelde
inkomenssteun, gewasspecifieke steun voor katoen en betalingen voor kleine boeren.
Voor alle overige GLB-interventies (inclusief de middelen voor het GVB, zie het GVB-fiche
en het NRPP-fiche) stelt de Commissie verplichte nationale cofinanciering voor van
minimaal 30% en mogelijk tot 60%, waarbij de NRPP-verordening de specifieke verschillende
minimum- en maximumbedragen per interventie, eventuele uitzonderingen en verschillen
tussen lidstaten behandelt.7
Versterken van het concurrentievermogen en boereninkomen
Inkomenssteun voor boeren blijft in het GLB-voorstel een centraal beleidsinstrument
voor billijke inkomens en duurzame landbouw en voedselproductie. De Commissie stelt
voor, conform haar Visie op Landbouw en Voedsel,8 inkomenssteun meer te richten op boeren die deze steun het meest nodig hebben. Volgens
de Commissie zijn dit jonge en nieuwe landbouwers, vrouwen, familie en kleine bedrijven,
gemengde bedrijven, boeren die opereren in gebieden met natuurlijke beperkingen of
beperkingen voortvloeiend uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast stelt de Commissie
nieuwe regels voor met betrekking tot plafonnering van de degressieve basisinkomenssteun.
Lidstaten moeten inkomenssteun richten op landbouwers die actief bijdragen aan voedselzekerheid
en zich daarbij beperken tot agrariërs wier primaire activiteit landbouw is. Tegelijk
moeten lidstaten verzekeren dat kleine boeren met multifunctionele landbouwbedrijven
niet buitengesloten worden.
Aantrekkelijkheid van de sector vergroten en meer aandacht voor generatievernieuwing
Ten aanzien van generatievernieuwing moeten lidstaten binnen het NRP-Plan een strategie
voor generatievernieuwing opstellen en een omvattend «starterspakket» voor jonge landbouwers
aanbieden. Hierin zitten onder meer interventies voor bedrijfsstart of bedrijfsovername
(vestigingssteun, samenwerkingssteun) en investeringssteun. Verder stelt de Commissie
in het kader van generatievernieuwing voor om basisinkomenssteun aan pensioengerechtigde
boeren uit te faseren voor 2032.
Beter belonen van publieke diensten en de bijdrage van het GLB aan natuur, milieu
en klimaat
De Commissie streeft ernaar een betere balans te bereiken tussen «voorwaarden stellen»
en «stimuleren». Mede daarom moeten lidstaten GLB-steun via de NRP-plannen richten
op de Europese GLB-prioriteiten die de Commissie essentieel acht voor de lange termijn
duurzaamheid van de landbouw. Zo moet het GLB na 2027 ook bijdragen aan de omschakeling
naar duurzame productiemethoden, klimaatneutraliteit in 2050, het beter belonen van
bovenwettelijke prestaties en daarmee publieke diensten voor natuur en milieu.
De Commissie stelt voorwaarden via het systeem voor goede landbouwpraktijken (Farm stewardship). De Commissie maakt hierbij een directe koppeling met het «Do No Significant Harm»-principe. Dit houdt volgens de Commissie in dat agrariërs zorgdragen voor het
borgen van minimale milieu- en sociale voorwaarden en het uitvoeren van beschermende
praktijken door lidstaten, zoals het beschermen van bodems en rivierlopen tegen vervuiling.
Het niet-naleven van deze voorwaarden kan gevolgen hebben voor de hoogte van de betaling
uit een aantal interventies. Lidstaten krijgen onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid
deze beschermende praktijken aan te passen aan de specifieke geografische en klimatologische
omstandigheden en productiesystemen door het instellen van specifieke uitzonderingen.
Daarnaast komen er vrijwillige stimulerende regelingen getiteld «agromilieu en klimaatacties»
die bijdragen aan het milieu, klimaat, diergezondheid en dierenwelzijn en de transitie
naar veerkrachtige productiesystemen. Hierin worden de huidige GLB-interventie «eco-regelingen»
en «agromilieu- en klimaatverbintenissen» (in Nederland het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer
(ANLb)) samen gevoegd. De nieuw voorgestelde systematiek stelt cofinanciering verplicht
en geeft lidstaten meer flexibiliteit om interventies uit te betalen over meerdere
jaren, voorbij de looptijd van de GLB-periode. Ook biedt het voorstel nieuwe mogelijkheden
voor een interventie gericht op boeren die zich richten op meer duurzame en veerkrachtige
landbouwsystemen in de vorm van lumpsum betalingen, die volgens de Commissie zorgen
voor vereenvoudiging voor zowel begunstigden als uitvoerende overheidsdiensten.
Verder biedt de Commissie mogelijkheden om GLB-steun te richten op prioritaire gebieden.
Zo is het mogelijk om steun te bieden voor het boeren in gebieden met natuurlijke
of andere gebiedsspecifieke beperkingen en steun voor boeren in gebieden met beperkingen
voortvloeiend uit wettelijke verplichtingen zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)
en de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Tot slot bevat het voorstel ook een verplichting voor lidstaten met nitraatvervuilingsproblemen
om steun te bieden aan boeren voor extensivering van veehouderijsystemen of diversificatie
van landbouwactiviteiten.
Weerbaarheid versterken en nieuwe crisisinterventies
De Commissie benoemt de noodzaak van proactief risicobeheer om zo de weerbaarheid
van de sector te versterken, met positieve stimulansen voor boeren die preventieve
risicobeheersmaatregelen nemen. Het Commissievoorstel wijst op het belang van nationale
strategieën voor het versterken van de lange termijn weerbaarheid op boerderijniveau
en risicobeheer via het coherent gebruik van een goede mix van GLB- en nationale instrumenten.
De Commissie verplicht een lidstaat om een GLB-risicomanagement instrument in het NRPP op te nemen, tenzij in het NRPP wordt aangetoond
dat de lidstaat een nationaal instrument inzet.
Steun voor investeringen
Ook bevat het voorstel verplichte investeringssteun (zowel productieve als niet-productieve
investeringen) voor onder andere landbouwers en bosbouwers, zoals steun voor infrastructuurontwikkeling,
aanpassing aan klimaatverandering (klimaatadaptatie), energiezuinigheid, waterweerbaarheid
en waterkwaliteit, precisielandbouw, en diversificatie van boereninkomen via agro-toerisme
en de bio-economie.
Verbeteren van de werkomstandigheden van boeren
In het voorstel stelt de Commissie een nieuwe interventie voor gericht op het verbeteren
van het welzijn van boeren. Via «Farm Relief Services» (landbouwvervangingsdiensten) kan bijvoorbeeld vervanging tijdens ziekte, zwangerschap
of bij deelname aan trainingen gesteund worden. Verder bevat het systeem voor goede
landbouwpraktijken (Farm Stewardship System) ook voorwaarden voor sociale duurzaamheid in de landbouw. Het GLB kan zo volgens
de Commissie bijdragen aan sociale, veilige en gezonde werkomstandigheden.
Steun voor kennis en innovatie
De GLB-interventies voor kennisuitwisseling en innovatie zijn in de praktijk met name
bekend door de regelingen voor samenwerken aan innovatie (Europese Innovatie Partnerschappen,
EIP), zoals kennisvouchers, praktijkleernetwerken, demobedrijven, bedrijfsadviesdiensten
en het AKIS (Agrarisch Kennis- en Innovatiesysteem). Deze interventies moeten volgens
het voorstel verplicht worden ondersteund en zijn bedoeld om de toegang tot kennis
te verbeteren en innovatie te versnellen, met als uiteindelijke doel het versterken
van het concurrentievermogen, de toekomstbestendigheid en de veerkracht van de landbouw
en het landelijk gebied.
Administratieve lasten verminderen en datasystemen
Om het GLB te vereenvoudigen en administratieve lasten te verlagen geeft de Commissie
meer mogelijkheden voor lumpsum-betalingen, bijvoorbeeld voor kleine boeren en voor
het omschakelen naar duurzamere of biologische vormen van landbouw. Daarnaast stelt
de Commissie voor om de interoperabiliteit van datasystemen en publiek beschikbare
agrarische informatiesystemen op nationaal niveau te verbeteren. Op deze manier beoogt
de Commissie het aantal controles en de administratielasten voor boeren te verlagen
en waardevolle data uit de waardeketen te verzamelen.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft een impact assessment uitgevoerd waarin verschillende opties zijn
geëvalueerd voor de positie van het GLB in het NRPP. In het NRPP-fiche wordt hier
een toelichting op gegeven.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Kamerbrief van 28 maart 20259 over de Nederlandse inzet voor het volgend MFK en de Kamerbrief met kabinetsappreciatie
van de MFK-voorstellen van de Commissie voor het volgend MFK zijn de basis voor de
Nederlandse onderhandelingspositie en leidend t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende
MFK-voorstellen. De overkoepelende Nederlandse inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd
en financieel houdbaar MFK waarbij de focus gelegd dient te worden op strategische
prioriteiten. In het licht van huidige geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar
Europa van groot belang voor onze veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het
nieuwe MFK en eigenmiddelenbesluit komen bovendien in een tijd waarin veel lidstaten
te maken hebben met budgettaire uitdagingen door hoge schulden en oplopende tekorten.
Door de grote toekomstige uitdagingen en budgettaire situatie van lidstaten is het
kabinet van mening dat de EU in het MFK scherp moet herprioriteren en kritisch moet
kijken naar de besteding van Europese publieke middelen.
Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste EU-toegevoegde
waarde zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken
van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek
en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en
defensie. Het kabinet zal daarnaast ook aandacht hebben voor de voedselzekerheid en
het belang daarvan voor de weerbaarheid van de EU.
Het kabinet zet daarom in op een toekomstgerichte, innovatieve landbouw en visserij
en een gezonde natuur, met blijvende aandacht voor toekomstperspectief, verdienvermogen,
voedselzekerheid en innovatie binnen de draagkracht van de aarde. Efficiënte en innovatieve
voedselproductie (inclusief visserij) draagt bij aan voedselzekerheid, hetgeen het
kabinet als elementaire maatschappelijke voorziening wil borgen. Voor een weerbare
samenleving en open strategische autonomie is voedselzekerheid van cruciaal belang.
Actuele ontwikkelingen, zoals toenemende internationale spanningen, veranderingen
in het klimaat en het milieu waardoor ook het risico op uitbraken van infectieziekten
met pandemisch potentieel toeneemt, vragen onverminderd om een ondersteuning van de
landbouw, als sterkste verzekering voor voldoende voedsel van eigen bodem. Boeren
moeten ook op langere termijn voedsel kunnen produceren en hiermee een inkomen kunnen
verwerven. En het GLB kan hiervoor ondersteuning bieden. Dit kan door het versterken
van de economische weerbaarheid, door naast een zekere basisbetaling in te zetten
op onder andere innovatie en kennisdeling, stimulering voor de inzet voor ecosysteemdiensten
via de ecoregeling en het ANLb en door het versterken van de positie in de keten door
steun aan operationele programma’s van producentenorganisaties. De stimulering is
daarbij gericht op de actieve boerenondernemers die individueel en samen bewust met
hun vak bezig zijn en zich aanpassen aan veranderende omstandigheden. Het kabinet
zet daarbij in op goed op elkaar afgestemde regelingen voor de basisbetaling, de ecoregeling
en het ANLb.
Afhankelijk van de beschikbare systematiek en mogelijke regelingen streeft het kabinet
naar een evenwichtige inzet op alle GLB-doelen met behoud van het gelijke Europese
speelveld. Daarbij krijgt de inkomenspositie van boeren bijzondere aandacht, onder
meer door middel van een goede beloning voor het leveren van ecosysteemdiensten en
de inzet op een goed concurrentievermogen. Het GLB helpt daarbij bij het behalen van
(inter)nationale verplichtingen rond bijvoorbeeld natuur, water en klimaat. Het GLB
kan daardoor actief bijdragen aan de huidige uitdagingen. Ook het stimuleren van de
klimaatadaptatie zal in het GLB weer aandacht krijgen. Daarnaast hecht het kabinet
aan de doelen voor generatievernieuwing, kennis en innovatie, een leefbaar platteland,
en dierenwelzijn. Hiervoor geldt dat op deze domeinen het Nederlandse beleid goed
moet aansluiten op het Europees beleid. Belangrijk voor het geheel is de balans tussen
ambitie, uitvoerbaarheid, realisatie, administratieve lasten en goede samenwerking
met medeoverheden en andere betrokkenen bij het huidige GLB.
a) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Algemeen: de GLB-toolbox
Het kabinet is in algemene zin positief over het grotendeels handhaven- en verbeteren
van de GLB-toolbox. De instrumenten in deze toolbox bieden kansen om bij te dragen
aan de uitdagingen in Nederland en steun te bieden aan de landbouwsector, het landelijk
gebied en de natuur. Hierdoor is het mogelijk toekomstgerichte boeren te ondersteunen
en te investeren voor de lange termijn in een innovatieve, productieve en weerbare
landbouwsector die opereert binnen de grenzen van de leefomgeving. Daarbij onderzoekt
het kabinet hoe de nationale ambitie voor doelsturing kan aansluiten bij het voorstel
voor het GLB. Ook ondersteunt het kabinet het streven om GLB-interventies beter toe
te spitsen op de nationale specifieke geografische, klimatologische en agronomische
situatie, rekening houdend met de diversiteit van de landbouw. Het kabinet staat ook
positief tegenover de aandacht voor voedselzekerheid en voor het versterken van de
lange termijn weerbaarheid van de sector met proactieve maatregelen en langjarige
en financiële zekerheid uit de GLB-toolbox. Verder kijkt het kabinet ten algemene
kritisch naar welke interventies verplicht zouden moeten worden opengesteld. Er moet
Europees geborgd worden dat (grensoverschrijdende) doelen bijvoorbeeld rond water
of natuur gehaald worden, maar het zou aan de lidstaat moeten zijn om ervoor te kiezen
met welke interventies uit de GLB-toolbox dat het beste zou kunnen.10 Daarnaast kan het verplichte openstellen van bepaalde interventies uit de GLB-toolbox
leiden tot hoge uitvoeringskosten per regeling als het budget voor openstelling niet
afdoende is. Ook past deze verplichting niet bij het streven naar meer subsidiariteit
voor de lidstaten, zodat zij zelf de beste mix van GLB-interventies kunnen maken om
hiermee nationale, regionale en lokale uitdagingen op te lossen.
Ten algemene zal het kabinet tijdens de onderhandelingen over het nieuwe GLB aandacht
geven aan de marktoriëntatie van het GLB en het gelijke speelveld ten aanzien van
de interne markt en grensoverschrijdende uitdagingen.11 Aanvullend zijn vereenvoudiging, vermindering van administratieve lasten en de algemene
uitvoerbaarheid voor het kabinet belangrijk. Ook zet het kabinet in op de mogelijkheid
publieke diensten beter te belonen, op innovatie en op de lange termijn weerbaarheid.
Met deze inzet wil het kabinet bereiken dat het nieuwe GLB in de NRPP-structuur na 2027 maximaal kan bijdragen aan de maatschappelijke doelen en opgaven
in de agrarische sector, het landelijk gebied en de natuur.
Het kabinet is van mening dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het
MFK voor landbouw- en visserijbeleid in verhouding moeten staan tot de beoogde doelen
en eisen die aan de lidstaten worden gesteld. Daarnaast zal het kabinet tijdens de
MFK-onderhandelingen nadrukkelijk oog hebben voor de netto-betalingspositie in den
brede en daarbij de effecten op de inkomenspositie voor boeren specifiek meewegen.
Algemeen: het nieuwe GLB en de gewijzigde fondsstructuur
Met de introductie in 2023 van het nieuwe prestatiemodel («New Delivery Model») en
de GLB-Nationaal Strategisch Plannen is recent al een beweging gemaakt richting een
meer doelgericht GLB. Het kabinet heeft in de EU steeds het belang benadrukt van stabiliteit
van beleid en gepleit voor het behouden van deze nieuwe systematiek aangezien deze
pas net in werking is getreden. Het kabinet heeft daarbij het belang benadrukt van
het verbeteren van de prestatiegerichtheid van het GLB via de bestaande GLB-toolbox
en van het verder ontwikkelen van het nieuwe prestatiemodel. Het kabinet zal zich
bij de onderhandelingen dan ook ervoor inzetten dat het NRPP rekening houdt met de
opgedane kennis en expertise, bij de Commissie alsook bij de lidstaten, over het prestatiegerichte
uitvoeringsmodel voor het GLB, dat in de huidige programmaperiode 2023–2027 al wordt
toegepast.
Het kabinet is positief over het streven van de Commissie om lidstaten meer ruimte
te geven om de GLB-instrumentenmix («Toolbox») en NRP-plannen zelf in te richten.
Wel vraagt het kabinet zich af of de nieuwe structuur daadwerkelijk leidt tot meer
flexibiliteit tijdens de uitvoering, aangezien er mogelijk minder wijzigingen mogelijk
zijn in het NRP-plan waarbinnen het GLB valt, in vergelijking met het huidige GLB.
Benodigde aanpassingen in de uitvoeringsperiode van de huidige (NSP-)periode laat
zien dat flexibiliteit essentieel is voor een gepaste uitvoering. Het kabinet zal
dan ook aandacht vragen voor de uitvoerbaarheid.
Versterken van het concurrentievermogen en boereninkomen
Het kabinet onderschrijft het belang dat de Commissie hecht aan het versterken van
het agrarisch concurrentievermogen. Daarnaast heeft het kabinet altijd gepleit voor
een marktgericht GLB en het zal erop blijven letten dat het GLB voldoende bijdraagt
aan het ondersteunen van voedselproductie, van hoge kwaliteit, actieve boeren en beter
concurrerende beloningen voor publieke diensten die onvoldoende door de markt worden
beloond. Daarnaast staat het kabinet in het algemeen kritisch tegenover het handhaven
en verruimen van de huidige mogelijkheden voor marktverstorende gekoppelde steun,
door subsidie op productie mogelijk te houden.
Het kabinet is niet positief over de verplichting om gekoppelde steun toe te passen
en vindt flexibiliteit voor lidstaten bij het toepassen van zulke instrumenten belangrijk.
Nederland maakt hier in het huidige GLB geen gebruik van. Het kabinet zal zich daarom
inzetten voor afbouw en maximering daarvan, met een uitzondering voor inzet die ten
goede komt aan publieke goederen zoals waterkwaliteit, dierenwelzijn of klimaatdoelen.
Ten aanzien van eiwitgewassen gelden ook de marktverstorende effecten van het instrument
«gekoppelde steun». Het kabinet is er voorstander van om eiwitgewassen met andere
interventies uit de GLB-toolbox te stimuleren, naast de mogelijkheden die worden gecreëerd
onder het GMO-voorstel waarover de Kamer middels een apart BNC-fiche wordt geïnformeerd.
Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie om de basisinkomenssteun doelgerichter
in te zetten voor boeren die inkomenssteun het meest nodig hebben. Het kabinet verwelkomt
de verplichting om de steun primair te richten op actieve boeren, het kabinet zal
er in de uitwerking van de voorstellen voor pleiten dat het hierbij gaat om bedrijven
die daadwerkelijk landbouw bedrijven. De verplichting tot plafonnering draagt verder
bij aan het Europees gelijk speelveld. Het kabinet is ook positief over de mogelijkheid
de degressieve grondgebonden inkomenssteun12 als lumpsum te kunnen uitkeren. Dat vergroot de flexibiliteit voor lidstaten om de
degressieve inkomenssteun effectiever en doelgerichter te kunnen inzetten. Het kabinet
onderzoekt of de aparte interventie inkomenssteun voor kleine boeren verplicht moet
worden ingezet. Een dergelijke interventie moet bijdragen aan de beleidsdoelstelling
en passen in de gewenste marktoriëntatie van het GLB, anders zal dit niet tot een
vereenvoudiging en een verlaging van administratieve lasten leiden.
Steun aan andere GLB-interventies uit de toolbox zoals die voor leefomgeving en klimaat,
moeten buiten de plafonnering blijven vallen volgens het kabinet zodat voldoende steun
voor deze doelen mogelijk is. Het kabinet onderzoekt de effecten van de mogelijkheid
tot cofinanciering voor agro- en klimaatacties ten behoeve van het gelijke speelveld.
Tot slot is het kabinet positief over de voorwaarden voor de subsidiabele hectares
waaronder landschapselementen vallen en het zal zich er in de onderhandelingsfase
voor inzetten dat natte teelten ook hieronder vallen.
Aantrekkelijkheid van de sector vergroten en meer aandacht voor generatievernieuwing
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie op het gebied van generatievernieuwing
in de agrarische sector, zoals het opstellen van een integrale strategie voor generatievernieuwing
en het maken van een starterspakket voor jonge landbouwers, aangezien generatievernieuwing
belangrijk is voor het kabinet. Het kabinet zal dan ook pleiten voor het oormerken
van 6% binnen het beschikbare GLB-budget voor generatievernieuwing. Het kabinet staat
positief tegenover het aanpassen van de definitie voor jonge landbouwer, maar onderzoekt
momenteel nog per GLB-interventie hoe dit precies zal uitpakken in de praktijk.
Het kabinet onderzoekt het voorstel voor het verplicht koppelen van de pensioenleeftijd
aan afbouw van de basisinkomenssteun en kijkt wat de impact precies zal zijn voor
de Nederlandse situatie en voor de betreffende boeren. Het kabinet is kritisch omdat
hiermee actieve boeren die zich volledig in blijven zetten voor de Nederlandse en
Europese voedselzekerheid na het behalen van de pensioengerechtigde leeftijd geen
steun meer kunnen ontvangen. Tot slot steunt het kabinet de ophoging van het subsidieplafond
voor de vestiging van jonge landbouwers.
Het Commissievoorstel voor «Farm relief services» is sympathiek. Het kabinet waardeert de inzet van de Commissie om de mentale gezondheid
van landbouwers te verbeteren en steun te bieden voor opvang tijdens zwangerschap
of zorg voor kinderen via de financiering van hulpdiensten aan landbouwbedrijven.
Het kabinet staat dan ook positief tegen het opnemen van deze interventie in de GLB-toolbox,
maar ziet dit niet noodzakelijk als verplichte GLB-interventie. Lidstaten moeten zelf
de keus kunnen maken om een dergelijke interventie open te stellen of het beoogde
doel op een andere manier met nationale maatregelen te behalen. Daarnaast benadrukt
het kabinet dat hier afstemming moet worden gevonden met bestaande nationale regelingen
voor zelfstandige ondernemers. Het kabinet onderzoekt momenteel wat de impact precies
zou zijn voor de Nederlandse situatie.
Beter belonen van publieke diensten
Het beter belonen van publieke diensten die boeren leveren is belangrijk voor het
kabinet. Het kabinet is over het algemeen positief over de instrumenten die beschikbaar
worden gesteld om boeren te ondersteunen een positieve bijdrage te leveren aan doelen
op het gebied van natuur, waterkwaliteit en waterkwantiteit, dierenwelzijn, milieu
en klimaat. Het voorstel heeft daarbij volgens het kabinet voldoende oog voor doelen
rondom natuurbehoud maar niet voor natuurherstel, terwijl het realiseren van deze doelstellingen mede via het GLB de komende jaren
steeds belangrijker wordt. Voor dierenwelzijn zal het kabinet erop aandringen dat
de Commissie rekening houdt met de landen die hierbij voorop lopen. Die landen moeten
worden beloond voor waar ze staan en niet direct of indirect benadeeld worden omdat
andere landen in het verleden minder grote stappen hebben gezet.
Betalingen voor gebieden met natuurlijke of gebiedsspecifieke beperkingen
Het kabinet is positief over de voorgestelde aanpassingen in deze reeds bestaande
instrumenten. Dit instrument zou gebiedsgerichte oplossingen kunnen bieden voor uitdagingen
bij het voldoen aan (inter)nationale verplichtingen rond milieu en klimaat. Het kabinet
zal deze mogelijkheid in een breder kader afwegen in samenhang met de mogelijkheden
die de andere instrumenten bieden. Het kabinet is positief over de mogelijkheid om
voor dit instrument nieuwe gebieden aan te wijzen. Wel onderzoekt het kabinet of de
beperking voor het aanwijzen van nieuwe gebieden tot 2% van het totale landbouwareaal
in de Nederlandse situatie belemmerend kan werken.
Steun voor nadelen als gevolg van de implementatie van de VHR of KRW
Het kabinet is positief over het behouden van de mogelijkheid om steun te bieden aan
landbouwers die nadelen ondervinden als gevolg van de implementatie van de Vogel en
Habitatrichtlijn of de Kader Richtlijn Water. Het kabinet pleit ervoor om ook de Natuurherstelverordening
op te nemen als wettelijk kader waarvoor steun mogelijk is. Het kabinet onderzoekt
voor de Natura 2000 gebieden de uitwerking voor de Nederlandse situatie van de gegeven
beperking van het te steunen oppervlak van dit instrument.
Het kabinet is kritisch over de regeling voor nitraatvervuilingsproblemen. Ondersteuning
bij aanpakken van emissies is wenselijk maar in de huidige opzet gaat er een sturende
werking uit richting extensivering of diversificatie. Het kabinet zal er in Brussel
voor pleiten dat de oplossingsrichting aan de lidstaat moet worden gelaten, bijvoorbeeld
via innovatie en doelsturing.
Steun voor agromilieu- en klimaatacties
Het kabinet is positief over het samenvoegen van de financiering voor de huidige ecoregeling
en de agromilieu- en klimaatverbintenissen (in Nederland het ANLb) in één GLB-instrument,
namelijk de agromilieu- en klimaatacties. Het samenvoegen van de fondsen kan leiden
tot het eenvoudiger stapelen van interventies en dit kan de uitvoerbaarheid van beide
GLB-regelingen verbeteren. Deze mogelijkheden zijn ook van belang voor de maatregelen
die binnen de aanpak Agrarisch Natuurbeheer (ANB) worden ontwikkeld om boeren te helpen
een grotere bijdrage te leveren aan natuur-, klimaat- en waterdoelen. Het is voor
het kabinet wel van belang om de mogelijkheid te houden dat de ecoregeling en het
ANLb als aparte regelingen kunnen worden uitgevoerd. Daarbij vraagt het kabinet aandacht
voor het waarborgen van de rol van de agrarisch collectieven en regionale overheden
in de governance van het ANLb. Nederland heeft een bijzonder bottom-up systeem met
agrarisch collectieven die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het Agrarisch
Natuurbeheer. Het is een belangrijk aandachtspunt van het kabinet om de agrarisch
collectieven ook in de volgende MFK-periode te mogen blijven ondersteunen als begunstigden.
Het kabinet wil namelijk voorkomen dat de eerdere investeringen van agrariërs die
zich inzetten voor natuur- en landschapsbeheer teniet worden gedaan door systeemwijzigingen.
Het kabinet verwelkomt de ruimte voor lidstaten om eigen keuzen te maken in het voorstel.
Een aandachtspunt daarbij is de wijze waarop klimaat- en milieudoelstellingen binnen
het GLB Europees worden geborgd. In het huidige GLB is hierbij een minimale inzet
afgesproken voor agromilieu- en klimaatacties. Hoewel het nieuwe voorstel lidstaten
meer flexibiliteit biedt om het beleid af te stemmen op nationale omstandigheden,
brengt het ook het risico met zich mee dat de ambities op het gebied van natuur, milieu
en klimaat, diergezondheid en dierenwelzijn uiteen gaat lopen tussen lidstaten. Dat
zou volgens het kabinet een stap terug zijn omdat dit gevolgen kan hebben voor de
gezamenlijke impact van het GLB op deze terreinen, die juist grensoverschrijdend zijn.
Het kabinet is daar dan ook kritisch over. Daarom zal het kabinet vragen om de ongewenste
effecten te voorkomen en een vergelijkbare inzet tussen lidstaten te verzekeren, ook
om een gelijk speelveld te waarborgen. Binnen het instrument agromilieu- en klimaatacties
stelt de Commissie een afzonderlijke regeling voor ten aanzien van de omschakeling
naar duurzame landbouwpraktijken. Hoewel het kabinet dit voorstel onderschrijft tezamen
met de onderliggende beleidsdoelstellingen, waakt het kabinet voor mogelijke verhoging
van de complexiteit en administratieve lasten. Het kabinet is positief over de opname
van biologische landbouw zowel bij de mogelijkheid steun te bieden voor de handhaving
van bestaande duurzame landbouwpraktijken en voor landbouwers die omschakelen naar
(verschillende vormen van) duurzame landbouwpraktijken. Het kabinet is positief over
het ondersteunen van biologische productie, mits daarbij wel voorop staat dat er een
afzetmarkt is voor geproduceerde producten. De mogelijkheid om steun te geven bij
omschakeling van landbouwpraktijken kan een extra mogelijkheid bieden bij bestaande
uitdagingen zoals bijvoorbeeld verzilting. Ook beoogt het kabinet inzet van dit instrumentarium
voor innovaties op het gebied van klimaat en milieu, bijvoorbeeld gericht op emissiereductie.
Daarbij zal het kabinet aandacht hebben voor eventuele negatieve consequenties van
omschakeling op bijvoorbeeld bodemkwaliteit, biodiversiteit, waterregulering en CO2-opslag. Deze inzet sluit aan bij de aanpak ANB, die boeren ondersteunt om wettelijke
doelen te halen in gebieden waar aanvullende inspanningen nodig zijn, zoals de Nederlandse
veenweidegebieden, in en rondom Natura 2000- gebieden, in grondwaterbeschermingsgebieden
en in beekdalen.
Weerbaarheid versterken en nieuwe crisisinterventies
Voedselvoorziening is een van de prioritaire thema’s binnen het Rijksbrede maatschappelijke
weerbaarheidbeleid.13 Het kabinet onderstreept dan ook het belang van het versterken van de weerbaarheid
en het risicobeheer van de Europese landbouw. Het kabinet heeft meermaals gepleit
voor het versterken van de lange termijn weerbaarheid en het vermogen van boeren om
op eigen kracht om te gaan met (geopolitieke) schokken, weersextremen, infectieziektenuitbraken
met pandemisch potentieel en andere risico’s voor het agrarisch bedrijf, middels inzet
op preventie, innovatie, diversificatie, adaptatie en versterking van het concurrentievermogen.
Het kabinet werkt vanuit een One Health aanpak (interdisciplinaire samenwerking om
de gezondheid van mens, dier en milieu te verbeteren) bij het versterken van de weerbaarheid,
preventie van dierziekten en antimicrobiële resistentie is daarbij de basis. Het kabinet
zal er dan ook voor pleiten om ook dierziekten goed onder het beschikbare instrumentarium
te plaatsten. Het kabinet is derhalve positief over de beoogde toepassing door lidstaten
van het GLB-instrument voor risicobeheer. Het kabinet verwelkomt ook de ruimte om
steun voor de brede weersverzekering toe te passen op perceelsniveau. Tegelijk blijven
er altijd rest-risico’s over. Het kabinet staat dan ook positief tegenover een goede
balans14 in de GLB-toolbox en bredere MFK-toolbox ten aanzien van risicobeheersinstrumenten.
Steun voor investeringen
Het kabinet is positief over de blijvende mogelijkheid voor het gebruik van steun
voor productieve investeringen en niet-productieve investeringen met een maatschappelijk
doel. Het is van belang dat deze investeringen zowel op als buiten het agrarisch perceel
mogen plaatsvinden. Het kabinet zal de Commissie vragen om verduidelijking over het
type begunstigden en- of terreinbeherende organisaties en medeoverheden (Waterschappen
en gemeenten) ook nog begunstigden mogen zijn van dit type steun voor investeringen,
aangezien zij in het huidige NSP ook een belangrijke rol hierbij hebben.
Plattelandsontwikkeling, steun voor landelijke gebieden
Het kabinet verwelkomt de aandacht die uitgaat naar het verbeteren van de leefomstandigheden
en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied. Grote opgaves richting een toekomstbestendige
landbouw en het behoud en herstel van biodiversiteit hebben namelijk sociaaleconomische
impact op het landelijk gebied.
Het samenvoegen van beleid voor cohesie en de GLB-plattelandsontwikkelingsregelingen
creëert kansen voor plattelandsontwikkeling zoals beschreven in NRPP-fiche. Hierin
wordt ook ingegaan op de ambities voor LEADER, deze interventie wordt uitgevoerd met
en door een Local Action Group (LAG) die meestal bestaat uit vrijwilligers. Het kabinet
wil de mogelijkheden voor professionalisering en versterking van de aanpak onderzoeken
en zet zich ervoor in dat deze worden bestendigd.
Steun voor kennis en innovatie
Het kabinet is positief over de GLB-interventies voor kennis en innovatie. Voor het
vergroten van de veerkracht en concurrentiekracht van de Nederlandse land- en tuinbouw
is investeren in kennis en innovatie van groot belang. Het AKIS speelt hierbij een
belangrijke rol omdat het kennispartners uit de praktijk, van kennisinstellingen en
van overheidsorganisaties samenbrengt en onderzoeks- en projectresultaten verspreidt
onder deze kennispartners. De ondersteuning vanuit het GLB voor vernieuwende samenwerkingen
met de GLB-interventie «Samenwerken aan innovatie EIP» en ook «kennis en demonstratiebedrijven»,
het bevorderen van kennisuitwisseling in (leer-)netwerken en het onpartijdig en deskundig
adviseren van agrariërs blijven volgens het kabinet nodig om het kennisniveau te verhogen
en de impact van innovaties te versnellen.
b) Eerste inschatting van krachtenveld
Vanuit een groot deel van de lidstaten is in een eerste reactie kritisch gereageerd
op het nieuwe GLB-voorstel. De lidstaten twijfelen of het voorstel voor het samenvoegen
van fondsen en de nieuwe NRPP-structuur waarbinnen het GLB valt daadwerkelijk zal
leiden tot vereenvoudiging, grotere effectiviteit en vermindering van administratieve
lasten. Ook hebben lidstaten zorgen over de «gemeenschappelijkheid» van het GLB, de
gevolgen van de voorstellen voor het gelijk speelveld en de uitvoering. Een aantal
lidstaten benadrukt ook de positieve elementen en kansen van het NRPP en de aangepaste
mogelijkheden binnen het GLB. Ook de reactie van het Europees Parlement na de presentatie
van het GLB-voorstel was kritisch.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VWEU). Artikel 43, tweede lid, VWEU geeft de EU de bevoegdheid de
gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en de overige bepalingen vast te
stellen die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
na te streven. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein
van landbouw is ingevolge artikel 4, tweede lid, onderdeel d, sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. Het GLB-voorstel heeft tot doel een kader te scheppen voor de uitvoering
van het GLB voor de periode van 2028 tot 2034. Het GLB moet bijdragen aan een concurrerende
en weerbare agrarische sector door het stimuleren van hoge kwaliteit productie en
efficiënt gebruik van (natuurlijke)hulpbronnen. Tegelijk moet het generatievernieuwing
en daarmee voedselzekerheid voor de lange termijn garanderen.
Gezien de Europese oorsprong van de financiële middelen en het grensoverschrijdende
karakter van deze beleidsopgave kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal,
regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak nodig. Door
op EU-niveau de landbouw op een eenduidige manier te stimuleren wordt bijgedragen
aan de doelen van het GLB. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met
enkele kanttekeningen. Het GLB voorstel heeft tot doel een kader te scheppen voor
de uitvoering van het GLB voor de periode van 2028 tot 2034. Het GLB moet bijdragen
aan een concurrerende en weerbare agrarische sector door het stimuleren van hoge kwaliteit
productie, efficiënt gebruik van (natuurlijke)hulpbronnen. Tegelijk moet het generatievernieuwing
en daarmee voedselzekerheid voor de lange termijn garanderen.
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de instrumenten
in de GLB-toolbox geschikt zijn om steun te bieden aan de landbouwsector, het landelijk
gebied en de natuur, en daarmee positief kunnen bijdragen aan de GLB-doelstellingen.
Bovendien gaat het voorgestelde optreden ten algemene niet verder dan noodzakelijk,
omdat de verschillende instrumenten van de GLB-toolbox de lidstaten goede handvatten
bieden voor nationale maatregelen. Het voorstel gaat echter wel verder dan noodzakelijk,
voor zover de lidstaten verplicht worden om bepaalde interventies uit de GLB-toolbox
open te zetten. Dit zou ook bereikt kunnen worden door een juiste mix van verplichting
op doelen (mogelijk ook via verplichte interventies) en ruimte zodat de lidstaten
zelf kunnen bepalen wat de beste mix van GLB-interventies hiervoor is.
Ook dit kan helpen om Europese, nationale, regionale en lokale uitdagingen op te lossen.
Het voorstel gaat ook verder dan noodzakelijk waar het gaat om het opstellen van beleidsaanbevelingen
voor het GLB door de Commissie die de lidstaten in acht zouden moeten nemen bij de
implementatie van de GLB-doelstellingen. Deze beleidsaanbevelingen komen bovenop de
horizontale vereisten aan het NRP-plan vanuit de NRPP-verordening en vormen een onnodige
extra administratieve last voor de lidstaat. Bovendien kan de Commissie deze aanbeveling
op elk moment aanpassen wat een extra belemmering vormt in het toch al complexe proces
van het opstellen en goedkeuren van het plan. Het kabinet zal zich er daarom voor
inspannen om de beleidsaanbevelingen uit het voorstel te (laten) schrappen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De onderhandelingen over de toekomst van het GLB zijn wat betreft de financiële aspecten,
integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2028–2034. Nederland hecht
eraan dat besprekingen over het GLB niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming
betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland
bij het GLB moet ondersteunend zijn aan de overkoepelende Nederlandse inzet in de
MFK-onderhandelingen zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd
en financieel houdbaar MFK. Dit vraagt scherpe keuzes. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend
de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.
Wel is het kabinet van mening dat een toekomstgerichte, innovatieve landbouw- en visserijsector
in balans met natuur, met blijvende aandacht voor toekomstperspectief, verdienvermogen,
voedselzekerheid en innovatie essentieel zijn, zoals opgenomen in de Kamerbrief van
28 maart 2025 over de kabinetsinzet voor het volgende MFK.
In het NRPP-voorstel wordt een groot aantal fondsen samengevoegd tot één fonds. Hier
vallen onder andere het GLB en de voormalige cohesie-, asiel-, migratie- en visserijfondsen
onder. Middels het NRP-plan, dat iedere lidstaat opstelt in samenwerking met de Commissie,
worden de middelen vooraf gekoppeld aan doelen en mijlpalen. De Commissie heeft in
het MFK-voorstel een minimaal gegarandeerd bedrag beschikbaar gesteld binnen het NRPP
voor het GLB van 293.7 mld. euro (lopende prijzen) over zeven jaar. Daarnaast kan
er voor het GLB aanspraak gemaakt worden op de niet-gealloceerde ruimte binnen het
NRPP. In het voorstel van de Europese Commissie is op EU-niveau is sprake van een
verlaging van het direct aan landbouw toegewezen EU-budget. Het is op voorhand niet
te zeggen of er na de planvorming daadwerkelijk in totaal minder naar de Landbouw
gaat.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie
van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in
de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op
de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op
de Rijksbegroting.
Het is op dit moment onduidelijk welk budget er voor uitvoering van de GLB-verordening
beschikbaar is in Nederland. De hoogte van het geoormerkte GLB-budget op lidstaatniveau
is niet bekend. Daarnaast zijn de GLB-instrumenten onderdeel van het NRPP, waar een
gezamenlijk plan en budgetverdeling voor zal plaatsvinden. Hierdoor zijn financiële
consequenties nog niet volledig te duiden.
Het voorgestelde minimaal gegarandeerde bedrag voor het GLB op EU-niveau is lager
dan in de vorige MFK periode. Nadere uitwerking en de nationale invulling van de NRP-plannen
bepalen de totale hoogte van de beschikbare middelen. De middelen die uiteindelijk
beschikbaar komen in het MFK voor landbouw- en visserijbeleid dienen in verhouding
te staan tot de beoogde doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld.
Het GLB zal samen met andere beleidsterreinen gezamenlijk een NRPP vormen. Hierbij
is harmonisatie van systemen onder andere qua werkwijze en voor de rapportage en verantwoording
voorzien. Op de langere termijn kan dit mogelijk de efficiency bevorderen, op de korte
termijn zullen aanpassingen ten opzichte van de huidige werkwijze en de voor GLB-gebruikte
ICT- en datasystemen een investeringen in personeel en budget vragen van onder meer
RVO en NVWA en de provinciale uitvoerders. Provincies zijn mede verantwoordelijk voor
de huidige uitvoering van het GLB. De benodigde aanpassing aan een nieuwe werkwijze
zal ook bij de provincies voor kosten kunnen zorgen.
In het voorstel van de Commissie wordt voor bestaande interventies nationale cofinanciering
geïntroduceerd, of worden de bestaande percentages verhoogd. Dit zal vragen om aanpassing
van de beleidsambities of middelen binnen beschikbare budgetten vrijmaken voor cofinanciering.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Voor het GLB is in 2023 een grote wijziging doorgevoerd. De begunstigden (bedrijfsleven
en burgers) van het GLB zijn nu gewend aan het nieuwe systeem wat jaarlijks 6 miljoen
euro aan regeldrukkosten met zich meebrengt. Een verandering van systeem zal een nieuwe
aanpassing vragen, het kabinet streeft daarbij naar stabiliteit en betrouwbaarheid
voor begunstigden. Ook de kosten voor investering in het «nieuwe» prestatiemodel van
het GLB 2023–2027 zijn een reden dat het kabinet altijd gepleit heeft voor stabiliteit,
behoud en doorontwikkeling van het nieuwe prestatiemodel. Daarom pleit het kabinet
ervoor dat de Commissie een gedegen impact assessment uitvoert bij de uitwerking van
de plannen voor het GLB. Zodat de gevolgen duidelijk worden en Nederland voor haar
situatie de gevolgen in kaart kan brengen.
Het nieuwe NRPP-fonds heeft een andere financiële werking dan het huidige ELGF-fonds.
Dit heeft de aandacht van kabinet tijdens de onderhandelingen omdat het consequenties
kan hebben voor het moment waarop boeren uitbetaald worden voor de basisinkomenssteun
en omdat dit leidt tot ICT-aanpassingen bij RVO, het Europees betaalorgaan. Tijdige
uitbetaling aan boeren en werkbare EU kaders voor lidstaten en betaalorganen vindt
het kabinet belangrijk.
Voor boeren geeft het voorstel verder kansen om de samenwerking tussen interventies
beter te organiseren, bijvoorbeeld door het gelijktrekken van de voorwaarden voor
de ecoregeling en het ANLb, dit kan de uitvoering beter en logischer maken voor de
boer die met deze regelingen werkt.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De gevolgen van deze GLB-voorstellen voor de concurrentiekracht zijn lastig te voorspellen.
Veel zal afhangen van de nadere uitwerking van het GLB in NRP-plannen door de lidstaten
en ook van het goedkeuringsproces daarvan door de Europese Commissie en de Raad.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel noopt tot aanpassing van wet- en regelgeving op zowel het centrale als
provinciale niveau. De algemene regels over de uitvoering van het GLB zijn onder andere
opgenomen in de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 (REES 2021) en de Uitvoeringsregeling
GLB 2023. Deze regels moeten worden aangepast of vervangen door nieuwe regels. Het
GLB wordt daarnaast voor een belangrijk deel uitgevoerd door de provincies. Het gaat
daarbij om plattelandsinterventies die op provinciaal niveau worden uitgevoerd. Deze
zijn vastgelegd in provinciale verordeningen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat een bevoegdheid voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast
te stellen (artikel 21, vijfde lid). Dit betreft de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen
vast te stellen ten behoeve van de interoperabiliteit en gegevensuitwisseling tussen
de informatiesystemen die worden gebruikt voor de uitvoering, het beheer en de evaluatie
van het GLB. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het gaat om regels
waarvan flexibele aanpassing wenselijk is en waarvoor het niet noodzakelijk is de
wetgevingsprocedure hiermee te belasten. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier
voor de hand omdat het gaat om de aanvulling van de inhoud van de verordening. Het
kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend. Delegatie in plaats van uitvoering
ligt hier voor de hand omdat het gaat om de aanvulling van de inhoud van de verordening.
Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Het voorstel bevat ook bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast
te stellen (artikel 21, zesde lid, onderdelen a en b). Dit betreft de bevoegdheid
om regels vast te stellen over de vorm en inhoud van de «Roadmap» en het jaarverslag
van de lidstaten en over het beschikbaar stellen daarvan aan de Commissie. Het toekennen
van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft.
Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat het gaat om regels
waarvan flexibele aanpassing wenselijk is en waarvoor het niet noodzakelijk is de
wetgevingsprocedure hiermee te belasten. Hierdoor kan de Commissie sneller verbeteringen
doorvoeren in het systeem waar dat noodzakelijk is. De keuze voor uitvoering in plaats
van delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening
volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens
de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing
van deze procedure is hier volgens het kabinet wel op zijn plaats, omdat er het uitvoeringshandelingen
met betrekking tot het GLB betreft waarvoor dit de standaardprocedure vormt (artikel 2,
lid 2, onder b), sub ii) van verordening 182/2011).
Het voorstel bevat daarnaast een bevoegdheid voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen met tijdelijke maatregelen om specifieke problemen op te lossen, voor
zover deze maatregelen zowel noodzakelijk als gerechtvaardigd zijn om een noodsituatie
het hoofd te bieden (artikel 22(1)). Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet
wenselijk, omdat dit de mogelijkheid creëert dat de Commissie in de beschreven situaties
snel en flexibel handelt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de
onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing
van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats, omdat het uitvoeringshandelingen
met betrekking tot het GLB betreft waarvoor dit de standaardprocedure vormt (artikel 2,
lid 2, onder b), sub ii) van verordening 182/2011). Daarbij kan de Commissie als de
beschreven situaties buitengewoon zijn en in het geval van urgentie, een uitvoeringshandeling
aannemen op basis van de spoedprocedure, conform de onderzoeksprocedure (artikel 22(2)).
Het kabinet acht de mogelijkheid tot het gebruik van de spoedprocedure in dit kader
wenselijk, omdat deze wordt toegepast in het geval van urgente, buitengewone omstandigheden,
in welk geval spoed geboden is. Deze bevoegdheid is vergelijkbaar met een bestaande
bevoegdheid onder het huidige GLB.
Comitéprocedure
Het kabinet is positief over het instellen van een comitéprocedure in artikel 24,
met name het Comité voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid, voor het GLB. Dit
stelt lidstaten en de Commissie in de gelegenheid adequaat uitvoeringshandelingen
vast te stellen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De toepassing start vanaf de inwerkingtreding
van de NRPP.
Het kabinet maakt zich zorgen dat de tijd die begunstigden en uitvoerende diensten
hebben om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding van het voorstel voor het GLB
veel te kort zal zijn. Het huidige GLB loopt tot en met 2027 en voor een aantal interventies
nog door tot uiterlijk 31 december 2029. Het nieuwe GLB, als onderdeel van het NRP-plan,
zou per 1 januari 2028 in moeten gaan. Boeren maken hun bouwplannen echter al in de
zomer van 2027, en andere bedrijfsbeslissingen, zoals aankopen van zaden, nog eerder
dan dat. Indien de onderhandelingen over het nieuwe GLB, het NRP-plan en de omzetting
daarvan in nationale wetgeving niet tijdig worden afgerond, kan de implementatiefase
niet op tijd starten. De ervaringen uit de vorige herziening van het GLB is dat er
weinig tijd was voor een goede voorbereiding van de uitvoering. Onder andere door
de late definitieve politieke besluitvorming op Europees niveau over het MFK en de
GLB-verordeningen, de tijd die nodig was om interbestuurlijk samen met de Provincies
en Waterschappen tot een gedegen gezamenlijk GLB-Nationaal Strategisch Plan te komen
en de tijd die vervolgens nog nodig was om goedkeuring te krijgen van de Commissie
op dat plan. Nu binnen de nieuw voorgestelde NRPP-structuur het NRP-plan met nog meer
betrokkenen moet worden opgesteld, is de voorgestelde implementatietermijn zeer uitdagend.
Daarmee komt de uitvoerbaarheid in het geding en ook de voorspelbaarheid van het GLB
voor landbouwers en andere begunstigden.
Het kabinet wil dan ook benadrukken dat er voldoende tijd moet zijn voor het opstellen
en in uitvoering brengen van de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen waarmee de interventies
worden opengesteld. Bovendien wijzigt het kasritme en het moment van betalen volgens
de nieuwe Commissievoorstellen. Het moment van uitbetalen uit de huidige GLB-periode
moet goed aansluiten bij de toekomstige GLB-periode door voldoende flexibiliteit en
mogelijk een overgangsperiode. Het is belangrijk dat het moment van uitbetaling van
GLB-middelen voor landbouwers en andere begunstigden stabiel en betrouwbaar blijft.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is geen evaluatie- of horizonbepaling opgenomen. Gegeven het feit
dat er voor een volgende programmaperiode van het GLB weer nieuwe voorstellen zullen
worden gedaan, acht het kabinet dit ook niet noodzakelijk.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het kabinet is voorstander van een vereenvoudiging van het GLB. Echter, het GLB-voorstel,
tezamen met het NRPP- en Performance Based-voorstel die het kader scheppen voor de
uitvoering van het GLB, lijkt op het niveau van de uitvoerders en begunstigden juist
complexiteit toe te voegen. Met de overgang van het MFK 2014–2020 naar het huidige
MFK heeft het GLB al een grote hervorming doorgemaakt. Daarom heeft het kabinet het
afgelopen jaar in de EU meermaals opgeroepen tot stabiliteit en doorontwikkeling van
het GLB nieuwe prestatiemodel. Het kabinet is voorstander van een meer op prestaties
gericht, gemoderniseerd en flexibeler MFK, maar zet kanttekeningen bij de haalbaarheid
vanwege de korte termijn waarbinnen het GLB in de nieuwe structuur moet worden uitgevoerd.
Het kabinet ziet daarbij met name risico’s op het gebied van uitvoeringskosten, uitvoeringscapaciteit,
decommiteringsregels15 en de implementatietermijn. Ondanks dat de Commissie stelt dat het voorstel leidt
tot een vermindering van administratieve lasten, is het kabinet hier kritisch op en
heeft zorgen over de uitvoerbaarheid en werkbaarheid van het voorstel. Het kabinet
ziet verder zeker ook synergievoordelen voor de uitvoering van het GLB-instrumentarium
binnen de nieuwe NRPP-structuur.
De nieuwe systematiek vraagt om zorgvuldige voorbereiding in nauwe samenwerking tussen
ministeries, medeoverheden en uitvoeringsorganisaties. In de huidige tijdlijn is er
echter weinig tijd om dit zorgvuldig te doen, waardoor er risico's ontstaan ten aanzien
van hoge belasting van de uitvoerende en handhavende diensten, hoge uitvoeringskosten,
onduidelijkheden in uitvoering en conformiteitsrisico’s bij uitvoering van EU-wetgeving.
Het risico daarbij is dat dit resulteert in een lager dan gewenste dienstverlening
aan de beoogde begunstigden. Binnen de huidige structuren van de EU-fondsen blijkt
het voor veel agrarische bedrijven al lastig om de weg naar een EU-fonds met succes
te volgen. De nieuwe structuur zou onderworpen kunnen worden aan een praktijktoets
om een goed beeld te krijgen of het nieuwe stelsel en de governance effectiever en
drempelverlagend werken.
De opname van het GLB in de NRPP-structuur creëert extra coördinatietaken voor zowel
de beheersautoriteit als de uitvoerende en handhavende diensten. Betalingsaanvragen,
prognoses van toekomstige betalingsaanvragen en het jaarlijkse zekerheidspakket moeten
bijvoorbeeld worden ingediend door de coördinerende autoriteit. Dit leidt tot een
extra uitvoeringslaag. Extra coördinatielagen, mogelijk zelfs een extra coördinerend
monitoringcomité naast- of in plaats van het huidige GLB monitoringcomité, maken het
misschien moeilijker om tussentijdse wijzigingen door te voeren op het GLB-instrumentarium
binnen het NRP-plan. Het kabinet vraagt daarom aandacht voor de benodigde flexibiliteit
om kleine wijzigingen door te kunnen voeren die ten goede komen van de uitvoering-
en handhaving van de GLB-interventies. Enige flexibiliteit in het NRP-plan is noodzakelijk
zodat GLB-interventies goed aansluiten bij de werkzaamheden op het boerenerf en in
het landelijk gebied.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het GLB voorziet grotendeels in steun die volgens de WTO niet marktverstorend is.
De gekoppelde steun die door de WTO wel als marktverstorend wordt gezien dient te
worden afgebouwd. Het nieuwe commissievoorstel lijkt wel meer ruimte te geven voor
gekoppelde steun, maar het kabinet is hier tegenstander van juist om marktverstoringen
te voorkomen. Bovendien is dit een beperkt percentage van het GLB en de effecten voor
ontwikkelingslanden zijn dan ook beperkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken