Brief regering : Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4145
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 21 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Daarbij geldt dat fiches 1 t/m 17 in samenhang dienen te worden gelezen met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze kwam uw Kamer separaat toe.
Fiche: [MFK] Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader.
Fiche: [MFK] Oprichting Europees Fonds Nationale en Regionale Partnerschap plannen.
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening.
Fiche: [MFK] Voorwaarden voor steun voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Ocean
Pact, het maritieme en aquacultuur beleid.
Fiche: [MFK] Voorstel nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2027.
Fiche: [MFK] Verordening EFRO met inbegrip van Interreg en het Cohesiefonds.
Fiche: [MFK] EU-steun voor asiel, migratie en integratie.
Fiche: [MFK] EU-steun voor het Schengengebied, geïntegreerd grensbeheer en visumbeleid.
Fiche: [MFK] Verordening tot oprichting ondersteuningsinstrument interne veiligheid.
Fiche: [MFK] Verordening tot instelling van het Europees Sociaal Fonds.
Fiche: [MFK] Europees Concurrentievermogenfonds.
Fiche: [MFK] Voorstel Verordening en Besluit Horizon Europa- het Europese kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie.
Fiche: [MFK] Connecting Europe Facility.
Fiche: [MFK] Verordening Uniemechanisme en financiering paraatheid en respons noodsituaties
gezondheid.
Fiche: [MFK] Voorstel Commissie programma AgoraEU.
Fiche: [MFK] Verordening Erasmus+ programma.
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe.
Fiche: Chemie Actieplan.
Fiche: ECHA-verordening.
Fiche: EU Voorradenstrategie.
Fiche: EU-strategie borgen beschikbaarheid medische tegenmaatregelen ter versterking
crisisparaatheid en gezondheidsbeveiliging.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
D.M. van Weel
Fiche: [MFK] Herziening Gemeenschappelijke Marktordening verordening
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel:
Proposal for a REGULATION OF THE EuropEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation
(EU) No 1308/2013 as regards the school fruit, vegetables and milk scheme («EU school
scheme»), sectoral interventions, the creation of a protein sector, requirements for
hemp, the possibility for marketing standards for cheese, protein crops and meat,
application of additional import duties, rules on the availability of supplies in
time of emergencies and severe crisis and securities
En
Proposal for a COUNCIL REGULATION amending Regulation (EU) No 1370/2013 as regards
the aid scheme for the supply of fruit and vegetables, bananas and milk in educational
establishments («EU school scheme»)
b) Datum ontvangst Commissiedocument:
16 juli 2025
c) Nr. Commissiedocument:
COM (2025) 553 en COM (2025) 554
d) EUR-Lex
EUR-Lex - 52025PC0553 - EN - EUR-Lex en
EUR-Lex - 52025PC0554 - EN - EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en Visserijraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
h) Rechtsbasis:
Artikel 42, artikel 43, lid 2, en artikel 349 van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (VWEU) (Proposal for a REGULATION OF THE EuropEAN PARLIAMENT
AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EU) No 1308/2013 as regards the school fruit,
vegetables and milk scheme («EU school scheme»), sectoral interventions, the creation
of a protein sector, requirements for hemp, the possibility for marketing standards
for cheese, protein crops and meat, application of additional import duties, rules
on the availability of supplies in time of emergencies and severe crisis and securities)
Artikel 43, lid 3 VWEU (Proposal for a COUNCIL REGULATION amending Regulation (EU)
No 1370/2013 as regards the aid scheme for the supply of fruit and vegetables, bananas
and milk in educational establishments («EU school scheme»))
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft op 16 juli jl. een voorstel tot
wijziging van de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor landbouwproducten en
een voorstel tot aanpassingen aan de financiering van de schoolregeling voor schoolfruit,
-groenten en -melk gepubliceerd. Deze worden in dit fiche gezamenlijk geapprecieerd.
Deze GMO-voorstellen zijn onderdeel van het pakket aan voorstellen voor het Meerjarig
Financieel Kader (hierna: MFK), het voorstel voor de verordening inzake de Nationale
en Regionale Partnerschapsplannen (hierna: NRPP), het voorstel inzake het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (hierna: GLB), en het voorstel inzake de Performance framework verordening. Over deze voorstellen wordt de Kamer separaat geïnformeerd middels BNC-fiches.
Vanwege de vele kruisverbanden tussen de GMO-voorstellen en de andere wetsvoorstellen,
met name het NRPP- en het GLB-wetsvoorstel, zal dit pakket aan BNC-fiches in samenhang
bezien moeten worden.
Doelstellingen van de GMO-voorstellen zijn onder andere het verminderen van de kwetsbaarheid
voor geopolitieke onzekerheden, het vergroten van de paraatheid en strategische autonomie,
en een beter inkomen voor de boer. Daarbij worden boeren door investeringen in training,
innovatieve productiemethoden en goede risicomanagement praktijken op boerderijniveau
ondersteund om hun positie in de waardeketen te versterken. Boeren worden daarbij
tevens ondersteund bij het verkennen van nieuwe inkomstenbronnen en nieuwe marktkansen.
Ten eerste stelt de Commissie voor om de schoolregeling voor schoolfruit, -groenten
en -melk te continueren. Voorstel is om deze regelingen vanaf 2028 onder te brengen
in het NRPP waarbij betreffende regelgeving voor het NRPP ook van toepassing zal zijn
op de schoolregeling. Als gevolg hiervan dienen bestaande bepalingen over de financiering
van de schoolregeling geschrapt te worden. De bestaande nationale enveloppes voor
de lidstaten komen hiermee te verdwijnen. Daarbij stelt de Commissie voor lidstaten
te verplichten minimaal 30% te cofinancieren. Verder stelt de Commissie een aantal
inhoudelijke wijzigingen voor ten aanzien van gezondheid, herkomst en duurzaamheid
van de te verstrekken producten en de zogeheten «bewustmakingsinterventies» (awareness raising interventions) gericht op leerlingen. Gedistribueerde producten mogen volgens dit voorstel niet
meer dan 10% vrije suikers en/of 30% vet bevatten. Lidstaten zouden prioriteit moeten
geven aan groenten en fruit uit het seizoen, magere of halfvolle zuivelproducten en
producten afkomstig uit de Europese Unie (EU). Er wordt voorgesteld de lidstaten meer
vrijheid te geven bij de implementatie van de bewustmakingsinterventies zodat ook
lesmaterialen uit het nationale curriculum gebruikt kunnen worden.
Het voorstel stelt ten tweede dat steun voor sectoren via sectorale interventies mogelijk
blijft via de NRP-plannen van lidstaten. De interventie in de groenten- en fruitsector
blijft verplicht voor lidstaten met erkende producentenorganisaties in deze sector.
Verder stelt de Commissie voor de interventie eveneens te verplichten voor de sectoren
eiwithoudende gewassen, olijfolie en tafelolijven, en hop, voor lidstaten met erkende
producentenorganisaties in deze sectoren. Voor de bijenteeltsector blijft de interventie
verplicht voor alle lidstaten.
Behalve voor de bijenteelt dient steun aan voornoemde sectoren verleend te worden
aan door de lidstaat erkende producentenorganisaties. Uitgaven dienen gefinancierd
te worden door een combinatie van financiële bijdragen van leden, steun van de EU,
en nationale cofinanciering. Voor de groenten- en fruitsector is nationale cofinanciering
hierbij een nieuwe verplichting en is de gelijkstelling van financiële EU-steun aan
de financiële bijdragen van leden losgelaten.
Steun via sectorale interventies voor andere sectoren blijft eveneens mogelijk. Lidstaten
kunnen dit financieren uit hun nationale financiële enveloppen en dienen hiervoor
in hun NRP-plannen op te nemen welke marktdeelnemers voor steun in aanmerking kunnen
komen.
Ten derde omvat het voorstel maatregelen die de teelt van eiwitgewassen en vezelgewassen,
met name hennep, moeten stimuleren. Ondersteuning van de teelt moet de afhankelijkheid
van de importen van eiwitgewassen verminderen. Eiwithoudende gewassen worden als aparte
sector toegevoegd in de GMO-verordening, de huidige sector voor gedroogde voedergewassen
komt daarbij te vervallen. Ook wordt het mogelijk om handelsnormen in te stellen voor
eiwithoudende gewassen. Daarnaast wordt de sector eiwithoudende gewassen toegevoegd
aan de lijst van sectoren waarvoor de lidstaten verplicht zijn om, op hun verzoek,
producentenorganisaties en brancheorganisaties te erkennen. Dit opent ook de mogelijkheid,
onder voorwaarden, voor steun aan operationele programma’s in deze sectoren om de
waardeketen te versterken, zoals in de vorige alinea is aangegeven.
Tevens worden de regels voor de productie en het op de markt brengen van hennep aangepast.
Dit om aan te sluiten bij de groei van deze markt en om boeren rechtszekerheid te
bieden. Zo wordt de reikwijdte onder de GMO uitgebreid tot meer dan alleen vezelgebruik,
zodat alle delen van de hennepplant als landbouwproducten gelden. Daarbij dient wel
voldaan te worden aan hennep-specifieke criteria, waaronder het telen van variëteiten
met een THC-gehalte1 van minder dan 0,3% en strenge regels omtrent zaadselectie. Dit om illegale teelt
te voorkomen met het oog op de volksgezondheid. Importregels worden daartoe op vergelijkbare
wijze aangepast.
Ten vierde komt de Commissie met voorstellen tot vereenvoudiging en versterking van
een concurrerende duurzame veehouderij. Dit betreft onder andere de mogelijkheid om
handelsnormen2 in te stellen voor rund-, varkens-, schapen- en geitenvlees en kaas, inclusief de
mogelijkheid tot herkomstaanduidingen hiervoor. Daarnaast is het voornemen om de aanduiding
«vlees» wettelijk te beschermen en uitsluitend voor eetbare delen van een dier toe
te staan. In het voorstel zijn negenentwintig namen opgenomen die uitsluitend voorbehouden
worden aan producten die uitsluitend van vlees zijn afgeleid, zoals rund, varken,
kip, kotelet, T-bone, vleugel, borst, dij en bacon. Deze vleesaanduidingen mogen in
samengestelde producten gebruikt worden waarvan geen enkel onderdeel een vleesbestanddeel
vervangt of bedoeld is om dat te doen. Dit voorstel beoogt transparantie in voedselsamenstelling
en voedingswaarde te vergroten, opdat consumenten goed geïnformeerde keuzes kunnen
maken.
Ten vijfde bevat het voorstel regelgeving inzake de leveringszekerheid van landbouwproducten
tijdens crises. Een verplichting wordt ingevoerd dat lidstaten nationale voedselzekerheid
paraatheid- en responsplannen ontwikkelen. Er is geen verplichting voor lidstaten
om strategische voedselvoorraden aan te leggen, maar als zij dit wel doen dan moeten
deze aan bepaalde eisen voldoen en mogen deze niet marktverstorend werken. Om de samenwerking
op het gebied van weerbaarheid van de Europese voedselvoorzieningsketen te borgen
worden daarnaast een coördinerende rol en taken belegd bij de reeds bestaande Expert
Group on the European Food Security Crisis Preparedness and Response Mechanism (EFSCM). Het voorstel verplicht voorts dat lidstaten actuele data over publieke en
private voorraden van agri-foodproducten en inputs of andere relevante informatie
over de beschikbaarheid van deze producten bij de Commissie aanleveren, wanneer die
hier om vraagt tijdens een crisis met een hoog risico. De Commissie dient daarbij
gevoelige informatie over actuele voorraden en kwetsbaarheid vertrouwelijk te verwerken
en op te slaan.
Ten zesde zijn er wijzigingen gericht op vereenvoudiging, het uitvoering geven aan
arresten van het Hof van Justitie van de EU («EU-Hof») en de intrekking van regelgeving
die nu nog opgenomen is in Verordening (EU) 2021/2116 en moet worden ondergebracht
bij Verordening (EU) 1308/2013. Ter vereenvoudiging wordt de beoordeling van het mager-vleesaandeel
bij de indeling van varkenskarkassen straks overgelaten aan de lidstaat in plaats
van de Commissie. De regels voor openbare en particuliere opslag worden aangepast.
Naar aanleiding van een arrest van het EU-Hof3 worden de interventiedrempels voor openbare opslag geschrapt en vervangen door de
mogelijkheid om uitvoeringsregels aan te nemen voor de aankoop en verkoop van producten
via tendering. Daarnaast worden in de suikersector beperkte aanpassingen doorgevoerd
in de contractvoorwaarden (en worden deze niet alleen van toepassing op suikerbieten,
maar ook op suikerriet). Verder wordt bepaald dat bietenpulp die uit de geleverde
bieten wordt verkregen eigendom blijft van de bietenverkoper, tenzij anders is overeengekomen.
Tot slot wordt een aantal bestaande bepalingen voor de ultraperifere gebieden overgebracht
van Verordening (EU) 228/2013 naar de GMO-verordening.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie geeft aan dat deze voorstellen deel uitmaken van de herziening van het
GLB voor de periode na 2027, waarvoor een algemene effectbeoordeling is opgesteld.
Het kabinet betreurt dat er door de Commissie geen separaat impact assessment is opgesteld.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Kamerbrief van 28 maart 2025 over de Nederlandse inzet voor het volgend MFK en
de Kamerbrief met kabinetsappreciatie van de MFK-voorstellen van de Commissie voor
het volgend MFK is de basis voor de Nederlandse onderhandelingspositie en leidend
t.o.v. de BNC-fiches over de onderliggende MFK-voorstellen. De overkoepelende Nederlandse
inzet richt zich op een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK waarbij
de focus gelegd dient te worden op strategische prioriteiten. In het licht van huidige
geopolitieke spanningen is een financieel weerbaar Europa van groot belang voor onze
veiligheid en welvaart. De voorstellen voor het nieuwe MFK en het eigenmiddelenbesluit
komen bovendien in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire
uitdagingen door hoge schulden en oplopende tekorten. Door de grote toekomstige uitdagingen
en budgettaire situatie van lidstaten is het kabinet van mening dat de EU in het MFK
scherp moet herprioriteren en kritisch moet kijken naar de besteding van Europese
publieke middelen.
Middelen op de EU-begroting dienen besteed te worden waar de meeste EU-toegevoegde
waarde zit. De belangrijkste inhoudelijke prioriteiten voor het MFK zijn het versterken
van het Europees concurrentievermogen met een sterke interne markt en inzet op onderzoek
en innovatie als fundament, een stevig migratie- en asielbeleid, en veiligheid en
defensie.
Wat de inzet op de thema’s in de GMO betreft, is het kabinetsbeleid, zoals vastgelegd
in het Regeerprogramma en in de Kamerbrief over de LVVN-inzet in de EU,4 erop gericht om het vertrouwen van de sector in de overheid te vergroten en de positie
van agrarische ondernemers te versterken. Het kabinet zet daarbij stevig in op perspectief,
eerlijke concurrentie en verdienvermogen voor boeren, tuinders en vissers. Daarbij
wordt ook ingezet op ondersteunend innovatiebeleid en om met ketenpartijen goede afspraken
te maken over het verdienvermogen van de boer en ieders rol en bijdragen, mede om
de markt voor en afzet van Nederlandse producten te vergroten. Tot slot zet het kabinet
erop in om voedselzekerheid als elementaire maatschappelijke voorziening te borgen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt in het algemeen het voorstel. Daarbij acht het kabinet het
wel van belang dat de administratieve lasten en regeldruk voor boeren, marktdeelnemers
en de overheid beperkt blijven, het gelijke speelveld op de interne markt in de EU
wordt gerespecteerd en de maatregelen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Op een aantal
van deze punten heeft het kabinet aandachtspunten over de uitwerking en implementatie
van de voorstellen.
Ten eerste kan het kabinet zich vinden in het voorstel om de schoolregeling voor schoolfruit,
-groenten en -melk te continueren. De huidige Nederlandse invulling van de schoolregeling
heeft tot doel de consumptie van fruit, groente en zuivel (voedingsmiddelen uit de
Schijf van Vijf) door kinderen te bevorderen en hen gezonde en duurzame eetgewoonten
aan te leren. Dit sluit aan bij de bredere inzet van het kabinet op promotie en afzetbevordering,
voedseleducatie en een gezondere schoolomgeving. De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen
sluiten overwegend goed aan bij de huidige Nederlandse strategie en uitvoering. Wel
vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende flexibiliteit en financiële mogelijkheden
blijven voor een invulling van de schoolregeling die past bij de nationale context.
In relatie tot het voorstel om prioriteit te geven aan producten uit de EU vindt het
kabinet het aanvullend van belang dat WTO-regelgeving in acht wordt genomen.
Ten tweede beoordeelt het kabinet het behoud van de steun aan sectoren via sectorale
interventies als positief, omdat die zich heeft bewezen als een gericht instrument
dat samenwerking tussen boeren stimuleert, innovatie vergroot en de positie van de
boer in de keten versterkt. De uitbreiding van de verplichte sectorale interventies
voor de eiwithoudende gewassen wordt verwelkomd. Voor deze sector bestaat in Nederland
reeds één erkende producentenorganisatie.
Op dit moment wordt de sectorale interventie in de sector groenten en fruit gefinancierd
uit een algemeen EU-fonds. De EU-steun wordt daarbij gelijkgesteld aan bijdragen van
leden aan hun producentenorganisaties. Vanwege de sterk georganiseerde sector zijn
Nederlandse producentenorganisaties in staat aanzienlijke financiële bijdragen van
hun led en te verwerven, waarmee zij in de huidige situatie in aanmerking komen voor
substantiële EU-steun. De opname van het GLB-budget onder het NRPP heeft tot gevolg
dat steun vanuit de EU-begroting niet langer op dezelfde manier wordt toegekend. Dit
kan mogelijk gevolgen hebben voor de Nederlandse sector Groenten en Fruit. Het kabinet
onderzoekt kritisch wat de gevolgen hiervan zouden kunnen zijn en heeft aandacht voor
het belang van een gelijk speelveld in de EU.
Het kabinet acht over enkele zaken verduidelijking nodig, zoals de interpretatie van
de term marktdeelnemer («operator») bij sectorale interventies in niet-verplichte sectoren. Het kabinet zal zich er
tijdens de onderhandelingen voor inzetten deze zaken te verduidelijken.
Ten derde verwelkomt het kabinet de voorstellen om de productie van eiwitgewassen
in de EU te stimuleren en de samenwerking van landbouwers in de keten daarbij te versterken.
Dit vermindert de import van eiwitten uit derde landen, draagt bij aan de versterking
van de strategische autonomie en verkleint de voedselkringloop. De voorstellen omtrent
hennep stimuleren eveneens de mogelijkheid voor boeren om andere (vezel)gewassen te
telen die bijdragen aan een biobased economie. Een EU-brede toepassing op een maximum THC-gehalte op de producten vergroot
de rechtszekerheid voor boeren en vergroot de afzetmogelijkheden, wat kan bijdragen
aan diversificatie van de landbouw en het verdienvermogen.
Ten vierde verwelkomt het kabinet de inzet van de Commissie tot versterking van een
concurrerende duurzame veehouderij voor de mogelijkheid handelsnormen in te stellen
voor rund-, varkens-, schapen- en geitenvlees en kaas, waarbij het kabinet terughoudend
is inzake de toepassing van herkomstaanduidingen vanwege de effecten op de interne
markt. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde extra regels ter bescherming
van traditionele vleesbenamingen, analoog aan die van zuivelbenamingen, lijken te
passen in de behoefte van consumenten voor meer duidelijkheid in het schap en hen
kan ondersteunen bij de keuze tussen dierlijke en niet-dierlijke producten. Het kabinet
streeft er wel naar dat de invoering van wettelijke bescherming van de voorgestelde
vleesbenamingen geen belemmering vormt voor de innovatieve voedselindustrie, zoals
bedrijven die producten gemaakt met technieken binnen cellulaire agricultuur of hybride
producten van dierlijke en plantaardige samenstelling produceren. Het moet voor de
consument duidelijk zijn of een product vegetarisch of veganistisch is. Daarom vindt
het kabinet het een gemiste kans dat er geen EU-definities voor «veganistische» en
«vegetarische» producten worden aangekondigd, zoals door de Europese Rekenkamer5 is aanbevolen.
Ten vijfde oordeelt het kabinet positief dat, gelet op toenemende geopolitieke spanningen
en klimaatverandering, het voorstel de leveringszekerheid van landbouwproducten tijdens
crises versterkt. Dit sluit aan bij de nationale inzet van het kabinet op het vergroten
van de weerbaarheid en de strategische autonomie. Het kabinet is positief dat lidstaten
inzet moeten plegen voor het opstellen van nationale voedselzekerheid paraatheid-
en responsplannen en dat er harmonisatie komt waar deze plannen minimaal uit moeten
bestaan. Aandachtspunt is dat er voldoende ruimte moet zijn om hier invulling aan
te geven op een manier die recht doet aan reeds bestaande nationale kaders, waaronder
die van vitale infrastructuur en de landelijke agenda crisisbeheersing, alsmede aan
de nationale weerbaarheidsopgave en verplichtingen die voortkomen uit de CER-richtlijn.6 Wat betreft het aanleggen van strategische voorraden van voedsel ziet het kabinet
dit als een mogelijk middel en niet als doel op zich. Daarom benadrukt het kabinet
dat beleid op strategische voorraden rekening moet houden met mogelijke marktverstorende
effecten. In navolging van het Hoofdlijnenakkoord en in lijn met motie van lid Idsinga7, wordt onderzoek gedaan naar de rol die strategische voorraden mogelijk kunnen spelen.
Het kabinet brengt daarom momenteel handelingsopties in kaart waarmee de leveringszekerheid
van strategische landbouw- en voedselproducten kan worden geborgd.
Coördinatie van de inspanningen tussen lidstaten en stakeholders in het EFSCM juicht
het kabinet toe. Dit mechanisme heeft sinds de start van de Russische oorlog in Oekraïne
zijn toegevoegde waarde bewezen. Ook ondersteunt het kabinet het voorstel tot levering
van actuele data over publieke en private voorraden van agrifoodproducten en inputs
bij crises met een hoog risico op het wegvallen van de leveringszekerheid van voedsel.
Ten zesde vindt het kabinet het positief dat de ervaringen met openbare en particuliere
opslag van de afgelopen jaren tot vereenvoudiging in regelgeving en procedures leiden.
Ook de andere specifieke aanpassingen met betrekking tot vereenvoudiging en uitvoering
kan het kabinet ondersteunen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zullen meerdere lidstaten de GMO-wijzigingen kunnen ondersteunen.
Wel zullen diverse lidstaten naar verwachting kritisch zijn over het opnemen van de
sectorale interventies en de schoolregeling in de NRP-plannen omdat daarmee de financiële
inzet en flexibiliteit kan worden verminderd. Bescherming van traditionele vleesbenamingen
lijkt op steun van een groot aantal lidstaten te kunnen rekenen gezien de oproep hiertoe
in de Landbouw- en Visserijraad van 23 juni jl.8
De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief.
Het voorstel voor aanpassing van Verordeningen (EU) 1308/2013, (EU) 2021/2115 en (EU)
2021/2116 is gebaseerd op de artikelen 42, 43, lid 2, en 349 VWEU. Artikel 43, lid
2, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen inzake de gemeenschappelijke
ordening van de landbouwmarkten, evenals overige bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen
van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven. Artikel 42 VWEU
bevat regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten
en vormt de rechtsgrondslag voor het verlenen van steun door de EU in gespecificeerde
gevallen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Op het terrein van
de landbouw is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
(artikel 4, lid 2, onderdeel d, VWEU).
Artikel 349 biedt de EU de juridische grondslag om specifieke maatregelen vast te
stellen met betrekking tot de toepassing van EU-verdragen in de ultraperifere gebieden.
Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Artikel 43, lid2 schrijft de gewone wetgevingsprocedure voor. Op grond van artikel 42
is het de Raad die steun mag verlenen en op grond van artikel 349 VWEU kan de Raad
na goedkeuring van het Europees Parlement (EP) maatregelen vaststellen. Het gevolg
van het combineren van deze rechtsgrondslagen is dat de gehele verordening aan de
medebeslissingsprocedure is onderworpen. Het kabinet kan hiermee leven, omdat het
opsplitsen van het voorstel onwenselijk zou zijn. Niettemin zal het kabinet er tijdens
de onderhandelingen voor waken en op toe zien dat het EP geen amendementen doorvoert
op onderdelen van het voorstel waar zij op grond van de Verdragen geen medewetgevende
rol heeft.
Het voorstel tot aanpassing van Verordening 1370/2013 is gebaseerd op artikel 43,
lid 3, VWEU. Artikel 43, lid 3, VWEU geeft de Raad onder meer de bevoegdheid om maatregelen
vast te stellen voor prijsbepaling, heffingen, steun en kwantitatieve beperkingen
in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het kabinet kan zich vinden
in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de landbouw is er sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, onderdeel d, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. Het voorstel heeft tot doel het beter mogelijk te maken voor boeren om
een inkomen uit de markt te genereren en lange termijn uitdagingen het hoofd te bieden.
Aangezien de landbouwmarkten in de EU in sterke mate zijn verweven en regelgeving
hierover het gelijke speelveld van de interne markt moet waarborgen, kan dit onvoldoende
door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom
is een EU-aanpak nodig. Door het instellen van deze regels omtrent de gemeenschappelijke
marktordening en steunmaatregelen wordt het gelijke speelveld op het terrein van concurrentie
en verdienvermogen verbeterd en worden belemmeringen of ongelijke toepassing op de
interne markt weggenomen. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving alleen op het niveau van
de EU geschieden.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel het beter mogelijk te maken voor boeren om een inkomen uit
de markt te genereren en lange termijn uitdagingen het hoofd te bieden. Het voorgestelde
optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken. Het kabinet acht de maatregelen
ten aanzien van de schoolregeling, steunmaatregelen aan sectoren, de sectoren hennep-
en eiwithoudende gewassen, handelsnormen en verkoopaanduidingen, en het ontwikkelen
van nationale voedselzekerheid paraatheid- en responsplannen hiertoe geschikt. Bovendien
gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel voldoende
ruimte laat aan de lidstaten om eigen beleidsinhoudelijke keuzes te maken, bijvoorbeeld
waar het gaat om de wijze waarop de schoolregeling en andere maatregelen concreet
worden vormgegeven, zowel inhoudelijk als procedureel.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De onderhandelingen over de voorgestelde GMO-wijzigingen zijn wat betreft de financiële
aspecten, integraal onderdeel van de onderhandelingen over het MFK 2028–2034. Nederland
hecht eraan dat besprekingen over de GMO niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming
betreffende de budgettaire omvang van het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland
bij de GMO moet ondersteunend zijn aan de overkoepelende Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen
zoals hierboven toegelicht, te weten een ambitieus gemoderniseerd en financieel houdbaar
MFK. Dit vraagt scherpe keuzes. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte
bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden.
Het kabinet zet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie
van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in
de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Eventuele tegenvallers op
de EU-afdrachten die volgen uit de MFK onderhandelingen dienen gedekt te worden op
de Rijksbegroting.
Wat de voorgestelde GMO-wijzigingen betreft zijn er verschillende maatregelen in de
voorstellen die mogelijk tot grotere inzet (en financiële kosten) van de Rijksoverheid
zullen leiden. De uitbreiding van de verplichte sectorale interventies met de sector
eiwithoudende gewassen vergt uitvoeringscapaciteit om op te zetten en uit te voeren.
Uitvoering van regelgeving voor sectorale interventies vindt op dit moment plaats
door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met toezicht door de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het opzetten en uitvoeren van Nationale voedselzekerheid
paraatheid en response plannen vergt eveneens inzet vanuit de overheid en ook het
toezicht op de aanvullende regels omtrent hennep en de aanvullende handelsnormen en
vleesbenamingen zullen capaciteit vereisen van controle-instanties. Aanvullende kosten
voor de Rijksoverheid worden gedekt uit de LVVN-begroting.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger.
De kosten voor het bedrijfsleven zullen naar verwachting beperkt zijn. Daar waar steun
wordt gevraagd voor sectorale interventies door producentenorganisaties is er regeldruk
om te voldoen aan de subsidievoorwaarden. Ook bij het mogelijk invoeren van handelsnormen
en wettelijke bescherming van vleesbenamingen zal het bedrijfsleven rekening moeten
houden met deze regelgeving. Daarom pleit Nederland ervoor dat de Commissie een gedegen
impact assessment uitvoert bij de uitwerking van de plannen voor de GMO, zodat de
regeldruk op een juiste manier in kaart kan worden gebracht.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De maatregelen leiden tot nieuwe samenwerkingsmogelijkheden en marktkansen voor landbouwproducten,
waarmee de positie van de boer in de keten verbetert en hen de mogelijkheid wordt
gegeven om een betere prijs voor hun producten te ontvangen. Het stimuleren van de
productie van eiwitgewassen in de EU kan leiden tot grotere afzetmogelijkheden voor
Europese producenten van eiwitgewassen. Dit zal het verdienvermogen van de EU-landbouwsector
vergroten, wat de concurrentiekracht en economische weerbaarheid van de sector vergroot.
Boeren en leveranciers uit derde landen kunnen om deze redenen mogelijk minder producten
afzetten in de EU.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft beperkte gevolgen voor nationale regelgeving. Het gaat daarbij
onder meer om uitvoering van regelgeving ten behoeve de schoolregeling en sectorale
interventies. Verschillende maatregelen zijn echter uitbreiding van bestaand beleid
(zoals EU-steunmogelijkheden aan producentenorganisaties) waartoe reeds bestaande
controle- en handhavingsafspraken gelden. Er zijn geen gevolgen voor decentrale regelgeving.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat diverse bevoegdheden voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
Wat betreft de gedelegeerde handelingen krijgt de Commissie allereerst bevoegdheid
in artikel 1, lid 7, van het voorstel om gedelegeerde handelingen vast te stellen
inzake regels over het type maatregelen dat in aanmerking komt voor financiering uit
hoofde van de EU en de voorwaarden voor terugbetaling, de subsidiabiliteitsvoorwaarden
en de berekeningsmethoden van forfaitaire bedragen vastgesteld door de Commissie of
op forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen zoals voorzien in de landbouwwetgeving
voor specifieke sectoren, en de waardering van openbare interventie, te nemen maatregelen
bij verlies of bederf van producten onder openbare interventie, en de vaststelling
van de te financieren bedragen. Deze bevoegdheid zal worden neergelegd in artikel 16a
van Verordening (EU) 1308/2013.
Het toekennen van deze delegatiebevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële
onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het
kabinet wenselijk, omdat dergelijke regels over de uitgaven aan publieke interventie
nodig zijn voor een gelijk speelveld en flexibel moeten kunnen worden aangepast. Delegatie
i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van
de verordening wordt aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
De bevoegdheid bestond hiervoor al in artikel 23 van Verordening 2021/2116 en is ten
opzichte daarvan inhoudelijk niet gewijzigd.
Tevens geeft artikel 1, lid 8, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 19,
lid 5, sub d, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde handelingen vast te stellen
inzake regels voor de uitbetaling van steun voor openbare interventie of particuliere
opslag, en het aanwijzen van gevallen waarin geen steun wordt uitbetaald of de steun
wordt verlaagd indien handelaren niet voldoen aan hun verplichtingen. Het toekennen
van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat hiermee
op flexibele wijze uniforme regels kunnen worden gesteld. Delegatie i.p.v. uitvoering
ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van de verordening wordt
aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid in artikel 1, lid 12, van het voorstel
om gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake het correct functioneren van de
sectorale interventies, in het bijzonder om concurrentieverstoring te voorkomen en
duurzaamheid te verzekeren («ensure sustainability»). Deze bevoegdheid zal worden
neergelegd in artikel 35, eerste lid, sub a, van verordening (EU) 1308/2013. Het toekennen
van deze bevoegdheid is in beginsel mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet in
deze vorm echter niet wenselijk, omdat de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten
en de Commissie inzake sectorale interventies onduidelijk is, waardoor het niet mogelijk
is om nationale wetgevingskaders te ontwikkelen tot de gedelegeerde handelingen zijn
gepubliceerd. Hiermee komt de tijdige nationale implementatie van de verordeningen
in gevaar. Het kabinet acht deze bevoegdheid bovendien niet voldoende afgebakend,
omdat de genoemde termen te breed zijn en vatbaar voor meerdere interpretaties. Het
kabinet zal zich daarom inzetten om deze bevoegdheden scherper te definiëren, zodat
de verdeling van bevoegdheden tussen de Commissie en de lidstaten en de interpretatie
van de termen duidelijk is.
Tevens geeft artikel 1, lid 12, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 35,
eerste lid, sub b, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde handelingen vast
te stellen betreffende regels op grond waarvan wijnproducenten bijproducten van de
wijnbereiding kunnen verwijderen, regels over uitzonderingen op die verplichting en
regels voor de vrijwillige certificering van distilleerders. Het toekennen van deze
bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat niet noodzakelijk
is de wetgevingsprocedure hiermee te belasten. Het is bovendien niet noodzakelijk
de wetgevingsprocedure hiermee te belasten.
Delegatie i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud
van de verordening wordt aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Daarnaast krijgt de Commissie op grond van artikel 1, lid 16, van het voorstel de
bevoegdheid in artikel 123a, derde lid, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde
handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorwaarden voor het uitoefenen
van het recht om een logo ter verhoging van bewustzijn en consumptie van kwalitatief
hoogwaardige landbouwproducten uit de ultraperifere gebieden, te gebruiken en te reproduceren.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat niet noodzakelijk is de wetgevingsprocedure hiermee te belasten. Delegatie i.p.v.
uitvoering ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van de verordening
wordt aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Tevens geeft artikel 1, lid 23, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 173,
eerste lid, sub ca, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde handelingen vast
te stellen betreffende de opschorting, vermindering en terugvordering van betalingen
van steun via sectorale interventies, in geval van niet-naleving van de erkenningscriteria.
Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk,
omdat het niet noodzakelijk is de wetgevingsprocedure hiermee te belasten.,. Delegatie
i.p.v. uitvoering ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van
de verordening wordt aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.
Voorts geeft artikel 1, lid 26, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 186,
eerste lid, sub e, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde handelingen vast
te stellen om waar nodig sancties op te leggen aan marktdeelnemers in gevallen van
niet-naleving van de voorwaarden en eisen waaraan een marktdeelnemer moet voldoen
om een aanvraag in het kader van het tariefcontingent te kunnen indienen. Het toekennen
van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat het niet
noodzakelijk is de wetgevingsprocedure hiermee te belasten Delegatie i.p.v. uitvoering
ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van de verordening wordt
aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend. De bevoegdheid
bestond hiervoor al in artikel 64 van Verordening 2021/2116.
Tevens geeft artikel 1, lid 32, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 222h,
derde lid, van verordening (EU) 1308/2013 om gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende regels die een niet-discriminerende behandeling, billijkheid en de naleving
van het evenredigheidsbeginsel bij het stellen van een zekerheid garanderen. Het toekennen
van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat het niet
noodzakelijk is de wetgevingsprocedure hiermee te belasten elegatie i.p.v. uitvoering
ligt hier voor de hand omdat middels de delegatie de inhoud van de verordening wordt
aangevuld. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend. De bevoegdheid
bestond hiervoor al in artikel 64 van Verordening 2021/2116 en is ten opzichte daarvan
inhoudelijk niet gewijzigd.
Ook bevat het voorstel verschillende bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen. Zo geeft artikel 1, lid 9, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid
in artikel 20 van verordening (EU) 1308/2013 om uitvoeringshandelingen vast te stellen
inzake regels voor het gebruik van aanbestedingsprocedures voor openbare interventie
of particuliere opslag en methoden om de toelaatbaarheid van producten hiervoor vast
te stellen, regels voor de administratieve controle en de controle ter plaatse door
lidstaten met betrekking tot openbare interventie of particuliere opslag, en regels
voor de berekening en toepassing van administratieve sancties door lidstaten bij niet-naleving
van de toelaatbaarheidscriteria voor publieke interventies of particuliere opslag.
Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk,
omdat hiermee op flexibele wijze regels kunnen worden gesteld die bijdragen aan een
meer uniforme uitvoering door de lidstaten. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie
ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige
voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is
hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het uitvoeringshandelingen met betrekking
tot het GLB betreft waarvoor dit de standaardprocedure vormt (artikel 2, lid 2, onder
b), sub ii) van verordening 182/2011).
Daarnaast geeft artikel 1, lid 24, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in
artikel 174, eerste lid, sub h, van verordening (EU) 1308/2013 om uitvoeringshandelingen
vast te stellen ten aanzien administratieve controles en controles ter plaatse die
door de lidstaten moeten worden uitgevoerd bij producentenorganisaties ter verificatie
van de naleving van de erkenningscriteria. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk,
omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van
deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat het gaat om uitvoering van de verordening
volgens eenvormige voorwaarden. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie ligt hier
voor de hand omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden.
De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld
in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens
het kabinet op zijn plaats omdat het uitvoeringshandelingen met betrekking tot het
GLB betreft waarvoor dit de standaardprocedure vormt (artikel 2, lid 2, onder b),
sub ii) van verordening 182/2011).
Verder geeft artikel 1, lid 24, van het voorstel de Commissie de bevoegdheid in artikel 174,
eerste lid, sub i, van verordening (EU) 1308/2013 om uitvoeringshandelingen vast te
stellen inzake een systeem voor unieke identificatie van erkende producentenorganisaties.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk,
omdat flexibele eisen voor een systeem voor unieke identificatie bijdragen een aan
uniforme uitvoering. De keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie ligt hier voor de hand
omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld
in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens
het kabinet op zijn plaats omdat het uitvoeringshandelingen met betrekking tot het
GLB betreft waarvoor dit de standaardprocedure vormt (artikel 2, lid 2, onder b),
sub ii) van verordening 182/2011).
Verder krijgt de Commissie de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen
inzake de bepalingen omtrent de beschikbaarheid van voorraden in tijden van noodsituaties
en ernstige crises. Het gaat dan ten eerste om de bevoegdheid voor de Commissie op
grond van artikel 1, lid 16, van het voorstel om uitvoeringshandelingen vast te stellen
inzake de gedetailleerde regels voor het gebruik van het logo ter verhoging van bewustzijn
en consumptie van kwalitatief hoogwaardige landbouwproducten uit de ultraperifere
gebieden en de minimumvereisten voor de controles en het toezicht die de lidstaten
moeten uitvoeren. Deze bevoegdheid wordt opgenomen in verordening (EU) 1308/2013 in
artikel 123a, lid 4. Ten tweede betreft het de bevoegdheid voor de Commissie in artikel 1,
lid 31, van het voorstel om uitvoeringshandelingen vast te stellen omtrent het formaat,
de rapportagevereisten, de verspreiding van de niet-vertrouwelijke delen en de tijdschema's
voor de indiening van de samenvattingen van de plannen voor paraatheid en respons
op het gebied van voedselzekerheid evenals regels voor grensoverschrijdende samenwerking
tussen lidstaten in het kader van de ontwikkeling en toepassing van de plannen voor
paraatheid en reactie op het gebied van voedselzekerheid. Deze bevoegdheid wordt opgenomen
in artikel 222c, zevende lid, van verordening (EU) 1308/2013. Ten derde krijgt de
Commissie op grond van artikel 1, lid 31, van het voorstel de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen
vast te stellen omtrent gecoördineerde acties voor het aanleggen en beheren van strategische
voedselreserves en de implementatie van vrijwillige mechanismen voor solidariteit
en wederzijdse bijstand waarmee lidstaten een deel van hun reserves ter beschikking
stellen aan een andere lidstaat die met ernstige tekorten kampt. Deze bevoegdheid
wordt opgenomen in artikel 222d, vierde lid, van verordening (EU) 1308/2013. Zoals
toegelicht bij uitleg over de essentie van het voorstel legt het geen verplichtingen
op aan lidstaten om voorraden aan te leggen, maar als zij dit wel doen dan moeten
deze aan bepaalde eisen voldoen. Ten vierde krijgt de Commissie op grond van artikel 1,
lid 31, van het voorstel de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen
die meteen van kracht zijn (spoedprocedure) waarbij lidstaten en marktdeelnemers,
bij een vastgestelde ernstige crisis, informatie moeten rapporteren over voorraden
van relevante landbouwproducten en -inputs of andere informatie van belang is voor
de levering van die producten in de EU. Deze bevoegdheid wordt opgenomen in artikel 222f
van verordening (EU) 1308/2013. Ten vijfde krijgt de Commissie op grond van artikel 1,
lid 31, van het voorstel de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen
inzake het specificeren van technische en procedurele vereisten voor de veilige behandeling
en uitwisseling van gevoelige of gerubriceerde gegevens met betrekking tot voorraadniveaus,
logistieke capaciteiten of kwetsbaarheden in de bevoorrading. Deze bevoegdheid wordt
opgenomen in artikel 222g, van verordening (EU) 1308/2013. Ten zesde krijgt de Commissie
op grond van artikel 1, lid 32, van het voorstel de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen
vast te stellen inzake het formulier om een zekerheid over te dragen, de procedures
om zekerheden over te dragen, te accepteren, te vervangen, en vrij te geven, en de
kennisgevingen die lidstaten moeten doen aan de Commissie. Deze bevoegdheid wordt
opgenomen in artikel 222h, vierde lid, van verordening (EU) 1308/2013.
Het toekennen van al deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De
keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om uitvoering
van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening
182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats
omdat het uitvoeringshandelingen met betrekking tot het GLB betreft waarvoor dit de
standaardprocedure vormt (artikel 2, lid 2, onder b), sub ii) van verordening 182/2011).
Alleen voor de uitvoeringshandeling die in artikel 222f van verordening (EU) 1308/2013
wordt opgenomen geldt dat ook de spoedprocedure, in combinatie met de onderzoeksprocedure,
van toepassing is. Omdat dit om uitvoeringshandelingen gaat bij ernstige crises of
noodgevallen die de voedselzekerheid bedreigen is de keuze voor de spoedprocedure
hier volgens het Kabinet gerechtvaardigd.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De inwerkingtreding wordt voorzien op de twintigste dag na officiële publicatie. Daarbij
is een aantal uitzonderingen: i) de bepalingen omtrent hennep zijn van toepassing
op 1 januari van het jaar volgend op het moment dat de verordening in werking is getreden.
ii) de bepalingen omtrent de nationale voedselzekerheid paraatheid en response plannen
en de reserves van landbouwproducten zijn van toepassing 12 maanden nadat de verordening
in werking is getreden. iii) de bepalingen omtrent suiker zijn van toepassing op 1 oktober
van jaar volgend op het moment dat de verordening in werking is getreden. Tot slot
stelt de Commissie een overgangsperiode voor de schoolregeling voor de tweede helft
van 2027. Deze periode valt nog onder het huidige MFK-kader terwijl de rest van schooljaar
2027/2028 zal vallen onder het nieuwe NRP-fonds.
Het kabinet is van oordeel dat in algemene zin voldoende tijd beschikbaar moet zijn
om uitvoering van de regelgeving voor te bereiden. Wat betreft de overgangsperiode
voor de schoolregeling vindt het kabinet het belangrijk dat deze zodanig wordt ingericht
dat dit een efficiënte uitvoering in het betreffende schooljaar niet in de weg staat.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. Het kabinet acht dit ook niet
noodzakelijk aangezien het voorstel onderdeel wordt van de GMO-verordening.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het voorstel heeft verschillende implicaties voor de uitvoering en handhaving. De
verplichte sectorale interventies voor de sectoren groenten en fruit, eiwithoudende
gewassen en bijenteelt zullen opgenomen in het NRP-plan, opgezet, en geïmplementeerd
moeten worden. Dit zal tot aanvullende uitvoeringslast leiden, waaronder personeelskosten
en aanpassingen van ICT-systemen bij instanties als RVO. Met verwijzing naar onderdeel
5b zijn er voorts consequenties voor uitvoering en handhaving op terreinen van de
voedselzekerheid paraatheid en response plannen, hennep en de aanvullende handelsnormen
en vleesbenamingen. Het kabinet onderzoekt nog in welke mate de voorstellen omtrent
hennep de effectiviteit van de handhaving exact beïnvloeden.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
De implicaties voor ontwikkelingslanden zijn beperkt en reeds benoemd onder de genoemde
consequenties voor derde landen in het algemeen zoals aangegeven onder onderdeel 5d.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken