Brief regering : Publicatie Education at a Glance 2025
36 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025
Nr. 183
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2025
Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
het rapport Education at a Glance 2025 (EAG 2025)1. Deze jaarlijkse publicatie bevat gegevens over onder andere de structuur, financiën
en prestaties van het onderwijs in de OESO-landen. Ieder jaar krijgt één thema extra
aandacht in de publicatie. Dit jaar is dat het hbo en wo2, net als bij EAG 2022. EAG 2025 laat opnieuw een positief beeld zien van het Nederlandse
hbo en wo. Ook biedt het aandachtspunten wanneer we ons stelsel weerbaarder willen
maken bij dalende studentenaantallen, en wanneer we onze hogescholen en universiteiten
meer willen laten bijdragen aan maatschappelijke opgaven. In deze brief bespreek ik
daarom enkele relevante uitkomsten voor Nederland. Het volledige rapport en de Country note Netherlands zijn te vinden in de bijlage.
Algemene krimp, relatief veel internationale studenten, baan-onzekerheid voor gepromoveerden
en ruimte voor groei in tekortsectoren
Zoals ook uit eerdere edities van EAG blijkt, bezit een relatief groot deel van de
Nederlandse beroepsbevolking een hbo en/of wo-diploma (45%, t.o.v. 42% in de OESO)3. Het Nederlandse hbo en wo is kortom een grote onderwijssector, maar zal mede vanwege
demografische ontwikkelingen krimpen4: in onze eigen prognoses dalen zowel het aantal Nederlandse studenten dat vanuit
het vo of mbo instroomt, als het aantal internationale studenten de komende 15 jaar5. EAG 2025 biedt geen inzicht in de doorstroom tussen onderwijssoorten, maar wel in
de instroom van internationale studenten. Ten opzichte van andere OESO-landen blijft
het aandeel internationale hbo- en wo-studenten in Nederland waarschijnlijk relatief
groot: in 2023 was dit aandeel met 18% aanzienlijk groter dan het OESO-gemiddelde
van 7%6.
Met een dalende instroom is het nog belangrijker dat het onderwijsaanbod op hogescholen
en universiteiten goed aansluit op de arbeidsmarktvraag. EAG laat op dit gebied een
positief beeld zien, ongeacht de studierichting: over het algemeen vinden veel hbo-
en wo-afgestudeerden in Nederland een baan (91% t.o.v. 87% in de OESO)7. Op baanzekerheid voor gepromoveerden scoort Nederland lager dan gemiddeld: 81% van
de werkenden met een doctorstitel heeft een contract voor onbepaalde tijd t.o.v. 88%
in 27 EU-landen waarover EAG 2025 rapporteert8. Wel weten we uit eerder onderzoek van het CBS dat de arbeidsdeelname van gepromoveerden
in Nederland met 96 procent hoog is9. Desondanks is het goed dat de universiteiten werken aan de verbetering van het carrièreperspectief
van jonge onderzoekers, omdat zij kampen met loopbaanonzekerheid10.
De maatschappij heeft een duidelijke behoefte aan mensen in het onderwijs, de techniek
en de zorg. Kijken we echter naar specifieke sectoren waarin ho-studenten afstuderen
in EAG 202511, dan kent Nederland relatief weinig afgestudeerden in de sector Educatie (9% t.o.v.
11% in de OESO) en STEM12 (21% t.o.v. 26 in de OESO). Ook bij promovendi zien we relatief weinig doctorstitels
in het STEM-domein (30%, t.o.v. 43% in de OESO)13. Dit kan een mogelijk knelpunt vormen voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen
als klimaatverandering, de energietransitie en digitalisering14. Om meer talent een studie te laten volgen die voorbereidt op een baan in een tekortsector,
kan het zinvol zijn naar andere landen te kijken die in deze domeinen relatief hogere
studentaantallen hebben. Een programma als MINT 2.0 uit Duitsland15, waar het aantal STEM-afgestudeerden aanzienlijk hoger is kan wellicht inspiratie
bieden.
Nederlandse ho-systeem relatief doelmatig, basisvaardigheden volwassenen goed
Een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt heeft als uiteindelijk doel
dat afgestudeerde hbo- en wo-studenten zo goed mogelijk bij kunnen dragen aan de maatschappij.
Hiervoor is het noodzakelijk om studentsucces (het combineren van studie met andere
activiteiten) en studiesucces (minder uitval en betere resultaten) te bevorderen16. Op dit gebied valt op dat in Nederland veel 18-tot-24-jarigen studenten hun studie
met een (bij)baan combineren: 51%, het hoogste percentage van de OESO (gemiddeld 19%)17. In Nederland vallen daarnaast weinig bachelor-studenten uit na het eerste jaar (11%,
t.o.v. 13% in de OESO)18. Hoewel het aandeel nominaal afgestudeerden relatief laag is (30% t.o.v. 43% in de
OESO), haalt een groot deel studenten binnen drie jaar na de nominale duur uiteindelijk
wel een diploma (73% t.o.v. 70% in de OESO). Het lijkt dus dat we een relatief effectief
ho-systeem hebben. Het is echter belangrijk scherp in beeld te hebben dat dit mogelijk
gepaard gaat met een hoge werkdruk. Om welzijn van studenten te bevorderen dragen
we onder andere bij aan de Integrale aanpak studentenwelzijn waarvoor jaarlijks € 15 miljoen
wordt vrijgemaakt19.
Om te bepalen of volwassenen goed voorbereid zijn op de arbeidsmarkt zijn niet enkel
diploma-indicatoren relevant. Ook na een initiële opleiding blijven veel volwassenen
doorleren en zich een leven lang ontwikkelen. Bij- en omscholing zijn essentieel om
behoeftes in de arbeidsmarkt op te vangen. Hiervoor hebben volwassenen gedegen basisvaardigheden
nodig: hogere scores op basisvaardigheden hangen namelijk samen met iemands positie
op de arbeidsmarkt, deelname aan scholing en ervaren gezondheid, ongeacht welke opleiding
iemand gevolgd heeft. Dit blijkt uit analyses die in EAG 2025 worden gepubliceerd
op basis van gegevens van PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult
Competencies)20.
Volwassenen in Nederland zijn internationaal gezien goed onderlegd op het gebied van
de basisvaardigheden21: Nederland neemt de vierde plaats in voor taalvaardigheid, de derde plaats voor rekenvaardigheid
en de vijfde plaats voor probleemoplossend vermogen. Helaas zijn er ook nog steeds
veel mensen die de basisvaardigheden niet beheersen. Zo heeft 16% van de 16–65-jarigen,
ruim twee miljoen volwassenen, een lage taalvaardigheid22. Dit onderstreept het belang van blijvend investeren in verbeteren van basisvaardigheden
bij volwassenen via scholing. De verkenning aanpak basisvaardigheden volwassenen vanaf
2025 schetst hiervoor mogelijke beleidsopties23.
Conclusie
EAG 2025 geeft een positief beeld van het hbo en wo in Nederland, daar ben ik trots
op. We willen die goede uitgangspositie uiteraard behouden, terwijl we ons voorbereiden
op een tijd van dalende studentenaantallen en bezuinigingen. De aanhoudende arbeidsmarktkrapte
in het onderwijs, de techniek en de zorg behoeft daarbij extra aandacht. Ook moeten
we niet uit het oog verliezen dat opwaartse druk niet het uitgangspunt van het hbo
en wo moet zijn.
Hoewel het niet de focus is van EAG 2025, weten we uit EAG 2023, waarin de focus op
het beroepsonderwijs lag, dat ons mbo het vanuit internationaal perspectief ook erg
goed doet24.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Moes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap