Brief regering : Productiviteitsagenda
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1287
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VAN DE
STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2025
Behoud en groei van onze welvaart is niet vanzelfsprekend. Generaties voor ons hebben
gewerkt, ondernomen en geïnnoveerd om Nederland sterker en welvarender te maken. Onze
scholen, ziekenhuizen en dijken van nu zijn betaald door dat sterke fundament. Maar
de voortgang dreigt tot stilstand te komen, met grote consequenties. Nederland behoort
nu nog tot de meest productieve economieën van de wereld in termen van toegevoegde
waarde per gewerkt uur (zie figuur 1).
Onze productiviteitsgroei is de afgelopen jaren echter veel lager dan het ooit is
geweest, en andere landen groeien harder (zie figuur 2).1 We verliezen onze voorsprong als we nu geen actie ondernemen. Als de productiviteitsgroei
verder stagneert, raakt ons brede doel – een hogere welvaart in Nederland – verder
uit zicht. Een minder sterke economie verkleint bovendien onze invloed op het wereldtoneel
en maakt ons kwetsbaar voor geopolitieke druk. Zowel het IMF als Mario Draghi waarschuwen
dat zonder productiviteitsverbetering onze economie verzwakt.2 Het groeitempo moet omhoog zodat we tot de mondiale top blijven behoren. In die top
horen landen als Noorwegen, Singapore en de Verenigde Staten (VS).
De vertraging in productiviteitsgroei is zorgwekkend. De arbeidsproductiviteit tussen
groeide tussen 1974 en 2013 gemiddeld met 1,5%. In de afgelopen 10 jaar groeide deze
echter met slechts 0,4% per jaar.3 Dat lijkt misschien een klein verschil, maar door dit verschil in groei is onze economie
bijna 100 miljard euro kleiner dan als de groei de laatste 10 jaar 1,5% was gebleven.4, 5 Dat is vijf keer zoveel als hoeveel we in Nederland per jaar uitgeven aan defensie,
en bijna twee keer zoveel als we uitgeven aan onderwijs.
Onze bevolking vergrijst. We kunnen dus niet rekenen op veel meer extra gewerkte uren,
terwijl de vraag naar zorg, veiligheid en goed onderwijs juist toeneemt. Als we niets
doen, komt de kwaliteit van onze voorzieningen in het geding, met als gevolg verder
dalende schoolprestaties, meer onopgeloste misdrijven en oplopende wachttijden in
de zorg. Dit kan leiden tot een negatieve spiraal. Als we onze voorzieningen op hetzelfde
niveau willen houden, zullen de belastingen moeten stijgen terwijl we aan koopkracht
verliezen. Via productiviteitsgroei scheppen we de randvoorwaarden om maatschappelijke
uitdagingen, zoals op het gebied van zorg en sociale zekerheid, wél aan te kunnen
gaan.
Meer productiviteit betekent dat ondernemers meer waarde creëren met minder moeite
of kosten. Dat klinkt abstract, maar in de praktijk betekent het: slimmer werken in
plaats van harder werken. Voor de lokale bakker betekent dat bijvoorbeeld bestellingen
makkelijker bijhouden via een app, minder tijd kwijt zijn aan papierwerk, of met moderne
ovens energiekosten besparen én sneller bakken. Voor scale-ups betekenen productiviteitsverhogingen
slimme groei: efficiënter werken zonder dat de kosten of complexiteit te snel oplopen.
Denk aan automatisering, sociale innovatie, digitalisering, gebruik van AI en het
kunnen aantrekken van gespecialiseerd personeel. Voor grote ondernemingen draait productiviteitsverhoging
om het blijven innoveren en concurreren op internationaal niveau. Dat kan via digitalisering,
procesoptimalisatie of investeringen in Research & Development (R&D).
Het kabinet wil dat Nederland bij de mondiale top blijft behoren. Dat is geen eenvoudige
opgave en er zijn geen snelle en makkelijke oplossingen. Het vereist een structurele
aanpak op verschillende terreinen. Op die manier kunnen we onze productiviteitsgroei
weer op het juiste pad krijgen.
Deze voorliggende Productiviteitsagenda is de eerste in een jaarlijkse cyclus. Het
kabinet zal uw Kamer jaarlijks, door middel van de Productiviteitsagenda, informeren
over het beleid om de arbeidsproductiviteit en daarmee de economische groei en welvaart
in Nederland te versterken. Dit beleid is aanvullend aan het beleid dat het kabinet
voert om de duurzame arbeidsparticipatie te verhogen en, waar dat past, mensen in
staat te stellen om meer uren te werken.6,
7
Het kabinet presenteert in deze eerste Productiviteitsagenda maatregelen om de productiviteit
in Nederland te versterken. Dit is zoals aangekondigd in het Regeerprogramma en eerder
toegezegd.8,
9 Het bevat maatregelen, verkenningen en voorstellen die bijdragen aan de versterking
van de arbeidsproductiviteit over de volle breedte van de economie. In deze eerste
agenda gaan we in op de terreinen (1) digitalisering en innovatie, (2) concurrentie
en interne markt, (3) bedrijfsfinanciering, (4) onderwijs en leven lang ontwikkelen
(LLO) en (5) arbeidsmarkt. Ook benoemt de agenda een aantal maatregelen om arbeidsbesparende
technologie en innovatie te stimuleren binnen specifieke sectoren.
Het structureel aanpakken van de achterblijvende productiviteitsgroei vereist een
stevige kennisbasis.
Daarom zal het kabinet een Productiviteitsraad oprichten die concrete beleidsadviezen
zal geven om onze productiviteitsgroei aan te jagen. Het kabinet kiest bewust voor
de oprichting van deze nieuwe raad, omdat deze het huidige kabinet en komende kabinetten
scherp houdt op deze grote en vaak onderbelichte uitdaging voor onze economie. We
kiezen voor een efficiënte inrichting van de Productiviteitsraad met een beperkt aantal
raadsleden en klein secretariaat, dat nauw samenwerkt met bestaande instellingen zoals
de National Productivity Board van het Centraal Planbureau.
We vragen om jaarlijks één rapportage van hoge kwaliteit met concrete beleidsadviezen
die goed afgestemd zijn op de beleidscontext. Op basis van die rapportage zal het
kabinet u jaarlijks haar beleid om de arbeidsproductiviteit te verhogen toesturen.
Overzicht van de maatregelen in de agenda
Productiviteitsagenda
Vijf overkoepelende pijlers
A. Digitalisering en innovatie
B. Concurrentie en interne markt
C. Bedrijfsfinanciering
D. Onderwijs en leven lang ontwikkelen (LLO)
E. Arbeidsmarkt
1. Verhogen R&D-uitgaven
2. Realiseren randvoorwaarden digitale infrastructuur
(AI-fabriek)
3. Ondersteunen (mkb)ondernemers bij digitalisering via de EDIHs
4. Opschalen beleids- experimenten in de bouwsector en metaalsector
1. Meer eenheid in EU-regels als uitgangspunt
2. Harmonisering van etiketterings-regel- geving
3. Invoeren New Competition Tool
4. Verminderen van regeldruk bij ondernemers
1. Stimuleren medewerkers-participatie voor startups en scale-ups
2. Verbeteren financierings-toegang voor mkb-bedrijven door de Financierings-Gids
3. Aanpassen BMKB om MKB'ers gemakkelijker aan financiering te laten komen
4. Onderzoeken fiscale durfkapitaalregeling voor startups en het mkb
5. Doorontwikkelen non-bancaire markt
6. Versterken kapitaalmarkt-unie
1. Versterken funderend onderwijs
2. Verbeteren loopbaanoriëntatie- en begeleiding
3. Vergroten aantal digitale professionals
4. Verkennen LLO-infrastructuur
1. Verminderen van onzekerheden en verplichtingen voor (kleine) ondernemers bij loondoorbetaling
bij ziekte
2. Stimuleren productiviteitsgroei zelfstandigen
3. Verbeteren matching op de arbeidsmarkt
+
Productiviteitsraad om beleid voor arbeidsproductiviteit te institutionaliseren
Sommige voorstellen in deze agenda zijn al uitgewerkt en klaar voor uitvoering, anderen
vragen nog om verdere verkenning, dialoog of nadere (financiële) besluitvorming. Een
maatregel die wordt uitgevoerd is bijvoorbeeld de ondersteuning van (mkb-)ondernemers
in digitalisering via de Europese Digitale Innovatie Hubs. Ook werkt het kabinet aan
de realisatie van een Nederlandse AI-fabriek en zet het zich in om binnen Europa regeldruk
te verlichten zoals door de regelgeving op het gebied van etikettering te harmoniseren.
Door de veranderende economie wordt het steeds belangrijker dat werknemers nieuwe
vaardigheden kunnen blijven ontwikkelen, waarvoor Leven Lang Ontwikkelen (LLO) van
belang is. Daarom verkent het kabinet de mogelijkheid om een persoonlijke leer- en
ontwikkelbudget te introduceren. Dit is belangrijk voor de Nederlandse productiviteitsgroei
op de langere termijn, en voor mensen om mee te kunnen blijven doen met de economie
van morgen.
Nog in de steigers staan enkele aanvullende maatregelen uit het 3%-R&D actieplan.
Denk aan het vergroten van de experimenteerruimte voor bedrijven. Deze maatregelen
vragen wel nog nadere verkenning en besluitvorming.
Binnen de bestaande budgettaire kaders kunnen verschillende stappen en verkenningen
worden gestart. Voor voorstellen die aanvullende middelen vergen, biedt deze brief
een solide vertrekpunt voor toekomstige keuzes en geeft zij richting aan het productiviteitsbeleid
van komende kabinetten.
Deze Productiviteitsagenda vormt onderdeel van de bredere aanpak arbeidsmarktkrapte.10 Voor de totstandkoming van deze agenda heeft het kabinet met meerdere stakeholders
in diverse sectoren gesprekken gevoerd. Daarnaast zijn ook de aanbevelingen over financiering,
toegang tot talent en inzet op digitalisering in het mkb van het Comité voor Ondernemerschap
in acht genomen.11 Dit is in lijn met de motie Postma en Idsinga.12 Ook heeft het kabinet bij de totstandkoming van deze agenda de aanbevelingen uit
het SER-advies Arbeidsproductiviteit meegenomen om in te zetten op een hogere groei
van de productiviteit in Nederland. Dit doet het kabinet onder andere door in te zetten
op investeringen in menselijk kapitaal, ruimte te bieden aan innovatieve bedrijven
en de rol van de National Productivity Board te verstevigen door een Productiviteitsraad
op te richten ter aanvulling op de NPB-taken van het CPB.13 Daarbij raken onderdelen op gebied van LLO ook aan de kabinetsreactie op het SER-advies
over sociale innovatie.14 Ten slotte heeft het kabinet ook de algemene aanbevelingen uit het PwC-rapport «Future-Proofing
the Dutch Economy» om te investeren in onderwijs, kennisontwikkeling, R&D en de toepassing
van technologie meegenomen in deze agenda.15
De Minister van Economische Zaken,
V.P.G. Karremans
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Moes
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
K.M. Becking
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
G. Moes, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid