Brief regering : Stand van zaken gebruik diepe ondergrond Waddenzee
29 684 Waddenzeebeleid
Nr. 296
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2025
De Waddenzee is een uniek natuurgebied van internationale waarde, dat zowel ecologisch
als cultureel van groot belang is. Het gebied is aangewezen als UNESCO werelderfgoed.
Tegelijkertijd vinden er in en rondom dit gebied diverse activiteiten plaats, zoals
recreatie, vervoer en het gebruik van de diepe ondergrond. Het kabinet hecht grote
waarde aan het behoud van de Waddenzee en zet zich in voor een zorgvuldige balans
tussen ecologische bescherming en economische belangen. Gelijktijdig bestaan er in
de samenleving en in de Kamer zorgen over het gebruik van de diepe ondergrond in de
Waddenzee. In deze brief gaat het kabinet in op deze zorgen.
Er wordt ingegaan op het verzoek van de Kamer om te reageren op het onderzoeksrapport
«Hoe denken Nederlanders over de Waddenzee?» van de Waddenvereniging1. Tevens worden de onderzoeken naar aanleiding van de evaluatie van het «hand-aan-de-kraan»-principe
aan de Kamer aangeboden. Daarnaast worden twee moties en een toezegging afgedaan die
betrekking hebben op activiteiten in de diepe ondergrond in de Waddenzee (motie lid
Kröger2, toezegging aan het lid Van der Lee3 en motie lid Van Raan4). Ook wordt er in deze brief ingegaan op de stand van zaken over de aanvraag voor
gaswinning in Ternaard.
Onderzoeksrapport «Hoe denken Nederlanders over de Waddenzee?»
Tijdens de procedurevergadering op 1 juli 2025 heeft de vaste commissie Klimaat en
Groene Groei verzocht om een reactie op de brief van de Waddenvereniging waarin zij
het onderzoeksrapport »Hoe denken Nederlanders over de Waddenzee?» aanbiedt. Het onderzoek
is in opdracht van de Waddenvereniging uitgevoerd door Ipsos I&O onder ruim 1.000
Nederlanders. In het onderzoeksrapport komt onder andere naar voren dat twee derde
van de Nederlanders het niet acceptabel vindt als de Unesco Werelderfgoedstatus van
de Waddenzee verloren gaat als gevolg van vergunningen voor gas- of zoutwinning. Daarnaast
vindt driekwart van de Nederlanders het belangrijk dat de Werelderfgoedstatus van
de Waddenzee behouden blijft. Ook vindt driekwart dat de Nederlandse regering zich
moet inspannen om deze te behouden. Het kabinet heeft kennis genomen van de uitkomsten
van het onderzoeksrapport en hecht grote waarde aan het behoud van de Waddenzee. Voor
activiteiten in de diepe ondergrond geldt dat deze geen onomkeerbare schade mogen
hebben voor dit kwetsbare en waardevolle natuurgebied. Mede daarom is bij gas- en
zoutwinning in de Waddenzee het «hand-aan-de kraan»-principe van toepassing. Dit houdt
in dat de diepe bodemdaling niet groter mag zijn dan de toegestane gebruiksruimte
en dat de beschermde natuur in en rondom de Waddenzee niet mag worden aangetast door
gas- en zoutwinning. Het doel is om negatieve effecten tijdig waar te nemen zodat
de winning verminderd of gestopt kan worden voordat er onomkeerbare schade ontstaat.
Deze gebruiksruimte wordt periodiek geëvalueerd, waarbij de laatste wetenschappelijke
inzichten worden meegenomen. Daarbij mag de gas- en zoutwinning niet leiden tot significant
negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden,
zoals de Waddenzee. Deze bescherming vindt plaats op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Ook worden de ontwikkelingen in de Waddenzee elk jaar uitgebreid gemonitord en ge-audit
door een onafhankelijke auditcommissie.
In aanvulling hierop worden er geen nieuwe winningen meer toegestaan onder de Waddenzee.
Dit is via een amendement5 van de Tweede Kamer op 1 mei 2024 in de Mijnbouwwet opgenomen. Omdat sinds die datum
niet meer mag worden ingestemd met nieuwe winningsplannen of wijzigingen van bestaande
winningsplannen voor zover die wijziging een verlenging van het tijdvak of een uitbreiding
van de omvang van de winning betreft, zal het gebruik van de diepe ondergrond onder
de Waddenzee uitfaseren. Er is een aantal (wijzigingen) van winningsplannen voor 1 mei
2024 ingediend. Deze moeten, op grond van het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel
167p van de Mijnbouwwet, nog worden afgehandeld conform de toen geldende Mijnbouwwet.
Hoewel het maatschappelijke en politieke sentiment rondom de winning van gas en zout
onder een kwetsbaar natuurgebied met een Werelderfgoedstatus is veranderd, blijven
de wettelijke kaders bij de beoordeling van deze lopende aanvragen van kracht.
Ternaard
De aanvraag voor winning van aardgas onder de Waddenzee vanuit Ternaard dateert van
voor de genoemde wetswijziging en zal dus nog moeten worden afgehandeld conform de
destijds geldende bepalingen. Zoals het kabinet de Kamer eerder heeft gemeld6 proberen we in overleg met de aandeelhouders van NAM, Shell en ExxonMobil, tot een
oplossing te komen voor Ternaard. Binnenkort verwacht het kabinet u hierover nader
te informeren.
Motie aanpassen wet- en regelgeving gevolgen Waddenzee
Het bovengenoemde amendement, waarmee geen nieuwe winningen meer worden toegestaan
onder de Waddenzee, geeft tevens invulling aan de motie van lid Kröger7. Deze motie verzoekt de regering om bij mijnbouwbesluiten in het Waddengebied zwaar
te laten meewegen wat de gevolgen zijn voor de Waddenzee en de Werelderfgoedstatus,
en om zo nodig wet- en regelgeving hierop aan te passen. Zoals hierboven aangegeven
sluit de wijziging van artikel 36 van de Mijnbouwwet nieuwe winningen van delfstoffen
onder de Waddenzee uit. Met nieuwe winningsplannen die na 1 mei 2024 worden ingediend
wordt niet langer ingestemd.
Onderzoeken naar aanleiding van evaluatie hand-aan-de-kraan
In 2021 is de evaluatie van de «hand-aan-de-kraan»-methodiek gepubliceerd waarin een
aantal aanbevelingen werden gegeven. Een van de aanbevelingen was om te onderzoeken
hoe een verbeterde geïntegreerde «hand-aan-de-kraan»-methodiek kan worden ontwikkeld
en toegepast, die rekening houdt met de niet geringe onzekerheden op de lange(re)
termijn. TNO heeft hiervoor een verkenning uitgevoerd van de haalbaarheid van een
zuiver probabilistische gebruiksruimtetoets. TNO komt met drie mogelijkheden: op basis
van een jaarlijkse overschrijdingskans, op basis van een vervroegde overschrijding
(omdat immers alleen doorgaande zeespiegelstijging uiteindelijk ook de gebruiksruimte
overschrijdt) en een alternatief waarbij het meegroeivermogen (sediment leverend vermogen)
wordt herzien met de nieuwste inzichten. In alle drie de alternatieven wordt de gebruiksruimte
voor de komberging Pinkegat niet overschreden in de periode tot 2050. Voor de komberging
Vlie wordt de gebruiksruimte overschreden in 2034 of 2037 of niet (afhankelijk van
een van de drie alternatieven). Met de huidige «hand-aan-de-kraan»-methodiek wordt
de gebruiksruimte voor Pinkegat overschreden in 2044 en voor Vlie in 2037. De resultaten
van de haalbaarheidsstudie van TNO geven aan dat de huidige methodiek vaak eerder
een overschrijding van de gebruiksruimte geeft dan methodes die rekening houden met
de onzekerheden op lange termijn, uitzondering is de jaarlijkse overschrijdingskans
voor de komberging Vlie. De huidige methodiek is in vergelijking met een zuiver probabilistische
methode conservatiever.
Een andere aanbeveling van de evaluatie was om het meegroeivermogen eenduidig vast
te stellen inclusief onzekerheden. Deltares heeft hiervoor een studie uitgevoerd naar
het meegroeivermogen van de kombergingen gerelateerd aan de kritische zeespiegelstijgingssnelheid
voor verdrinking in de Nederlandse Waddenzee. Hiermee wordt een duidelijke en transparante
methodiek gehanteerd om het meegroeivermogen te definiëren. De meegroeivermogens die
op deze manier zijn bepaald voor de bekkens van Marsdiep, Vlie, Pinkegat en Zoutkamperlaag
zijn respectievelijk 7,8 mm/yr; 7,0 mm/yr; 10,2 mm/jr en 6,8 mm/jr. Deze liggen allen
boven de huidige waarden die in de «hand-aan-de-kraan» methodiek worden gehanteerd8. Ook hiermee is dus de huidige invulling van de «hand-aan-de-kraan»-methode conservatiever.
Het is aan een volgend kabinet hoe om te gaan met deze nieuwe inzichten die meer ruimte
lijken te geven voor activiteiten in de Waddenzee dan het huidige vastgestelde «hand-aan-de-kraan»-beleid.
De huidige «hand-aan-de-kraan»-methode is op deze punten conservatiever (veiliger)
dan eerder gedacht.
Toezegging onderzoeksprogramma WATLAS
In 2020 heeft de toenmalige Minister van EZK naar aanleiding van een motie van lid
Van der Lee toegezegd dat hij Frisia9 zal vragen om het onderzoeksprogramma WATLAS10 te betrekken bij het monitoringsprogramma voor zoutwinning. Het ministerie heeft
Frisia in 2024 opnieuw verzocht om het onderzoeksprogramma WATLAS te betrekken bij
het monitoringsprogramma. Frisia heeft aangegeven dat zij binnen het onderzoek en
de monitoring de voorkeur geeft aan andere methoden zodat bevindingen vergelijkbaar
blijven. Zo gebruikt Frisia momenteel traditionele vogeltellingen als onderdeel van
het ecologische monitoringsprogramma voor de zoutwinning onder de Waddenzee. Deze
methode omvat het tellen van aanwezige vogelsoorten op en rond droogvallende wadplaten
zoals scholeksters, bonte strandlopers en kanoeten. De gegevens worden vergeleken
met eerdere nulmetingen om eventuele veranderingen in vogelpopulaties te constateren.
Motie activiteiten in beschermde zeegebieden
Verder gaat het kabinet met deze brief in op de motie Van Raan11. Het kabinet wordt opgeroepen zich in te zetten voor het beëindigen van schadelijke
extractieve industriële activiteiten in beschermde Europese zeegebieden. Wat betreft
de effecten van olie- en gaswinning, visserij en zandwinning op de natuur in de Noordzee
geeft het kabinet hier invulling aan via de bestaande wettelijke kaders en procedures
zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000-netwerk), de Kaderrichtlijn Mariene
Strategie (KRM), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en vergunningen en meldingsplichten
die verplicht zijn onder de Omgevingswet (omgevingsvergunning, natura 2000-activiteit,
flora- en fauna-activiteiten). Op de Noordzee zijn beschermde gebieden aangewezen
onder zowel de Vogel- en/of Habitatrichtlijn en beschermd onder de KRM, ter bescherming
van de daar aanwezige soorten en bodemhabitats. In de Mariene Strategie deel 3, onderdeel
van het Programma Noordzee 2022–202712 is opgenomen dat olie- en gaswinning onder strikte voorwaarden kan worden voortgezet.
De voorwaarden moeten voldoen aan de bovenwettelijke Best Beschikbare Technieken van
milieubeschermend en natuurversterkend bouwen en exploiteren. Voor visserij is afgesproken
in Programma Noordzee 2022–2027 om 15% van de oppervlakte van de Nederlandse Noordzee
te vrijwaren van bodemvisserij in beschermde gebieden. Op dit moment is ca. 5% hiervan
gerealiseerd, het streven is om voor 2030 dit te verhogen naar de 15%. Hiervoor moet
een Europese procedure worden doorlopen omdat visserij een Europese competentie is.
Daarnaast is de kennisopgave opgenomen om de noodzaak van aanvullende maatregelen
voor andere activiteiten dan visserij in deze gebieden te onderzoeken. Dit wordt uitgewerkt
in de planperiode van 2022–2027. Omdat Natura 2000 en KRM Europese juridische kaders
zijn, gelden de hieruit volgende verplichtingen ook voor de andere Europese lidstaten.
Verder blijft het kabinet zich ook in het kader van het OSPAR-verdrag op internationaal
niveau inzetten voor het toepassen van best beschikbare milieutechnieken bij olie-
en gaswinning.
Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten voor de bescherming van de Waddenzee.
Tegelijkertijd zoeken we zorgvuldig naar een evenwicht tussen ecologische waarden
en mogelijkheden die de Waddenzee biedt ter ondersteuning van de energietransitie.
Het kabinet begrijpt dat dit onderwerp leeft en nauwlettend wordt gevolgd. Zodra er
relevante ontwikkelingen zijn, zal het kabinet u daar uiteraard over informeren.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei