Brief regering : Verkenning aanscherping kennismigrantenregeling
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 163
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2025
Het kabinet wil de kenniseconomie, innovatie en (digitale) infrastructuur verder versterken.
De inzet op hoogwaardige kennismigratie is en blijft hiervoor van essentieel belang.
Tegelijkertijd wil het kabinet de migratie naar Nederland verminderen. Daarom voert
het kabinet een gerichter en selectiever arbeidsmigratiebeleid, in lijn met het door
de Staatcommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 geadviseerde scenario van gematigde
groei.1 Het kabinet heeft in het Regeerprogramma en in zijn brief over een gerichter en selectiever
arbeidsmigratiebeleid aangekondigd onderzoek te doen naar de aanscherping van de kennismigrantenregeling.2
Wij bieden u hierbij, namens het kabinet, de verkenning Aanscherping van de kennismigrantenregeling
aan. In deze brief en notitie gaan wij tevens in op de door uw Kamer voorgestelde
aanpassingen van de Europese blauwe kaart. Tot slot benutten wij deze verkenning om
de kabinetsinzet op kennismigratie en talentbehoud nader toe te lichten.
Aanscherping van de kennismigrantenregeling
Het doel van het aanscherpen van de kennismigrantenregeling is om kennismigranten
toe te laten die daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie.
Aanscherping moet ervoor zorgen dat oneigenlijk gebruik en misbruik zoveel mogelijk
worden tegengegaan, terwijl de positieve aspecten van de regeling behouden blijven.
Het kabinet kiest er daarom voor om de bestaande eisen te verzwaren en uit te breiden.3 De regeling blijft hierdoor toegankelijk voor de echte toptalenten, die in de mondiale
war on talent schaars zijn, ongeacht de sector.4
Tegelijkertijd verliezen we het belang van een goed vestigings- en ondernemingsklimaat,
inclusief het belang van innovatieve bedrijven zoals start-ups en scale-ups, niet
uit het oog.
Verschillende studies tonen aan dat kennismigranten een positieve bijdrage leveren
aan de productiviteitsgroei, innovatiekracht, concurrentievermogen en het verzilveren
van de kansen die de digitale transitie Nederland biedt.5 Kennismigranten zijn daarnaast economisch gezien netto bijdragers.6 Tegelijkertijd maken zij, net als andere ingezetenen, gebruik van voorzieningen zoals
de huisvesting, infrastructuur, zorg, en onderwijs. Daarbij speelt gezinsmigratie
ook een rol: voor elke kennismigrant komt ongeveer 0,8 gezinsmigrant mee naar Nederland.7 Overigens is dat verblijf vaak tijdelijk: zeker de helft van de kennismigranten verlaat
Nederland binnen vijf jaar.8
Bij de introductie van de kennismigrantenregeling in 2004 werd de doelgroep van de
regeling als volgt omschreven: «Kennismigranten hebben als regel een hoger beroeps-
of wetenschappelijk onderwijs diploma, of spelen na een middelbaar beroepsopleiding
een katalyserende rol in innovatieprocessen. Daarnaast is het in het algemeen zo dat
de kennismigrant werkt in een sector die cruciaal is voor de ontwikkeling van de economie,
hetzij in de wetenschap, hetzij in het bedrijfsleven, of die in maatschappelijk opzicht
cruciaal is. De expertise van de hooggekwalificeerde arbeidsmigrant is op nationaal
en internationaal niveau schaars.»9 Het kabinet onderschrijft deze definitie nog steeds en beschouwt de motie van het
lid Patijn daarmee als afgedaan.10 Aan de definitie en het daarin besloten deskundigheidsvereiste wordt invulling gegeven
door een looncriterium. Met de verkenning wordt beoogd de kennismigrantenregeling
meer toe te spitsen op die kennismigranten die aan de bovengenoemde definitie voldoen.
De kennismigrantenregeling lijkt momenteel, naast kennismigratie in de zin van bovengenoemde
definitie, ook andere vormen van arbeidsmigratie te faciliteren die het kabinet in
mindere mate als essentieel ziet. Hierbij zijn er incidenteel ook signalen van oneigenlijk
gebruik en misbruik. De Nederlandse Arbeidsinspectie signaleert deze ontwikkelingen
ook in haar jaarverslag 2023.11
Voorgestelde maatregelen
Het kabinet heeft een verkenning gedaan naar een evenwichtig pakket aan maatregelen
om de kennismigrantenregeling aan te passen. Voorgesteld wordt dat de bestaande eisen
van het erkend referentschap en de looncriteria worden aangescherpt. Daarnaast dient
de marktconformiteitstoets beter benut te worden.
Het aanscherpen van het erkend referentschap heeft tot doel het aantal inactieve erkende
referenten terug te dringen en toe te spitsen op bedrijven waar de kennismigrantenregeling
voor bedoeld is. Met deze aanscherpingen wordt naar verwachting misbruik en oneigenlijk
gebruik ingeperkt.
De voorgestelde verhoging van de looncriteria voor kennismigranten en het beperken
van de mogelijkheid om de verlaagde criteria langdurig toe te passen heeft tot doel
de regeling verder toe te spitsen voor wat betreft de werknemers die via de kennismigrantenregeling
worden toegelaten en te stroomlijnen ten opzichte van de Europese blauwe kaart. Hiermee
beoogt het kabinet oneigenlijk gebruik en misbruik tegen te gaan. Het beter benutten
van de marktconformiteitstoets dient er zorg voor te dragen dat die situaties, waar
een te hoog salaris wordt betaald voor de functie, worden ondervangen. Tot slot wil
het kabinet ook de regelgeving omtrent het looncriterium verduidelijken, zodat de
regels omtrent het looncriterium duidelijk zijn voor werkgevers.
Eenmaal uitgewerkt moet het pakket van maatregelen ervoor zorgen dat de positieve
aspecten van de kennismigrantenregeling, waaronder de eenvoud en de snelheid, behouden
blijven voor het bedrijfsleven, inclusief het mkb en start-ups en scale-ups, en kennismigranten
die een bijdrage leveren aan de Nederlandse kenniseconomie. De uitbreiding en verzwaring
van de eisen dragen bij aan een gerichter en selectiever kennismigratiebeleid. Zij
zijn aanvullend op de reeds aangekondigde aanscherpingen rondom payrolling en andere
uitzendconstructies en de uitwerking van de maatregelen omtrent ongewenste kennis-
en technologieoverdracht, alsmede de aanscherping van de fiscale 30%-regeling voor
buitenlandse werknemers.
Vervolgstappen
Graag gaat het kabinet met uw Kamer in gesprek over de voorgestelde maatregelen, in
lijn met de motie-Ceder.12 Deze maatregelen worden momenteel nader uitgewerkt en onderzocht op doeltreffendheid
en doelmatigheid, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor de uitvoerbaarheid en de gevolgen
voor het vestigingsklimaat en bedrijfsleven. De definitieve besluitvorming over de
in de verkenning genoemde maatregelen is onder voorbehoud van een politiek besluit
over de budgettaire dekking bij de voorjaarsbesluitvorming als bij de nadere uitwerking
blijkt dat de maatregelen financiële gevolgen hebben.
Op dit moment vindt er ook een Interdepartementaal Beleidsonderzoek Arbeidsmigratie
(IBO) plaats. In het kader van dit IBO wordt arbeidsmigratie vanuit diverse invalshoeken
belicht en worden mogelijke beleidsopties geïnventariseerd. De resultaten van het
IBO worden vóór de zomer verwacht. Daarnaast heeft het kabinet de SER gevraagd om
een gedragen advies uit te brengen over welke keuzes met betrekking tot de economie
en arbeidsmarkt de SER noodzakelijk en wenselijk acht, met inachtneming van de maatschappelijke
opgaven en houdbaarheid van de publieke voorzieningen. Het kabinet heeft de SER gevraagd
om het rapport in de zomer op te leveren.
Het kabinet zal eventuele aanpassingen in het arbeidsmigratiebeleid die voortvloeien
uit het IBO of SER-advies, waar relevant, in samenhang bezien met de voorgenomen aanscherping
van de kennismigrantenregeling.
Mede namens de Minister van Economische Zaken,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Minister van Asiel en Migratie,
Y.J. van Hijum
Verkenning aanscherping kennismigrantenregeling
Inleiding
Hoogwaardige kennismigratie is en blijft van essentieel belang voor de Nederlandse
kenniseconomie, innovatie en digitale infrastructuur. Tegelijkertijd moet de omvang
van migratie naar Nederland beperkt worden, onder andere door gerichtere en selectievere
arbeidsmigratie, zoals aangekondigd in het Regeerprogramma. Deze ambities komen samen
in de aanscherping van de kennismigrantenregeling.
Deze verkenning gaat in op de uitwerking van de aanscherpingen van de kennismigrantenregeling
tot nu toe, op de door uw Kamer voorgestelde aanpassingen van de Europese blauwe kaart
en op het beter behouden en gerichter aantrekken van talent. Deze verkenning is als
volgt opgebouwd:
1. Aanscherping kennismigrantenregeling
a. Situatieschets
b. Erkend referentschap
c. Looncriterium
d. Overige overwogen aanscherpingen
e. Effect op aanpalende toelatingsregelingen
f. Samenwerking uitvoering en toezichthouders
g. Consultaties
2. Aanpassingen Europese blauwe kaart
3. Beter behouden en gerichter aantrekken van talent
1. Aanscherping kennismigrantenregeling
a. Situatieschets
De nationale kennismigrantenregeling (hierna: de kennismigrantenregeling) stelt werkgevers
in staat om kenniswerkers van buiten de Europese Unie en Europese Economische Ruimte
(EU/EER) en Zwitserland in dienst te nemen (hierna: derde landen). Werkgevers moeten
hiervoor door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als referent erkend zijn.
Zij moeten kennismigranten bovendien een loon betalen dat gelijk aan of hoger is dan
een jaarlijks geïndexeerd normbedrag (looncriterium) en dat marktconform is. Tot slot
moet sprake zijn van een gezags- en dus arbeidsverhouding tussen werkgever en kennismigrant.13
De groei van het aantal kennismigranten nam door de jaren heen tot 2023 sterk toe,
met uitzondering van de coronajaren (zie tabel 1). In 2023 is de groei afgevlakt en
het gebruik van de nationale kennismigrantenregeling afgenomen. Tijdens consultaties
met het bedrijfsleven werd onder meer aangegeven dat bedrijven vaker kennismigranten
werven, die al in Nederland werken.
In Nederland bevonden zich op peildatum 1 januari 2025 ca. 107.160 kennismigranten
(nationale regeling). Kennismigranten werken voornamelijk in de informatie- en communicatiesector
en de zakelijke dienstverlening. Kennisintensieve bedrijven, zowel grote bedrijven,
als kleinere ondernemingen werven veel kennismigranten.
De kennismigrantenregeling kent incidenteel signalen van oneigenlijk gebruik en misbruik,
zoals beschreven in het Jaarverslag 2023 van de Nederlandse Arbeidsinspectie.14 Bij oneigenlijk gebruik handelen werkgevers volgens de regels van de wet, maar in
strijd met de bedoeling ervan. Bijvoorbeeld door de regeling te gebruiken voor werknemers
die wel een marktconform loon verdienen maar geen kenniswerk verrichten zoals bij
de introductie van de regeling in 2004 beoogd.15 Bij misbruik gaat het om overtredingen van de wet- en regelgeving, zoals het niet
voldoen aan het looncriterium of het betalen van een loon dat niet marktconform is,
maar te hoog in relatie tot de functie.
Voortbouwend op hetgeen gesignaleerd werd in de evaluatie van de Wet modern migratiebeleid
uit 201916, onderscheidt het kabinet een aantal ontwikkelingen wat betreft het erkend referentschap:
• Toename aantal erkend referenten. Het aantal erkende referenten groeit snel en blijft toenemen (zie tabel 1).
• Incidenteel of geen gebruik. Het erkend referentschap is bedoeld voor bedrijven (werkgevers) die met enige regelmaat behoefte hebben aan het in dienst nemen van een kennismigrant.17 De term «regelmaat» is vatbaar voor interpretatie. Uit IND-data blijkt dat bijna
de helft van de erkend referenten één keer per jaar een kennismigrant in dienst neemt.
Voor een klein bedrijf kan dat regelmatig zijn, voor (middel)grote bedrijven is dan
minder sprake van regelmaat.
• Onbruikbare erkenning. Sommige bedrijven, bijvoorbeeld in de horeca, kennen overwegend functies waarvoor
het kennismigrantenloon te hoog zou zijn in vergelijking met het loon dat op de markt
gebruikelijk is. Er is dan geen sprake van kenniswerk zoals (oorspronkelijk) bedoeld.18 Deze omstandigheid blijkt doorgaans al bij de erkenningsaanvraag. Voor deze bedrijven
is het erkend referentschap – en de kennismigrantenregeling – niet bedoeld. Er bestaat
evenwel geen grond om deze erkenningsaanvragen af te wijzen. De IND probeert dit manco
met voorlichting te ondervangen. Dat vraagt capaciteit, en vaak zet het bedrijf de
erkenningsaanvraag alsnog door.
De populariteit van de kennismigrantenregeling is verklaarbaar. Ten opzichte van andere
reguliere vergunningen voor arbeid is zij toegankelijker en gebruiksvriendelijker.
De alternatieve regeling voor kennismigratie, de Europese blauwe kaart (hierna: de
blauwe kaart), en ook de «reguliere» vergunning voor arbeid in loondienst (de gecombineerde
vergunning voor verblijf en arbeid ofwel gvva) kennen strengere eisen en ingewikkelder
procedures.
Bij de implementatie van de herziene blauwekaartrichtlijn heeft het kabinet destijds
een gelijker speelveld willen creëren tussen de blauwe kaart en de nationale kennismigrantenregeling.19 Uw Kamer heeft zich daarover kritisch geuit, per amendement een arbeidsmarkttoets
en ondergrens voor het looncriterium in het wetsvoorstel opgenomen en verschillende
andere voorstellen gedaan voor verdere aanscherping, waaraan het kabinet in deze verkenning
opvolging geeft.
Voor andere arbeidsmigranten uit derde landen, met uitzondering van bepaalde categorieën
zoals wetenschappers of overplaatsing binnen concern, gelden relatief strenge eisen
waar door UWV op wordt getoetst. Zo moeten werkgevers werven binnen Nederland, de
EU/EER en Zwitserland, en aantonen dat ze geen geschikte kandidaat voor de vacature
hebben kunnen vinden. Een en ander vormt een prikkel om van de kennismigrantenregeling
gebruik te maken, ook als een andere regeling passender zou zijn.
Tabel 1: aantal erkend referenten en het aantal verleende vergunningen kennismigratie
(nationale regeling), 2013–2024 Bron: Rapportages Vreemdelingenketen, Factsheet Kennis en Talent, Staat van Migratie.
Cijfers afgerond op tientallen.
2013
2016
2020
2021
2022
2023
2024
Aantal erkende referenten op 31 december
2.700
5.420
8.070
9.140
9.820
10.850
12.070
Aantal verleende vergunningen kennismigratie, nationale regeling
8.350
11.040
6.380
12.440
21.550
14.870
10.570
b. Erkend referentschap
Voor zakelijke referenten, zoals bedrijven en onderwijsinstellingen, bestaat de mogelijkheid
om «erkend referent» te worden. Het erkend referentschap is in 2013 geïntroduceerd
als onderdeel van de Wet Modern Migratiebeleid. Erkenning brengt verscheidene voordelen
met zich mee, zoals toegang tot online dienstverlening en een beslistermijn (streeftermijn)
van twee weken, doordat de erkend referent bij aanvragen voor de kennismigrantenvergunning
geen bewijsstukken hoeft te overleggen. Hij kan hierin voor een deel volstaan met
eigen verklaringen dat aan de voorwaarden van de kennismigrantenregeling wordt voldaan,
waarop de IND in beginsel vertrouwt. De IND heeft desondanks de mogelijkheid om alle
onderliggende stukken op te vragen en de verblijfsaanvraag volledig te toetsen.
Ook kan de IND in voorkomende gevallen -bij twijfel- UWV vragen om advies over de
marktconformiteit van het salaris. Kleinere bedrijven, met een maximum van 50 werknemers,
kunnen erkenning aanvragen tegen een gereduceerd tarief.20
Bij een erkenningsaanvraag toetst de IND de referent op betrouwbaarheid, continuïteit
en solvabiliteit. De (erkend) referent is gehouden aan een drietal plichten jegens
elke vreemdeling wiens erkend referent hij is:
• Informatieplicht: de erkend referent moet veranderingen die gevolgen hebben voor de
verblijfsvergunning van de vreemdeling of zijn eigen erkenning binnen vier weken melden
bij de IND.
• Administratieplicht: De erkend referent moet alle van belang zijnde informatie over
de vreemdeling in zijn administratie bewaren.
• Zorgplicht: De erkend referent draagt zorg voor een zorgvuldige werving en selectie
van de vreemdeling. Ook moet hij de vreemdeling informeren over de toelatings- en
verblijfsvoorwaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Voor een viertal verblijfsdoelen kan een aanvraag alleen worden ingediend door een
erkend referent. Het gaat om culturele uitwisseling, studie, arbeid als kennismigrant
en onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801. Het gaat om vier verschillende
types erkenning. De erkenning voor kennismigratie betreft een generieke erkenning.
Deze kan ook gebruikt worden voor andere arbeidsgerelateerde verblijfsdoelen, waaronder
de blauwe kaart, al is dat niet verplicht. Voor een erkenning culturele uitwisseling,
studie of onderzoek gelden aanvullende, toegespitste eisen, boven op de eisen van
de generieke erkenning. De aantallen erkend referenten in deze categorieën liggen
dan ook veel lager: op 27 mei 2025 stonden in het openbaar register erkende referenten
26 culturele uitwisselingsreferenten, 98 onderwijsreferenten en 161 onderzoeksreferenten.21
«Onbruikbare» erkenning, zoals hierboven toegelicht, moet beter worden tegengegaan.
Daarnaast is door het kabinet besloten om payrolling en andere uitleenconstructies
te verbieden voor erkend referenten, tenzij sprake is van een uitzonderingscategorie.
De voornemens zijn nader toegelicht in de brief van 8 november 2024.22 Uitleners in uitzonderingssituaties zullen in de toekomst (wanneer het wetsvoorstel
door de Eerste Kamer is aanvaard) overigens onverkort moeten voldoen aan Wet toelating
terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta). In genoemde brief is uw Kamer tevens
op de hoogte gesteld van de voortgang op de uitwerking van maatregelen inzake het
tegengaan van ongewenste kennis- en overdrachtstechnologie, zowel bij bedrijven via
individuele migranten als bij misbruik van het erkend referentschap. Uw Kamer is hier
verder over geïnformeerd in de brief van 15 april 202523, waarin is aangegeven dat het Ministerie van Economische Zaken bezig is met een verkenning
naar de mogelijkheden voor het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht
door individuele kenniswerkers bij in Nederland gevestigde ondernemingen. Ook is hierin
aangegeven dat het Ministerie van Asiel en Migratie beziet hoe misbruik door kwaadwillende
statelijke actoren van bedrijven die erkend referent zijn, of willen worden, beter
kan worden tegengegaan.
Hiervoor is een concept beoordelingskader ontwikkeld dat middels hypothetische testcasussen
binnen een pilot verder wordt uitgewerkt en uitgetest. Uw kamer zal na de zomer door
de Minister van Economische Zaken nader over de bevindingen bij deze trajecten worden
geïnformeerd. Het beperken van toegang tot bepaalde arbeidsactiviteiten in sensitieve
sectoren (analoog aan artikel 15, lid 8 van de herziene blauwekaartrichtlijn) wordt
in het bovengenoemde traject over individuele kenniswerkers meegenomen, waarmee opvolging
wordt gegeven aan de motie van het lid Ceder c.s.24
Voorts moet de samenleving ervan op aan kunnen dat erkend referenten de aan hen toevertrouwde
verantwoordelijkheden kunnen dragen. Het kabinet wil daarom de betrouwbaarheidsvereisten
van erkend referenten steviger verankeren. Ook moet het makkelijker worden om het
erkend referentschap af te wijzen of in te trekken wanneer twijfels bestaan over de
continuïteit en solvabiliteit van een bedrijf. De financiële gezondheid van erkend
referenten dient immers boven alle twijfel verheven te zijn.
Het kabinet overweegt daarom, in aanvulling op de reeds lopende trajecten, nog een
drietal concrete stappen ter aanscherping van het erkend referentschap:
1. De intrekkingsgrond «inactiviteit» herintroduceren en aanscherpen;
2. Een strengere toetsing op betrouwbaarheid;
3. Verduidelijking en aanscherping toets continuïteit en solvabiliteit;
Bovenstaande voorstellen beogen in algemene zin uitvoerings- en toezichtslasten te
beperken. De aanscherpingen zullen vanaf de dag van inwerkintreding ook van toepassing
zijn op alle bestaande erkende referenten. Het kabinet wil de toezichthouders in staat
stellen, binnen wat uitvoeringstechnisch mogelijk is, om actief te toetsen of bestaande
erkend referenten aan de (aangescherpte) voorwaarden voldoen. Het kabinet is zich
ervan bewust dat alle betrokken partijen in elk geval voldoende tijd dienen te krijgen
om zich op veranderingen voor te bereiden. Hier zal in de planning rekening mee gehouden
worden.
• Intrekkingsgrond «inactiviteit» herintroduceren en aanscherpen
In de praktijk komt het voor dat erkende referenten geen verblijfsaanvragen voor vreemdelingen
(meer) indienen en ook geen referent (meer) zijn voor vreemdelingen. Het is niet wenselijk
dat de erkenning van deze referenten geldig blijft. Instandhouding van de erkenning
betekent dat de onderneming of rechtspersoon langdurig geen ervaring opdoet met de
bijbehorende verplichtingen en aandacht van de IND blijft vragen in het kader van
handhaving. Bovendien wekt de vermelding in het openbaar register van erkende referenten
een verkeerde indruk richting vreemdelingen die verblijf in Nederland beogen voor
een zakelijk verblijfsdoel. Immers, zij kunnen op basis van vermelding in dit register
in de veronderstelling zijn dat een tewerkstelling bij de onderneming of rechtspersoon
een reële mogelijkheid is.
Voorheen gaf het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: het VV 2000), een ministeriële
regeling, de mogelijkheid om de erkenning in te trekken als een erkend referent geen
kennismigrant in dienst had, geen aanvraag voor een kennismigrantenvergunning had
ingediend én in de afgelopen drie jaar evenmin één of meerdere kennismigranten in
dienst had gehad. Tot begin 2024 werden ieder jaar enkele honderden erkenningen ingetrokken
om deze reden.
De rechtbank heeft de betreffende bepaling echter onverbindend verklaard: een dergelijke
intrekkingsgrond moet op wetsniveau worden geregeld.25 Dat wil het kabinet nu gaan doen. De toegestane duur van inactiviteit bedroeg drie
jaren. Om de populatie beter beheersbaar te houden, is het kabinet van plan de termijn
naar twee jaren te verkorten. Een nog kortere termijn dan deze twee jaren zou leiden
tot meer intrekkingen, maar ook tot meer herhaalaanvragen voor erkenning. Dat levert
te grote uitvoeringslasten op, alsook onnodige regeldruk voor bedrijven.
• Strengere toetsing op betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van personen, die het beleid van de onderneming, de rechtspersoon
of de vestiging daarvan (mede) bepalen, of die toezicht houden op de algemene gang
van zaken van de onderneming of rechtspersoon, moet buiten twijfel staan. In het kader
hiervan wordt de betrouwbaarheid van deze personen beoordeeld door de IND, voordat
de onderneming of rechtspersoon wordt erkend als referent.
Het doel van de beoordeling van de betrouwbaarheid van deze personen is de borging
van de juistheid van de eigen verklaringen die de erkende referent in het kader van
de versnelde procedure aflegt en daarmee van het maatschappelijke draagvlak van en
het vertrouwen in de versnelde toelatingsprocedure. Er mag immers redelijkerwijs geen
twijfel bestaan over de betrouwbaarheid van deze eigen verklaringen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de onderneming betrekt de IND dan ook
strafrechtelijke antecedenten van alle bij de onderneming betrokken natuurlijke personen
en rechtspersonen. De beoordeling richt zich op feiten en omstandigheden, waaruit
blijkt dat het vertoonde gedrag van betrokkene niet in overeenstemming is met een
integer gebruik van de versnelde toelatingsprocedure.
De feiten, waarmee in ieder geval rekening wordt gehouden, omvatten onder meer deelneming
aan een criminele of terroristische organisatie, mensensmokkel, mensenhandel, valsheid
in geschrifte, het opzettelijk verstrekken van onware gegevens, het opzettelijk schenden
van de verplichting gegevens te verstrekken, verduistering, benadeling van schuldeisers
of rechthebbenden, heling, witwassen, andere valsheiddelicten, bedrog en seksuele
misdrijven. Ook strafbare overtreding van de fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69
van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen) wordt betrokken bij de beoordeling
van de betrouwbaarheid van de referent.
Dit geldt eveneens voor bestuurlijke boetes die opgelegd zijn ter zake van overtreding
van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), de Wet arbeid vreemdelingen (hierna:
de Wav) en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: de Wml), en voor
opgelegde fiscale vergrijpboetes.
Bij de beoordeling van de aanvraag om erkenning wordt de justitiële documentatie geraadpleegd
op justitiële antecedenten. Uit de gegevens uit het handelsregister van de Kamer van
Koophandel blijkt om welke natuurlijke personen en rechtspersonen het gaat. Zodra
blijkt dat er sprake is van een of meer strafrechtelijke antecedenten, vraagt de IND
de aanvrager om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) Natuurlijke Personen (NP) en/of
Rechtspersonen (RP) te overleggen. De IND wijst vervolgens de aanvraag van erkend
referentschap af indien er geen VOG kan worden overgelegd.
De IND wijst de aanvraag óók af, indien de aanvrager in de vier jaar voorafgaand aan
de aanvraag tot erkenning fiscale vergrijpboetes en/of drie of meer bestuurlijke boetes
vanwege overtreding van de Vw 2000, Wav of Wml zijn opgelegd, of indien de aanvrager
feitelijk wordt bestuurd door anderen dan op grond van de gegevens uit het handelsregister
mag worden verondersteld.
Bij één of twee bestuurlijke boetes als hierboven vermeld kán de IND de aanvraag afwijzen.
De IND houdt daarbij rekening met de grondslag van de boete, de hoogte ervan alsook
met de vraag of sprake is van meerdere opgelegde boetes. Ook kan de IND een aanvraag
afwijzen indien een (eerdere) erkenning van de referent in de voorafgaande vijf jaar
is ingetrokken.
Daarnaast kunnen ook andere antecedenten, feiten en omstandigheden die redelijkerwijs
van belang kunnen zijn, bij de beoordeling worden betrokken. Mochten er bijvoorbeeld
indicaties zijn dat er een mogelijk risico voor de nationale veiligheid bestaat –
met betrekking tot de onderneming die wil worden erkend – kan de IND een melding doen
bij de AIVD en/of MIVD. Deze diensten kunnen dan een naslag verrichten. Indien wordt
vastgesteld dat er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid kunnen zij
een ambtsbericht uitbrengen aan de IND. Op basis van een dergelijk ambtsbericht zou
de IND dan het erkend referentschap kunnen afwijzen of intrekken op grond van een
gevaar voor de nationale veiligheid onder het bestaande betrouwbaarheidscriterium
voor erkend referenten. Onderdeel 1, onder b, van de verkenning gaat nader in op de
samenhang met trajecten op het terrein van de nationale veiligheid.
Het kabinet overweegt de betrouwbaarheidstoets uit te breiden met opgelegde boetes,
strafrechtelijke veroordelingen dan wel uitgevaardigde strafbeschikkingen op grond
van andere relevante wetten, bijvoorbeeld de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs,
de Arbeidstijdenwet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet Economische Delicten. Het
niet naleven van dergelijke wetten moet volgens het kabinet een grond kunnen zijn
om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van een werkgever.
Voorts wordt erover nagedacht om de terugkijktermijn voor fiscale vergrijpboetes en
bestuurlijke boetes met één jaar te verlengen naar vijf jaar, zodat in het (recente)
verleden opgelegde boetes langer meewegen bij de verlening van het erkend referentschap
dan op dit moment het geval is.
De termijn van vier jaar sluit aan bij de standaardterugkijktermijn van Dienst Justis,
een termijn van vijf jaar sluit aan bij de terugkijktermijn voor deblauwe kaart.
Daarnaast verkennen betrokken partijen op welke wijze de toets op strafrechtelijke
antecedenten kan worden uitgebreid dan wel verzwaard. In dit kader wordt ook onderzocht
hoe ECRIS-TCN onderdeel kan worden van deze toets, en overigens ook de toets op individuele
verblijfsaanvragen. Het Europees strafregisterinformatiesysteem (European Criminal Record Information System, oftewel ECRIS) wordt momenteel uitgebouwd met een index derdelanders (Third Country Nationals, oftewel TCN). Dit maakt het mogelijk om justitiële gegevens van derdelanders (en
staatlozen) tussen EU-lidstaten te delen. Het gaat hier om onherroepelijk geworden
strafrechtelijke veroordelingen van derdelanders in de EU. De specifieke grondslag
hiertoe is al geregeld in het VV 2000. De bredere, wettelijke grondslag voor het gebruik
van ECRIS-TCN wordt geregeld in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het
Europees strafregisterinformatiesysteem.26 Dit wetsvoorstel is eind 2024 ingediend bij de Tweede Kamer. De uitrol van ECRIS-TCN
is gepland voor het eerste kwartaal van 2026.
• Verduidelijking en aanscherping toets continuïteit en solvabiliteit
Eén van de voorwaarden om als erkend referent aangemerkt te worden is dat de continuïteit
en solvabiliteit van de onderneming is gewaarborgd, zodat de IND daarmee een duurzame
vertrouwensrelatie met de erkend referent kan opbouwen en de kennismigrant zekerheid
heeft dat hij bij een financieel gezonde werkgever gaat werken. Continuïteit betekent
dat de onderneming gedurende langere tijd aan alle financiële verplichtingen kan voldoen.
Solvabiliteit geeft de financiële gezondheid van een onderneming om financiële tegenvallers
op te vangen weer.
Er zijn verschillende situaties waarbij de IND advies moet of kan vragen aan Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) voor de beoordeling van aanvragen voor het
erkend referentschap:
1. Aanvragen van ondernemingen die korter dan 18 maanden bestaan of korter dan 18 maanden
activiteiten verrichten (Vc. B1/2.3, art.1.13 lid 2 VV),
2. Aanvragen van ondernemingen die langer dan 18 maanden bestaan en voor het eerst referent
worden, maar waar twijfel over de financiële positie bestaat (art.1.13, lid 4 en 5,
VV en Vc B1/2.3),
3. Reeds erkende referenten waarover de IND inmiddels twijfels heeft over de continuïteit
en solvabiliteit.
Het advies van RVO bestaat, in het kort, uit twee onderdelen: de toets op inschrijving
bij de Nederlandse Kamer van Koophandel en de beoordeling van de continuïteit en solvabiliteit
(op basis van het ondernemingsplan en/of andere financiële documenten).
Om de continuïteit en solvabiliteit voor ondernemingen die korter dan 18 maanden bestaan
of korter dan 18 maanden activiteiten verrichten in Nederland te beoordelen, maakt
RVO gebruik van een puntensysteem. Er zijn maximaal 100 punten te behalen. Voor een
positief advies zijn minimaal 50 punten nodig. De beoordeling en aan te leveren stukken
zijn vergelijkbaar met een financieringsaanvraag bij een financiële instelling.
Het kabinet is voornemens om het onderdeel «financiering» van de toets van het ondernemingsplan
(welke dus van toepassing is voor bedrijven die korter dan 18 maanden bestaan of korter
dan 18 maanden activiteiten verrichten) te verduidelijken en waar mogelijk aan te
scherpen. Doel van de aanscherping is de continuïteit en solvabiliteit beter te waarborgen,
terwijl met de verduidelijkingen wordt beoogd bij te dragen aan betere kenbaarheid
van de invulling ervan.
Dit ziet met name op de toets of het salaris van de kennismigrant past bij de «brutowinst»
(geschoonde omzet) van de onderneming. De brutowinst is de omzet minus de kosten en
geeft een goed beeld van wat overblijft na aftrek van inkoopkosten. RVO zou hierbij
niet langer uitgaan van vaste bedragen, maar van bedragen die meebewegen met de indexatie
van het kennismigrantensalaris.
Ook is het kabinet voornemens een verduidelijking door te voeren in het geval de solvabiliteit
lager is dan 20% of wanneer sprake is van negatieve bedrijfsresultaten of negatief
werkkapitaal. De aanvrager moet dan een plan van aanpak overleggen waarin aannemelijk
wordt gemaakt hoe de oorzaken hiervan weggenomen zullen worden.
Een voorgenomen verduidelijking, ten slotte, is dat ook zal worden vermeld dat de
jaarrekeningen moeten zijn samengesteld/geverifieerd door een onafhankelijke derde
(boekhouder of accountant).
De precieze invulling van bovenstaande verduidelijkingen en aanscherpingen wordt nader
uitgewerkt met de betrokken uitvoeringsorganisaties en bezien op doelmatigheid, doeltreffendheid
en uitvoerbaarheid.
c. Looncriterium
• Aanscherpen looncriterium
Sinds de introductie van de kennismigrantenregeling in 2004 geldt uitsluitend een
looncriterium om te bepalen of iemand aangemerkt kan worden als kennismigrant. Er
is expliciet voor het looncriterium gekozen, omdat het loon de uitdrukking is van
de waarde van de werknemer op de arbeidsmarkt. Dit is een objectief, eenduidig en
toetsbaar criterium. Hierdoor is een aanvraag voor een kennismigrantenvergunning een
snelle en eenvoudige procedure en kan de IND aanvragen op korte termijn afhandelen.
De streeftermijn is twee weken. Het opleidingsniveau en de aard van het werk van de
kenniswerker zijn moeilijk te definiëren. Het toetsen zou tot langere procedures leiden.
De bedrijven die gebruik maken van de regeling zijn gebaat bij een snelle en efficiënte
procedure, omdat zij de gewenste kennismigrant hierdoor snel in kunnen zetten. Onderdeel
1, onder d, van deze verkenning gaat hier nader op in.
Looncriteria 2025 (bruto, excl. vakantietoeslag)
Categorie
Pas afgestudeerden
€ 2.989,00
Kennismigranten onder de 30 jaar
€ 4.171,00
Kennismigranten boven de 30 jaar
€ 5.688,00
Het aanscherpen van het looncriterium ziet op de volgende aspecten:
• het verhogen van de looncriteria;
• het aanscherpen van de duur waarvoor de verlaagde criteria worden toegepast; en
• het verduidelijken van de regels omtrent het kennismigrantenlooncriterium.
Verhoging van de looncriteria
Aangezien het loon als uitdrukking wordt gezien van de waarde van de kennismigrant,
kan het verhogen van het looncriterium ervoor zorgen dat de regeling scherper wordt
toegespitst op werknemers die schaarse kennis en/of vaardigheden bezitten. Naar aanleiding
van het plenaire debat in verband met de implementatie van de herziene blauwekaartrichtlijn
heeft uw Kamer het gewijzigd amendement Saris c.s.27 aangenomen dat bepaalt dat een reguliere blauwe kaart houder ten minste 1,3 keer
het gemiddeld bruto jaarsalaris dient te verdienen, en recent afgestudeerde ten minste
1,1 keer het gemiddeld bruto jaarsalaris. Het huidige looncriterium voor kennismigranten
is 1,28 keer het gemiddelde bruto jaarsalaris. Bij de implementatie van de herziene
richtlijn is ervoor gekozen om het looncriterium voor de blauwe kaart en het looncriterium
voor de kennismigrantenregeling zoveel mogelijk gelijk te trekken. Tegen die achtergrond
is het kabinet voornemens om het looncriterium voor kennismigranten van 30 jaar en
ouder ook te verhogen tot tenminste 1,3 keer het gemiddelde bruto jaarsalaris. Hierdoor
blijven de twee criteria gelijk, en zal het looncriterium voor de kennismigrantenregeling
verhoogd worden. Deze aanscherping van het looncriterium zal in enige mate bijdragen
aan het toespitsen van de regeling op de bedoeling ervan; het aantrekken van schaars
talent. Het draagt ook bij aan de uitvoerbaarheid van de regelingen en aan duidelijkheid
voor werkgevers en kennismigranten.
Het looncriterium voor kennismigranten onder de 30 jaar is het relatief gevoeliger
voor oneigenlijk gebruik van de regeling, aangezien sneller aan het lagere salarisvereiste
wordt voldaan en zo ook werknemers worden aangetrokken die werk doen dat niet kennisintensief
is en bijdraagt aan bijvoorbeeld innovatie.
Werkgeversgeven aan dat deze categorie erg belangrijk is om jong (tech)talent met
een aantal jaren werkervaring en schaarse kennis en vaardigheden in dienst te kunnen
nemen. Zij dragen bij aan het innovatievermogen, en daardoor ook het concurrentievermogen,
van zowel grote bedrijven als het mkb en start-ups en scale-ups. Deze categorie van
werknemers zit qua loonniveau tussen recent afgestudeerden en het loon voor werknemers
ouder dan 30 jaar. Zij komen bovendien vaker zonder familie, waardoor hun verblijf
in mindere mate een impact heeft op de Nederlandse voorzieningen. Daarmee acht het
kabinet het onwenselijk om voor deze doelgroep het verlaagde looncriteriumvolledig
af te schaffen. Wel is het kabinet voornemens om het looncriterium te verhogen. Hierbij
overweegt het kabinet het ophogen van het looncriterium tot 1,1 keer het gemiddeld
bruto jaarsalaris, zodat deze groep gelijk wordt gesteld met blauwe kaart houders
die recent afgestudeerd zijn, zoals volgt uit het amendement van Saris c.s. over de
salariscriteria van de blauwe kaart
Daarnaast is het looncriterium voor recent afgestudeerden aan de lage kant in vergelijking
met het gemiddelde salaris van recent afgestudeerden in Nederland uit de HBO-monitor28. Enerzijds is het wenselijk om jong internationaal talent dat in Nederland heeft
gestudeerd in Nederland te houden. Daarnaast is de kans op oneigenlijk gebruik van
de regeling in deze groep kleiner, omdat zij een opleiding aan een hogeschool of universiteit
hebben afgerond. Anderzijds is het ook voor deze categorie van belang dat voornamelijk
de studenten met schaarse vaardigheden en kennis behouden blijven. Daarom is het kabinet
voornemens om het salarisvereiste meer in lijn te brengen met het gemiddelde salaris
dat verdiend wordt door andere recent afgestudeerden die in Nederland werken.
Het kabinet is niet voornemens om het verlaagde salariscriterium dat geldt binnen
de Pilotregeling essentieel start-up personeel te verhogen. Deze pilotregeling is
onlangs verlengd tot 1 juni 2026, en aangepast zodat de regeling toegankelijker wordt
voor start-ups. Omdat start- en scale-ups, maar ook sectoren waar nu een tekort is
aan technisch personeel zoals de techsector, ook gebruikmaken van de kennismigrantenregeling,
zal bij de verdere uitwerking van deze maatregelen de gevolgen voor deze bedrijven
in kaart worden gebracht zodat zij zoveel mogelijk behouden blijven voor onze economie.
Beperking van de mogelijkheid om het verlaagde looncriterium verlengd toe te passen
Het kabinet is voornemens om de duur en situaties waarvoor de verlaagde looncriteria
voor afgestudeerden en kennismigranten onder de 30 jaar blijven gelden te beperken.
Momenteel kan een kennismigrant die jonger dan 30 jaar is, en bij dezelfde werkgever
blijft werken, onbeperkt gebruik blijven maken van het looncriterium voor onder de
30 jaar, ook als de vergunning verlengd is en de kennismigrant de 30 jaar is gepasseerd.
Enkel bij een wijziging van werkgever dient aan het looncriterium voor boven de 30
jaar voldaan te worden, wanneer een kennismigrant de 30 jaar is gepasseerd. Voor een
recent afgestudeerde mag het verlaagde looncriterium volgens de huidige regels onbeperkt
worden blijven toegepast bij dezelfde werkgever én mag het verlaagde criterium meegenomen
worden naar een nieuwe werkgever.
Dit beleid is onwenselijk, omdat het de gelijke behandeling van kennismigranten in
dezelfde leeftijdscategorie niet waarborgt. Vooral recent afgestudeerden blijven zo,
wat betreft hun loon, hun gehele loopbaan in Nederland mogelijk achter op andere kennismigranten.
Daarnaast acht het kabinet het niet aannemelijk dat een kenniswerker die, nadat hij
een aantal jaar werkervaring heeft opgedaan en nog steeds een salaris verdient conform
een verlaagd looncriterium, over kennis en vaardigheden beschikt die schaars is op
de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook als zijn werkgever niet bereid is om een aan kennis
en ervaring gerelateerd marktconform loon te betalen is het niet aannemelijk dat het
om schaars talent gaat.
Daarom is het noodzakelijk dat het salaris van een kennismigrant die bij een eerste
aanvraag gebruik maakte van het looncriterium voor onder de 30 jaar, bij een aanvraag
tot verlenging van zijn vergunning, nadat hij de 30 jaar is gepasseerd, moet voldoen
aan het looncriterium voor boven de 30 jaar.
Het moment van verlenging is een duidelijk ijkpunt voor zowel de uitvoering als gebruikers.
Voor recent afgestudeerden beziet het kabinet de mogelijkheid tot het maximeren van
de duur van het verlaagde criterium. Momenteel kan een kennismigrant gebruik maken
van het verlaagde looncriterium in de volgende drie situaties:
1 – de kennismigrant heeft een vergunning zoekjaar29 hoogopgeleiden. Deze vergunning kan aangevraagd worden tot drie jaar na afstuderen.
2 – de kennismigrant had in het verleden een zoekjaar vergunning en de aanvraag voor de
kennismigrantenvergunning valt binnen drie jaar na de afstudeerdatum of promotiedatum.
3 – de kennismigrant voldoet aan de voorwaarden voor de vergunning zoekjaar hoogopgeleiden
en de aanvraag voor de kennismigrantenvergunning valt binnen drie jaar na de afstudeerdatum
of promotiedatum.
In dit kader acht het kabinet het noodzakelijk dat bij een verlenging of een wijziging
van werkgever enkel nog gebruik kan worden gemaakt van het verlaagde looncriterium
voor recent afgestudeerden indien de drie jaar na de afstudeerdatum of promotiedatum
nog niet verstreken is. Indien deze termijn van drie jaar is verstreken dient de kennismigrant
aan het looncriterium voor onder of boven de 30 jaar te voldoen bij een aanvraag voor
een verlenging of nieuwe aanvraag, afhankelijk van de leeftijd van de kennismigrant
ten tijde van de aanvraag van de verlenging of nieuwe aanvraag.
Verduidelijking regels omtrent het kennismigrantenlooncriterium
In het verleden hebben verschillende erkend referenten aangegeven dat ze graag een
verduidelijking zien van het loonbegrip van de kennismigrantenregeling. Ook worden
regelmatig vragen gesteld over bepaalde aspecten van het loon, bijvoorbeeld over de
toepassing van Individueel Keuzebudget of vragen over welke onbetaalde verloven toegestaan
zijn binnen de regeling.
Het kabinet is daarom voornemens om de regelgeving op dit punt te verduidelijken.
Hierbij kan gedacht worden aan duiding van wat er wel en niet onder het bruto looncriterium
valt, welke onbetaalde verloven zijn toegestaan en hoe uitbetaling dient te geschieden.
• Marktconformiteit
De marktconformiteitstoets, die in 2011 is geïntroduceerd, dient als toets om na te
gaan of de kennismigrant een verdacht hoog loon ontvangt in relatie tot de functie.
In die gevallen is het loon geen uitdrukking meer van de schaarse expertise van de
vreemdeling en zal geen sprake zijn van kennismigratie. Bij twijfel over de hoogte
van het loon wordt door de IND om aanvullende stukken gevraagd waaruit moet blijken
of er twijfel is over de marktconformiteit van het loon, waarna de IND de toets uitvraagt
bij UWV. Deze toets is een belangrijk instrument om te zorgen dat de kennismigrantenvergunning
alleen wordt verleend aan werknemers voor wie de regeling (oorspronkelijk) bedoeld
is en om oneigenlijk gebruik en misbruik zo veel mogelijk tegen te gaan.
De Nederlandse Arbeidsinspectie ziet in de praktijk dat werkgevers gebruik maken van
de kennismigrantenregeling voor het tewerkstellen van bijvoorbeeld kappers, schoonmakers
of horecamedewerkers.30 Het is aannemelijk dat deze werknemers geen marktconform loon verdienen, met andere
woorden, dat het kennismigrantenloon te hoog is voor de betreffende functie. In dat
geval is er sprake van misbruik.
Het kabinet is voornemens om, in samenwerking met de IND en UWV, te verkennen of en
zo ja op welke wijze de toets effectiever kan worden ingezet en of de systematiek
omtrent de toets dient te worden aangescherpt, zodat de marktconformiteitstoets beter
benut kan worden om gevallen van oneigenlijk gebruik of misbruik tegen te houden.
• Toezeggingen kennismigrantenregeling 2011
Sv-loon
In 2011 heeft het kabinet uw Kamer de notitie «Arbeidsmigratie van buiten de EU»31 aangeboden, waarin het afspraken uit het regeerakkoord had uitgewerkt die zagen op
mogelijk misbruik van de kennismigrantenregeling. Naar aanleiding van deze notitie
is de kennismigrantenregeling destijds aangescherpt. Zo dienen bedrijven maandelijks
of 4-wekelijks aan het salarisvereiste te voldoen, de betaling van het loon schriftelijk
aan te kunnen tonen, is gestart met het controleren van salarissen in SUWI-net en
worden startende ondernemingen beter gecontroleerd bij de aanvraag voor erkend referentschap.
In de notitie werd ook aangekondigd dat er voortaan zou worden uitgegaan van het sociale
verzekeringsloon (sv-loon) in plaats van het bruto-loonbegrip en dat uitbetaling van
het salaris in Nederland verplicht wordt. In de jaren erna is onderzocht in hoeverre
het mogelijk en wenselijk zou zijn om voortaan uit te gaan van het sv-loon.
Omdat hier veel haken en ogen aan bleken te zitten, is dit meermaals uitgesteld. Het
kabinet heeft nu besloten om geheel af te zien van het sv-loon als looncriterium voor
de kennismigrantenregeling, en het bestaande bruto-loonbegrip in stand te houden.
Wel legt het kabinet zich erop toe, zoals hierboven aangegeven, om beter toe te lichten
uit welke onderdelen dit bruto-loonbegrip bestaat, zodat het voor bedrijven duidelijk
is welke onderdelen van de verloning meegerekend mogen worden om tot de looneis van
de regeling te komen en zodat deze informatie direct voorhanden is.
De reden dat er niet voor wordt gekozen om over te gaan op sv-loon, is dat dit begrip
een aantal moeilijkheden met zich meebrengt die niet goed aansluiten op de systematiek
van de kennismigrantenregeling. Zo valt loon in natura binnen het sv-loon, maar is
dit in de praktijk zeer lastig te controleren. Ook zijn bepaalde componenten van het
sv-loon, zoals kosten voor huisvesting en winstdeling, vaak bij de indiening van de
aanvraag voor de kennismigrantenvergunning nog niet bekend. Het sv-loon leent zich
daarom niet goed voor de doelstelling van het looncriterium van de kennismigrantenregeling;
op voorhand toetsen of het salaris voldoende is voor het verblijfsdoel «arbeid als
kennismigrant». Hierdoor heeft het overgaan op sv-loon geen duidelijke meerwaarde
ten opzichte van het huidige bruto-loonbegrip.
Buitenlandse betalingen
Daarnaast is in de notitie uit 2011 aangekondigd dat uitbetaling van het salaris in
het buitenland zou worden tegengegaan, door buitenlandse (moeder-)bedrijven met een
Nederlandse vestiging te verplichten om werknemers die nog in dienst zijn bij het
moederbedrijf via de Nederlandse vestiging te betalen. Er zitten nadelen aan buitenlandse
betalingen. Zo zijn betalingen uit het buitenland lastiger te controleren, vooral
als er sprake is van een vreemde valuta, en daardoor gevoeliger voor misbruik.
Het kabinet zal bezien in welke mate de problemen gemitigeerd kunnen worden. Een mogelijkheid
is om overplaatsingen binnen internationaal concern uit te sluiten van de kennismigrantenregeling.
Dit zou inhouden dat overgeplaatst personeel enkel nog op basis van de richtlijn overplaatsing
binnen internationaal concern32 en de reguliere vergunning voor overplaatsing binnen concern33 (ICT-vergunning) een vergunning zouden kunnen krijgen. De zogenoemde «omklap» naar
een kennismigrantenvergunning nadat de initiële drie jaar van de ICT-vergunning is
verlopen, terwijl de overplaatsing nog langer duurt, is dan niet meer mogelijk. Dit
heeft als voordeel dat kennismigranten enkel nog op basis van een Nederlands arbeidscontract
in Nederland werken, waardoor vereist kan worden dat alle betalingen uit Nederland
komen, makkelijker vergoedingen of verstrekkingen uitgesloten kunnen worden van het
loonbegrip en dat de betalingen binnen deze regeling daardoor makkelijker te controleren
zijn.
Het nadeel is echter dat dit tot gevolg kan hebben dat het overgeplaatste personeel
na de eerste termijn van drie jaar uit Nederland zal vertrekken, hetgeen, ten eerste,
niet bevorderlijk is voor het behoud van talent in Nederland en daarmee de integratie
van hooggekwalificeerde migranten, maar daarnaast ook nadelig is voor werkgevers in
Nederland, die hun talent zien vertrekken. Als alternatief kunnen andere maatregelen
in overweging worden genomen om de nadelen van buitenlandse betaling te mitigeren,
zoals het opleggen van aanvullende eisen en plichten rond buitenlandse betalingen,
zoals eisen dat het loon in euro’s wordt betaald, eisen dat het loon op een Nederlandse
of Europese bankrekening wordt gestort of vereisen dat stukken in het Engels beschikbaar
zijn. Het kabinet zal de verschillende mogelijkheden uitwerken en uw Kamer daarover
nader informeren.
d. Overige overwogen aanscherpingen
• Diplomavereiste
Het kabinet is geen voorstander van een generiek diploma-vereiste. De grote meerderheid
van kennismigranten is hoogopgeleid.34 Het stellen van een diploma-vereiste voegt op dit moment voor deze groep niets toe,
terwijl het wel regeldruk oplevert voor het bedrijfsleven en de uitvoering, in het
kader van handhaving en toezicht. Buitenlandse diploma’s moeten namelijk gewaardeerd
worden door Nuffic – dat kost minimaal zes weken – voordat zij in de toelatingsprocedure
kunnen worden gebruikt. Belangrijker is evenwel, dat er ook toptalenten zijn die geen
diploma hebben, maar wel een schat aan ervaring, bijvoorbeeld met een specifieke programmeertaal.
Het kabinet wil werkgevers de ruimte blijven bieden om ook dit talent als kennismigrant
in dienst te nemen. De werving en selectie, waaronder een beoordeling van de geschiktheid,
ligt bij de werkgever. Die heeft ook de instrumenten en kennis in handen om hieromtrent
een beoordeling te maken.
• Sectorale toespitsing
Een andere optie is om de kennismigrantenregeling toe te spitsen op tekortsectoren
en/of sectoren die voor Nederland van kritiek belang worden geacht. Dat kan in beginsel
op twee manieren, op bedrijfsniveau of op individueel niveau:
1. de regeling alleen openstellen voor bedrijven die binnen de gewenste sectoren actief
zijn, ongeacht de kennis en ervaring van de individuele kennismigrant of
2. de regeling alleen openstellen voor derdelanders die aantoonbare, relevante en voldoende
expertise meebrengen in een of meer van deze sectoren, ongeacht het bedrijf waarvoor
ze gaan werken.
Voordat de regeling kan worden toegespitst, moeten dus eerst de gewenste sectoren
bepaald worden – en periodiek herzien. UWV kan hiervoor met een geobjectiveerde methodiek
op grond van (Europese) arbeidsmarktinformatie periodiek de krapteberoepen in kaart
brengen. Het komen tot een definitieve lijst van cruciale sectoren ziet het kabinet
als een politiek vraagstuk dat afstemming met de sociale partners vergt.
Vervolgens zal in het kader van de aanvraag beoordeeld moeten worden of een bedrijf
(route 1 hierboven) dan wel de migrant zelf (route 2) binnen de sectorale kaders valt.
Voor bedrijven kan gekeken worden naar de SBI-code35, al geldt voor met name grotere bedrijven dat de SBI-code niet representatief is
voor de verschillende activiteiten die zij uitoefenen. Deze benadering zou volgens
het kabinet te rigide zijn.
Een fictief voorbeeld: «kunstmatige intelligentie» staat als tekortsector op de lijst.
Bedrijf x ontwikkelt toepassingen op dit vlak en heeft daarvoor behoefte aan kennismigranten.
De SBI-code van het bedrijf valt echter in de categorie «detailhandel». Dat is geen
tekortsector. Het bedrijf is uitgesloten van de kennismigrantenregeling.
Mocht de tweede route bewandeld worden, zal op individuele basis een beoordeling moeten
worden gemaakt van de expertise van de vreemdeling. Daarbij moet onder meer gekeken
worden naar behaalde kwalificaties en de relevantie ervan, alsook naar de aanwezigheid,
duur en relevantie van (beroeps)ervaring. De IND bezit niet de benodigde inhoudelijke
expertise, om welke reden een andere organisatie, bijvoorbeeld UWV, een rol zou moeten
gaan spelen in de aanvraagprocedure. Een geheel sluitend oordeel zal lastig te formuleren
zijn, hetgeen openingen biedt om een eventuele afwijzing op grond van een tekortberoepenlijst
aan te vechten. Het kabinet overweegt dan ook dat een dergelijke aanscherping zal
leiden tot significant grotere uitvoeringslasten, langere doorlooptijden en meer bezwaar-
en beroepsprocedures. Werkgevers kunnen niet meer zelf bepalen voor welke functies
zij een kennismigrant in dienst willen nemen, en een bijbehorend salaris betalen,
en kunnen ook minder snel inspelen op plotselinge verschuivingen in de wereldeconomie/-arbeidsmarkt.
Dit alles overwegend kiest het kabinet voor andere maatregelen om de kennismigrantenregeling
toe te spitsen.
• Arbeidsmarkttoets
Met uitzondering van een uitnodigend kennismigratiebeleid voert het kabinet een restrictief
beleid voor de overige vormen van arbeidsmigratie uit derde landen.
Dit restrictieve beleid is vormgegeven door middel van een arbeidsmarkttoets. De kern
van de arbeidsmarkttoets is dat bij het vervullen van een vacature werkzoekenden uit
een land binnen de EU/EER of Zwitserland, het zogenoemd prioriteitgenietend aanbod,
voorrang hebben boven werkzoekenden uit derde landen.
Dit betekent dat een werkgever eerst moet aantonen dat er geen geschikte kandidaat
uit de EU/EER of Zwitserland te vinden is, voordat een werknemer uit een derde land
kan worden aangenomen op basis van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning voor verblijf en arbeid.
Voor de toets op prioriteitgenietend aanbod is het in eerste instantie aan de werkgever
zelf om potentiële werknemers op de Nederlandse en Europese arbeidsmarkt te werven
en te benaderen. Ook werkzoekenden die na een inwerkperiode of na enige scholing aan
de functie-eisen kunnen voldoen worden gerekend tot prioriteitgenietend aanbod.36 Conform de Wav bestaat de arbeidsmarkttoets uit 3 onderdelen, op basis waarvan UWV
een twv- of gvva-aanvraag beoordeelt:
1. UWV toetst of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is;
2. De werkgever meldt de vacature tijdig bij UWV (ten minste 5 weken voor de twv of gvva
aanvraag wordt ingediend);
3. De werkgever verricht voldoende inspanningen, ten minste voor drie maanden voorafgaand
aan de aanvraag van de twv of gvva.
UWV toetst daarnaast ook op het loon en de andere arbeidsvoorwaarden, deze moeten
marktconform zijn.
Het gewijzigd amendement van het lid Saris c.s., introduceert een arbeidsmarkttoets
voor de blauwe kaart in de Vw 2000.37Zoals aangegeven in de brief met de schriftelijke appreciatie van de amendementen
bij het wetsvoorstel ter implementatie van de blauwekaartrichtlijn is dit een zeer
ingrijpende aanscherping met brede implicaties voor (het gebruik van) andere regelingen,
voor de uitvoering maar ook voor het vestigingsklimaat.38
Er is bekeken of de arbeidsmarkttoets zoals deze geldt op grond van de Wav ook van
meerwaarde zou kunnen zijn voor de kennismigrantenregeling. De huidige systematiek
van de kennismigrantenregeling draagt er zorg voor dat vergunningen snel, als streven
binnen twee weken, kunnen worden verleend. Het introduceren van een arbeidsmarkttoets
zou dit proces aanzienlijk vertragen, aangezien er ten minste drie maanden intensief
geworven moet worden in landen binnen de EU/EER en Zwitserland. Hierna volgt nog de
behandel- en beslistermijn van UWV (i.e. vijf weken), die de IND over het arbeidsmarktaspect
adviseert.
In een situatie waarin een bedrijf bijvoorbeeld een talentvolle kandidaat uit een
derde land heeft gevonden die al op korte termijn naar Nederland kan komen, voor een
functie waarvoor geen aanbod is in de EU/EER of Zwitserland, zou een arbeidsmarkttoets
het proces flink vertragen. De IND geeft aan dat het veelal niet meer haalbaar zal
zijn binnen de gestelde termijnen te beslissen. Daarnaast volgt uit de arbeidsmarkttoets
dat de werkgever moet aantonen dat de derdelander het opleidings- en ervaringsniveau
bezit dat wordt gevraagd in de vacature waarmee eerst in de landen binnen de EU/EER
of Zwitserland is geworven.
UWV kan vragen om diploma’s te overleggen, wat extra tijd voor diplomawaardering door
Nuffic met zich meebrengt (minimaal zes weken). Hierboven is reeds aangegeven dat
een diploma-eis niet wenselijk wordt gevonden, omdat dit talenten uitsluit die geen
diploma hebben, maar wel de kennis en ervaring om een innovatieve bijdrage te leveren
aan onze economie. Met de hierboven genoemde aanscherpingen wil het kabinet bereiken
dat de regeling alleen openstaat voor het (top)talent dat essentieel is voor onze
kenniseconomie, zoals aangegeven in het Regeerprogramma. Het daarbovenop invoeren
van een arbeidsmarkttoets zou de aantrekkelijkheid van Nederland voor dit talent,
dat in de mondiale war on talent schaars is, nog verder doen verminderen39. Dit zal ook vergaande negatieve gevolgen hebben voor het Nederlandse vestigingsklimaat
en concurrentiepositie. Het kabinet acht het invoeren van een arbeidsmarkttoets in
deze regeling daarom disproportioneel, ook gezien de verwachte uitvoeringslasten voor
de IND en UWV.
e. Effect op aanpalende toelatingsregelingen
In deze paragraaf wordt ingegaan op het effect van de overwogen aanscherpingen van
de kennismigrantenregeling op andere toelatingsregelingen voor kennismigranten. Deze
aanscherpingen werken door in de hieronder genoemde regelingen. Hierdoor verwacht
het kabinet dat in sluiproutes worden tegengegaan. Dit zal nog verder worden onderzocht
bij de uitwerking.
Daarnaast blijven voor start-ups een aantal uitzonderingen op de verschillende maatregelen
behouden.
• Overplaatsing binnen concern
Zoals hierboven benoemd is de geijkte migratieroute voor overgeplaatst personeel de
vergunning voor overplaatsing binnen concern die voortvloeit uit de ICT-richtlijn.
Op basis van deze richtlijn zijn in 2023 3.420 verblijfsvergunningen afgegeven.40 Deze richtlijn laat niet toe dat overplaatsingen binnen de reikwijdte van de richtlijn
onder een andere regeling vallen. Het kabinet is voornemens, om de aanscherpingen
van de kennismigrantenregeling waar mogelijk door te trekken naar de vergunning voor
overplaatsing binnen concern. Zo wordt het kennismigrantenlooncriterium binnen deze
regeling als marktconform geacht. Als het kennismigrantenlooncriterium wordt verhoogd,
zal dit automatisch doorwerken naar de ICT-regeling. Ook zal binnen deze regeling
worden bezien in hoeverre er aanvullende regels moeten worden gesteld om eventueel
misbruik i.v.m. buitenlandse betalingen te mitigeren.
• Kennismigrant kort verblijf en kennismigranten die woonachtig zijn in een andere
EER-lidstaat of Zwitserland
Naast de kennismigrantenvergunning, die ziet op verblijf van ten minste drie maanden,
kunnen werkgevers ook een tewerkstellingsvergunning voor het doel «kort verblijf kennismigrant»41 aanvragen voor werknemers die maximaal drie maanden binnen een periode van zes maanden
komen werken voor de werkgever. Dit kunnen zowel werknemers zijn die zijn overgeplaatst
binnen internationaal concern als werknemers die een Nederlands arbeidscontract krijgen
aangeboden.
Daarnaast kunnen werkgevers een twv aanvragen voor in Nederland werkzame kennismigranten
die woonachtig zijn in een andere EU/EER-lidstaat of Zwitserland42. Dit ziet voornamelijk op grensarbeiders. Zij dienen een verblijfsvergunning te hebben
in het woonland.
Voor beide regelingen geldt dat de werkgever erkend referent dient te zijn voor het
doel arbeid, dat aan het looncriterium voor kennismigranten moet worden voldaan en
dat dit loon marktconform dient te zijn. Met de voorziene aanscherping omtrent het
erkend referentschap en de looncriteria worden deze twee vergunningen dus ook aangescherpt.
• Europese blauwe kaart
Er liggen verschillende voorstellen voor aanscherping van de blauwe kaart, naar aanleiding
van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ter wijziging van de Vw 2000 in verband
met de implementatie van de herziene blauwekaartrichtlijn. Hierop wordt verder ingegaan
in onderdeel 2 van deze verkenning.
• GVVA
Het aanscherpen van de kennismigrantenregeling en de blauwe kaart zal tot gevolg hebben
dat bepaalde bedrijven niet meer binnen de kaders van deze regelingen vallen. Zij
kunnen dan terugvallen op de reguliere gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid,
waarbij de arbeidsmarkttoets van toepassing is. Het kabinet verwacht dat ook deze
vergunningen vaker zullen worden aangevraagd. Dit heeft derhalve impact op de uitvoering
bij de IND en UWV. Niet alleen een toename in volume van het aantal aanvragen, maar
ook in extra voorlichting en ondersteuning van werkgevers die het aanvragen van een
TWV als complex ervaren.
• Detachering derdelanders
Detachering kan een sluiproute worden wanneer er onrechtmatig gebruik gemaakt wordt
van het vrij verkeer van diensten. Ik heb verkend welke maatregelen genomen kunnen
worden om dit tegen te gaan. Daarbij is onder andere gekeken naar het verduidelijken
van het juridisch kader, en het versterken van grensoverschrijdend toezicht en van
Europese samenwerking. De uitkomsten van deze verkenning zullen ook zeer binnenkort
naar uw Kamer gestuurd worden.
• Registratie
Ook om grip te krijgen op arbeidsmigratie is het heel belangrijk om het zicht op de
doelgroep te verbeteren. Samen met de Minister van BZK voer ik een breed pakket aan
maatregelen uit om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren. Met het introduceren
van een zorgplicht voor uitleners bij registratie nemen we een belangrijke stap, maar
ook komende periode kijken we naar verdere maatregelen. Uw Kamer wordt in september
daarover geïnformeerd, conform de motie van de leden Saris en Ceder.43
• Regelingen voor start-ups
Bij de uitwerking van de diverse maatregelen zal het kabinet de gevolgen voor met
name start-ups nader bezien.
Binnen het kennismigratiebeleid bestaat daarnaast de Pilotregeling essentieel start-up
personeel. Deze regeling is onlangs met een jaar verlengd tot 1 juni 2026.44
Daarnaast heeft het kabinet bij de maatregelen voor het voorkomen van misbruik via
uitleenconstructies bij de kennismigrantenregeling rekening gehouden met start-ups.
Erkend referenten worden voortaan in beginsel uitgesloten om kennismigranten bedrijfsmatig
ter beschikking te stellen aan andere partijen, tenzij sprake is van een uitzonderingscategorie.
Innovatieve start-ups en scale-ups zijn een uitzonderingscategorie. Het gaat dan om
innovatieve start-ups en scale-ups die in de beginfase nog niet kunnen voldoen aan
alle voorwaarden voor erkend referentschap, maar die specialistische kennis nodig
hebben, ook voor hun groei45.
f. Samenwerking uitvoering en toezichthouders
Vanzelfsprekend wordt ook blijvend ingezet op adequate toezicht en handhaving.
Toezicht en handhaving zijn cruciaal als sluitstuk op het kennismigratiebeleid. Werkgevers
die de kennismigrantenregeling misbruiken moeten worden aangepakt. Daarnaast moet
oneigenlijk gebruik worden tegengegaan.
Ervaringen uit de uitvoerings- en toezichtspraktijk van de IND en de Arbeidsinspectie
laten zien dat controles tijdrovend en complex kunnen zijn.
De feiten en omstandigheden van het individuele geval moeten worden onderzocht en
in hoeverre deze feitelijke situatie overeenkomt met de op papier gepresenteerde situatie.
Dit is niet altijd eenvoudig vast te stellen.
Ten aanzien van erkend referenten controleert de IND op basis van signalen en steekproeven
op naleving van de informatie-, administratie- en zorgplicht jegens de vreemdeling(en)
voor wie hij erkend referent is. Ook controleert de IND of het bedrijf nog voldoet
aan de voorwaarden voor erkenning. Als blijkt dat het werk van de kennismigrant niet
(meer) overeenkomt met wat de werkgever heeft aangegeven bij de aanvraag voor de kennismigrantenvergunning,
heeft de erkend referent zijn informatieplicht overtreden. Dit kan leiden tot handhavingsmaatregelen
van de IND voor de erkend referent, zoals het geven van een waarschuwing, het opleggen
van een boete of het intrekken van de erkenning. Het raakt ook de betrouwbaarheid
van het bedrijf als erkend referent. Als de kennismigrant niet (meer) blijkt te voldoen
aan de voorwaarden van de kennismigrantenregeling, dan kan deze verblijfsvergunning
worden ingetrokken door de IND.
De IND besteedt bij erkenningsaanvragen extra aandacht aan bedrijven waarbij het niet
direct voor de hand ligt dat zij kenniswerkers nodig hebben. De IND is in die gevallen
bij een aanvraag om een verblijfsvergunning voor de individuele kenniswerker extra
alert op het voldoen aan de marktconformiteit van het loon en kan eventueel een bedrijfscontrole
uitvoeren.
Voor een efficiënte inzet van de schaarse capaciteit ten behoeve van de toezicht-
en handhavingstaken is een risicogestuurde werkwijze bij de IND wenselijk. Daarmee
is de IND in staat om met beperkte capaciteit een zo groot mogelijke reductie van
risico’s te bereiken. En om de mogelijkheid die de Wet modern migratiebeleid biedt
– een aanvraag om een verblijfsvergunning volledig te toetsen indien dit nodig wordt
geacht – zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten. In het verleden vond toezicht
op de erkende referent plaats op basis van een risicomodel dat de IND in mei 2021
buiten gebruik heeft gesteld. Op dit moment heeft de IND geen risicomodel in gebruik.
De afgelopen jaren heeft de IND gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw risicomodel.
Hiertoe is een samenwerking met het TNO AI Oversight Lab aangegaan, waarbij TNO is
gevraagd om het nieuwe risicomodel te onderzoeken op robuustheid en mogelijke bias.
Thans werkt de IND aan de opvolging van de door TNO uitgebrachte adviezen. Door fluctuaties
in beschikbare capaciteit is de afronding van het nieuwe risico-model echter verschoven
naar de tweede helft van dit jaar. Na de oplevering wordt een jaar lang in een pilot
bezien of het model goed werkt.
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetten, waaronder
de Wav. Dit doet de Arbeidsinspectie zowel risicogericht als naar aanleiding van meldingen
en signalen. In het kader van de kennismigrantenregeling controleert de Arbeidsinspectie
of aan voorwaarden van de kennismigrantenregeling wordt voldaan. Als er niet wordt
voldaan aan de gestelde looneis en/of er geen verblijfsvergunning door de IND is afgegeven
voor «Arbeid als kennismigrant», is er sprake is van overtreding van artikel 2 van
de Wav door de werkgever.
De verschillende departementen, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders zijn doorlopend
in gesprek om de samenwerking ten aanzien van beleid, uitvoering en toezicht verder
te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van gegevensuitwisseling tussen ketenpartners.
Het kabinet zal samen met de verschillende ketenpartners nader bezien hoe het toezicht
op erkend referenten verder kan worden vormgegeven met inachtneming van de beschikbare
capaciteit en taken van de betrokken organisaties.
g. Consultaties
Tijdens de totstandkoming van deze verkenning zijn verschillende werkgevers die kennismigranten
in dienst hebben geconsulteerd. Deze werkgevers varieerden van grote bedrijven tot
start-ups/scale-ups en onderzoeksinstellingen. Sociale partners werden eveneens geconsulteerd.
Sociale partners:
Werkgeversorganisaties hebben aangegeven dat kennismigranten in Nederland nodig zijn
en dat het gewenst is om ze te behouden. Zij hebben aandacht gevraagd voor een aantal
aspecten zoals het in beeld brengen van de effecten van de verschillende maatregelen.
Met betrekking tot het looncriterium benadrukten de werkgevers dat het looncriterium
voor onder de 30 jaar behouden moet blijven omdat dit van belang is om in Nederland
afgestudeerde internationale studenten te behouden.
Sociale partners hebben ten slotte ervoor gepleit goed aan te geven hoe deze maatregelen
misbruik van de kennismigrantenregeling tegengaan. Het kabinet is hieraan tegemoetgekomen
in de verkenning.
2. Aanscherping Europese blauwe kaart
Zoals toegezegd in de brief van 13 mei 2025 geeft het kabinet een nadere uitwerking
van de punten die uw Kamer heeft ingebracht in het debat over het voorstel tot wijziging
van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene blauwekaartrichtlijn.46
Allereerst staat het kabinet nog steeds welwillend tegenover het regelen van een adresvereiste
bij de aanvraag voor de blauwe kaart en een directe toets op eventuele strafrechtelijke
sancties opgelegd aan de werkgever. Dat geldt ook voor het verlangen van bewijsstukken
van hogere beroepskwalificaties van kaarthouders die in een andere lidstaat de blauwe
kaart hebben verkregen en minder dan twee jaar als kaarthouder hebben gewerkt. Het
kabinet wil wel, onder meer op basis van een uitvoeringstoets, de meerwaarde van deze
aanscherpingen afwegen tegen de regeldruk voor werkgevers en uitvoeringslasten die
zij met zich meebrengen. Het kabinet zal daarbij ook de effecten bezien in de wisselwerking
met andere verblijfsregelingen voor kennis- en arbeidsmigratie. Dit ook in het licht
van de kanttekeningen die eerder bij deze voorstellen gemaakt zijn.47
Hiermee wordt invulling gegeven aan de drie bijbehorende moties van de leden Ceder
en Van Nispen.48
Het gewijzigd amendement van het lid Saris c.s., introduceert een arbeidsmarkttoets
voor de blauwe kaart in de Vw 2000. In onderdeel 1, onder d, van deze verkenning is
nader op dit amendement ingegaan.
Het amendement om het looncriterium49 te verhogen naar ten minste 1,3 keer het gemiddeld bruto jaarsalaris en naar tenminste
1,1 keer voor pas afgestudeerden is door uw Kamer aangenomen. Dit zal ook worden meegenomen
in de aanpassing van het looncriterium voor de nationale kennismigrantenregeling,
zoals hierboven beschreven, omdat beide regelingen in samenhang bekeken worden, zoals
aangegeven in bovengenoemde brief van 13 mei jl. De eenduidigheid van criteria in
beide regelingen komt tegemoet aan de wens van uw Kamer en leidt tot eenduidigheid
in beleid voor zowel werkgevers als kennismigranten.
Het kabinet zal dus bekijken in hoeverre de verhoging van het looncriterium naar tenminste
1,3 het gemiddeld bruto jaarsalaris ook op kennismigranten ouder dan 30 jaar binnen
de nationale kennismigrantenregeling kan worden toegepast. Voor kennismigranten onder
de 30 jaar overweegt het kabinet om het looncriterium van tenminste 1,1 keer het gemiddelde
bruto jaarsalaris te hanteren.
Dit wordt dan gelijk aan het criterium voor recent afgestudeerden van de Europese
blauwe kaart. Het looncriterium voor recent afgestudeerde kennismigranten in de nationale
kennismigrantenregeling wordt apart bezien.
Ter invulling van de gewijzigde motie Saris c.s.50 onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om de afgifte van de blauwe kaart te maximeren
bij hoge werkloosheid, in samenhang met aanpassingen van de nationale kennismigrantenregeling,
zoals aangegeven in de brief van de Minister van Asiel en Migratie van 6 maart jl.51 Het kabinet merkt hierbij op dat een arbeidsmarkttoets een fijnmaziger instrument
is om bij hoge werkloosheid de arbeidsmarkt te reguleren. Bij een arbeidsmarkttoets
wordt immers getoetst op het prioriteitgenietend aanbod binnen de EU/EER en Zwitserland
(zie onderdeel 1, onder d.), zoals ook aangegeven in voorgenoemde brief van 6 maart
jl.
De gewijzigde motie-Saris c.s. over het beperken van de blauwe kaart tot tekortfuncties
in rechtstreeks dienstverband acht het kabinet niet uitvoerbaar omdat zij in strijd
is met de herziene richtlijn. Het kabinet heeft dit standpunt in eerdere correspondentie
uitvoerig toegelicht.52
3. Beter behouden en gerichter aantrekken van talent
Nederland scoort goed op het gebied van het aantrekken en behoud van kennismigranten.
Volgens OESO-onderzoek staat Nederland in de top 10 van OESO-landen die het meest
aantrekkelijk zijn voor kennismigranten.53 De OESO-ranking vindt plaats op basis van een aantal indicatoren die niet alleen
gericht zijn op inkomen en belasting, maar ook op carrièremogelijkheden voor de kennismigrant
en gezinsleden, kwaliteit van leven, inclusiviteit, de ontwikkelingen in research en development en gezondheidszorg. Het onderzoek van Regioplan over de vestigingskeuze van kennismigranten
uit 2024 bevestigt dat de keuze van een kennismigrant om zich te vestigen in Nederland
of een EU-land niet uitsluitend afhangt van financiële factoren.54 Sociale factoren zoals de aanwezigheid van andere kennismigranten en de mogelijkheid
van het opbouwen van sociale netwerken spelen een grote rol. Deze factoren wegen relatief
zwaar om in Nederland te blijven. Daarnaast zijn carrièremogelijkheden voor de kennismigrant
en loopbaanmogelijkheden voor partners en gezinsleden van groot belang. Barrières
bij huisvesting veroorzaken de grootste twijfels om voor Nederland te kiezen, net
als de Nederlandse taal. Onder kenniswerkers is er dus behoefte aan structurele ondersteuning
bij het leren van de taal en het leven in Nederland.
Met betrekking tot studenten staat Nederland volgens hetzelfde OESO-onderzoek in de
top 20. Bij studenten wordt onder andere gekeken naar de hoogte van collegegelden,
taal, de mogelijkheden van het blijven in het land na afstuderen en het aandeel van
studenten in de totale populatie.
Uit recent onderzoek van Nuffic en het ROA blijkt dat de blijfkans van internationale
studenten toeneemt onder meer recente afstudeercohorten.55 Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de krappe arbeidsmarkt in Nederland. In
het onderzoek van Nuffic over het behoud van internationaal talent blijkt dat er verschillende
factoren zijn waarom talent ervoor kiest om in Nederland te blijven.56 Zoals ook in het OESO-onderzoek naar voren komt heeft dit onder meer te maken met
carrièremogelijkheden, werk-privébalans, kwaliteit van leven en salaris.
Toch heeft gemiddeld genomen minder dan de helft van de blijvende internationale afgestudeerden
1 jaar na afstuderen betaald werk (42,1%). Voor Nederlandse afgestudeerden is dit
64,9%. Vijf jaar na afstuderen is 75% tot 80%, afhankelijk van het afstudeercohort,
niet meer in Nederland.57 Belangrijke redenen van vertrek zijn het niet vinden van passend werk en het niet
spreken van de Nederlandse taal.
Voor afgestudeerde derdelanders kent Nederland de verblijfsvergunning zoekjaar hoogopgeleiden,
die deze groep in staat stelt een jaar lang in Nederland te verblijven om een baan
(als kennismigrant) te vinden of een innovatieve onderneming te starten. In aanmerking
komen, kort gezegd, derdelanders die een studie of onderzoeksproject hebben voltooid
aan een Nederlandse
onderwijsinstelling, of aan buitenlandse top-200 instelling. Uit een studie van de
IND is gebleken dat iets meer dan de helft van de zoekjaarders daarin slaagde.58 De Internationale Organisatie voor Migratie heeft recentelijk een doorlichting van
de zoekjaarvergunning uitgevoerd om te bezien hoe deze beter en gerichter zou kunnen
worden vormgegeven, met name ten behoeve van talent in STEM-sectoren (Science, Technology, Engineering and Maths).59 Het kabinet omarmt de technische verbetersuggesties en is voornemens de overige aanbevelingen
te betrekken bij de opvolging van het IBO. Het rapport wijst nadrukkelijk op het belang
van voorlichting, signalering en afstemming tussen partijen die met de doelgroep te
maken krijgen, zoals universiteiten, IND, Nuffic en RVO, en ook op het belang van
het leren van de Nederlandse taal.
Verschillende regio’s zijn al bezig met het behoud van internationale studenten na
hun studie zoals de regio Eindhoven, waarin verschillende stakeholders zoals onderwijsinstellingen
samenwerken.60
Ook bestaan er verschillende projecten om internationale studenten, (kennis)migranten
en partners te verbinden met het Nederlandse bedrijfsleven.61 Hiermee heeft het kabinet invulling gegeven aan de motie Koekkoek over het behoud
van studenten en internationaal talent.62
Het leren van de Nederlandse taal is, zoals hierboven al eerder aangegeven, een cruciale
factor voor de integratie in de Nederlandse samenleving. Daarom zet het kabinet in
op een brede aanpak voor de sociale inbedding van arbeidsmigranten, waaronder kennismigranten
en hun partners.63 Dit is belangrijk voor de integratie van kennismigranten in de Nederlandse samenleving.
Hierdoor blijft het talent, dat al in Nederland is, behouden voor de Nederlandse arbeidsmarkt.
Door kennis van de Nederlandse taal kunnen ook partners van kennismigranten beter
integreren en gemakkelijker een baan vinden. Kennismigranten kunnen het gesprek aangaan
met hun werkgever over taalonderwijs. Daarnaast kunnen kennismigranten en hun partners
gebruik maken van het aanbod in de gemeente. De International Welcome centra kunnen
de kennismigrant en hun partner hierover informeren.
Partners van kennismigranten mogen werken in Nederland. Toch hebben zij vaak moeite
om een baan te vinden. In verschillende regio’s zoals bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht
zijn hiervoor pilotprojecten gestart.64 Partners van kennismigranten kunnen ook gebruik maken van de dienstverlening van
UWV/EURES. UWV/EURES biedt samen met International Welcome centra sollicitatietrainingen
aan partners van kennismigranten. Daarnaast zet UWV/ EURES werkgeversdienstverlening
in om te bemiddelen naar werk.
Als kennismigranten tussentijds hun baan verliezen wordt de kennismigrantenvergunning
niet direct ingetrokken, maar pas na drie maanden. Dit geeft hun de tijd om een nieuwe
baan als kennismigrant te vinden, met als doel deze kennismigranten, die al in Nederland
wonen en in meer of mindere mate zijn geïntegreerd, zoveel mogelijk te behouden voor
de Nederlandse arbeidsmarkt. De (herziene) richtlijn (EU) 2024/1233 betreffende de
gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid bepaalt dat de zoekperiode verlengd
moet worden naar zes maanden indien de arbeidsmigrant, dus ook een kennismigrant,
zijn vergunning twee jaar of langer bezit. Deze kennismigranten zullen relatief beter
geïntegreerd zijn dan kennismigranten die korter in Nederland verblijven.
De verlenging naar zes maanden sluit aan bij aanbevelingen uit eerder onderzoek, waaruit
bleek dat drie maanden voor bedrijven en kennismigranten te kort is om de nodige werving-
en selectieprocedures te doorlopen en vervolgens de aanvraag op tijd in te dienen.65
Ook kan deze verruiming positief bijdragen aan de zelfredzaamheid van kennismigranten
en potentiële kwetsbaarheden verminderen. Kennismigranten verkeren immers, net als
alle andere arbeidsmigranten, in een afhankelijkheidsrelatie met de werkgever, die
kan doorwerken in hun rechtspositie.66 De herziene richtlijn is op 20 mei 2024 in werking getreden en moet uiterlijk 21 mei
2026 geïmplementeerd zijn. Daartoe strekkende wet- en regelgeving is momenteel in
voorbereiding. Voor wat betreft de zoekperiode geldt dat deze alleen gegeven wordt
bij tussentijds baanverlies, en dus niet na afloop van het contract. De zoekperiode
duurt ook nooit langer dan de duur van de vergunning. Houders van een blauwe kaart
hebben al recht op een zoekperiode van zes maanden indien zij de blauwe kaart twee
jaar of langer bezitten, en wel op grond van de herziene richtlijn (EU) 2021/1883.
Hiermee heeft het kabinet invulling gegeven aan de motie van Aartsen en Martens-America.67
Tot besluit
Met de hierboven aangekondigde maatregelen beoogt het kabinet verdere stappen te zetten
naar het gerichter en selectiever aantrekken van talent dat een bijdrage levert aan
de Nederlandse kenniseconomie, en daarmee tevens misbruik en oneigenlijk gebruik verder
tegen te gaan.
Zoals in de brief is aangegeven worden de voorgestelde maatregelen momenteel nader
uitgewerkt en onderzocht op doeltreffendheid en doelmatigheid, met nadrukkelijke aandacht
voor de uitvoerbaarheid, de gevolgen voor het vestigingsklimaat en bedrijfsleven,
inclusief start-ups en scale-ups, en de wisselwerking met andere verblijfsregelingen.
Eventuele aanpassingen in het arbeidsmigratiebeleid die voortvloeien uit het IBO of
SER-advies, zal het kabinet waar relevant in samenhang bezien met de voorgenomen aanscherpingen.
De herintroductie van de afwijzingsgrond «inactiviteit» vergt in elk geval een wetswijziging.
Overige aanscherpingen kunnen naar verwachting merendeels per algemene maatregel van
bestuur geregeld worden. Die procedure duurt ten minste een jaar. Bij de uitwerking
van conceptwet- en regelgeving zal een tijdpad worden opgesteld. Op basis hiervan
worden in verschillende uitvoerings- en handhavingstoetsen (waaronder de ex-ante uitvoeringstoets
(EAUT)) de kosten en gevolgen voor de uitvoering en toezichthouders in kaart gebracht.
Het kabinet wil de maatregelen, nadat ze zijn ingegaan, evalueren. Zodat bijsturing
mogelijk is, of waar nodig aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden. Om een
gedegen evaluatie mogelijk te maken is het kabinet van plan een nulmeting of monitor
uit te laten voeren, met nog nader vast te stellen specificaties. Onderdeel van deze
evaluatie zal ook de werking en de effecten van de blauwe kaart in Nederland zijn,
conform gedane toezegging en in lijn met het amendement-Omtzigt.68 Aan het lid Ceder is daarbij toegezegd onderzoek te doen naar mogelijke misbruikrisico’s
van het verrichten van nevenactiviteiten als zelfstandige door kennismigranten.
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
Y.J. van Hijum, minister voor Asiel en Migratie