Brief regering : Beleidsreactie op advies Gezondheidsraad screening op longkanker
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 852 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2025
Met de brief van 16 december 20221 heeft de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer geïnformeerd
dat de Gezondheidsraad op 5 december 2022 is gevraagd te adviseren of een bevolkingsonderzoek
van overheidswege naar longkanker aangewezen is. Daarbij werd verwezen naar de internationaal
gedragen criteria voor verantwoorde screening van Wilson & Jungner en de aanvullende
criteria van de WHO.2 Gevraagd werd om, als een bevolkingsonderzoek nu niet aan de orde is, aan te geven
of hiervoor wel perspectief is in de toekomst.
Op 31 maart 2025 is het advies van de Gezondheidsraad «Screening op longkanker» aan
uw Kamer gestuurd.3 In deze brief informeer ik uw Kamer over mijn standpunt over het advies van de Gezondheidsraad.
Kernpunten advies Gezondheidsraad
Bij een landelijk bevolkingsonderzoek, ook wel screeningsprogramma genoemd, wordt
ongevraagd, geneeskundig onderzoek aangeboden aan mensen die geen gezondheidsklachten
hebben. Het doel is om een bepaalde ziekte in een vroeg stadium op te sporen en zo
gezondheidswinst te realiseren. Deelnemers aan screening kunnen daar profijt van hebben
maar ook nadelen van ondervinden. Om te beoordelen of een screeningsaanbod vanuit
de overheid verantwoord is, beoordeelt de Gezondheidsraad voorafgaand aan de invoering
ervan of de voordelen opwegen tegen de nadelen.
De Gezondheidsraad oordeelt dat een lagedosis-CT-scan geschikt is om longkanker vroegtijdig
op te sporen en dat de screening voornamelijk gericht zou moeten zijn op mensen van
50 jaar of ouder met een zware rookgeschiedenis, waarbij de specifieke inclusiecriteria
nog moeten worden bepaald. Mensen zonder zware rookgeschiedenis maar met een vergelijkbaar
hoog risico op longkanker zouden ook voor screening in aanmerking moeten komen, al
is dat niet onderzocht.
Op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur concludeert de Gezondheidsraad
dat een screeningsprogramma de sterfte aan longkanker zou kunnen verminderen, en mogelijk
ook de algemene sterfte. Met het verminderen van algemene sterfte wordt bedoeld dat
mensen niet alleen minder (snel) sterven aan longkanker, maar dat zij ook minder (snel)
aan andere ziekten of aandoeningen sterven.
Doorgaans is het doel van een screeningsprogramma de vermindering van sterfte aan
de specifieke ziekte waarop gescreend wordt, dus verminderde sterfte aan borstkanker
bij borstkankerscreening en verminderde sterfte aan darmkanker bij darmkankerscreening.
In beide voorbeelden betekent minder sterfte aan de betreffende ziekte dat de screening
nut heeft. Bij longkankerscreening kunnen het doel en het nut echter niet zonder meer
beperkt worden tot het verminderen van longkankersterfte. Dat komt doordat roken,
de belangrijkste risicofactor voor longkanker, ook vele andere potentieel dodelijke
ziektes en aandoeningen veroorzaakt. Als door screening op longkanker, sterfte aan
longkanker wordt voorkomen, maar rokers vervolgens in dezelfde periode overlijden
aan bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, heeft de screening geen toegevoegde waarde
of nut. Volgens de Gezondheidsraad zou longkankerscreening daarom niet alleen een
gunstig effect moeten hebben op longkankersterfte, maar ook op algemene sterfte.
Volgens de Gezondheidsraad is van een aantal belangrijke nadelen van een screening
op longkanker nog niet in te schatten in welke mate die zullen voorkomen. Dat hangt
namelijk af van hoe een screeningsprogramma wordt ingericht en dat is vooralsnog niet
duidelijk. Zo is bijvoorbeeld nog niet bekend hoe vaak er gescreend moet worden en
hoe de definitieve diagnose gesteld wordt na een CT-scan die mogelijk wijst op longkanker
(ongunstige testuitslag). Ook is niet bekend hoe groot het risico is dat er bij een
ongunstige testuitslag toch geen sprake blijkt te zijn van longkanker. In zo’n geval
is iemand onnodig ongerust gemaakt en heeft iemand onnodig vervolgonderzoek ondergaan.
Naast foutieve testuitslagen en overdiagnose vormen nevenbevindingen ook een belangrijk
nadeel bij longkankerscreening. Dat komt omdat roken niet alleen longkanker kan veroorzaken,
maar ook vele andere aandoeningen. Deze aandoeningen kunnen mogelijk ook worden ontdekt
bij het maken van een CT-scan (nevenbevinding), terwijl de screening hier niet op
gericht en voor gevalideerd is.
Het is nog niet duidelijk in welke mate nadelen als foutieve testuitslagen, overdiagnose
en nevenbevindingen zullen optreden bij een landelijk screeningsaanbod in de Nederlandse
situatie. Daarnaast is er aanvullende kennis nodig over het bereiken en selecteren
van de doelgroep en de benodigde zorgcapaciteit.
Gezien deze onduidelijkheden is het vooralsnog niet mogelijk te beoordelen of de voordelen
van een eventueel bevolkingsonderzoek longkanker opwegen tegen de nadelen en voldoet
de screening nog niet aan de criteria voor verantwoorde screening. De Gezondheidsraad
adviseert om verder uit te werken hoe een eventueel landelijk bevolkingsonderzoek
naar longkanker eruit zou kunnen komen te zien zodat beoordeeld kan worden of de voordelen
opwegen tegen de nadelen.
Reactie
Allereerst spreek ik graag mijn erkentelijkheid uit voor het advies van de Gezondheidsraad.
De Gezondheidsraad heeft diverse belanghebbende organisaties en mensen betrokken bij
de totstandkoming van het advies. Dit heeft de Gezondheidsraad gedaan door middel
van een hoorzitting en een commentaarronde op het conceptadvies, met daarop een reactie
van de Gezondheidsraad. Verslaglegging hiervan is gepubliceerd tegelijkertijd met
het advies.4 Ik realiseer me dat dit proces de Raad extra tijd heeft gekost bovenop de tijd die
gebruikelijk is voor een gedegen advies als het onderhavige. Ik heb dan ook grote
waardering voor de wijze waarop de Gezondheidsraad dit heeft gedaan, en op die manier
beantwoord heeft aan mijn behoefte aan betrokkenheid van belanghebbenden bij de totstandkoming
van het advies.
Hoewel de Gezondheidsraad de verwachting uitspreekt dat een screeningsprogramma gezondheidswinst
zou kunnen opleveren, blijkt tegelijkertijd dat nog heel veel onbekend is over hoe
een screeningsprogramma eruit zou moeten zien om te kunnen voldoen aan de criteria
voor verantwoorde screening. De Gezondheidsraad doet de aanbeveling om eerst een voorstel
voor een screeningprogramma uit te werken. Dit voorstel moet alle essentiële onderdelen
bevatten waarvan de Gezondheidsraad heeft vastgesteld dat deze ontbreken of nog niet
voldoende zijn uitgewerkt. Pas dan zou de Gezondheidsraad screening op longkanker
daadwerkelijk en concreet kunnen toetsen aan de criteria voor verantwoorde screening.
Ik neem dit advies over.
Op verzoek van de patiëntenorganisatie Longkanker Nederland heeft inmiddels overleg
plaatsgevonden met medewerkers van het Ministerie van VWS en het wetenschappelijke
secretariaat van de Gezondheidsraad. Hierbij waren tevens onderzoekers en mensen vanuit
verschillende beroepsgroepen aanwezig, eveneens op voordracht van Longkanker Nederland.
Vanuit deze partijen is aangegeven dat zij graag de handschoen oppakken om tot een
voorstel voor een screeningsprogramma te komen. Zij hebben toegelicht dat zij daarbij
de concrete en noodzakelijke onderdelen van een screeningsprogramma kunnen uitwerken
die de Gezondheidsraad adresseert in zijn advies. Voor elk onderdeel zal de wetenschappelijke
onderbouwing moeten worden geleverd. Tevens wordt inzicht gegeven in de kostenbesparing
in de zorg die door middel van longkankerscreening zal kunnen worden gerealiseerd.
Gezien de wetenschappelijke en medisch-inhoudelijke aard van de uit te werken aspecten,
is overeengekomen dat het initiatief om tot een uitgewerkt screeningsprogramma te
komen bij onderzoekers en beroepsgroepen ligt, in samenwerking met Longkanker Nederland.
Het Ministerie van VWS en de Gezondheidsraad staan open voor afstemming. Het uiteindelijke
doel is om te komen tot een voorstel dat dusdanig geconcretiseerd is dat de Gezondheidsraad
een zinvolle uitspraak kan doen over de vraag of een dergelijk screeningsprogramma
voldoet aan de criteria voor verantwoorde screening.
De Gezondheidsraad zal vervolgens worden gevraagd om te beoordelen of een bevolkingsonderzoek
naar longkanker van overheidswege aangewezen is. Daarbij wordt ook geadviseerd of
dit in eerste instantie in de vorm van een regionaal of landelijk implementatieonderzoek
zou kunnen gebeuren. Op basis van dit advies vindt verdere besluitvorming en eventuele
implementatie plaats. Dit is mede afhankelijk van het genoemde Gezondheidsraadadvies,
beschikbaarheid van financiële middelen, maar ook van de beschikbare (zorg)capaciteit
voor de uitvoering. Over dit laatste zou te zijner tijd een uitvoeringstoets van het
RIVM uitsluitsel moeten bieden.
Ik plaats wel een belangrijke kanttekening. Zoals aangegeven in de brief van 20 maart
2025 over de ontwikkelagenda bevolkingsonderzoek5 doen zich enerzijds veel technologische vernieuwingen voor die kansen bieden voor
het opsporen van aanvullende aandoeningen en ziektes met nieuwe bevolkingsonderzoeken,
of voor het eenvoudiger of efficiënter opsporen van aandoeningen en ziektes met bestaande
bevolkingsonderzoeken. Anderzijds hebben we steeds meer te maken met schaarste aan
middelen, en vooral ook aan personeel. Dit vraagt om het maken van scherpe keuzes
en het varen van een stabiele koers met het oog op de toekomst. Dit geldt met betrekking
tot de bestaande bevolkingsonderzoeken naar kanker en de screenings rond zwangerschap
en geboorte. Deze noodzaak tot scherpe keuzes geldt evenzeer met betrekking tot eventuele
nieuwe bevolkingsonderzoeken.
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport