Brief regering : Voortgang herstelrecht gedurende het strafproces
29 528 Mediation en het rechtsbestel
Nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang ten aanzien van het onderwerp
herstelrecht. Ik zal daarnaast ingaan op het WODC onderzoek plan- en procesevaluatie mediation in strafzaken. Ik betrek daarbij de verschillende toezeggingen die ik aan uw Kamer heb gedaan en
de verschillende moties die door uw Kamer zijn aangenomen.1
Bij herstelrecht wordt na het plegen van een strafbaar feit een ontmoeting tussen
het slachtoffer (of hun nabestaanden) en de verdachte of dader georganiseerd. Dit
kan voor, tijdens, of na het strafproces. Deelname aan herstelrecht is vrijwillig
en het biedt partijen de gelegenheid om samen in gesprek te gaan over de gevolgen
van een strafbaar feit en, waar mogelijk, afspraken te maken over herstel. Zo helpt
het slachtoffers om uit te spreken wat de gebeurtenis met hen heeft gedaan. Ook maakt
een gesprek het mogelijk om antwoorden te krijgen, wat kan zorgen voor vermindering
van angstgevoelens en gevoelens van machteloosheid. Partijen krijgen tevens de mogelijkheid
om afspraken te maken, waardoor zij zich weer op de toekomst kunnen richten. Uit onderzoek
blijkt dat verdachten die deelnemen aan een vorm van herstelrecht een hogere verantwoordelijkheid
voor hun daad voelen en meer schuld en schaamte laten zien dan verdachten die niet
hebben deelgenomen.2 De reflectie van verdachten of veroordeelden op het eigen gedrag wordt bovendien
in verband gebracht met een lagere kans op recidive.3 Herstelrecht komt niet in plaats van het strafrecht, maar is een aanvulling op het
strafrecht, voor zowel volwassenen als jeugdigen.
De twee belangrijkste herstelrechtvoorzieningen zijn mediation in strafzaken (hierna:
MiS) en herstelbemiddeling. MiS is een verwijsvoorziening van het Openbaar Ministerie
(hierna: OM) en de rechtspraak, waarbij slachtoffers en verdachten tijdens de strafprocedure
in gesprek kunnen gaan over het strafbare feit, begeleid door twee gespecialiseerde
mediators.
MiS richt zich op emotioneel herstel en het maken van afspraken over de vergoeding
van eventuele schade (zowel materieel als immaterieel).
De uitkomst van de mediation wordt – als partijen dit willen – vastgelegd in een slotovereenkomst
die door de officier van justitie of de rechter wordt meegewogen bij het nemen van
een beslissing over de zaak.
Herstelbemiddeling daarentegen is niet verbonden aan de afdoeningsbeslissing die in
het strafproces wordt genomen. Bij herstelbemiddeling gaan partijen met elkaar in
gesprek om relationeel of emotioneel herstel te bewerkstelligen na een ingrijpende
gebeurtenis. Dit kan op elk moment, zowel kort na de gebeurtenis, als jaren later.
De gesprekken worden voorbereid en begeleid door Stichting Perspectief Herstelbemiddeling.4 Naast gesprekken zijn bij Perspectief Herstelbemiddeling ook andere vormen van contact
mogelijk, zoals een briefwisseling of een pendelbemiddeling waarbij een bemiddelaar
boodschappen overbrengt. Partijen kunnen zich voor contact met de ander wenden tot
het aanmeldpunt.5
Voor zowel volwassenen als jeugdigen zijn dezelfde voorzieningen beschikbaar. Het
beleid en de ontwikkeling daarvan zien dan ook op beide doelgroepen.
1. WODC onderzoek plan- en procesevaluatie Mediation in Strafzaken
Op 7 juni 2024 bood de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer het rapport
plan- procesevaluatie MiS van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum
(WODC) aan, waarbij tevens een beleidsreactie is toegezegd.6 Het onderzoek evalueert de werking van MiS sinds de landelijke invoering in 2017.
Aanleiding voor dit onderzoek was de wens van de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming
om te bezien of en hoe de inzet van MiS kan worden verbeterd en/of effectiever kan
worden gemaakt.7 Hieronder zal ik eerst kort ingaan op het onderzoek, de belangrijkste bevindingen
en de voorgestelde denkrichtingen. Vervolgens geef ik mijn reactie op de geschetste
denkrichtingen. Bij deze reactie zal ik enkele moties van uw Kamer betrekken.
In de planevaluatie wordt ingegaan op de beleidsdoelstellingen van MiS en op hoe de
voorziening MiS (op papier) is vormgegeven. Ook wordt beschreven welke effecten er
van MiS mogen worden verwacht op basis van de (internationale) wetenschappelijke literatuur
voor slachtoffers, verdachten, de strafrechtketen en de samenleving. In de procesevaluatie
is onderzocht hoe de inzet van de voorziening in de praktijk verloopt, in hoeverre
de uitvoering overeenkomt met de landelijk ontwikkelde werkwijze, en welke knelpunten
en best practices de betrokken professionals ervaren. Daarbij wordt tevens ingegaan
op de gevonden verschillen tussen de werkwijze «op papier» en in de uitvoeringspraktijk.
1.1 Conclusie van het WODC onderzoek
De onderzoekers concluderen dat de inzet van de voorziening grotendeels volgens de
hiervoor ontwikkelde werkwijzen verloopt en dat MiS kan rekenen op groeiende bekendheid
onder verwijzers, ketenpartners en de advocatuur. Hoewel uit de interviews blijkt
dat MiS van toegevoegde waarde is voor slachtoffers en verdachten, is de inzet ervan
echter nog betrekkelijk marginaal. Minder dan 1% van het totaal aantal strafzaken
dat wordt ingeschreven bij het OM, wordt verwezen naar MiS. Het onderzoek concludeert
dat er nog een groot onbenut potentieel is aan zaken waarin MiS kan worden ingezet.
Volgens de onderzoekers wordt de verwijzing naar MiS belemmerd door knelpunten bij
de inpassing in het reguliere werkproces van het OM en de rechtspraak. De belemmeringen
worden zoal gezien in het moment van benaderen van het slachtoffer (OM en rechtspraak),
de doorlooptijden van MiS in relatie tot termijnen in het strafproces (OM), het mogelijk
doorkruisen van het strafrechtelijk onderzoek (OM) en het aanhouden van de rechtszitting
na verwijzing naar MiS (rechtspraak). Ook bemoeilijkt het hoge verloop binnen zowel
OM als rechtspraak het borgen van MiS binnen de organisatie. Daar komt bij dat MiS
geen verplicht onderdeel vormt van de opleiding tot officier van justitie of rechter,
wat ertoe leidt dat voorlichting onvoldoende beklijft en misvattingen blijven bestaan
zoals het onjuiste idee dat MiS niet parallel aan strafrechtelijke vervolging kan
worden ingezet. MiS is daarmee nog onvoldoende ingebed in de werkprocessen van het
OM en de rechtspraak.
De inzet van MiS wordt voorts beperkt door de oneigenlijke selectiviteit bij het verwijzen
naar MiS. Zo hanteren verwijzers verschillende selectiecriteria om te beoordelen of
een zaak geschikt is. Er ligt een sterke focus op verkeerszaken en zaken waarin slachtoffer
en verdachte elkaar kennen. Ook bestaat de misvatting onder verwijzers dat MiS in
zware zaken niet geschikt wordt geacht. Daarbij speelt de zwaarte van de zaak in combinatie
met de (veronderstelde belangen) van slachtoffer een rol. Hierdoor worden zaken gemist.
Verder zijn alleen de officier van justitie en de rechter of raadsheer bevoegd om
te verwijzen naar MiS.8 Andere ketenpartners zoals reclassering of Slachtofferhulp Nederland en de advocatuur
kunnen alleen verzoeken tot verwijzing indienen, maar de uiteindelijke beslissing
blijft liggen bij de officier van justitie of de rechter. Volgens een deel van de
respondenten uit het onderzoek stranden de verzoeken regelmatig, doordat het onderzoek
nog loopt of er juist te weinig tijd rest voor de zitting. De Raad voor de Kinderbescherming
kan zaken direct aanmelden bij het mediationbureau, dat vervolgens de mogelijkheid
van MiS – in overleg met de officier van justitie en rechter – verder onderzoekt.
De ervaring daarmee is volgens het onderzoek positief.
1.2 Denkrichtingen
In de rapportage worden enkele denkrichtingen voor de doorontwikkeling en verbetering
voor het vaker en effectiever inzetten van MiS geformuleerd.
Uitgangspunt van deze denkrichtingen is dat het (laten) onderzoeken van MiS moet worden
gezien als een recht van slachtoffers en verdachten in het strafproces. Het gaat om
de volgende denkrichtingen:
I. Tegengaan van oneigenlijke selectiviteit in het verwijsproces
II. Versterken van de rol van de mediationbureaus
III. Streven naar een sterkere organisatorische inbedding van MiS in het strafproces, zonder
het unieke karakter te verliezen
IV. Aanpakken van knelpunten in voorlichting en communicatie
1.3 Beleidsreactie
Ik ben verheugd te constateren dat er bij de professionals in de strafrechtketen sprake
is van een groeiende bekendheid met de mogelijkheid van MiS.9 Tegelijkertijd onderschrijf ik dat er nog stappen nodig zijn om de inzet van herstelrecht
te stimuleren. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat niet iedere strafzaak geschikt
is voor MiS en er bij zowel slachtoffers als verdachten niet altijd een herstelbehoefte
en/of herstelbereidheid bestaat. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een ontkennende
verdachte. Daarnaast kan het voorkomen dat er geen slachtoffers (zijnde een natuurlijk
persoon) in de strafzaak zijn. Ook kan er sprake zijn van zaaks- of persoonsafhankelijke
contra-indicaties die maken dat verwijzing niet gepast is. Daarbij kan het bijvoorbeeld
gaan om strafzaken zoals stalking, dan wel om iemand met een licht verstandelijke
beperking (LVB).
Hieronder zal ik ingaan op de denkrichtingen uit het onderzoek.
I. Tegengaan van oneigenlijke selectiviteit in het verwijsproces.
Vooropgesteld moet worden dat alle type strafzaken in beginsel in aanmerking kunnen
komen voor MiS. Wel gaat het bij het aanbieden van MiS om maatwerk waarbij onder andere
de behoefte van de betrokkenen en de fase waarin de zaak zich bevindt een rol spelen.
Zo kan voor de één het mediationaanbod te vroeg komen en voor de ander te laat. Daarnaast
is de herstelbehoefte van slachtoffers, nabestaanden en verdachten niet statisch en
kan deze in de loop van de tijd veranderen. Het ontwikkelen van objectieve criteria
om te beoordelen of én wanneer MiS aan de orde is, ligt daarmee niet voor de hand.
Van belang is dat slachtoffers (en eventueel hun nabestaanden) en verdachten in een
zo vroeg mogelijk stadium geïnformeerd worden over de mogelijkheid van herstelrechtrechtvoorzieningen,
in het bijzonder de mogelijkheid van MiS.
Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel inzake nieuwe
Wetboek van Strafvordering, is onderzocht of nadere wettelijke verankering van herstelrecht
nodig is.10 Na een consultatie met de ketenpartners had ik aanvankelijk het voornemen om een
informatieplicht voor de politie en een recht voor slachtoffers en verdachten om de
mogelijkheid tot MiS te laten onderzoeken, wettelijk te verankeren.11
Het amendement van Kamerleden van Nispen en Mutluer dat op 25 maart jl. door uw Kamer
is aangenomen, sorteert hier op voor.12 Dit amendement regelt dat de officier van justitie bevordert dat de betrokken opsporingsambtenaar
in een zo vroeg mogelijk stadium het slachtoffer en de verdachte mededeling doet van
de mogelijkheden tot herstelrechtvoorzieningen, waaronder mediation en andere vormen
van herstelrecht.13 Voorts voorziet het amendement in de mogelijkheid voor zowel het slachtoffer als
de verdachte om een verzoek tot mediation in te dienen, waarbij een afwijzing van
verzoek moet worden gemotiveerd.14
Ik zal onderzoeken of er verdergaande wijzigingen nodig zijn in het nieuwe Wetboek
van Strafvordering om de positie van herstelrecht te versterken en de inzet ervan
te stimuleren. Dergelijke wijzigingen zouden, tezamen met de regeling voor mediation
die is opgenomen in de Innovatiewet Strafvordering (artikelen 572 t/m 574 Sv), via
de tweede aanvullingswet kunnen worden meegenomen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Een onderdeel van de huidige regeling voor mediation in de Innovatiewet betreft de
mogelijkheid voor de rechter om – na een geslaagde mediation – een eindezaakverklaring
uit te spreken. Hiermee hoop ik tot een sluitende regeling te komen waarin de toegang
tot herstel voor slachtoffers en verdachten voldoende is geborgd. Daarmee wordt tevens
invulling gegeven aan de motie van Kamerleden Van Nispen (SP) én Lahlah (GL-PvdA)
van 6 november 2024 en de motie Van Nispen (SP) van 8 juni 2022.15 In de moties wordt verzocht in te zetten op rechtstreekse toegang tot alle herstelrechtvoorzieningen
voor slachtoffers en (jeugdige) verdachten, respectievelijk om ervoor te zorgen dat
slachtoffers het recht krijgen op zelfstandige toegang om te laten onderzoeken of
de toepassing van herstelrechtvoorzieningen mogelijk is. Ook wordt mede invulling
gegeven aan de motie van Van Nispen (SP) van 6 november 2024 waarin onder meer wordt
verzocht om te blijven werken aan betere toegang tot herstelrecht voor slachtoffers
die te lang moeten wachten.16
Ik ben voorts van mening dat het opnemen van herstelrecht in den brede, en MiS in
specifieke zin, in werkprocessen van de ketenorganisaties kan bijdragen aan betere
inzet ervan. Tegelijkertijd hebben deze organisaties te maken met een hoge werkdruk.
Ik blijf met de landelijk coördinator MiS (van de Raad voor de rechtspraak) in gesprek
over, of en zo ja welke (vaste) momenten in het strafproces te vinden zijn waarop
de mogelijkheid van MiS tijdig kan worden overwogen om de aanhouding van de zaak en
daarmee vertraging in het strafproces te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door het
tijdig betrekken van de mediationbureaus, de zaakscoördinatoren (OM) en gerechtsjuristen
(rechtspraak). Een goed voorbeeld in dat verband is de pilot bij het gerechtshof Den
Haag en Amsterdam, waarin zaken vooraf (ruim voor de zitting) worden geselecteerd
en verwezen.17
Hiermee wordt voorkomen dat zaken kort voor of op zitting worden aangehouden en daarmee
tijd verloren gaat. Inmiddels zijn er andere gerechten die deze werkwijze willen overnemen.
De landelijk coördinator MiS onderzoekt de mogelijkheden daartoe.
In dit kader ben ik ook met het OM in gesprek om te bezien of en zo ja, hoe MiS kan
worden opgenomen in de relevante beleidsregels van het OM, zoals de Aanwijzing slachtofferrechten
en strafvorderingsrichtlijnen.
Aanvullend werk ik aan een traject in het kader van het vergroten van de bewustwording
van de meerwaarde van herstelrecht. Dit traject richt zich met name op de professionals
van organisaties in de strafrechtketen, waaronder OM en rechtspraak. Zie hiervoor
meer onder paragraaf IV.
II. Versterken rol van de mediationbureaus
In de huidige inrichting van MiS is de verwijzing naar mediation voorbehouden aan
officieren van justitie en rechters.18 Ik benadruk het belang van die doorslaggevende rol, om te waken voor het onderzoeks-
en procesbelang en als extra waarborg om secundaire victimisatie te voorkomen. Ik
erken echter wel dat de mogelijkheid voor MiS door officieren van justitie en rechters
in de praktijk beter onderzocht kan worden.
Ik zie verder ook een belangrijke rol weggelegd voor de andere ketenpartners en de
advocatuur bij het stimuleren van de inzet van MiS. Zo kan de Raad voor de Kinderbescherming
strafzaken zaken direct aanmelden bij het mediationbureau, waarvoor de werkprocessen
van zowel de Raad als het mediationbureau zijn aangepast. De ervaringen daarmee zijn
positief.
Uit het WODC-onderzoek blijkt dat andere ketenpartners, zoals de Reclassering en de
advocatuur, zich ook direct melden bij het mediationbureau. Ik ben met de landelijk
coördinator MiS in gesprek om te bezien hoe de rechtstreekse aanmelding van alle partijen,
waaronder ook door slachtoffers en verdachten zelf, zo laagdrempelig mogelijk gemaakt
kan worden. Het vergroten van de bekendheid c.q. zichtbaarheid van de mediationbureaus
is hierbij onverminderd van belang. Daarmee wordt mede invulling gegeven aan de motie
van Kamerlid van Nispen (SP) én Lahlah (GL-PvdA) van 6 november 2024 waarin wordt
verzocht in te zetten op rechtstreekse toegang tot alle herstelrechtvoorzieningen
voor slachtoffers en (jeugdige) verdachten.19
Uit het WODC-onderzoek blijkt voorts dat verwijzers (officieren van justitie en rechters)
bij zwaardere zaken en zaken waarbij slachtoffer en verdachte elkaar niet kennen,
een hogere drempel ervaren om het slachtofferte benaderen voor de mogelijke inzet
van MiS. Een manier om die «handelingsverlegenheid» het hoofd te bieden, is door de
eerste behoefte voor MiS uit te laten vragen door een daarvoor gespecialiseerde mediationfunctionaris
van het mediationbureau, zoals voorgesteld in de denkrichtingen. Deze werkwijze is
in Noord-Nederland al in een pilot beproefd en de resultaten waren positief.20
Bij het vergroten van de zichtbaarheid van de mediationbureaus neem ik ook de bekendheid
met deze mogelijkheid mee.
III. Streven naar een sterkere organisatorische inbedding van MiS in het strafproces.
Het onderzoek stelt voor om ketenpartners, mediators en de advocatuur te informeren
over de start en de uitkomst van de mediation of de beslissing in een strafzaak, echter
is dit momenteel niet haalbaar. Het informeren over de start en uitkomst van de mediation
of de beslissing in een strafzaak brengt immers een grote werklast met zich voor de
mediationbureaus, waar geen capaciteit voor is. Wel steun ik, zoals door de onderzoekers
is voorgesteld21, een meer gedetailleerde registratie van de binnengekomen verzoeken/aanmeldingen
bij de mediationbureaus. Dit draagt bij aan meer kennis over de voorziening en gerichte
voorlichting aan slachtoffers en verdachten, verwijzers en ketenpartners. Ik ben hierover
met de landelijk coördinator MiS in gesprek.
Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
op 8 februari 2024 heeft het toenmalige Kamerlid Uitermark de Minister voor Rechtsbescherming
verzocht om te bezien op welke wijze de beroepsgroep van mediators op korte termijn
een positie kan krijgen in de justitiële keten, hetgeen kan bijdragen aan het toekomstbestendiger
inrichten van de voorziening mediation in strafzaken.22
De positie van MiS wordt in de eerste plaats verstevigd door het (instrument) wettelijk
te verankeren in het nieuwe Wetboek van Strafvordering.23 Ook wordt de mogelijkheid van de eindezaaksverklaring na een geslaagde mediation
in het nieuwe Wetboek van Strafvordering opgenomen.24
De uitvoering van MiS is op dit moment expliciet voorbehouden aan mediators van de
Mediatorsfederatie Nederland (MfN) die worden ingeschakeld door het mediationbureau.
Dit is opgenomen in het Beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafproces.
De positie van de beroepsgroep van strafmediators bij de doorontwikkeling van het
onderwerp MiS, wordt in de eerste plaats versterkt door het benutten van de deskundigheid
van de MfN en de Vereniging Mediators in Strafzaken, die een deel van beroepsgroep
van strafmediators vertegenwoordigt. Ik zal in de komende tijd verder bezien hoe de
positie van strafmediators kan worden versterkt in de justitiële keten. De ontwikkeling
van het centraal mediatorsregister wordt daar nauw bij betrokken. Uw Kamer wordt separaat
geïnformeerd over de ontwikkeling van het centraal mediatorsregister.25
IV. Aanpakken van knelpunten in voorlichting en communicatie.
Ik moedig aan dat meer aandacht wordt besteed aan voorlichting en communicatie rondom
MiS en het herstelrecht in den brede. Ik heb – gelet op het grote aantal ketenpartners
– eind 2023 PwC gevraagd om te onderzoeken op welke wijze aan herstelrecht meer uniform
en duurzaam bekendheid kan worden gegeven.26 Dit advies wordt als bijlage bij deze brief aan uw Kamer verzonden. Een essentiële
voorwaarde voor het informeren van slachtoffers, verdachten en daders is de bewustwording
van de mogelijkheid en meerwaarde van herstelrecht bij professionals in de strafrechtketen.
Zij informeren immers slachtoffers en verdachten. Derhalve is het beleid – conform
het PwC advies – daar in eerste plaats op gericht.
Ten aanzien van voorlichting en communicatie in de strafrechtketen hebben de volgende
ontwikkelingen plaatsgevonden:
− Naar aanleiding van het PwC advies heeft in kwartaal drie van 2024 een sessie met
ketenpartners plaatsgevonden en is besloten om gezamenlijk te starten met het formuleren
van een schriftelijke kernboodschap over herstelrecht. Na de zomer zal hier verdere
uitwerking aan worden gegeven. Ik streef er naar om dit begin volgend jaar gereed
te hebben.
− In het kader van het Actieplan versterken ketenaanpak zeden27 is een brede bewustwordingsfilm over herstelrecht ontwikkeld voor professionals.
Momenteel wordt door de bij het actieplan betrokken ketenpartners bezien hoe de video
structureel kan worden opgenomen in het opleidingsaanbod van de professionals in de
strafrechtketen. De film zal in ieder geval worden opgenomen in het cursusaanbod van
het Studiecentrum Rechtspleging (het SSR) en dat van andere ketenpartners, zoals de
politie, het OM en de Reclassering. In het verlengde hiervan wordt geëxperimenteerd
met een pilot bij Slachtofferhulp Nederland, waar professionals van Perspectief Herstelbemiddeling
een grotere rol krijgen in het informeren van slachtoffers en betrokkenen in zedenzaken.
Met het voorgaande wordt mede invulling gegeven aan de motie van Kamerlid Mutluer
om te bewerkstelligen dat de optie van MiS en herstelbemiddeling breder bekend wordt
onder slachtoffers van seksueel geweld.28
− Begin 2024 heeft tijdens de landelijke vakdag voor familierechercheurs een interne
presentatie plaatsgevonden met de leden van het landelijk team MiS, het OM en Perspectief
Herstelbemiddeling. De aanwezige familierechercheurs zijn voorgelicht over MiS en
herstelbemiddeling. De voorlichting heeft ertoe geleid dat informatie over herstelrecht
in het opleidingscurriculum van de familierechercheurs is opgenomen.
− Het SSR heeft een e-learning over MiS ontwikkeld voor mediationfunctionarissen in
het strafrecht. Ik zal het SSR vragen of deze e-learning doorgetrokken kan worden
de (basis)opleiding voor officieren en rechters en raadsheren.
− MiS is inmiddels een geïntegreerd onderdeel van de Beroepsopleiding Advocaten voor
strafrechtadvocaten.
2. Voortgang van herstelrecht
In deze paragraaf beschrijf ik de overige ontwikkelingen op het gebied van herstelrecht.
2.1 Herstelrecht in cijfers
De aandacht voor herstelrecht in de strafrechtketen groeit. Zo vonden in het jaar
2024 1.725 verwijzingen naar MiS plaats, waarvan 856 mediationtrajecten zijn gestart.
In 2023 was dit aantal 1.568 respectievelijk 825. Bij Perspectief Herstelbemiddeling
zijn er in 2024 1.651 zaken aangemeld. Hiervan konden 1.459 aanmeldingen worden uitgezet
bij een bemiddelaar. In 2023 werden 1.529 zaken aangemeld, waarvan er 1.351 werden
uitgezet bij een bemiddelaar.
Tijdens het Commissiedebat Justitiële Jeugd van 22 mei jl. deed ik de toezegging aan
het Kamerlid Van Nispen (SP) om cijfermatig inzicht te geven in het potentieel van
herstelrecht. Op dit moment zijn er geen cijfers beschikbaar van het totale aantal
zaken dat mogelijk in aanmerking komt voor de inzet van herstelrecht. Het totale aantal
bij de politie ter kennis gekomen misdrijven in 2024 is 801.500. Daarvan stroomden
er 196.500 in bij het OM.29 Zoals eerder beschreven, lenen niet alle strafzaken zich voor de inzet van herstelrecht.
In het WODC-onderzoek naar MiS is onderzocht waar de knelpunten in de huidige praktijk
zitten. Ik ben in deze brief ingegaan op de aanbevelingen. De actiepunten zien onder
meer op het laagdrempeliger maken van het aanmelden van zaken bij het mediationbureau
door ketenpartners, slachtoffers en verdachten, het vergroten van de bekendheid van
de mediationbureaus en het beter registreren van zaken. Door een goede registratie
kan het potentieel van het zaken dat in aanmerking komt voor herstelrecht in de toekomst
beter inzichtelijk worden gemaakt.
2.2 Evaluatie beleidskader Herstelrechtvoorzieningen
De toenmalige Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer in december 2023 geïnformeerd
over de evaluatie van het Beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafproces
en de knelpunten die hieruit naar voren kwamen, waaronder (onduidelijkheid over) de
bevoegdheidsafbakening van de twee herstelrechtvoorzieningen in de onderzoeksfase
bij de politie.30
Naar aanleiding van die evaluatie heeft in september 2024 bestuurlijk overleg met
het OM, de rechtspraak en Perspectief Herstelbemiddeling plaatsgevonden waar door
de aangesloten partners de suggestie is gedaan om de mogelijkheid van één centraal
aanmeldpunt te onderzoeken in de vorm van een pilot. Hiertoe wordt op korte termijn
een bestuurlijke opdracht verleend aan onder meer de landelijk coordinator MiS, het
OM en Perspectief Herstelbemiddeling. Een dergelijke pilot kan bijdragen aan een betere
afstemming tussen de herstelrechtvoorzieningen. Vooralsnog blijft het bestaande Beleidskader
van kracht. In de praktijk blijkt dit kader in een groot deel van de gevallen duidelijkheid
te bieden.
Gegevensdeling tussen het OM en Perspectief Herstelbemiddeling blijft een aandachtspunt.
Een voorbeeld in dit verband is dat aan Perspectief Herstelbemiddeling in het geval
van een sepot weinig tot geen contactgegevens van de niet-initiatiefnemende partij
worden verstrekt door het OM. Dat zorgt ervoor dat herstelbemiddeling na een sepot
nog weinig wordt ingezet, terwijl hier in sommige gevallen wel de behoefte aan bestaat31 In de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is aan het OM de bevoegdheid gegeven
om aan derden strafvorderlijke gegevens te verstrekken, voor zover noodzakelijk voor
het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit zijn
betrokken. Hieruit volgt dat bij een sepot of vrijspraak geen gegevens worden verstrekt,
tenzij er sprake is van een zwaarwegend belang. De bovengenoemde pilot kan helpen
om het probleem verder inzichtelijk te maken en hier eventueel nadere afspraken over
te maken. Ik wil bezien of de bekendheid van professionals met herstelrecht bijdraagt
aan een betere gegevensdeling. Het belang van herstelrecht kan immers dan een rol
spelen bij de belangenafweging van professionals bij het verstrekken van gegevens.
Zorgvuldig afwegen of gegevens kunnen worden verstrekt op basis van de inhoud van
het dossier staat daarbij voorop.
2.3 Effectevaluatie Mediation in Strafzaken
Uit de plan- en procesevaluatie MiS blijkt dat geen eenduidig antwoord te geven is
inzake de mate waarin (positieve) effecten van MiS optreden voor slachtoffers en verdachten
en voor hoe lang deze aanhouden. Ook is er nog geen onderzoek gedaan naar de efficiencywinst
van MiS op het strafproces.32 Daarom zal het WODC een meerjarig onderzoek starten naar de effecten voor slachtoffers
en verdachten. Ook de effecten op de strafrechtketen worden hierin meegenomen. De
evaluatie start in 2025 en loopt tot 2029. De verwachting is dat de eerste resultaten
medio 2027 zullen verschijnen.
2.4 MiS op de BES
Sinds 2022 loopt er op de BES een pilot MiS. De voorziening is belegd bij de Stichting
Reclassering Caribisch Nederland (SRCN). De SRCN ontvangt daartoe een subsidie. Sinds
2022 zijn 11 mediators opgeleid. Tot nu toe is sprake van 38 aanmeldingen en 12 mediationtrajecten,
waarvan 11 zijn afgerond met gehele of gedeeltelijke overeenstemming. De eerste ervaringen
in de praktijk zijn positief. De aanmelding van zaken is echter sterk afhankelijk
van de personeelsbezetting van aanmeldende partijen. Momenteel is er op de BES sprake
van een groot verloop van personeel en onderbezetting bij de politie. Het mediationbureau
op de BES blijft in gesprek met de ketenpartners om MiS onder de aandacht te houden.
Ik zal de komende tijd beoordelen of de voorziening structureel kan worden gemaakt.
2.5 Vergoedingen mediators in strafzaken.
Sinds 2024 is er structureel € 1,2 miljoen extra beschikbaar voor het stimuleren van
herstelrecht. Hiervan is € 700.000 gereserveerd voor de verhoging van de vergoedingen
van strafmediators. Vanaf 2024 zijn de vergoedingen voor mediators in strafzaken geïndexeerd
van € 800 (ex. BTW) naar € 1.350 (ex BTW) per mediationtraject dat wordt afgesloten
met een slotovereenkomst.
Voor MiS is in de begroting van het Ministerie van JenV structureel een budget van
€ 2.253.000 gereserveerd, inclusief mediation in jeugdstrafzaken. Jaarlijks wordt
besloten of een loon- en prijsindexatie mogelijk is. Vooralsnog volstaat het structurele
budget.
2.6 Herstelrecht bij de politie
Ik heb uw Kamer in 2022 geïnformeerd over de inzet van herstelrecht bij de politie.
In de ZSM-fase (waar een groot deel van de strafzaken terecht komt) is er binnen de
Vereniging van Eigenaren van ZSM33 inmiddels landelijk overeenstemming over hoe herstelrecht kan en mag worden toegepast.
Zo is aan de voorzitters van de Stuurgroepen van ZSM verzocht om per ZSM-locatie invulling
te geven aan de verschillende vormen van herstelgericht werken. Dat zal de komende
tijd verder vorm gaan krijgen.
2.7 Samenspraak bij Perspectief Herstelbemiddeling
De stichting Perspectief Herstelbemiddeling is, naast het reguliere aanbod van herstelbemiddeling,
gestart met herstelgerichte dialooggroepen, Samenspraak genaamd. In Samenspraak brengt
Perspectief Herstelbemiddeling daders, slachtoffers en naasten van slachtoffers en
daders met elkaar in contact in een aantal groepsgesprekken. Deze betrokkenen hebben
allemaal hetzelfde type misdrijf meegemaakt. Daarnaast zijn ook twee niet bij het
misdrijf betrokken burgers als vertegenwoordigers van de maatschappij onderdeel van
de groep.
Iedere deelnemer krijgt de kans om vanuit eigen perspectief te vertellen over en te
luisteren naar de verschillende aspecten en gevolgen van een misdrijf. Deze nieuwe
vorm van dienstverlening biedt betrokkenen de mogelijkheid om een stap in hun herstel
en verwerking te zetten wanneer de wederpartij geen contact wil, of waarbij dat contact
niet wenselijk is.
2.8 Herstelrecht binnen DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen)
De toenmalige Minister voor Rechtsbescherming heeft in het commissiedebat arbitrage,
mediation en herstelrecht, van 22 juni 2022, toegezegd om te bekijken welke interventies
kunnen worden verricht om een verandering van de cultuur in het gevangeniswezen teweeg
te brengen.34 Hij heeft toegezegd om met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in gesprek te
gaan over wat er gedaan kan worden binnen de huidige kaders. Dat gesprek heeft in
het voorjaar van 2024 plaatsgevonden. Zoals bekend is er sinds het najaar van 2023
bij de DJI een capaciteitsprobleem, zowel ten aanzien van het personeel als ten aanzien
van beschikbare plekken.35 Deze situatie noopt tot het maken van scherpe keuzes in wat wel en niet gedaan wordt.
Voor extra herstelgerichte activiteiten binnen detentie is, conform het daartoe door
DJI opgestelde plan van aanpak, 3 miljoen aan financiering nodig en de inzet van extra
personeel. Er is op dit moment geen aanvullend budget beschikbaar voor herstelgerichte
activiteiten. Ook ten aanzien van het personeel is er sprake van een tekort. Daarom
wordt het nu niet mogelijk geacht om extra in te zetten op herstelgerichte activiteiten
binnen detentie. Dit zal op een later moment opnieuw worden bezien.
Slot
Ik zie herstelrecht als een belangrijke aanvulling op het strafrecht en ik zal mij
blijven inzetten om de inzet van herstelrecht te stimuleren. De inzet van herstelrecht
is maatwerk. Tegelijkertijd is het essentieel om de gelijke toegang van slachtoffer
en verdachten en of veroordeelden tot herstel te waarborgen, zodat iedereen toegang
heeft tot herstelrecht.
Duidelijk is geworden dat er nog stappen moeten worden gezet om de toegang tot en
de inzet van de herstelrechtvoorzieningen te verbeteren. Hiervoor zullen verschillende
sporen worden bewandeld. In samenspraak met de organisatie die betrokken zijn bij
de inzet van MiS en herstelbemiddeling, zal ik de in deze brief aangekondigde acties
vastleggen en voorzien van een mijlpalenplanning. Ik streef ernaar dit plan direct
na de zomer met de ketenpartners vast te stellen.
In dat verband blijf ik ook betrokken bij de Europese ontwikkelingen op het gebied
van herstelrecht. De Europese Slachtofferrichtlijn is hierbij een belangrijk aanknopingspunt.
Het is tot slot belangrijk om te benadrukken dat herstelrecht geen alternatief is
voor het strafrecht, maar een aanvulling daarop. Herstelrecht kan in beginsel in iedere
zaak, waar sprake is van een slachtoffer, worden overwogen. De daadwerkelijke inzet
ervan is echter altijd afhankelijk van de instemming van beide partijen.
Komend jaar zal ik u over de ontwikkelingen van herstelrecht, inclusief de resultaten
van genoemd actieplan, informeren in de jaarlijkse Kamerbrief over de voortgang in
de strafrechtketen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid