Brief regering : Waardevol politiek ambt
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Nr. 143
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2025
Mensen maken de democratie. Politieke ambtsdragers in het openbaar bestuur zijn van
essentieel belang voor onze democratische rechtsstaat. Op provinciaal niveau zijn
dit de statenleden, gedeputeerden en commissarissen van de Koning, bij de gemeenten
de raadsleden, wethouders en burgemeesters en bij waterschappen de leden van het algemeen
en dagelijks bestuur en de dijkgraaf. Zij kunnen hun werk niet doen zonder griffiers,
rekenkamerleden, gemeente- en provinciesecretarissen, fractieondersteuners en commissieleden.
Het afgelopen jaar heb ik met veel van hen gesproken, onder andere over hun inzet
voor onze samenleving en het publieke belang. Dit doen zij vaak in hun eigen tijd,
naast andere werkzaamheden. Hun belangrijke werk voor onze democratische rechtsstaat
verdient onze erkenning, waardering en ondersteuning. Zonder hen geen decentraal bestuur.
Het politieke ambt is waardevol. Gelukkig ervaren de meeste politieke ambtsdragers
dit ook zo. Zij hebben plezier in hun werk en ervaren het als belangrijk en betekenisvol
om zich zo in te kunnen zetten voor de samenleving. Raadsleden waarderen hun ambt
gemiddeld met een 7,3, wethouders met een 7,8 en burgemeesters zelfs met een 8,2.
Dat werkplezier doet er ook toe, omdat het een belangrijke factor is om de huidige
positie te blijven bekleden.
Tegelijk heeft hun werk soms een schaduwzijde. Denk bijvoorbeeld aan hoge werkdruk,
agressie en intimidatie. Daarnaast moeten decentrale politici hun werk doen in een
steeds dynamischer samenleving en in een veranderlijk politiek landschap. Denk aan
steeds sneller gaande technologische ontwikkelingen. De inrichting van het politieke
ambt moet daar bij blijven aansluiten, zodat ook in de toekomst voldoende mensen een
bijdrage kunnen blijven leveren aan het besturen van ons land.
Ik kom daarom in deze brief met een pakket aan maatregelen om het politieke ambt beter
te laten aansluiten bij het huidige tijdsgewricht. De maatregelen zijn tot stand gekomen
in nauwe samenwerking met de beroeps- en belangenverenigingen en koepels in het decentraal
bestuur. Zij delen de probleemanalyse en hebben meermaals aangegeven dat aanpassingen
aan het politieke ambt urgent zijn. Hier sluit ik mij bij aan omdat het van belang
is om politieke ambtsdragers te behouden voor het ambt en om te werken aan de verbetering
van de instroom.1 De maatregelen die ik voorstel in deze brief houden rekening met het onderscheid
tussen verschillende politieke ambtsdragers. Aan de ene kant lekenbestuurders – verkozen
gemeenteraadsleden, statenleden of algemeen bestuursleden – en aan de andere kant
professionele bestuurders – wethouders en burgemeesters, gedeputeerden en commissarissen,
dagelijks bestuursleden en dijkgraven. Voor lekenbestuurders is het ambt een nevenfunctie,
terwijl het voor professionele bestuurders een hoofdfunctie is. In deze brief behandel
ik de belangrijkste en de nieuwe maatregelen, voor overige maatregelen verwijs ik
u naar de bijlagen. De maatregelen presenteer ik langs de volgende twee lijnen:
1. In het politieke ambt
2. Instroom richting het politieke ambt
Met deze brief doe ik een aantal toezeggingen af die ik aan uw Kamer heb gedaan. In
de bijlagen treft u een overzicht van alle toezeggingen aan. In mijn Kamerbrief over
de Actieagenda goed bestuur, die ik binnenkort aan uw Kamer stuur, schets ik hoe ik werk aan belangrijke inrichtingsvraagstukken
in het openbaar bestuur, die ook effect hebben op het functioneren van het politieke
ambt.
Mijn inzet is niet eenmalig, maar structureel. Ik zet met deze brief in op het aantrekkelijk
houden van het ambt van politieke ambtsdragers want het aantrekken en behouden van
mensen voor het decentraal bestuur is van groot belang. Ik wil nadrukkelijk andere
partijen uitnodigen te blijven komen met ideeën om het politieke ambt aantrekkelijker
te maken, door in te zetten op maatregelen in de verschillende fases van een politiek
ambt. Dit start bij de mobilisatie van potentiële politieke ambtsdragers. Daarna vindt
werving en selectie plaats. Vervolgens is behoud van zittende politieke ambtsdragers
van belang. Ten slotte heeft een politieke ambtsdrager baat bij goede doorstroom binnen
en uitstroom uit het ambt.
1. In het politieke ambt
De maatregelen in deze brief zijn in de eerste plaats bedoeld om de positie van de
huidige politieke ambtsdragers en hun ondersteuners te versterken. Zij moeten goed
hun ambt of rol kunnen uitoefenen, omdat zij de ruggengraat van ons decentraal bestuur
vormen. Goede besluitvorming op lokaal of provinciaal niveau is van groot belang voor
het functioneren van het gehele openbaar bestuur. Helaas staat dit functioneren nu
om meerdere redenen onder druk. Dit constateren ook de beroeps- en belangenverenigingen
en de koepels in hun brieven aan mij. Hieronder worden eerst de huidige uitdagingen
in het ambt beschreven. Daarna ga ik verder in op de maatregelen.
1.1. Analyse
Gekozen volksvertegenwoordigers worden benoemd voor een politieke termijn van vier
jaar. Toch komt het regelmatig voor dat zij tussentijds vertrekken of dat zij na één
zittingstermijn niet meer verkiesbaar willen zijn. Momenteel hebben 58% van de raadsleden,
69% van de wethouders en 72% van de statenleden een zittingsduur van 4 jaar of minder.2 Dit betekent dat een groot deel van deze ambtsdragers op dit moment aan zijn eerste
termijn bezig is. In de gehele periode tussen de gemeenteraadsverkiezingen van 2018
en die van 2022 stroomde 38% van de raadsleden tussentijds uit en 47% van de wethouders.3 Dit waren er in het verleden veel minder. Zo stroomde in de zittingsperiode van 2002
tot 2006 13% van de raadsleden tussentijds uit en 28% van de wethouders.4 Ongeveer de helft van de huidige groep tussentijdse uittreders stroomde door naar
een ander politiek ambt of stroomde uit in verband met gemeentelijke herindelingen.
De andere helft deed dit echter omdat zij het ambt niet langer konden combineren met
werk of privéleven of omdat zij ontevreden waren met het tijdsbeslag van hun ambt.5
Deze cijfers sluiten aan op de geringe tevredenheid van raadsleden met het tijdsbeslag
en de werk-privébalans.6 Van de respondenten die zichzelf niet meer kandidaat gesteld heeft voor een (verkiesbare)
plaats op de lijst bij een volgende verkiezing, geeft 23% aan dat de functie als volksvertegenwoordiger
niet (meer) te combineren is met het privé- of gezinsleven.7 21% geeft aan dat de functie van volksvertegenwoordiger niet (meer) te combineren
is met werk. Ook wethouders en burgemeesters geven aan ontevreden te zijn met het
tijdsbeslag en de werk-privé balans. Bij deze groepen is het gelukkig niet de voornaamste
reden om tussentijds te stoppen.8 Wel ervaren zij een hoge werkdruk met gemiddeld 56 uur tijdsbesteding per week; meer
dan een voltijdbaan.9
Een ander aspect dat drukt op het werkplezier van politieke ambtsdragers is agressie
en intimidatie. 45% van de decentrale politieke ambtsdragers gaf in 2024 aan het afgelopen
jaar ervaringen te hebben met agressie, intimidatie of bedreiging.10 Dit zijn zorgelijke cijfers, helemaal omdat bij politieke ambtsdragers de vormen
van agressie die als (zeer) ernstig worden ervaren (zoals intimidatie, bedreiging
en fysieke agressie) in de loop van de jaren een lichte stijging laten zien en ten
opzichte van 2022 niet zijn gedaald. Meer dan de helft van die agressie en intimidatie
wordt online geuit. Opvallend is dat aanzienlijk meer vrouwelijke politieke ambtsdragers
(55%) (ernstige) vormen van agressie en intimidatie ervaren dan hun mannelijke collega’s
(37%). De agressie tegen vrouwelijke politici is bovendien vaker gericht op hun persoonlijke
kenmerken. Ervaringen met agressie en intimidatie leiden tot afnemend werkplezier
en beïnvloeden de ambities voor de toekomst, vooral van vrouwelijke vertegenwoordigers
en bestuurders. Voor maar liefst een kwart van de vrouwelijke ambtsdragers die te
maken had met agressie of intimidatie, heeft dit invloed op de politieke ambities.
Bij mannen is dit bij 9 procent het geval. Dit betekent dat agressie niet alleen een
negatief effect heeft op het werkplezier van zittende politieke ambtsdragers, maar
in de toekomst ook de diversiteit in het decentraal bestuur kan beïnvloeden.
Ter versterking van het decentraal bestuur en om de huidige politieke ambtsdragers
te behouden voor het decentraal bestuur stel ik de volgende maatregelen voor:
• Verdere investering in opleiding en ontwikkeling door modernisering van de subsidieregeling
voor de beroeps- en belangenverenigingen in het decentraal bestuur.
• Tegengaan van werkdruk
○ Aanpassen omvang raden grote gemeenten
○ Werkdruk wethouders
• Verbetering van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers
• Verbetering van de randvoorwaarden voor politieke ambtsdragers
1.2. Subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen
Het is van groot maatschappelijk belang dat ambtsdragers voldoende ondersteund en
toegerust worden om hun ambten goed en naar eigen inzicht uit te oefenen. Opleidings-
en ontwikkelmogelijkheden helpen om vaardigheden en kennis op te doen waarmee zij
effectiever kunnen functioneren. Dit zorgt er mede voor dat zij beter thuis zijn in
het ambt, waardoor hun werkplezier wordt bevorderd en hun werkdruk kan worden verlicht.
Hierin investeren is noodzakelijk, omdat de duurzame kennisinfrastructuur van het
decentraal bestuur kwetsbaar is. Niet iedere politieke ambtsdrager kan een beroep
doen op de eigen partij voor opleiding, ontwikkeling en ondersteuning en er is vaak
schroom om te investeren in jezelf. Voor deze doelgroepen spelen de beroeps- en belangenverenigingen
en het Kennispunt Lokale Politieke Partijen een cruciale rol in het voorzien in opleiding,
ontwikkeling, ondersteuning en advies.
De beroeps- en belangenverenigingen en het Kennispunt zijn de oren en ogen van het
decentraal bestuur. Dit maakt hen belangrijke partners in de versterking van het decentraal
bestuur. Ook de beroeps- en belangenverenigingen voor de zogenoemde ondersteuning
van politieke ambtsdragers spelen een belangrijke rol. Denk aan de Vereniging van
Griffiers, de Vereniging van Rekenkamers en de Vereniging van Gemeentesecretarissen.
Gezamenlijk hebben zij veel kennis en inzicht in de opleidings- en ondersteuningsbehoeftes
van politieke ambtsdragers en hun ondersteuning.
Daarom ga ik de komende vijf jaar structureel € 1 miljoen per jaar extra investeren
in de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, de Wethoudersvereniging, het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters, Statenlidnu, de Vereniging van Griffiers, de Vereniging
van Rekenkamers en de Vereniging van Gemeentesecretarissen. Dit doe ik met een nieuwe
subsidieregeling, zodat meerjarige zekerheid en richting wordt gegeven aan opleiding
en ondersteuning van de ambtsdragers en ondersteuners in het decentraal bestuur. Ik
streef ernaar deze regeling per 1 januari 2026 in werking te laten treden. Hiermee
wordt er jaarlijks in totaal € 3,7 miljoen direct geïnvesteerd in de kennisinfrastructuur
en ondersteuning van het decentraal bestuur. Ook ga ik structureel € 0,4 miljoen investeren
in het Kennispunt lokale politieke partijen. Per 2025 is deze budgettaire ruimte structureel
vrijgemaakt.
1.3. Tegengaan van werkdruk
Een aantrekkelijke werkomgeving is een werkomgeving waarin voldoende balans tussen
werk en privé wordt ervaren. Onbalans op dit punt is namelijk de vaakst genoemde reden
om te stoppen met het ambt.11 Ik wil daarom de volgende maatregelen inzetten of verkennen.
1.3.1. Uitbreiden omvang gemeenteraden
In het commissiedebat over bestuurlijke organisatie en democratie van 12 februari
jl. is een reactie toegezegd over het onderzoek naar de omvang van decentrale volksvertegenwoordigingen.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Necker in samenwerking met de Universiteit Leiden.
Het rapport is bij deze brief gevoegd.
Het onderzoek laat zien dat vooral in de grootste gemeenten scheefgroei is ontstaan
tussen de omvang van de raad en het aantal inwoners dat zij vertegenwoordigt. De staffel
voor de omvang van de raad uit de Gemeentewet is sinds 1897 niet gewijzigd. Het onderzoek
laat zien dat het zinvol en gewenst is omwille van betere representativiteit en het
verminderen van de werklast deze scheefgroei te herstellen. De G4-gemeenten hebben
hiervoor in een eerder stadium ook aandacht gevraagd.12 Zij hebben aangegeven dat met meer raadsleden het werk beter verdeeld kan worden.
Uit eerder onderzoek blijkt bovendien dat Nederlandse gemeenteraden in Europees verband
erg klein zijn, terwijl gemeenten gemiddeld genomen wel relatief veel taken hebben.
Gelet op het voorgaande zal ik voorbereidingen in gang zetten om te bezien hoe de
wettelijke staffel van raadsleden voor de 200.000+ gemeenten kan worden aangepast.
Als uitbreiding van de staffel voor de grootste gemeenten aanleiding geeft om de gehele
staffel te herzien zal ik die vraag daarbij betrekken.
1.3.2. Verminderen werkdruk wethouders
Tevens is de afgelopen periode het vraagstuk van de hoge werkdruk van wethouders meermaals
aan de orde gesteld,13 onder andere door de motie van het lid Van Dijk (Kamerstuk 33 047, nr. 39).14 Wethouders zijn als dagelijks bestuurders onmisbaar voor het lokale bestuur. Zowel
in oproepen vanuit de praktijk, als vanuit de landelijke politiek is meermaals aandacht
gevraagd voor het feit dat de huidige wetgeving omtrent het deeltijdwethouderschap
en het maximumaantal wethouders geen recht meer doet aan de huidige praktijk, waarbij
wethouders gemiddeld 56 uur per week werken. Mede door deze hoge werklast stoppen
wethouders ook te vaak tussentijds. Dit was 157 keer in 2024. Dat treft ook de bestuurbaarheid
van gemeenten en de aantrekkelijkheid van het wethoudersambt.
Daarom zal ik voorbereidingen in gang zetten voor de aanpassing van het in de wet
geregelde aantal (deeltijd)wethouders. Dat wetsvoorstel hangt deels samen met de aanpassing
van de omvang van gemeenteraden.
1.4. Werk aan de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers
Een toekomstbestendige rechtspositie van politieke ambtsdragers draagt bij aan de
aantrekkelijkheid van een politiek ambt. Uw Kamer heeft daar terecht aandacht voor.
Daarom treft u een uitgebreide bijlage bij deze brief over:
• Bezoldiging politieke ambtsdragers
• Verlof- en vervangingsregeling
• Uitkeringsgerechtigde raads- en statenleden.
Onderstaand treft u de verkorte toelichtingen en acties op de onderwerpen.
1.4.1. Bezoldiging politieke ambtsdragers
Sinds 2019 is het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in werking.
Dit besluit regelt alle vergoedingen en voorzieningen van decentrale bestuurders en
volksvertegenwoordigers op een plek. Het loongebouw is destijds niet meegenomen bij
de harmonisatie van de rechtspositie van de verschillende politieke ambtsdragers,
die leidde tot het nieuwe rechtspositiebesluit. Momenteel voert het Adviescollege
rechtspositie politieke ambtsdragers (Arpa) een eerste herijking uit van een vijfjaarlijkse
cyclus, waar het aan de hand van een beoordelingskader onderzoek doet naar de bezoldiging
en vergoedingen van decentrale en centrale politieke ambtsdragers. Het voert hierover
onder andere gesprekken met de koepels en beroeps- en belangenverenigingen. In het
najaar 2025 volgt een advies hierover. Vervolgens zal het Kabinet een standpunt bepalen
en uw Kamer hierover informeren.
1.4.2. Verlof- en vervangingsregeling
Zoals u bekend werk ik aan een wetvoorstel tot modernisering van de verlof- en vervangingsregeling
voor politieke ambtsdragers. Dit betreft enerzijds een uitbreiding van de verlofvormen
voor dagelijks bestuurders en anderzijds een flexibilisering van de termijnen in de
regeling voor dagelijks bestuurders en volksvertegenwoordigers. In het commissiedebat
van 12 februari jl. heb ik aangegeven dat ik verwacht dat het wetsvoorstel rond de
herfst van dit jaar in consulatie gaat. In het commissiedebat heb ik toegezegd in
te gaan op de achtergrond van het tijdelijk ontslag van volksvertegenwoordigers bij
zwangerschap en ziekte alsook de reikwijdte van de regeling. Verlof is enkel mogelijk
wanneer het lidmaatschap tijdelijk eindigt wanneer het lid vervangen wordt wegens
ziekte of zwangerschap. Wat niet kan is dat bij verlof het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging
zoals provinciale staten of de gemeenteraad in stand blijft; de vervanger van de afwezige
volksvertegenwoordiger kan feitelijk geen extra lid zijn van het betreffende volksvertegenwoordigende
orgaan. Naast het afwezige lid zou ook de vervanger de kiesrechtelijke status verwerven.
Het gevolg is dat het aantal leden tijdelijk het aantal in de Grondwet en Provincie-
en Gemeentewet vastgestelde aantal volksvertegenwoordigers van het betreffende orgaan
zou overschrijden en dat één fractie over meer leden dan het aantal gekozen zetels
zou beschikken.
1.4.3 Uitkeringsgerechtigde raads- en statenleden
Ten slotte is toegezegd in het debat van 12 februari jl. na te gaan hoeveel raads-
en statenleden te maken hebben met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze resultaten
zou ik daarna onder de aandacht brengen bij de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) en Financiën. Doel daarbij is te bezien welke belemmeringen politieke ambtsdragers
met een uitkering ervaren en te bezien welke maatregelen genomen kunnen worden om
deze belemmeringen weg te nemen. Momenteel is helaas nog niet inzichtelijk hoeveel
politieke ambtsdragers uitkeringsgerechtigd zijn. Dit wordt, zo blijkt uit navraag,
door niemand bijgehouden. Een eerste stap zou kunnen zijn om meer zicht te krijgen
op het aantal uitkeringsgerechtigden dat tevens een raads- en statenlid is. Daarom
zet ik op korte termijn een onderzoek hiernaar uit.
In mei 2024 heeft de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden het rapport «Uitkeringsgerechtigden
en de raadsvergoeding» gepubliceerd.15 Hierin worden op basis van interviews met een aantal uitkeringsgerechtigde (voormalig)
raadsleden en commissieleden knelpunten benoemd over de samenloop van vergoeding en
uitkering. In de bijlage geef ik een eerste appreciatie. Kortheidshalve verwijs ik
daarnaar. Er zijn ook Kamervragen gesteld naar aanleiding van dit rapport.16 Ik verwacht in mijn beantwoording van deze vragen, mede namens de Minister van SZW,
een aantal bevindingen en suggesties te kunnen delen.
1.5. Overige maatregelen
Overige maatregelen die worden genomen of in uitvoering zijn ter bevordering van de
aantrekkelijkheid van het ambt en terugdringen van de werkdruk vindt u in de bijlagen.
Dit betreft:
Verder versterken van de ondersteuning van raads- en statenleden:
• Taskforces griffies en rekenkamers
• Onderzoek commissieleden en commissiestelsel
• Verbetering raadsinformatiesystemen
• Versterken wetenschappelijke instituten politieke partijen
Met betrekking tot de brede aanpak tegen agressie en intimidatie van decentrale politieke
ambtsdragers verwijs ik uw Kamer graag naar het programma Weerbaar Bestuur en de periodieke
voortgangsrapportages aan uw Kamer.17
18 Wel treft u in de bijlagen de afdoening van de toezegging om met de Nationaal Coördinator
Discriminatie en Racisme in gesprek te gaan over racisme, agressie en intimidatie
tegen vrouwelijke bestuurders en volksvertegenwoordigers.
2. Instroom richting het politieke ambt
Naast de inzet om de mensen die momenteel actief zijn in het decentraal bestuur te
behouden, moet er ook aandacht uitgaan naar de groep potentiële politieke ambtsdragers.
Nieuwe aanwas is van groot belang voor de vitaliteit van het decentraal bestuur. Ook
die nieuwe aanwas staat onder druk. Ook hier presenteer ik eerst de analyse en vervolgens
de maatregelen.
2.1. Analyse
Kiesgerechtigden hebben actief en passief kiesrecht. Het actief kiesrecht is het recht
om te mogen stemmen en het passief kiesrecht is het recht om je verkiesbaar te stellen.
Het is zorgelijk dat bijna de helft van alle lokale partijafdelingen en lokale partijen
(47%) enige tot veel moeite heeft gehad met het vinden van geschikte kandidaten voor
de gemeenteraadsverkiezingen van 2022.19 Dat is tien procentpunt meer dan bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2018. Dit betekent
dat steeds minder mensen gebruik maken van het passief kiesrecht. De kandidaatstellingsproblemen
nemen hierbij toe naarmate de gemeenten kleiner zijn en voor lokale partijen blijkt
het gemiddeld genomen net zo problematisch om geschikte kandidaten te vinden als voor
landelijke partijen.20 Deze cijfers staan daarbij niet op zichzelf. In de afgelopen decennia is het aantal
leden van politieke partijen gedaald. In de jaren zestig was nog 6,6% van de bevolking
lid van een politieke partij. Nu is dit zo’n 2,8%.21 Dit betekent dat het aantal mensen dat zich op deze wijze politiek organiseert kleiner
is geworden.
Gelukkig blijkt uit onderzoek ook dat maar liefst 15% van de Nederlanders serieus
overweegt zich kandidaat te stellen voor de gemeenteraad als ze gevraagd worden.22 Dat zou ruimschoots voldoende zijn om alle raadszetels in Nederland te vullen.23 Bij degenen die aangeven niet bereid te zijn zich te kandideren is voor een grote
meerderheid de reden dat zij weinig binding hebben met een politieke partij, gevolgd
door onzekerheid over de eigen geschiktheid en leeftijd.24 Ook zien we in Nederland in alle politieke ambten nog steeds een ondervertegenwoordiging
van vrouwen, mensen met een beperking, Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond,
jongeren en mensen met een praktische opleidingsachtergrond.25
Ook blijkt de betrokkenheid van burgers bij de plekken waar zij wonen, werken en leven
uit andere zaken dan het passief of actief kiesrecht. In onze samenleving ondernemen
burgers allerlei waardevolle initiatieven. Onderzoek laat zien dat er minstens 7.400
burgercollectieven zijn in Nederland.26 Ook zetten veel mensen zich vrijwillig in voor hun sportclub, vereniging of nemen
zij plaats in de wijk- of dorpsraad. Dit zijn allerlei uitingen van actief burgerschap;
inwoners die zich inzetten voor elkaar en de samenleving. Hier ontstaat mogelijk potentieel
voor nieuwe geschikte kandidaten om politiek actief te worden. De acties die daarop
worden ondernomen treft u in de Kamerbrief «meedoen in de democratie en samenleving».27
Om de instroom te verbeteren werk ik de volgende maatregelen verder uit:
• Adviesaanvraag politiek verlof
• Campagne om politiek actief te worden
• Verbeteren van de instroom van ondervertegenwoordigde groepen
• Aanwas van nieuwe burgemeesterskandidaten
2.2. Adviesaanvraag politiek verlof
Het invoeren van politiek verlof kan één van de manieren zijn om het politieke ambt
aantrekkelijker te maken voor een bredere groep. Als mensen tijdelijk kunnen worden
«uitgeleend» aan de publieke zaak en het makkelijker is om terug te keren naar de
eerdere werkgever, is de stap om een politiek ambt te overwegen minder groot.
In het Werkprogramma 2025 van het Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers
dat ik aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstukken II 2024/25 28 479 nr. 95) is een advies over politiek verlof aangekondigd. Het adviescollege rechtspositie
politieke ambtsdragers (ARPA) kondigt aan dit onderwerp en de rechtspositionele implicaties
daarvan in 2025 extra aandacht te geven, mede ook naar aanleiding van signalen uit
de praktijk bij onder andere de gemeenteraden en provinciale staten. De vraag die
het college zich stelt is of een algemene verlofregeling voor het vervullen van politieke
ambten -een soort burgerschapsverlof voor de publieke zaak-, een haalbare en te verwezenlijken
optie zou kunnen zijn. Het college zal in 2025 een begin maken aan de advisering over
dit onderwerp. Na ontvangst van dit advies zal het kabinet een standpunt innemen en
deze aan uw Kamer sturen. Over dit onderwerp ga ik dan ook graag het gesprek aan met
medeoverheden en werkgevers- en werknemersorganisaties.
2.3. Campagne om politiek actief te worden
Uit cijfers blijkt dat de groep potentiële politieke ambtsdragers op dit moment onvoldoende
wordt gemobiliseerd. Ik denk bijvoorbeeld aan de vele maatschappelijk betrokken inwoners
in onze buurten en wijken. Veel van deze mensen ervaren een drempel om politiek actief
te worden. Doorlopende communicatie over de verschillende aspecten van het politieke
ambt kan helpen deze drempel te verlagen en kan inzicht in de waarde en de veelzijdigheid
van politieke ambten bevorderen. Op deze manier wordt de waarde van het ambt meer
benadrukt en schatten mensen beter in wat het ambt precies inhoudt. Deze doorlopende
communicatie start richting de aankomende gemeenteraadsverkiezingen.
In samenwerking met politieke partijen worden mensen in aanloop naar decentrale verkiezingen
gewezen op de mogelijkheid zich kandidaat te stellen. Dit wordt voor het eerst gedaan
richting de provinciale- en waterschapsverkiezingen in 2027.
Daarnaast verzorgt ProDemos de cursussen «Politiek Actief» voor gemeenten en provincies.
Dit is een goede manier voor mensen om kennis te maken met de lokale en provinciale
politiek. Uit deze cursus komen vaak nieuwe ambtsdragers voort. Ik roep gemeenten
en provincies op hier gebruik van te blijven maken.
2.4. Inzet op ondervertegenwoordigde groepen
Politiek moet herkenbaar zijn voor iedereen. Wanneer specifieke groepen in de samenleving
niet kunnen of willen meedoen, komt het vertrouwen en de legitimiteit van onze democratie
onder druk te staan. Mensen met een praktische opleiding of een migratieachtergrond
zijn minder actief in de politiek.28 Deze ondervertegenwoordiging heeft een zichzelf versterkend effect: mensen die zich
minder betrokken voelen bij de politiek, stellen zich ook niet snel kandidaat, en
omdat mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, zijn zij ook niet of minder betrokken.
Daarom subsidieer ik onder andere mentornetwerken van Stem op een Vrouw en werk ik
met ZorgBelang Inclusief aan het verbeteren van de politieke participatie van mensen
met een beperking. Ook zet ik via de Kiesmannen een academie op die de betrokkenheid
van jongeren met een praktische opleidingsachtergrond moet versterken. Deze inzet
werd voorheen gekoppeld aan aankomende verkiezingen, maar wil ik nu structureel laten
terugkeren.
In aanvulling hierop doe ik in het wetsvoorstel Wet op de politieke partijen het voorstel
om het subsidiedoel voor activiteiten ter bevordering van de politieke participatie
van jongeren uit te breiden naar alle ondervertegenwoordigde groepen. Dit wetsvoorstel
is recent aan uw Kamer verzonden.29
2.5. Aanwas van nieuwe burgemeesterskandidaten
Eerder stuurde ik uw Kamer het rapport «Wie wil nog burgemeester worden?»30 toe, naar aanleiding van een onderzoek naar het dalend aantal sollicitanten bij burgemeestersvacatures.
De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de huidige krapte op de arbeidsmarkt
de belangrijkste reden is voor het beperkte aantal sollicitanten op burgemeestersvacatures.
Het rapport wijst op het belang van oriëntatie- en trainingsprogramma’s om mensen
buiten de gevestigde partijen te interesseren voor het burgemeestersambt en beveelt
aan om het Oriëntatieprogramma van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB)
te intensiveren. Samen met het NGB en andere betrokken partijen ga ik aan de slag
om hier uitvoering aan te geven.
De onderzoekers bevelen aan om kritisch te kijken naar rechtspositionele aspecten
die mogelijk belemmerd zijn voor sollicitanten, te weten:
• Bezoldiging;
○ Er volgt een ARPA advies over dit punt (zie onder 1.4.1)
• Woonplaatsvereiste;
○ Voor het loslaten of verruimen van het woonplaatsvereiste om het ambt aantrekkelijker
te maken voel ik weinig. Vanwege de verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld het handhaven
van de openbare orde en veiligheid in een gemeente is het van belang dat een burgemeester
ook in de gemeente woonachtig is. Daarnaast is het momenteel al mogelijk om een jaar
ontheffing te krijgen van het woonplaatsvereiste en kan deze door de commissaris van
de Koning met nog eens twee jaar worden verlengd. Via het rechtspositiebesluit decentrale
politieke ambtsdragers is bovendien voorzien in een uitgebreid pakket aan huisvestingsvoorzieningen
dat een burgemeester ondersteunt bij het voldoen aan de woonplicht
• Ontslagleeftijd;
○ Tot slot zie ik geen aanleiding in het verder verhogen van de ontslagleeftijd van
burgemeesters. Hoewel dit het potentiële aantal burgemeesterskandidaten zou kunnen
uitbreiden, wil ik nu vooral inzetten op het aantrekken van jong politiek-bestuurlijk
talent.
3. Gezamenlijk voor een waardevol ambt
Zonder goed bestuur en een stevige democratische rechtsstaat kunnen we de problemen
in onze samenleving niet aanpakken. Dat moet op een herkenbare, dienstbare en democratische
manier gebeuren. Om dit voor elkaar te krijgen kunnen we niet zonder al die mensen
die zich elke dag inzetten voor het openbaar bestuur. Hun inzet is niet vanzelfsprekend,
maar vraagt om waardering en respect, maar ook om bescherming vanuit overheid, politiek
en samenleving.
Daarom kondig ik in deze brief de volgende maatregelen aan:
1. Tijdens het politieke ambt
a. Investeren in een nieuwe subsidieregeling beroeps- en belangenverenigingen
b. Verkenning en voorbereiding aanpassing staffel (grootste) gemeenteraden.
c. Rechtspositie:
i. Modernisering vervang- en verlofregeling
ii. Onderzoek bezoldiging decentrale politieke ambtsdragers
iii. Verhelpen knelpunten uitkeringsgerechtigde ambtsdragers
2. Instroom richting het politieke ambt
a. Onderzoek naar de meerwaarde van politiek verlof
b. Campagne om politiek actief te worden
c. Verbeteren van de instroom van ondervertegenwoordigde groepen
d. Verbeteren aanwas nieuwe burgemeesterskandidaten
Met de maatregelen in deze brief heb ik een aanzet gedaan om de politieke ambten in
het decentraal bestuur op de toekomst voor te bereiden. Hiermee zijn we er nog niet.
Dit behoeft doorlopend onderhoud en ik roep alle betrokken partijen op om samen met
mij hier blijvend in te investeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties