Brief regering : Investeringsmodel voor preventie
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 849
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2025
Preventie is van groot belang voor een gezond Nederland. Investeren in vaccinaties,
gezonde voeding, mentale gezondheid, voldoende bewegen, bestaanszekerheid en bevolkingsonderzoeken
levert veel op. Net als het aanpakken van achterliggende maatschappelijke oorzaken
van een slechte gezondheid. Mensen blijven langer gezond, kunnen mee blijven doen
in de samenleving en preventie kan de zorgvraag beheersbaar maken. Ik wil mogelijk
maken dat we kunnen kiezen voor preventiemaatregelen die gericht en effectief zijn
om daarmee bij te dragen aan een gezondere toekomst. Het lukt echter onvoldoende om
investeringen in preventie vooraf te relateren aan besparingen later. In het Regeerprogramma
is daarom opgenomen dat we werken aan een investeringsmodel voor preventie.
Met deze brief wil ik uw Kamer graag informeren over de resultaten van de werkconferentie
op 26 mei 2025. Ook informeer ik uw Kamer over de voortgang van de ontwikkeling van
het investeringsmodel en het daarbij behorende tijdpad. Hiermee voldoe ik aan mijn
toezegging om uw Kamer te informeren over de tijdlijn van deze ontwikkeling.1 Als laatste ga ik in op een internationale consultatie ten behoeven van de ontwikkeling
van het investeringsmodel.
Terugblik werkconferentie
Op 26 mei 2025 organiseerde het Ministerie van VWS een werkconferentie waar 200 experts,
stakeholders en beleidsmakers bijeenkwamen om van gedachten te wisselen over de ontwikkeling
van het investeringsmodel. Zij vertegenwoordigden meer dan 80 organisaties uit de
financiële sector, de zorg, de (sociaal) welzijnssector, onderzoek, adviesraden, gemeenten,
onderwijs, burgerinitiatieven, zorgverzekeraars, de sportsector, de farmaceutische
industrie, gemeenten en de Rijksoverheid.
Tijdens de conferentie stond de dialoog en het uitwisselen van inzichten over de ontwikkeling
van het investeringsmodel voorop. Zowel de door mij in april jl. ingestelde adviescommissie
Richtlijn passend bewijs voor preventie als het RIVM dat het afwegingskader ontwikkelt
ging in gesprek met de aanwezigen. Het Centraal Planbureau presenteerde zijn onderzoekslijn
naar preventie en gezondheidsbeleid. Invest-NL en Gelijk Gezond lieten een praktijkervaring
zien van het ontwikkelen van een financieringsmodel voor preventie. Daarnaast konden
de deelnemers inspiratie opdoen van de investeringsprocessen zoals deze zijn ingericht
in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).
Uit de dialoog kwamen meerdere inzichten. Misschien wel een van de belangrijkste is
de noodzaak tot het samenbrengen van de wereld waarin besluiten over Rijksfinanciën
genomen worden met de leefwereld waarin de preventieve maatregelen zoals we die bedoelen
met het investeringsmodel uitgevoerd worden. Een goede onderbouwing van preventiemaatregelen
met cijfers over gezondheidseffecten én financiële effecten zijn belangrijk voor beleid
en zonder voldoende financiering komt goed beleid lastig van de grond. Tegelijkertijd
zijn ook maatschappelijke kosten en baten zeer waardevol en deze kunnen los van bovenstaande
een reden zijn om te willen investeren in een maatregel. De ontwikkeling van een robuust
en gedragen afwegingskader is daarom van groot belang. De richtlijn passend bewijs
voor preventie heeft de uitdaging om zowel toepasbaar te zijn voor preventiemaatregelen
die in samenhang moeten plaatsvinden als voor «kleinere» interventies. Ten slotte
constateer ik dat het belangrijk is om bij de verdere uitwerking aandacht te hebben
voor innovatieve investeringsmodellen, zodat ook andere partijen dan de Rijksoverheid
bereid zijn om te investeren in gezondheid.
In bijlage 1 vindt u een uitgebreidere impressie van de werkconferentie «Investeren
in gezondheid. Samen bouwen aan een investeringsmodel voor preventie».
Vier pijlers en tijdlijnen
In mijn brief van 8 april 20252 heb ik toegelicht dat het model wordt gebouwd op basis van vier pijlers: (1) een
richtlijn waarmee het passend niveau van bewijs voor de gezondheidseffectbepaling
van preventiemaatregelen kan worden bepaald en over het gebruik hiervan; (2) een afwegingskader
gemaakt door het RIVM dat relevante informatie combineert op basis waarvan een investeringsbesluit
kan worden voorbereid; (3) financiële besluitvorming; en (4) het verzamelen van relevante
data om effect van maatregelen te monitoren.
Hieronder schets ik per pijler de tijdlijnen die van toepassing zijn. In bijlage 2
vindt u een infographic over het investeringsmodel voor preventie met daarin een korte
toelichting op de pijlers.
Pijler 1: Richtlijn passend bewijs voor preventie
April 2025
Adviescommissie gestart1
Oktober 2025
Richtlijn en advies gereed
December 2025
Tweede Kamerbrief over toepassing en bereik richtlijn.
X Noot
1
Kamerstukken II 2024/25, 32 793, nr. 819
Het kabinet heeft een Adviescommissie richtlijn passend bewijs voor preventie ingesteld
om duidelijk te maken wat «passend bewijs» is voor preventie maatregelen. Het doel
van de richtlijn is dat er overeenstemming is bereikt over hoe de effecten van een gezondheidsmaatregel voldoende passend worden onderbouwd. Ik
ben voornemens uw Kamer eind dit jaar te informeren over de toepassing en het bereik
van de richtlijn.
Pijler 2: Afwegingskader
Najaar 2025
Prototype afwegingskader operationeel
December 2025
Tweede Kamerbrief over prototype-afwegingskader, dit laat op basis van enkele nog
niet in Nederland ingevoerde preventiemaatregelen zien hoe het afwegingskader kan
werken.
2025–2029
Ontwikkelingsfase van prototype naar volwaardig afwegingskader
Het ontwikkelen van een volwaardig en breed gedragen afwegingskader is omvangrijk
en zal meerdere jaren duren. Ik vind het daarbij belangrijk dat het afwegingskader
niet alleen getoetst wordt door wetenschap, maar ook praktisch en bestuurlijk vorm
krijgt. Om die reden heb ik het RIVM de opdracht gegeven al deze zomer te starten
met het maken van een prototype waarin de effecten van enkele nog niet in Nederland
ingevoerde preventiemaatregelen worden geschat. Het RIVM heeft laten weten dit te
kunnen doen. De maatregelen zijn zo gekozen, dat zij helpen om het afwegingskader
goed op te bouwen en de brede toepasbaarheid te testen. Ik wil graag benadrukken dat
het gaat om de ontwikkeling van een prototype, waarbij we naar verwachting uitdagingen
en aanvullende databehoeften zullen tegenkomen die zicht geven op het ontwikkelpad
van het investeringsmodel. Tegelijkertijd zal het uw Kamer en mij zicht geven op wat
er mogelijk is en hoe we dit voor besluitvorming kunnen (gaan) benutten.
De volgende maatregelen zijn gekozen om het prototype mee te gaan ontwikkelen:
• een screeningsapp voor huidkanker;
• een maatregel gericht op sociaalemotionele vaardigheden ter preventie van mentale
problemen bij jongeren;
• een omgevingsgerichte maatregel ter preventie van overgewicht; en
• twee nader te bepalen maatregelen, bijvoorbeeld een beweeginterventie, een maatregel
gericht op fietsveiligheid of vaccinatie.
Uit de voorbeelden blijkt al dat het afwegingskader zicht richt op preventiemaatregelen,
die zowel ingezet kunnen worden in het gezondheidsdomein als in andere beleidsdomeinen.
Bijvoorbeeld in het onderwijs, het sociaal domein of mobiliteit en verkeersveiligheid.
Voor de verschillende maatregelen zal het RIVM de brede maatschappelijke kosten en
baten van preventie in kaart brengen. Het gaat dan onder meer om elementen als: het
saldo van maatschappelijke kosten en baten (zowel financieel als niet financieel),
totale gezondheidswinst en verdeling hiervan over groepen in de samenleving, budgettaire
impact voor het Rijk en de (sub)begroting van VWS, besparingen in zorg en/of andere
terreinen, impact op arbeidsinzet zorg- en ondersteuningspersoneel.
In bijlage 3 bij deze brief vindt u een samenvatting van het plan van aanpak van het
RIVM.
Het afwegingskader heeft op dit moment tot doel om besluitvorming in de context van
de Rijksoverheid te faciliteren. Ik verwacht echter dat afwegingskader en ontwikkelproces
daarvan ook waardevolle informatie oplevert voor niet publieke partijen die willen
investeren in preventie.
Pijler 3: Financiële besluitvorming
December 2025
Aanbieding ambtelijk rapport over verkenning voor- en nadelen van financieringsopties;
Toelichting op hoe vaststelling kosteneffectiviteit van gezondheidswinst kan plaatsvinden.
In de eerder genoemde brief van april jl. heb ik opgenomen dat voor- en nadelen van
de verschillende financieringsopties voor preventieve maatregelen in kaart worden
gebracht, ook ten opzichte van de huidige situatie. Het gaat dan om een structureel
budget op de begroting van VWS, het automatisch opnemen in het aanbod als er positief
Gezondheidsraadadvies is en bekostiging via een begrotingsfonds. De toezegging uit
deze brief blijft staan; voor einde 2025 zal ik uw Kamer meer duidelijkheid geven.
Mijn ambitie voor deze pijler van het investeringsmodel is groter dan de uitwerking
van de hierboven genoemde opties. Deze opties gaan namelijk alleen over de VWS-begroting.
Het beschermen en bevorderen van gezondheid gebeurt ook door beleid van andere departementen
en er is een wisselwerking tussen de investeringen in preventie van meerdere departementen,
inclusief VWS. Ik wil daarom met andere departementen afspraken maken over wederzijdse
investeringen en investeringsrisico’s. Om dit goed te kunnen doen moet de ontwikkeling
van pijler 1, 2 en 3 van het investeringsmodel zoals ik hierboven beschrijf een paar
stappen verder zijn. Het is aan het volgende kabinet om hier in overleg met uw Kamer
verder invulling aan te geven.
De huidige ontwikkeling van het investeringsmodel voor preventie richt zich op publieke
partijen en -investeringen. In de werkconferentie van 26 mei jl. is duidelijk geworden
dat ook private investeerders interesse kunnen hebben in investeringen in interventies
met maatschappelijke impact. Daarom onderzoek ik ook de rol die private partijen kunnen
hebben bij investeringen in preventie.
Het afwegingskader uit pijler 2 levert informatie aan over verschillende elementen
die een rol kunnen spelen bij de besluitvorming om een preventiemaatregel wel of niet
te willen invoeren. Dit besluit wordt door de investerende partijen genomen. Eén van
de elementen in de besluitvorming is de te verwachten gezondheidswinst. Dit wordt
uitgedrukt in een QALY waarde.3 Het RIVM laat in haar plan van aanpak weten dat zij voor het maken van het prototype
van het afwegingskader de waarde van € 50.000 als kosteneffectief hanteert, in navolging
van het advies «Preventie op waarde schatten» van de technische werkgroep kosten en
baten van preventie.4 Ik ben voornemens te laten toetsen of deze waarde een goede richtlijn is om als maat
voor kosteneffectiviteit voor preventiemaatregelen te hanteren. Overigens betekent
kosteneffectiviteit niet automatisch dat de maatregel daadwerkelijk zal worden ingevoerd.
Dit blijft een politieke afweging op basis van de verschillende elementen binnen maar
ook buiten het afwegingskader.
Als het gaat over het financieren van preventie komt ook met regelmaat de vraag op
wat er in Nederland wordt uitgegeven aan preventieve maatregelen. Ten behoeve van
de brief over uitgaven aan preventie die ik samen met de voormalig Minister van VWS
in oktober 20245 naar uw Kamer stuurde, zijn de uitgaven aan preventie in kaart gebracht voor artikel
1 en 6 van de VWS-begroting. Dit was een tijdrovende activiteit. Het is handwerk,
omdat het woord «preventie» niet duidelijk af te bakenen is en er geen markering is
voor «preventie» in de boekhouding van VWS. Dit geldt ook voor andere overheden. Ik
zie geen mogelijkheid om dit overzicht van uitgaven aan preventie op de VWS-begroting
met regelmaat te actualiseren op een efficiënte manier. Het blijft daarom vooralsnog
bij een éénmalige actie.
Pijler 4: Monitoring en evaluatie
Najaar 2025
Start monitoring en evaluatie van preventiemaatregelen op basis van de richtlijn van
de Adviescommissie richtlijn passend bewijs preventie.
In het najaar van 2025 zal ZonMw een subsidieronde starten binnen het ZonMw Preventieprogramma
om brede effecten van preventiemaatregelen inzichtelijk te maken. Dit kunnen effecten
van beleid, effecten van interventies en/of effecten van aanpakken/meervoudige interventies
zijn. De afbakening hiervan wordt nog nader bepaald in overleg met de ZonMw programmacommissie.
Onder brede effecten worden zowel harde als zachte uitkomstmaten verstaan, zoals kostenbesparing,
levensgeluk, sociale cohesie en productiviteit. De kosten en baten van preventie reiken
immers verder dan het gezondheidsdomein en kunnen ook liggen op terreinen als wonen,
onderwijs, werk en de sociale omgeving.
Het verwachte resultaat is dat de gehonoreerde projecten in deze oproep zullen fungeren
als pilotprojecten om de werking van de Richtlijn passend bewijs preventie te toetsen
en te laten zien hoe deze werkt in de praktijk. De Richtlijn zal half oktober 2025
verschijnen. Idealiter zijn de resultaten van de projecten daarnaast bruikbaar voor
het afwegingskader bij het investeringsmodel van preventie waar het RIVM aan werkt.
De wijze waarop dit laatste vormgegeven kan worden wordt nog nader verkend. ZonMw
en het RIVM zijn hierover in overleg.
Internationale consultatie
De ontwikkeling van alle vier de pijlers van het investeringsmodel heeft baat bij
inzichten van andere landen die wellicht al (delen) van de door mij beoogde veranderingen
in de praktijk brengen. Om die reden heeft het ministerie in november 2024 een aanvraag
ingediend bij de Europese Commissie voor een Technical Support Instrument (TSI)-project, in de context van de EU Health Hub.6,
7 De Nederlandse aanvraag bestond uit het verzoek om een analyse te maken van het
systeem rondom de financiering van investeringen in de publieke gezondheidszorg in
andere landen. De verwachting is dat andere landen (delen) van de ontwikkeling van
het investeringsmodel in de praktijk hebben gebracht en dat we deze kennis goed kunnen
gebruiken. De aanvraag is in april 2025 formeel goedgekeurd door de Europese Commissie8. Binnen dit project zal een nog te selecteren organisatie met internationale expertise
en bewijsmateriaal bijdragen aan de ontwikkeling en operationalisering van het investeringsmodel.
Informatie uit relevante internationale goede praktijken worden verzameld, geanalyseerd,
toegepast op de Nederlandse situatie (o.a. door in gesprek te gaan met relevante belanghebbenden
in Nederland) en voorzien van een advies. Het project duurt in totaal 22 maanden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport