Brief regering : Voortgang sociaal-medisch beoordelen en uitkomst voorjaarsbesluitvorming
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 716
Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 846
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2025
1. INLEIDING
Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de ontwikkelingen in het stelsel van
ziekte en arbeidsongeschiktheid, met name gericht op de achterstanden bij de sociaal-medische
beoordelingen en de verbeteringen en vereenvoudigingen die mijn inziens nodig zijn
in dit stelsel. Tevens ga ik in deze brief in op een aantal moties en toezeggingen
vanuit uw Kamer en informeer ik u over onderdelen van de voorjaarsbesluitvorming die
zien op verbetering in het voornoemde stelsel.
1.1 Hoofdboodschap van deze brief
Als mensen ziek en daardoor arbeidsongeschikt raken, grijpt dat diep in. Er komt veel
op hen af. Daarom is het van het allergrootste belang dat ze snel zekerheid over hun
inkomen hebben. Mensen moeten steeds langer op hun beoordeling wachten, dus we slagen
er steeds minder in om mensen die zekerheid snel te geven. De wachtlijsten voor een
sociaal-medische beoordeling bij UWV worden steeds langer en zullen de komende periode
nog meer toenemen. Er is het zeer zorgelijke maatschappelijke probleem dat steeds
meer mensen ziek worden, uitvallen op hun uit hun werk en zich genoodzaakt voelen
een beroep te doen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Daarnaast neemt het aantal
beoordelingen dat UWV naar verwachting per jaar kan doen de komende jaren af.
Het is duidelijk dat de uitvoerbaarheid van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid
al lange tijd onder druk staat en dat de wet- en regelgeving complex is geworden.
Ondanks de demissionaire status van het kabinet, blijf ik daarom werken aan het verminderen
van de druk op het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Daarnaast zijn ingrijpende
maatregelen in het stelsel noodzakelijk om het stelsel te verbeteren, te vereenvoudigen
en weer uitvoerbaar te maken. Ik ben daarom blij dat het kabinet bij de Voorjaarsnota
2025 geld heeft vrijgemaakt om de fouten te herstellen en eerste stappen te kunnen
zetten om de druk op het stelsel te verminderen. Met de beschikbare middelen kan ik
ervoor zorgen dat de achterstanden de komende jaren minder snel oplopen dan zonder
de maatregelen. Daarnaast zal UWV zelf een aantal verregaande veranderingen inzetten.
Dit doen zij middels een «ontwikkelagenda». Ook zetten we de eerste stappen naar aanleiding
van het advies van de onafhankelijke commissie voor de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel
(OCTAS). Die stappen zijn er in hoofdzaak op gericht om de uitvoerbaarheid te verbeteren
en de oplopende wachttijden te beperken. Ook hoop ik hiermee de druk op UWV wat te
verlichten.
Ondanks de maatregelen die ik op korte termijn tref, zullen de achterstanden op sociaal-medische
beoordelingen vanaf dit jaar fors gaan toenemen. Zonder aanvullende forse ingrepen
de komende jaren, zal dit naar verwachting leiden tot achterstanden van circa 100.000
wachtende mensen in 2027, oplopend tot ongeveer 200.000 wachtende mensen in 2030,
enkel voor de WIA-claimbeoordeling. Ook voor andere sociaal-medische beoordelingen,
zoals herbeoordelingen, de Ziektewet-dienstverlening en deskundigenoordelen, zullen
de wachttijden naar verwachting fors oplopen. Ik blijf daarom werken aan een voorstel
voor herziening van het stelsel voor op de langere termijn. Het eindrapport van OCTAS
biedt hiervoor inspiratie.
1.3 Leeswijzer
In deze brief licht ik toe hoe de prognoses op de achterstanden eruitzien wanneer
de maatregelen die ik tref zijn ingevoerd (hoofdstuk 2), waarna ik de maatregelen
toelicht die ik in overleg met UWV wil invoeren om de druk op het stelsel en op UWV
te verlichten (hoofdstuk 3). Vervolgens is er aandacht voor de hoge WIA-instroom en
het niet te onderschatten belang van preventie (hoofdstuk 4). De brief sluit ik af
met een slotwoord, waarin ik de noodzaak van structurele hervormingen in het stelsel
toelicht.
2. ORGANISATIE UWV EN PROGNOSES ACHTERSTANDEN SOCIAAL-MEDISCHE BEOORDELINGEN
De combinatie van de stijgende vraag naar sociaal-medische beoordelingen, het structureel
tekort aan verzekeringsartsen bij UWV en een uitvoering die op diverse fronten onder
druk staat, leidt ertoe dat de prognoses voor de komende jaren er zorgwekkend uitzien.
Hoewel de maatregelen uit de voorjaarsbesluitvorming (zie toelichting hoofdstuk 3)
ervoor zorgen dat de achterstanden de komende jaren minder hard zullen oplopen dan
zonder de maatregelen, leiden andere ontwikkelingen ertoe dat deze niet voldoende
zijn om de oplopende achterstanden te doen dalen.
2.1 Organisatie UWV
Op het gebied van sociaal-medische dienstverlening is het duidelijk dat UWV kampt
met te weinig (medische) capaciteit om het toenemend aantal aanvragen naar beoordelingen
uit te kunnen voeren. Dit in combinatie met een gebrekkige digitale ondersteuning
van medewerkers bij de uitvoering van hun werk. Dit is een wankele basis om de complexe
wet- en regelgeving op een correcte manier uit te voeren. Daarnaast is het afgelopen
jaar gebleken dat de structurele kwaliteitsborging van de sociaal-medische dienstverlening
niet op orde is en dat UWV fouten heeft gemaakt in de dagloonberekeningen van WIA-uitkeringen.
UWV gaat deze fouten herstellen. Ook dit legt een hoge druk op de organisatie van
UWV.
Deze combinatie van factoren is voor UWV aanleiding om in samenhang een reeks vergaande
veranderingen in te zetten, middels een «ontwikkelagenda». Met deze ontwikkelagenda
wil UWV inzetten op een verbetering van de kwaliteit van sociaal-medische dienstverlening
en de verantwoording daarover, adequater inzicht geven in wat UWV wel en ook niet
kan realiseren binnen de huidige wet- en regelgeving en welke risico’s hiermee gepaard
gaan, en bouwen aan een evenwichtige organisatie om een kwalitatief en kwantitatief
goede uitvoering beter te borgen. Tevens wil ik in het najaar een transparant beeld
aan uw Kamer schetsen over wat UWV de komende jaren wel en niet aan sociaal-medische
dienstverlening kan bieden en wat hiervan de gevolgen zijn voor mensen, werkgevers
en verzekeraars.
2.2 Verzekeringsartsencapaciteit en Wet DBA
UWV hanteert al jarenlang actieve wervingsstrategieën om artsen aan te trekken voor
de verzekeringsgeneeskunde bij UWV. In het strategische personeelsplan van UWV wordt
een apart hoofdstuk gewijd aan de werving van artsen inclusief gerichte doelstellingen1. Dit betreft onder meer het uitbreiden van coschappen, een proef met het werven van
artsen uit het buitenland, actieve werving via social-media, de inzet van professionele
wervingsbureaus en ambassadeurs, aanwezigheid op beurzen en uitgebreide mogelijkheden
voor artsen om binnen UWV mee te lopen. Dit komt tegemoet aan de motie Léon de Jong/Saris2 om uw Kamer te informeren over de tekorten aan verzekeringsartsen, in samenhang met
de arbeidsongeschiktheidsplannen van dit kabinet. UWV heeft te maken met de schaarste
op de arbeidsmarkt en specifiek het tekort van beschikbare artsen in alle sectoren.
Ook de leeftijdsopbouw van de werkzame artsen bij UWV speelt hierin een rol. De uitstroom
van artsen is grotendeels gerelateerd aan het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd. Waar UWV er in 2024 in is geslaagd om circa 130 nieuwe artsen te werven,
wordt dit effect grotendeels teniet gedaan door de jaarlijkse uitstroom van circa
100 artsen.
Daarnaast werkt UWV ook met artsen die als zzp’er worden ingehuurd. Eind 2024 ging
het om een totaal van 72 fte aan zzp-artsen, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer
20% van het totaal aantal claimbeoordelingen. Het handhavingsmoratorium dat voor de
wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (wet DBA) gold, is vanaf dit jaar afgelopen.
De artsen die bij UWV werken via een ZZP-constructie hebben meerdere keren een aanbod
gekregen om bij UWV in dienst te treden. Dit aanbod blijft de komende tijd van kracht,
maar UWV verwacht dat een groot deel van deze groep artsen niet bij UWV blijft werken,
waardoor een fors deel van de beoordelingscapaciteit wegvalt.
Het is onzeker of de artsen die nu als zelfstandige bij UWV in dienst zijn, de organisatie
allemaal zullen verlaten, maar die kans is aanwezig. Als het meest negatieve scenario
uitkomt, verwacht UWV hierdoor jaarlijks circa 20.000 sociaal-medische beoordelingen
minder te kunnen doen. Dit zal dan grote impact hebben op de achterstanden en wachttijden
voor mensen.
2.3 Prognoses achterstanden WIA-claimbeoordeling
Onderstaande figuur geeft de verwachte ontwikkeling weer van de achterstanden bij
de WIA-claimbeoordeling. In de prognose houdt UWV rekening met de maatregelen die
dit voorjaar getroffen zijn: de herinvoering van de 60-plusmaatregel en de reservering
voor de intensivering van de SMC-vorming. In de prognose is door UWV rekening gehouden
met twee scenario’s, een voorzichtig scenario en een optimistisch scenario. De verwachting
is dat de daadwerkelijke achterstand van het aantal WIA-claimbeoordelingen ergens
in de bandbreedte van deze twee scenario’s ligt. Er zijn een aantal belangrijke kanttekeningen
bij deze prognose. Een prudent uitgangspunt is dat in beide scenario’s geen van de
ZZP-artsen in zal gaan op het aanbod van UWV om in loondienst te komen. Dit verklaart
grotendeels het forse verschil met de vorige prognose.
Indien artsen toch ingaan op het UWV-aanbod, heeft dit een positief effect op de achterstanden.
Verder wordt vanaf 2027 een sterkere stijging van de achterstand verwacht, omdat de
tijdelijke 60-plusmaatregel dan afloopt.
Figuur 1: Prognose achterstanden WIA-claimbeoordeling, inclusief beoogde positieve
effecten maatregelen uit de voorjaarsbesluitvorming 2025 en het maximale negatieve
effect door mogelijke uitstroom van extern ingehuurde artsen.
Het is duidelijk dat de achterstanden op de WIA-beoordeling vanaf dit jaar fors zullen
gaan toenemen. En dat dit – zonder forse ingrepen de komende jaren – zal leiden tot
achterstanden van circa 100.000 wachtende mensen in 2027 tot ongeveer 200.000 wachtende
mensen in 2030, enkel voor de WIA-claimbeoordeling.
2.4 Oplopende wachttijden Wajong-beoordelingen
Ook het aantal niet-tijdige Wajong-beoordelingen neemt sinds medio 2023 toe. Het afgelopen
jaar heeft UWV steeds meer Wajong-beoordelingen per jaar kunnen doen, maar vanwege
het toenemend aantal aanvragen was dit onvoldoende. De achterstand op de Wajong baart
mij zorgen. Het gaat hier om een groep kwetsbare burgers die tijdens de wachttijd
in grote onzekerheid verkeren over hun inkomen. Daarom heb ik met UWV afgesproken
dat de Wajong-beoordelingen de hoogste prioriteit krijgen.
Op dit moment kijkt UWV naar oplossingen waarmee de dienstverlening aan mensen die
wachten op een Wajong-beoordeling wordt geoptimaliseerd. Hierbij wordt gekeken naar
het aanwenden van extra capaciteit, het verhogen van de kwaliteit en een meer actieve
rol om te komen tot zinvolle aanvragen. UWV heeft zichzelf als doel gesteld dat er
eind 2025 nagenoeg niemand meer langer dan de geldende beslistermijn van 14 weken
op een Wajong-beoordeling wacht. Over de inspanningen van UWV om dit doel te bereiken,
zal ik uw Kamer in de volgende voortgangsbrief informeren. UWV onderzoekt daarnaast
de mogelijkheden voor landelijke uitrol van een werkwijze om mensen die worden afgewezen
warm over te dragen naar gemeenten. Dit om te voorkomen dat deze mensen een langere
periode geen enkel inkomen ontvangen. Om knelpunten in de overdracht van UWV naar
gemeenten weg te nemen werken we aan het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening en
bijbehorende AMvB om gegevensuitwisseling tussen beide te vereenvoudigen. Wij streven
ernaar om in de loop van 2025 dit wetsvoorstel aan uw Kamer te zenden ter behandeling.
2.5 Andere sociaal-medische beoordelingen
Zoals eerder gezegd zullen mede door de prioritering op de Wajong- en WIA-beoordelingen
ook de wachttijden voor andere sociaal-medische beoordelingen, zoals herbeoordelingen,
naar verwachting de komende jaren fors oplopen. Ik zal uw Kamer in het najaar nader
informeren over wat UWV de komende jaren wel en niet aan sociaal-medische dienstverlening
kan bieden.
3. MAATREGELEN OM DE DRUK OP HET STELSEL TE VERLICHTEN
Hieronder licht ik toe welke maatregelen dit voorjaar genomen zijn om ervoor te zorgen
dat de achterstanden de komende jaren minder snel oplopen, om het herstellen van uitkeringen
mogelijk te maken en eerste stappen te zetten om het stelsel te verbeteren. Ik maak
hierbij onderscheid tussen maatregelen die op korte termijn effect hebben en maatregelen
die op middellange termijn effect hebben. Tot slot ga ik in op een aantal overige
ontwikkelingen.
€ x miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Cum
Struc
Korte termijn
Herstelactie WIA-dagloon
26
59
36
0
0
0
120
0
Loonloze tijdvakken
-35
101
106
59
62
66
358
91
SMC-uitvoeringskosten
30
34
36
36
36
36
208
36
60+ maatregel
2
9
24
47
61
54
197
0
Kwijtschelden voorschotten
0
31
33
50
71
93
278
93
Middellange termijn
Praktisch beoordelen
0
0
1
3
6
9
19
47
RIV-toets
0
0
0
0
2
6
8
150
Totaal
24
233
236
194
237
264
1.188
417
3.1 Korte termijn: het herstellen van uitkeringen
In mijn brief van 24 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van
de verbeteraanpak bij UWV.3 Het gaat om de aanpak om fouten in het dagloon van WIA-uitkeringen te corrigeren
en om (controle op) de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Het kabinet
heeft bij de voorjaarsnota € 66 miljoen gereserveerd om nabetalingen te doen. Daarnaast
is € 53 miljoen vrijgemaakt voor de uitvoeringskosten van de herstelorganisatie. Over
de voortgang van de herstelactie wordt u, zoals hiervoor al gemeld, op korte termijn
nader geïnformeerd met een voortgangsbrief.
Tevens maakt het Kabinet middelen vrij om WIA-uitkeringen waarbij sprake is van zogenoemde
«loonloze tijdvakken» te herstellen. Hierdoor krijgen mensen met een loonloos tijdvak
in de referteperiode een hogere uitkering. Het gaat hier om het opvolgen van de uitspraak
van de Centrale Raad van Beroep van 30 juli 2024. Hiervoor is tot en met 2030 € 358 miljoen
vrijgemaakt en structureel € 91 miljoen. Deze uitspraak gaat verder dan de eerdere
uitspraak van 29 november 2023 waarvoor reeds middelen gereserveerd waren. Er is nu
aanvullend budget vrijgemaakt voor het opvolgen van de laatste uitspraak.
Over de vormgeving van de herstelactie die uit deze uitspraken voortvloeit heb ik
u in de Kamerbrief van 24 maart 2025 geïnformeerd.4
3.2 Korte termijn: het verhogen van de kwaliteit en het beperken van de oplopende
wachttijden van sociaal-medische beoordelingen
De maatregelen die ik op korte termijn tref om de kwaliteit van sociaal-medische beoordelingen
te kunnen verbeteren en achterstanden minder snel te laten oplopen, zien op investeringen
in de sociaal-medische centra (SMC’s), de herinvoering van de 60-plusmaatregel en
het structureel maken van het kwijtscheldbeleid WIA-voorschotten.
SMC’s
UWV werkt hard aan de verdere vormgeving van SMC’s. De doorlopende druk op de sociaal-medische
dienstverlening bemoeilijkt deze transitie. Het vergt flinke inspanning om de SMC’s
op niveau te krijgen. Om ervoor te zorgen dat UWV deze inspanning kan doorzetten,
zijn in de afgelopen voorjaarsbesluitvorming middelen vrijgemaakt, structureel € 36
miljoen. Het geld dat ik hiermee investeer is niet vrijblijvend; ik heb met UWV een
prestatieafspraak gemaakt, zodat ik inzicht krijg in de effecten van deze investering.
Ik blijf daarnaast in gesprek met UWV hoe deze doelstelling ook past binnen alle maatregelen
om de kwaliteit van de sociaal-medische dienstverlening te verbeteren. Daarom heeft
UWV tot 2027 de tijd om naar een productiviteitsgroei toe te werken. De prestatieafspraak
zal de komende jaren gevolgd worden en in 2027 wordt deze geëvalueerd. Als de verwachte
ontwikkeling uitblijft of tegenvalt, bezie ik op dat moment wat de bestemming van
de middelen wordt. In de zomer van 2025 staat er opnieuw een SMC-evaluatie gepland.
Over de uitkomsten van deze evaluatie zal ik de Kamer nader informeren in een volgende
voortgangsbrief in het najaar 2025.
Herinvoering 60-plusmaatregel
Ik herintroduceer de 60-plusmaatregel voor een periode van 2 jaar in de periode 1 september
2025 – 31 augustus 2027. Mensen die vanaf 1 september 2025 het einde van de wachttijd
bereiken en op dat moment 60 jaar of ouder zijn, komen in aanmerking voor de vereenvoudigde
WIA-claimbeoordeling zonder of met minder inzet van de verzekeringsarts en met extra
inzet van de arbeidsdeskundige. Door de maatregel kan UWV jaarlijks zo’n 10.000 extra
beoordelingen uitvoeren.
Hoewel ik blij ben dat mensen door deze maatregel sneller duidelijkheid krijgen over
hun WIA-aanvraag en dat UWV hierdoor meer lucht krijgt in de uitvoering, vind ik het
in de kern onwenselijk dat ik tijdelijk buitenwettelijk beleid moet voeren. Bij de
maatregel wordt onderscheid gemaakt naar leeftijd en 60-plussers krijgen veelal een
WGA 80–100 uitkering toegekend zonder beoordeling door een verzekeringsarts. Hierdoor
neemt de instroom van 60-plussers tijdelijk toe en stijgen de WIA-uitgaven. Bovendien
draagt de maatregel niet bij aan een structurele oplossing van de mismatch bij het
sociaal-medisch beoordelen. Om deze reden heb ik uw Kamer in mijn brief van 23 oktober
2024 juist laten weten dat ik de maatregel niet verlengde5.
Ik zie mij dus genoodzaakt om de maatregel opnieuw in te voeren. Dat besluit neem
ik niet lichtvaardig. De reden daarvoor is dat de omstandigheden voor UWV de afgelopen
maanden veranderd zijn, waardoor de organisatie onder nog grotere druk staat. Over
de randvoorwaarden van de 60-plusmaatregel die ingaat per 1 september 2025, informeer
ik u nader in de bijlage bij deze brief.
Kwijtschelden WIA-voorschotten
Vanwege de verwachting dat de achterstanden de komende periode zullen blijven, heb
ik middelen vrijgemaakt om het tijdelijke kwijtscheldbeleid van WIA-voorschotten structureel
te maken. Dit geeft mensen de zekerheid dat zij het voorschot dat ze krijgen in afwachting
van de WIA-claimbeoordeling niet hoeven terug te betalen. Wel kan het voorschot verrekend
worden met een WGA- of WW-uitkering als na de WIA-claimbeoordeling blijkt dat er tijdens
de voorschotperiode recht was op een dergelijke uitkering. De komende periode werk
ik in samenwerking met UWV aan het creëren van een wettelijke grondslag voor dit beleid.
3.3 Middellange termijn: RIV toets en praktisch beoordelen
Het kabinet heeft bij de voorjaarsnota € 197 miljoen structureel vrijgemaakt voor
verbeteringen in het stelsel. Het bedrag loopt langzaam op tot het volledige, structurele
bedrag. Binnen de begrotingshorizon is er opgeteld € 27 miljoen gereserveerd. Met
de middelen worden twee maatregelen gefinancierd, die op de middellange termijn bijdragen
aan het structureel verminderen van de druk op verzekeringsartsen en het vergroten
van de zekerheid en voorspelbaarheid voor werkgevers en werknemers. De vereenvoudigingsslag
waar ik op heb voorgesorteerd in mijn brief over de opvolging van het rapport van
OCTAS van 28 januari 2025 behoort, gegeven de omvang van de gereserveerde middelen,
nu niet tot de mogelijkheden.6 Dat geldt ook voor een grotere stelselherziening zoals geschetst in variant twee
en drie van het rapport van OCTAS. Daarnaast lopen er diverse initiatieven die tot
doel hebben de dienstverlening aan mensen en werkgevers te verbeteren en de wachttijden
te verminderen.
Praktisch beoordelen
De eerste maatregel voor de middellange termijn is het voortzetten van de maatregel
praktisch beoordelen. Deze werkwijze, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage
van iemand die werkt bij een WIA-aanvraag wordt bepaald aan de hand van het inkomen
dat met dat werk verdiend wordt, is oorspronkelijk tijdelijk ingevoerd voor de periode
van 1 juli 2024 tot 1 juli 2027. Deze werkwijze kan met de vrijgemaakte middelen structureel
worden gemaakt na 1 juli 2027. Mensen die gedeeltelijk aan het werk zijn, krijgen
hiermee sneller duidelijkheid dan wanneer ook de theoretische beoordeling voor het
vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt gehanteerd. Daarnaast draagt
praktisch beoordelen eraan bij dat de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid
voor alle betrokkenen inzichtelijker wordt, omdat deze wordt gebaseerd op herkenbare
gegevens. UWV kan naar verwachting per jaar tussen de 3.000 en 4.000 meer beoordelingen
doen met deze maatregel. Indien bij de evaluatie van de tijdelijke maatregelen negatieve
effecten naar boven komen, zal daar bij het voortzetten van de maatregel naar gekeken
worden.
In de bijlage bij deze brief ga ik in op de eerste resultaten van deze maatregel die
vanaf 1 juli 2024 is ingevoerd.
Medisch advies bedrijfsarts leidend bij RIV-toets
De tweede maatregel die ik voornemens ben in te voeren, is het leidend maken van het
medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer bij
de toets door UWV op de re-integratie inspanningen.7 Het doel hiervan is om een oplossing te bieden voor het knelpunt van werkgevers rondom
loonsancties die gerelateerd zijn aan het medisch advies van de bedrijfsarts.
Een eerder wetsvoorstel is door mijn voorganger ingetrokken, omdat het niet opportuun
geacht werd er een keuze over te maken voordat OCTAS met haar eindrapport kwam.8 Besloten is destijds dit vraagstuk na ommekomst van OCTAS opnieuw op te pakken. OCTAS
adviseert het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid leidend te maken.
Wanneer een werknemer een WIA-aanvraag doet en er een compleet re-integratieverslag
(RIV) is ingestuurd, beoordeelt UWV of de re-integratie-inspanningen van de afgelopen
104 weken voldoende waren. Door het advies van bedrijfsarts over de belastbaarheid
van de werknemer leidend te maken bij de RIV-toets, zal de verzekeringsarts dit advies
bij deze toets niet langer beoordelen. Hierdoor zijn loonsancties op basis van een
medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts niet meer
mogelijk. De sociaal-medische claimbeoordeling voor het recht op een WIA-uitkering
blijft uitgevoerd worden door de verzekeringsarts van UWV. Deze maatregel biedt werkgevers
meer zekerheid bij de verplichtingen rond loondoorbetaling bij ziekte van hun werknemers.
Het uitgangspunt van de maatregel is dat een werkgever uit moet kunnen gaan van het
medisch advies van de bedrijfsarts, aangezien de werkgever dit niet zelf kan vaststellen.
Ook verlaagt het in beperkte mate de werkdruk van de verzekeringsartsen bij UWV. Daarom
start ik met de voorbereiding van een wetsvoorstel waarin dit wordt geregeld. Ik streef
ernaar dit voorstel voor de zomer van 2026 bij uw Kamer in te laten dienen.
3.4 Overige ontwikkelingen
Premiedifferentiatie en arbeidsduur
Tijdens het Commissiedebat Arbeidsongeschiktheid van 18 februari 2025 is door het
lid Flach gevraagd of ik bereid ben te kijken naar het meewegen van de arbeidsduur
bij de premieberekening van de werkgever. Dit in het kader van verbeteringen van het
stelsel en het oplossen van gesignaleerde knelpunten. Hier is in reactie op het advies
van de commissie Borstlap al eens naar gekeken. In de technische beleidsvarianten
die zijn uitgewerkt naar aanleiding van dat advies9 is geconcludeerd dat premiedifferentiatie naar contractvorm in de WGA zeer complex
is. Daarnaast is in dat advies aangegeven dat het premieverschil dermate klein is,
dat het niet goed is te verantwoorden. Dit zou een forse ingreep in het stelsel betekenen,
die het stelsel bovendien complexer zou maken. Ik ben op dit moment vanwege het voorgaande
niet voornemens om de premieberekening afhankelijk te maken van de arbeidsduur bij
de huidige werkgever.
Actieplan Arbeid en Gezondheid en publiek-private samenwerking
In de Kamerbrief van 24 mei 2024 heeft mijn voorganger het actieplan Arbeid en Gezondheid
aangekondigd.10 Het plan ziet op de samenwerking tussen verzekeringsartsen, bedrijfsartsen en de
curatieve sector. Het actieplan bestaat uit de volgende hoofdthema’s: publiek-private
samenwerking gericht op de WIA-claimbeoordeling, het versterken van de regionale samenwerking
tussen de curatieve sector, bedrijfs- en verzekeringsartsen, het versterken van gegevensdeling
en het efficiënter inrichten van de samenwerking tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen.
Ook de motie van het lid van Beukering-Huijbregts om UWV te laten starten met een
pilot over de WIA-claimbeoordeling waarbij UWV aan (ex-)werknemers vraagt om voorafgaand
aan de WIA-claimbeoordeling vrijwillig hun relevante medische gegevens te delen11, en de motie van het lid de Kort over een verbetering van de gegevensoverdracht tussen
bedrijfsartsen en verzekeringsartsen12, zijn onderdeel van het actieplan Arbeid en Gezondheid.
Met name op de publiek-private samenwerking wil ik op korte termijn vol inzetten samen
met de betrokken partijen, met als doel een effectievere WIA-claimbeoordeling mogelijk
te maken om op die manier de wachttijden te verkorten.
Vanuit het actieplan worden de vele trajecten gemonitord die door verschillende partijen
zijn of worden gestart en die raken aan de doelstelling van het actieplan. Een aantal
relevante trajecten heeft de Staatssecretaris Participatie en Integratie toegelicht
in de Voortgangsbrief Arbovisie 2040 en de verzamelbrief Gezond en Veilig Werken.
Een aantal andere relevante trajecten licht ik toe in de bijlage bij deze Kamerbrief.
Dwangsommen
Tijdens de Commissiedebatten Uitvoering sociale zekerheid en Arbeidsongeschiktheid
van april 2024, heeft uw Kamer mijn ambtsvoorganger verzocht om in kaart te brengen
welke opties er zijn om dwangsommen bij niet tijdig beslissen in WIA-procedures te
beperken en de Kamer daarvoor in het voorjaar van 2025 te informeren. Het lid Flach
(SGP) en het lid Esser (PVV) hebben tevens specifiek aandacht gevraagd voor de oplopende
kosten en verzocht om te onderzoeken of de dwangsomprocedure tijdelijk buiten werking
kan worden gesteld. De afgelopen periode heeft mijn ministerie samen met UWV de mogelijkheden
onderzocht om de dwangsommen te verminderen. Dit heeft geleid tot twee oplossingsrichtingen:
het verlengen van de beslistermijn en een beleidstraject met als doel te komen tot
het tijdelijk buitenwerking stellen van de bestuurlijke dwangsom.
Vanaf 1 januari 2026 zal UWV – binnen de wettelijke kaders – de beslistermijnen standaard
verlengen van 8 naar 16 weken. Ik ben mij er bewust van dat dit een ongemakkelijke
boodschap is. Echter, gezien de huidige stand van zaken op de mismatch en oplopende
dwangsommen, zie ik mij hiertoe genoodzaakt. Ik voel mij hierin gesteund door een
aantal recente rechtelijke uitspraken waarbij ook de rechtelijke macht meer tijd geeft
aan UWV om te beslissen voordat dwangsommen worden verbeurd. Hiernaast blijft UWV
de ruimte hebben om beslistermijnen verder op te schorten als UWV op informatie vanuit
belanghebbenden bij de aanvraag moet wachten of als de belanghebbende niet meewerkt
aan het sociaal-medisch onderzoek. UWV gaat met de verlenging van beslistermijnen
zo optimaal mogelijk gebruik maken van de ruimte die de wetgeving biedt.
Het buiten werking stellen van de dwangsomprocedure is een verdergaande stap en vergt
wetgeving waarbij moet worden afgeweken van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij
speelt ook de vraag of de rechtsbescherming op een andere manier kan worden geborgd.
Volgens een eerste verkenning is het naar verwachting mogelijk om de bestuurlijke
dwangsom voor de WIA-procedure buitenwerking te stellen.
Onlangs is ten aanzien van vreemdelingenzaken de bestuurlijke dwangsom bij de Immigratie-
en Naturalisatiedienst (IND) buiten werking gesteld13. Dit is naar aanleiding van uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de
Raad van State (hierna: Afdeling) in 2022, waarin wordt geoordeeld dat het afschaffen
van de bestuurlijke dwangsom in asielzaken is gerechtvaardigd14.
Het buitenwerking stellen van de rechterlijke dwangsom ligt complexer. Hierbij speelt
namelijk tevens de vraag of de rechtsbescherming voldoende intact blijft. Zo heeft
de Afdeling in 2022 voor de IND geoordeeld dat het afschaffen van de rechterlijke
dwangsom in asielzaken zoals het destijds in de «Tijdelijke wet opschorten dwangsommen IND» was geregeld niet is toegestaan15.
Omdat de achterstanden bij UWV de komende jaren hoog blijven, wil ik de verkenning
voortzetten en de mogelijkheden om dwangsommen tijdelijk buitenwerking te stellen
verder uitwerken. Samen met UWV zal ik specifiek aandacht besteden aan het vraagstuk
of de rechtsbescherming voldoende intact blijft. In de bijlage bij deze brief vindt
u de bedragen die UWV aan dwangsommen heeft uitgegeven op het gebied van sociaal-medische
beoordelingen. UWV verwacht dat deze kosten de komende jaren nog meer zullen stijgen,
omdat de achterstanden blijven oplopen en steeds meer partijen dwangsommen aanvragen.
4. WIA-INSTROOM EN HET BELANG VAN PREVENTIE
De instroom in de WIA stijgt. Zoals in eerdere voortgangsbrieven gemeld, is de toename
van het aantal aanvragen voor een deel te verklaren vanuit bekende factoren zoals
de groeiende werkgelegenheid en de stijging van de AOW-leeftijd en zien we bijvoorbeeld
een effect als gevolg van de effecten vanuit de coronapandemie. Opvallend is de stijging
van het aantal psychische aandoeningen. Om meer zicht te krijgen op het onverklaarde
deel van de stijging doen UWV en TNO nader onderzoek. Daarnaast is in het najaar van
2024 een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de WIA gestart. Ten behoeve
van dit IBO wordt ook een onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de WIA-instroom.
Dit zou aanvullend inzicht in het onverklaarde deel van de stijging van de instroom
moeten opleveren. Het IBO wordt naar verwachting eind 2025 opgeleverd. Ik heb uw Kamer
de toezegging gedaan om u over de analyse van de WIA-instroom in de zomer te informeren.
Dit zal naar verwachting eind 2025 worden.
Gezien de hoge instroom in de WIA, is het van belang goede preventie niet te onderschatten.
Ik heb u in het Commissiedebat Arbeidsongeschiktheid van 18 februari jl. ook toegezegd
in te gaan op het belang van preventie binnen het ziekte- en arbeidsongeschiktheidsstelsel.
Preventie van instroom in het arbeidsongeschiktheidsstelsel start al vóór de eerste
ziektedag. Het voorkomen van langdurige uitval door werk draagt ook bij aan minder
zieke werkenden. Daarvoor is goede arbozorg van belang. Mijn ministerie heeft op 22 mei
het SER-advies over arbozorg ontvangen. De Staatssecretaris Participatie en Integratie
zal daar de Kamer in het najaar over informeren.
Naast het SER-advies zet SZW zich via het 4-jarige ZonMw-subsidieprogramma Innovatieve
Arbozorg in op innovatie en toekomstbestendigheid van de arbozorg en versterking van
de arbocuratieve samenwerking.
Als iemand door ziekte is uitgevallen, zijn in de eerste 104 weken na de eerste ziektedag
werkgever en werknemer samen verantwoordelijk voor de terugkeer naar werk. Daarnaast
is het van belang om mensen die in de Ziektewet terecht komen, zo goed mogelijk te
ondersteunen om te voorkomen dat instroom in de Ziektewet, ook instroom in de WIA
betekent. Voor de mensen die door UWV worden begeleid in de Ziektewet, zal UWV zijn
inspanningen gaan versterken op de Ziektewet arborol, door de dienstverlening direct
te richten op re-integratie en duurzame werkhervatting. Het doel is om herstel, re-integratie
te bevorderen en instroom in de WIA te beperken. Onderdeel hiervan zijn drie pilots
waarbij UWV gaat onderzoeken welke begeleiding het meest effectief is voor terugkeer
naar werk. Voor deze pilots zijn middelen vrijgemaakt in de voorjaarsbesluitvorming.
Op verzoek van uw Kamer ga ik verkennen of sociaal ontwikkelbedrijven mogelijkheden
hebben om een rol te spelen bij de preventie van instroom in de WIA. Hierbij kijk
ik of dit in aanvulling kan op bestaande taken van deze bedrijven. Meer informatie
over de intensivering van de ZW-dienstverlening door UWV en de pilots is opgenomen
in de bijlage bij deze brief.
5. TOT SLOT: NOODZAAK TOT STRUCTURELE HERVORMINGEN
Mijn zorgen over de huidige staat van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid
zijn groot. Ik ben daarom blij dat we met de beschikbare middelen eerste stappen kunnen
zetten om de druk op het stelsel en de uitvoering van UWV te verlichten. Deze maatregelen
gaan ervoor zorgen dat de achterstanden op sociaal-medische beoordelingen de komende
jaren minder snel oplopen. Desondanks zullen de achterstanden en wachttijden de komende
jaren fors stijgen, wat voor veel onzekerheid leidt voor de mensen, werkgevers en
verzekeraars die hiermee te maken krijgen. UWV staat voor grote organisatorische uitdagingen
en de druk op medewerkers van UWV is al te lange tijd te hoog.
Het is daarmee duidelijk dat het stelsel onder grote druk staat. Een meer fundamentele
herziening van het stelsel is wat mij betreft meer dan ooit noodzakelijk. Want ook
met de getroffen maatregelen voor de korte en middellange termijn blijft het stelsel
voor mensen moeilijk te begrijpen en voor UWV niet uit te voeren zonder ingrijpende
aanpassingen. Ook zijn er hardheden gesignaleerd die hiermee niet worden weggenomen.
Ik blijf daarom werken aan een voorstel voor herziening van het stelsel voor op de
middellange en langere termijn, zodat een nieuw kabinet hiermee aan de slag kan. Het
eindrapport van OCTAS biedt hiervoor inspiratie. In mijn brief van januari 2025 over
de opvolging aan OCTAS schetste ik de richting waar ik aan denk. Dat gaat om een forse
vereenvoudigingsslag, bijvoorbeeld door het aantal verschillende uitkeringsregimes
terug te brengen. Ook de uitkomsten van het IBO naar de WIA, die eind 2025 zullen
volgen, zijn relevant om te betrekken bij aanpassingen van het stelsel.
Voor het eind van het jaar zal ik uw Kamer opnieuw informeren over de stand van zaken
in het stelsel. Daarin wil ik een transparant beeld schetsen over wat UWV de komende
jaren wel en niet aan sociaal-medische dienstverlening kan bieden en welke gevolgen
dit heeft voor betrokken partijen, alsmede de organisatorische maatregelen die UWV
treft om de basis op orde te krijgen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid