Brief regering : Agenda wetgevingskwaliteit
36 600 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025
Nr. 151
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2025
Voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat, het in goede banen leiden
van maatschappelijke vraagstukken en het vertrouwen van burgers in de overheid is
het cruciaal dat wetten werken, uitvoerbaar zijn en verenigbaar zijn met hoger recht.
Niet voor niets heeft dit kabinet in het regeerprogramma het belang benadrukt van
wetten die werken en die voldoen aan de grondwettelijke vereisten.1 Het bewaken van de kwaliteit van wetgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van regering en parlement, waarbij inbreng van andere actoren in het wetgevingsproces,
zoals van adviesinstanties, decentrale overheden, publieke dienstverleners, burgers
en bedrijven en belangenorganisaties, van groot belang is.
Vanuit het kabinet bevorder ik als Staatssecretaris Rechtsbescherming, vanuit mijn
algemene verantwoordelijkheid voor het wetgevingskwaliteitsbeleid, de dialoog over
kwaliteit van wetgeving en ontwikkel ik instrumenten voor goed beleid en goede regelgeving.
Ook stel ik elke twee jaar een Staat van de wetgevingskwaliteit op. Mijn ambtenaren
selecteren – in overleg met de verschillende ministeries – wetsvoorstellen en ontwerp-amvb’s
om hierop een algemene wetgevingstoets te doen. Zie over het algemene proces voor
het borgen van de kwaliteit van wetgeving ook de hieronder opgenomen afbeelding.2
Met deze brief deel ik – mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid – een kabinetsbrede agenda met
initiatieven voor het versterken van de kwaliteit van wetgeving. De agenda is vormgegeven
aan de hand van drie speerpunten voor de wetgevingskwaliteit: effectiviteit, rechtsstatelijkheid en vereenvoudiging, en brengt relevante initiatieven van de verschillende bewindspersonen samen. Deze
acties geven invulling aan de ambities in het regeerprogramma of volgen uit de eerste
Staat van de wetgevingskwaliteit of de aanbevelingen over wetgevingskwaliteit van
de Staatscommissie rechtsstaat.3 In deze brief wordt een aantal initiatieven uitgelicht. Voor een volledig overzicht
van de acties verwijs ik naar de kabinetsbrede agenda (zie bijlage).
Figuur 1. Hoe zorgen we voor goede wetgeving?
Effectiviteit, rechtsstatelijkheid en vereenvoudiging
Het waarborgen van goede kwaliteit van wetgeving is en blijft een grote uitdaging
door de grote maatschappelijke en politieke druk om maatschappelijke problemen zo
snel mogelijk op te lossen. Dit kan leiden tot het onnodig of te snel en onvoldoende
doordacht tot stand brengen van wetgeving. Dat kan resulteren in wetten die in de
praktijk niet doen waar ze voor bedoeld zijn of die ongewenste neveneffecten hebben.
Dat helpt de maatschappij niet en tast de geloofwaardigheid van de wetgever en het
vertrouwen in de overheid aan.
Goed beleid vormt de basis voor goede kwaliteit van wetgeving. Het Beleidskompas (www.beleidskompas.nl) is de centrale werkwijze voor het voorbereiden van beleid bij de rijksoverheid aan
de hand van de vijf kernvragen: wat is het probleem, wat is het beoogde doel, wat
zijn opties om het doel te realiseren, wat zijn de gevolgen van deze opties en wat
is de voorkeursoptie? Een telkens terugkerende vraag hierbij is: wie zijn belanghebbenden
en waarom?4 Het kabinet zet in op het versterken van het ambtelijk vakmanschap door bijvoorbeeld
te investeren in een verplichte opleiding voor alle ambtenaren gericht op onder meer
rechtsstatelijk besef, waarden gedreven werken, publiek leiderschap en (digitaal)
vakmanschap.5 Voor goede kwaliteit van beleid en wetgeving is van essentieel belang dat de behoeften
van de samenleving centraal staan en dat praktijkkennis vanuit de uitvoering en de
samenleving vanaf het allerprilste begin bij de beleids- en wetsvorming wordt betrokken.
De toepassing van het Beleidskompas bevordert daarbij een betere verbinding tussen
uitvoering en beleid zodat continue feedback plaatsvindt vanuit de uitvoering en het
toezicht naar beleid en politiek. Op deze wijze geeft het kabinet invulling aan verschillende
aanbevelingen hierover, bijvoorbeeld vanuit de Staat van de Uitvoering 20246 en het rapport «Naar een uitvoerende macht» van de Raad voor het Openbaar Bestuur7, waarover de Tweede Kamer later dit jaar wordt geïnformeerd.
Het parlement heeft een sleutelrol bij het borgen van de kwaliteit van wetgeving.
Het kabinet nodigt het parlement – als medewetgever en controleur – uit om zoveel
mogelijk gebruik te maken van het Beleidskompas bij het beoordelen van regeringsvoorstellen
en het voorbereiden van initiatiefwetgeving. Veel van de inhoud van het Beleidskompas
is immers tot stand gekomen in gedachtewisselingen met het parlement. Het kabinet
is verheugd om te zien dat zowel de Eerste als de Tweede Kamer initiatieven nemen
om de kwaliteit van wetgeving te verbeteren. Zo zijn er in de Tweede Kamer wetgevingsrapporteurs
aangesteld in de persoon van de Kamerleden Sneller en Michon-Derkzen die zich inzetten
voor wetgevingskwaliteit in de Tweede Kamer. Op hun initiatief zijn onlangs aanspreekpunten
wetgevingskwaliteit benoemd bij verschillende vaste Tweede Kamercommissies. Een andere
ontwikkeling is de instelling van een tijdelijke commissie grondrechten en constitutionele
toetsing bij de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer wordt vanuit de vaste commissie voor
Binnenlandse Zaken in samenspraak met gesprekspartners, waaronder het programma Werk
aan Uitvoering en de Staat van de Uitvoering, nagedacht over mogelijke verbeteringen
van uitvoeringstoetsen in vorm, inhoud en vindbaarheid en van de uitvoeringsparagraaf
in memories van toelichting. Eén van de focuspunten van de vaste commissie Digitalisering
is het ontwikkelen van toetsingscriteria voor voorgenomen wet- en regelgeving met
een digitaliseringscomponent.8 Er wordt momenteel op basis van een brede verkenning gewerkt aan aanvullingen van
de «Aandachtspunten voor wetgevingskwaliteit» met vragen en aandachtspunten bij de
beoordeling van wetgeving met een digitaliseringscomponent.9 Het kabinet blijft graag met het parlement in gesprek om te bezien waar zowel aan
de zijde van het kabinet als aan de zijde van het parlement verdere verbeteringen
kunnen worden doorgevoerd die de kwaliteit van de gezamenlijk tot stand te brengen
wetgeving versterken. Hierbij betrekken wij graag het recente briefadvies aan de voorzitters
van de Eerste en Tweede Kamer van de Afdeling advisering van de Raad van State over
amendementen en wetgevingskwaliteit.10
1. Effectiviteit
Wetten werken niet altijd zoals verwacht en bedoeld. Bijvoorbeeld als bepaalde wetgeving
niet uitvoerbaar blijkt door uitvoeringsorganisaties, de wetten niet goed aansluiten
op de doelgroepen of omdat er ongewenste neveneffecten optreden. Zo is de afgelopen
jaren duidelijk geworden dat door (stapeling van) wetten, beleid en de uitvoering
ervan, onevenredige effecten kunnen optreden die burgers en ondernemers hard raken.11 Mensen worden in hun bestaanszekerheid aangetast of er ontstaan problemen met hun
gezondheid of werk. Het kabinet gaat deze onevenredige hardheden in beleid, wetgeving
en uitvoering gericht opsporen, openbaar maken en aanpakken onder coördinatie van
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Naar verwachting
zal voor de zomer een brief over de aanpak onevenredige hardheden aan de Tweede Kamer
worden gestuurd. In het kader van een meer informele en oplossingsgerichte aanpak
door de overheid werkt het kabinet daarnaast aan het voorstel voor de Wet versterking
waarborgfunctie Awb. Hiermee beoogt het kabinet in algemene zin de dienstverlening
door de overheid te verbeteren, de menselijke maat in het bestuursrecht te versterken
en laagdrempelige geschilbeslechting te bevorderen.
Om doeltreffende wetten te maken, is een scherpe probleemanalyse nodig en is het van
belang om te luisteren naar wat de samenleving nodig heeft. Rondetafelbijeenkomsten,
gedragsonderzoek, het betrekken van ervaringsdeskundigen, (inwoner)panels en gesprekken
met (vertegenwoordigers van) burgers en bedrijven kunnen hierbij waardevolle inzichten
geven.12 Dat geldt ook voor de signalen die het kabinet via het parlement ontvangt.
Een belangrijk instrument voor het kabinet om inbreng van betrokken burgers, bedrijven
en organisaties op te halen en bij totstandkoming van wetgeving te betrekken is internetconsultatie.
Daarom worden alle wetsvoorstellen en ontwerp-amvb’s in beginsel geplaatst op www.internetconsultatie.nl. Burgers, bedrijven en organisaties kunnen rechtstreeks en op een laagdrempelige
wijze laten weten wat zij van een voorstel vinden en welke suggesties zij hebben ter
verbetering. Wat de inbreng was en wat ermee is gedaan, wordt weergegeven in advies-
en consultatieparagrafen in de memorie van toelichting en ook via een consultatieverslag.
Het kabinet zet met verschillende acties in op het verder toegankelijk maken van internetconsultaties
en het inzichtelijk maken van de ontvangen consultatiereacties in de toelichtingen
bij tot stand te brengen wetgeving.
Om effectieve wetten te maken zet het kabinet verder in op het meer en beter gebruiken
van gedragsinzichten en ervaringskennis in het wetgevingsproces. Zelf werk ik in dit
kader aan de doorontwikkeling van de instrumenten om rekening te houden met doenvermogen.
Hierbij zal ik putten uit aanbevelingen uit evaluatieonderzoek in opdracht van het
WODC dat in het voorjaar verschijnt.
Voor effectieve wetgeving is de uitvoerbaarheid essentieel en daarvoor is vroegtijdige
betrokkenheid van decentrale overheden, publieke dienstverleners en uitvoeringsorganisaties
bij het opstellen van wetgeving van groot belang.13 Een belangrijk instrument om goed inzicht te krijgen in mogelijke risico’s voor de
uitvoerbaarheid van een wetsvoorstel is de uitvoeringstoets door uitvoeringsorganisaties.
Vanuit het programma Werk aan Uitvoering wordt de komende periode de uitvoeringstoets
(Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, U&H) doorontwikkeld. De komende tijd wordt ook
geëxperimenteerd met de werkmethode Uitvoeringsgericht Wetgeven die uitgaat van vroegtijdige
samenwerking met kennismodelleurs en ICT-ontwikkelaars. Deze werkmethode is bedoeld
voor wetgeving die (mede) wordt uitgevoerd door middel van ICT.
Sinds januari 2023 wordt de Uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO) toegepast
voor nieuw beleid van het Rijk dat gemeenten, provincies en waterschappen raakt. Op
31 maart jl. heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een brief gestuurd aan het parlement
over de voortgang van de UDO.14 Hierin worden ook verschillende kaders aangekondigd om ervoor te zorgen dat een taak
op het juiste bestuurlijke niveau wordt belegd. De Minister van BZK zal de Tweede
Kamer hierover nader informeren in het najaar.
Cruciaal voor effectieve wetten is – last but not least – een continue monitoring
en evaluatie van beleid en regelgeving. Dat kan bijvoorbeeld met een invoeringstoets,
die eerste inzichten biedt in hoe een regeling uitpakt in de praktijk. Dit kan leiden
tot bijstellingen in de uitvoering of aanpassingen in wet- en regelgeving. Ik werk
momenteel aan de verdere implementatie van dit belangrijke instrument, waarbij ik
ook de mogelijkheden onderzoek om tot versnelde reparatie over te gaan van onwenselijke
gevolgen in de uitvoering, die bij een invoeringstoets naar voren komen. Soms zal
voor die reparatie wetgeving nodig zijn. Ik wil verkennen hoe het wetgevingsproces
in die gevallen zo efficiënt en snel mogelijk kan worden ingericht om dit proces snel
te kunnen doorlopen. Daarnaast verken ik momenteel samen met de Minister van Financiën
hoe informatie over het doen van beleids- en wetsevaluaties beter kan worden gestroomlijnd
om de toepassing verder te versterken. Met deze actie wordt ook uitvoering gegeven
aan de aanbeveling van de Staatscommissie rechtsstaat over het serieus nemen van wetsevaluaties.15
2. Rechtsstatelijkheid
Het rapport «Blind voor mens en recht» van de Parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid
en Dienstverlening concludeert dat grondrechten van mensen de afgelopen jaren zijn
geschonden en de rechtsstaat terzijde is geschoven.16 Ook de Staatscommissie rechtsstaat concludeert in haar rapport dat de belofte van
de rechtsstaat voor een aanzienlijke groep burgers niet wordt waargemaakt.17 In het regeerprogramma heeft het kabinet daarom aangegeven dat het bestuur en de
wetgever veel meer moeten doen om te voorkomen dat wetgeving of beleid tot stand komt
dat op gespannen voet staan met de Grondwet.18 Om te borgen dat bij de voorbereiding van regelgeving scherp aandacht is voor constitutionele
aspecten, werken de Minister van BZK en ik, met respect voor elkaars verantwoordelijkheden,
samen aan het versterken van de constitutionele toets respectievelijk de algemene
wetgevingstoets. Hiertoe zijn afspraken gemaakt ter verdere stroomlijning van de samenwerking.
Het spreekt voor zich dat het kabinet rekening houdt met de Europese en internationale
inzichten en ontwikkelingen in het wetgevingsbeleid. De Europese Commissie heeft recent
zijn agenda voor Better Regulation gepresenteerd, waarin vereenvoudiging, snelheid
en betere implementatie van regels centraal staan.19 Daarnaast blijkt uit de Regulatory Policy Outlook 2025 van de OESO dat Nederland
behoorlijk in lijn is met de OESO-standaarden voor wetgevingsbeleid. Met name de aandacht
voor het betrekken van belanghebbenden bij de totstandkoming van beleid en regelgeving
werd positief bevonden, evenals de vernieuwing van het Regulatory Impact Assessment
Framework met de lancering van het Beleidskompas en de introductie van de invoeringstoets.20
Een belangrijke randvoorwaarde voor rechtsstatelijkheid is de toegankelijkheid van
informatie over wet- en regelgeving. Dit vormt een permanent punt van aandacht voor
het kabinet en het parlement. De focus van het kabinet is met name gericht op innovaties
om de beschikbare relevante informatie eenvoudiger te ontsluiten. Een belangrijke
ICT-toepassing die alle ministeries gebruiken is de Wetgevingskalender (wetgevingskalender.overheid.nl), die laat zien welke ontwerpregelingen in voorbereiding zijn, wat reeds in werking
getreden is en wat nog in werking zal treden. Met een centrale ontsluiting van reacties
op wetgeving zet het kabinet in op de doorontwikkeling van de Wetgevingskalender,
zoals ook toegezegd in de kabinetsreactie op het evaluatierapport «Mozaïek van Belangen».21 Door de centrale ontsluiting van reacties vanuit de maatschappij kan de betrokkenheid
van externen bij besluitvorming, zoals bij wetgeving, beter inzichtelijk worden gemaakt.
Zo wordt de totstandkoming van wetgeving transparanter. Ik zal uw Kamer nader informeren
wanneer de relevante aanpassingen zullen zijn gerealiseerd.
3. Vereenvoudiging
De complexiteit van beleid, wetten en uitvoeringspraktijk tast de werking van de rechtsstaat
aan, zoals onder meer de Staatscommissie rechtsstaat stelt.22 Het stelsel van beleid en wetgeving is de afgelopen decennia te ingewikkeld geworden.
Wij vinden het belangrijk dat wetten duidelijk en begrijpelijk zijn voor burgers,
bedrijven en (uitvoerings-)organisaties en bijdragen aan een goed functionerende rechtsstaat.
Vereenvoudiging is daarom noodzakelijk. Dit vraagt om beleidskeuzes.
Het kabinet werkt op verschillende beleidsterreinen aan vereenvoudigingen, hervormingen
en moderniseringen. Voorbeelden zijn de Hervormingsagenda inkomensondersteuning,23 de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel,24 het Programma STOER in de bouwregelgeving,25 de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en een verbetering van het insolventierecht.26
Een ander voorbeeld van een vereenvoudigingsactie is het actieprogramma «Minder Druk
Met Regels», dat de Minister van Economische Zaken, mede namens mij, op 9 december
2024 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden.27 Hierin onderstreept het kabinet dat regels werkbaar en passend moeten zijn, zonder
onnodige regeldruk. Ook moeten nationale koppen op wetgeving worden voorkomen. Het
programma Werk aan Uitvoering werkt daarnaast aan een actieagenda vereenvoudiging,
waarin het terugdringen van complexiteit van regelgeving voor mensen en bedrijven
centraal staat.
Er wordt ook ingezet op vereenvoudiging van de beleids- en wetgevingsprocessen. Zo
wordt in overleg met de betrokken ministeries onderzocht of de kwaliteitseisen van
het Beleidskompas meer kunnen worden gebundeld. Ook is naar aanleiding van de Staat
van de wetgevingskwaliteit een interdepartementale verkenning gestart naar het zo
efficiënt mogelijk inrichten van de advies- en consultatiefase. Hierbij wordt gezocht
naar een balans tussen stroomlijning en – waar mogelijk – versnelling enerzijds en
de toegevoegde waarde van kwaliteitseisen, toetsen en adviezen anderzijds. Een ander
voorbeeld is de actie die ik onderneem om in overleg met beide Kamers tot een gemeenschappelijke
visie te komen op de vormen van parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde wetgeving.28 Dit moet recht doen aan de wensen van het parlement en het kabinet. Hierbij zet het
kabinet in op harmonisering en uniformering van de varianten die de afgelopen decennia
zijn ontstaan.
Daarnaast worden mogelijke innovaties onderzocht om de toegankelijkheid van wetgeving
te bevorderen en het wetgevingsproces te ondersteunen. Zo bestaat het voornemen om
in de loop van 2025 de nodige stappen te zetten voor de ontwikkeling van nieuwe technische
standaarden voor de opmaak van Kamerstukken, wetten en amvb’s, teneinde wijzigingen
in regelingen met verschilmarkeringen te kunnen tonen. Deze actie sluit aan bij een
aanbeveling van de Staatscommissie rechtsstaat om de huidige wetgevingstechniek los
te laten en geconsolideerde wetgeving in te dienen zodat in één opslag duidelijk is
wat gewijzigd wordt, met dien verstande dat deze presentatiewijze niet bedoeld is
als een algemeen voorgeschreven werkwijze, maar als mogelijk alternatief in de gevallen
waarin dit toegevoegde waarde heeft.29 Ook zijn er om beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen te ondersteunen praktische
handvatten ontwikkeld voor het gebruik van duidelijke taal in wet- en regelgeving
en de toelichtingen hierbij.30 Denk aan een gestructureerde en logische opbouw van de tekst, het gebruik van normaal
spraakgebruik in plaats van archaïsche termen en het vermijden van lange zinnen. Bij
alle ministeries zijn ambassadeurs duidelijke taal in wet- en regelgeving aangesteld
die hun collega’s adviseren over het gebruik van duidelijke taal. De komende tijd
wordt gewerkt aan de verdere inbedding van dit onderwerp.31
Tot slot
Met de agenda wetgevingskwaliteit zet het kabinet zich in voor het versterken van
de wetgevingskwaliteit. Dat gebeurt nadrukkelijk kabinetsbreed en in samenwerking
met het parlement en alle betrokkenen in het wetgevingsproces. Uw Kamer zal te zijner
tijd nader worden geïnformeerd over de verschillende initiatieven op deze agenda door
de eerstverantwoordelijke bewindspersoon. De agenda zal ook richting geven aan de
volgende Staat van de wetgevingskwaliteit die ik uw Kamer naar verwachting in 2026
zal kunnen toesturen.
Het zorgen voor kwaliteit van wetgeving begint bij een goede beleidsvoorbereiding
aan de hand van het Beleidskompas en gaat door na de invoering van de wet- en regelgeving.
Het is aan ons om voortdurend te blijven luisteren, samen te werken en zo verschil
te maken. Het is aan ons om wetten te maken die werken voor de samenleving. Dat is
mijn oproep, waarover het kabinet graag met uw Kamer in gesprek blijft.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
BIJLAGE. AGENDA WETGEVINGSKWALITEIT
De kabinetsbrede Agenda wetgevingskwaliteit bestaat uit drie speerpunten: effectiviteit, rechtsstatelijkheid en vereenvoudiging. De speerpunten zijn gebaseerd op het regeerprogramma.
1. Effectiviteit
1a. Bekendheid en gebruik Beleidskompas vergroten en versterken
Wat?
Goed doordacht beleid vormt de basis voor goede kwaliteit van wetgeving. Om kwalitatief
beleid te maken is een goede beleidsvoorbereiding noodzakelijk. Het Beleidskompas
is de centrale werkwijze voor het voorbereiden en herzien van beleid bij de rijksoverheid.
Het Beleidskompas helpt beleidsambtenaren bij het goed structureren van hun werk en
het nadenken over de gevolgen van het beleid en bevordert de vroege en voortdurende
betrokkenheid van belanghebbenden (zoals burgers, bedrijven, (uitvoerings)organisaties
en experts) in de beleidsvoorbereiding. Zo omvat het Beleidskompas een handreiking
voor een goede probleem- en oorzaakanalyse en verschillende toetsen en analysemethoden.
Het bestaat uit vijf stappen om beleid te ontwikkelen (de probleemanalyse, het bepalen
van doelen, het verkennen van opties om het doel te realiseren, het bepalen van gevolgen
van de opties en het bepalen van de voorkeursoptie om de doelen te bereiken). Hierbij
hoort ook de afweging of wetgeving wel het juiste instrument is om het probleem op
te lossen en mogelijke alternatieven te onderzoeken, zoals zelfregulering of een communicatiecampagne.
Het steeds terugkerende element bij die vijf stappen is het betrekken van de belanghebbenden.
Daarnaast bevordert het Beleidskompas een grondige afweging van relevante aspecten.
Denk aan verplichte kwaliteitseisen als de doenvermogentoets, de regeldruktoets en
de Aanwijzingen voor de regelgeving, die onderdeel zijn van het Beleidskompas.
Hoe?
Het gebruik van het Beleidskompas is nog geen vanzelfsprekendheid. Het blijft dus
van belang hierin stappen te zetten. Op 14 februari 2025 heeft de Staatssecretaris
Rechtsbescherming aan het parlement een brief gezonden met de kabinetsreactie op het
WODC-rapport over het gebruik van het Beleidskompas binnen de rijksoverheid. Hierin
staan acties die de komende tijd worden ondernomen om de bekendheid en het correcte
gebruik van het Beleidskompas te vergroten en te versterken.1
Een van die acties is het bevorderen van de gebruiksvriendelijkheid. De komende tijd
wordt in overleg met de departementen die een kwaliteitseis beheren, bekeken of en
hoe elementen uit de kwaliteitseisen meer gebundeld kunnen worden aangeboden. Denk
aan het borgen van het betrekken van belangen van groepen mensen die in besluitvormingsprocessen
vaak minder goed vertegenwoordigd zijn, zoals kinderen, personen met een handicap,
etnisch-culturele minderheden en toekomstige generaties. Hierbij wordt ook de kinderrechtentoets
van de Kinderombudsman en een toekomst- of generatietoets betrokken.
X Noot
1
Kamerstuk 29 362, nr. 372.
1b. Brief aan de Tweede Kamer n.a.v. de Staat van de Uitvoering 2024
Wat?
De Staat van de Uitvoering 2024 doet de oproep de uitvoering vanaf het allereerste
begin bij de beleidsvorming te betrekken en roept op tot intensieve samenwerking tussen
beleid en uitvoering vanuit ieders eigen rol en expertise.
Hoe?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dit jaar, als coördinerend bewindspersoon
Werk aan Uitvoering, een brief sturen aan de Tweede Kamer waarin zal worden toegelicht
hoe het programma Werk aan Uitvoering opvolging geeft aan de aanbevelingen van de
Staat van de Uitvoering 2024. Uitgangspunt hierin zal zijn de inzet van het kabinet
voor een gelijkwaardige samenwerking tussen beleid en publieke dienstverleners. Met
het programma Werk aan Uitvoering (WaU) ondersteunt het kabinet initiatieven die hieraan
werken om dit verder door te zetten en uit te bouwen. Dit doet het kabinet op een
aantal manieren, onder meer door de doorontwikkeling van de uitvoeringstoets (zie
actiepunt 1h. Doorontwikkeling uitvoeringstoets).
1c. Kabinetsreactie «Naar een uitvoerende macht» van de Raad voor het Openbaar Bestuur
Wat?
De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) signaleert in haar rapport «Naar een uitvoerende
Macht» dat uitvoerders ervaring hebben met het toepassen van regels en in direct contact
staan met de samenleving. Zij moeten daarom een zwaarwegende stem hebben bij beleidsvormgeving.
Dit sluit aan bij het voornemen om in het wetsvoorstel tot modernisering van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen een bepaling op te nemen waardoor zelfstandige bestuursorganen
een formele positie krijgen bij het ontwikkelen van beleid en regelgeving die raakt
aan hun publieke taken of hun functioneren. Hierbij zal ook een uitwerking plaatsvinden
van de door de ROB geadviseerde «rode knop» bij voorzienbare uitvoeringsproblemen.
Dit sluit ook aan bij de «rode kaart» die door de Staatscommissie rechtsstaat is voorgesteld.
Een vergelijkbare bepaling is reeds opgenomen in het wetsvoorstel Kaderwet op de rijksinspecties,
dat momenteel voorligt voor internetconsultatie.1
Hoe?
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal later dit jaar (Q2/Q3)
een kabinetsreactie sturen naar de Tweede Kamer op het rapport «Naar een uitvoerende
macht» van de Raad voor het Openbaar Bestuur.2
X Noot
1
https://www.internetconsultatie.nl/rijksinspectiewet/b1.
X Noot
2
Raad voor het Openbaar Bestuur, Naar een uitvoerende macht (2024), p. 22.
1d. Aanpak onevenredige hardheden
Wat?
De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat door (stapeling van) wetten, beleid en
de uitvoering ervan, onevenredig harde effecten kunnen optreden die burgers en ondernemers
hard raken en potentieel ontwrichten: mensen worden in hun bestaanszekerheid aangetast
of er ontstaan problemen met hun gezondheid of werk. Het kabinet gaat deze onevenredige
hardheden in beleid, wetgeving en uitvoering gericht opsporen, openbaar maken en aanpakken
onder coördinatie van de Minister van BZK.
Hoe?
Het oplossen van geconstateerde onevenredige hardheden is – onder aanvoering van de
Minister van BZK – een verantwoordelijkheid van de ministerraad. Jaarlijks wordt een
openbaar rapport uitgebracht getiteld «Hardheden en oplossingen». De Minister van
BZK zal de Tweede Kamer voor de zomer informeren over de aanpak onevenredige hardheden.
1e. Internetconsultatie
Wat?
Het kabinet vindt internetconsultatie (www.internetconsultatie.nl) een belangrijk instrument als aanvulling op de reeds bestaande consultatiepraktijk
in het wetgevingsproces. Internetconsultatie vergroot de transparantie van het proces,
de mogelijkheden voor publieke participatie en levert een bijdrage aan de kwaliteit
van wetgeving en beleid. Door internetconsultatie krijgen meer mensen, bedrijven en
instellingen informatie over wetgeving die in voorbereiding is en kunnen zij suggesties
doen om de kwaliteit en uitvoerbaarheid van deze voorstellen te verbeteren. Het is
kabinetsbeleid om wetsvoorstellen en ontwerp-amvb’s in principe voor internetconsultatie
voor te leggen. De website wordt ook gericht ingezet voor andersoortige consultaties,
bijvoorbeeld bij bepaalde beleidsvoornemens of het voorleggen van bepaalde vragen,
zoals bij de consultatie Denk mee met de Staatscommissie rechtsstaat. Kamerleden kunnen de website ook gebruiken voor reacties op initiatiefwetgeving.
Hoe?
De afgelopen tijd is de website gebruiksvriendelijker ingedeeld en de begrijpelijkheid
van toelichtingen op te consulteren stukken gestimuleerd. De Staatssecretaris Rechtsbescherming
is voornemens de komende jaren de website verder te ontwikkelen. Hiervoor zal hij
onder meer onderzoek laten uitvoeren naar het gebruik en de inzet van internetconsultatie
en naar de mogelijkheden en verbeterpunten. Het kabinet zet zich momenteel ook in
voor het verder ontsluiten van reacties op wetgeving via de Wetgevingskalender (zie
actiepunt 2c).
1f. Schrijfwijzer memorie van toelichting
Wat?
De Schrijfwijzer memorie van toelichting biedt beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen
praktische handvatten bij het schrijven van een memorie van toelichting. De schrijfwijzer
biedt een logische opzet waarin de inhoudelijke eisen waaraan een toelichting in ieder
geval moet voldoen aan bod komen. Hiermee wordt ook beoogd de kwaliteit en de onderlinge
vergelijkbaarheid van toelichtingen te vergroten. In de schrijfwijzer wordt verwezen
naar relevante informatie in andere instrumenten, zoals het Beleidskompas en de Aanwijzingen voor de regelgeving.
De laatste herziening van de Schrijfwijzer heeft in 2024 plaatsgevonden, incl. een
papieren uitgave. Hierin zijn extra handvatten en goede voorbeelden opgenomen voor
het opstellen van heldere toelichtingen, bijvoorbeeld ter uitvoering van de motie-Van
Nispen over een specifieke rechtsbeschermingsparagraaf,1 de doenvermogenparagraaf en de advies- en consultatieparagraaf. Ook is extra informatie
opgenomen over het gebruik van duidelijke taal.
Hoe?
In 2026 is de volgende editie van de Schrijfwijzer gepland. Hierin worden onder meer
aanpassingen naar aanleiding van de Staat van de wetgevingskwaliteit opgenomen en
uitvoering van toezeggingen of moties op verschillende onderwerpen. Een voorbeeld
is verdere verduidelijkingen van de advies- en consultatieparagraaf in samenhang met
de Wetgevingskalender. In het rapport «Mozaïek van Belangen» van prof. Caelesta Braun
en dr. Bert Fraussen wordt een bredere invulling van de advies- en consultatieparagrafen
en memories van toelichting geadviseerd, om zo de rol van externen bij de totstandkoming
van wetgeving inzichtelijk te maken. Het rapport raadt aan om de bredere belangenafweging
die voorafging aan het wetsvoorstel op te nemen in de memorie van toelichting. Deze
aanbeveling wordt meegenomen voor de volgende editie van de Schrijfwijzer.
X Noot
1
Kamerstuk 29 279, nr. 750.
1g. Versterken aandacht voor doenvermogen
Wat?
In het regeerprogramma is opgenomen dat het van groot belang is dat wetten begrijpelijk,
uitvoerbaar en doenbaar zijn voor mensen en in de praktijk werken zoals de bedoeling
is. De Parlementaire Enquête Fraudebeleid en Dienstverlening signaleerde dat wetten
veel meer toegespitst moeten zijn op de praktijksituatie van mensen dan op een tekentafelwerkelijkheid.
Ook de Staatscommissie rechtsstaat concludeerde dat vereenvoudiging moet sporen met
het doenvermogen van de burger.
Hoe?
De afgelopen jaren is gewerkt aan de implementatie van verbeteringen in de verschillende
fasen van het beleid- en wetgevingsproces waaronder op de kwaliteitseis doenvermogen.1 Het kabinet zet de komende jaren verder in op beter gebruik van inzichten van burgers
en ervaringskennis in het wetgevingsproces, vereenvoudiging van wetten en meer aandacht
voor de werking van wetten voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Momenteel wordt in opdracht van het WODC de toepassing van de kwaliteitseis doenvermogen
geëvalueerd. Het WODC komt in het voor jaar van 2025 met aanbevelingen om beter in
te zetten op het gebruik van inzichten van burgers, ervaringskennis en gedragskennis
in het beleidsproces. Momenteel werkt de Staatssecretaris Rechtsbescherming reeds
aan de doorontwikkeling van de doenvermogentoets en handreikingen voor rijksambtenaren,
mede om aan het parlement beter inzichtelijk maken wat (overwegingen rondom) doenlijkheid
zijn in concrete beleids- en wetgevingstrajecten.
Inzet is om de kwaliteitseis doenvermogen systematisch mee te wegen in de beleidsontwikkeling
door middel van doorontwikkeling van het instrument doenvermogentoets, de ontwikkeling
van handreikingen voor rijksambtenaren en een netwerk van (gedrags)experts op het
onderwerp doenvermogen die dit gedachtegoed blijvend onder de aandacht brengen.
De kwaliteitseis doenvermogen zal expliciet onderdeel uitmaken van de doorontwikkeling
van de uitvoeringstoets.2 Zie ook agendapunt 1h. Doorontwikkeling uitvoeringstoets.
X Noot
1
Kamerstuk 35 570 VI, nr. 115 en Kamerstuk 31 731, I.
X Noot
2
Kamerstuk 34 775 VI, nr. 88, Kamerstuk 34 775 nr. R en Kamerstuk 34 775, AQ.
1h. Doorontwikkeling uitvoeringstoets
Wat?
Wetgeving moet uitvoerbaar zijn om effectief te kunnen zijn. Het is daarom van belang
om decentrale overheden, publieke dienstverleners en uitvoeringsorganisaties vroegtijdig
en goed te betrekken bij het opstellen van wetgeving. Een belangrijk instrument om
inzicht te krijgen in mogelijke risico’s voor de uitvoerbaarheid van een wetsvoorstel
is de uitvoeringstoets, waarmee uitvoeringsorganisaties hun oordeel kunnen geven over
een wetsvoorstel.1 Het kwaliteitsbeheer en de verantwoordelijkheid voor de doorontwikkeling van de uitvoeringstoets
(Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, U&H) – als onderdeel van het Beleidskompas –
zijn het afgelopen jaar ondergebracht bij het programma Werk aan Uitvoering onder
coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Dit programma zal met het oog daarop de huidige uitvoeringstoets versterken en de
toepassing ervan door departementen monitoren en bevorderen.
Hoe?
Voor de doorontwikkeling van de uitvoeringstoets wordt samengewerkt met Kamerleden,
uitvoeringsorganisaties en vakdepartementen. Met onderzoekende gesprekken en daaropvolgende
ontwerpsessies wordt onderzocht hoe de uitvoeringstoets zowel in vorm (meer uniformiteit
en betere leesbaarheid) als in inhoud (duidelijker zicht op consequenties voor uitvoering
en burger, waaronder doenvermogen) duurzaam kan worden verbeterd. Dit draagt bij aan
een beter inzicht in de impact van beleidskeuzes op de uitvoering. Beoogd resultaat
is een herziene versie van de verplichte kwaliteitseis Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
(U&H).
X Noot
1
https://www.kcbr.nl/beleid-en-regelgeving-ontwikkelen/beleidskompas/ver….
1i. Experimenteren met Uitvoeringsgericht Wetgeven
Wat?
Uitvoeringsgericht Wetgeven is een werkmethode waarmee bij de voorbereiding van wetgeving,
die (mede) wordt uitgevoerd door middel van ICT, vroegtijdig wordt samengewerkt met
kennismodelleurs en ICT-ontwikkelaars.
Hoe?
De komende periode wordt ingezet op het vergroten van de bekendheid van deze methode
bij de departementen, opdat op termijn multidisciplinaire voorbereiding structureel
en methodisch wordt ingepast in het beleids- en wetgevingsproces. Om ervaring met
deze werkmethode op te doen, zullen bij enkele departementen praktijkvoorbeelden worden
gerealiseerd.
1j. Bekendheid en gebruik invoeringstoets vergroten en versterken
Wat?
De invoeringstoets is een beknopt ex durante toetsinstrument, ontwikkeld in reactie
op het rapport Ongekend onrecht. Problemen die zich bij nieuwe regelgeving in de praktijk
voordoen, moeten in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd, opgepakt en
opgelost. De invoeringstoets onderzoekt aan de hand van twee hoofdvragen hoe nieuwe
regelgeving uitpakt voor de uitvoering en voor de doelgroep. Op 25 oktober 2024 heeft
de Staatssecretaris Rechtsbescherming de Kamer geïnformeerd over de laatste stand
van zaken rondom de ontwikkeling van de invoeringstoets. Als bijlage is de rijksbrede
handreiking invoeringstoets meegestuurd. Deze handreiking helpt bij de uitvoering
van invoeringstoetsen en het rijksbreed vergroten van de bekendheid met dit instrument.
Hoe?
De komende periode zal de Staatssecretaris Rechtsbescherming zich inzetten voor het
verder onder de aandacht brengen van de invoeringstoets. Daarnaast zal onderzoek worden
uitgevoerd waarbij onder meer wordt gekeken naar de rode draden uit de opgeleverde
invoeringstoetsen en de benutting van de resultaten.
1k. Stroomlijning informatie over evaluaties
Wat?
De Staatssecretaris Rechtsbescherming en de Minister van Financiën – gelet op zijn
verantwoordelijkheid voor het evaluatiestelsel en de voorgenomen evaluatie van de
Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 (RPE) in 2027 – verkennen hoe de informatie
over evaluatie beter gestroomlijnd kan worden.1 Doel is om te verduidelijken op welke momenten in de beleidscyclus nagedacht dient
te worden over een wetsevaluatie en er een eenduidig beeld bestaat over de inhoudelijke
vereisten waaraan een wetsevaluatie dient te voldoen. Daarbij kunnen de bestaande
kwaliteitsvereisten voor evaluaties als uitgangspunt dienen voor wetsevaluaties. Zoals
dat nu al het geval is voor wetsevaluaties die departementen op de strategische evaluatie-agenda’s
(SEA) hebben opgenomen.
Hoe?
Er wordt ingezet op het stroomlijnen van de informatie over evaluaties en een herziening
van de informatie op www.kcbr.nl.
X Noot
1
Kamerstuk 36 600 VI, nr. 12.
2. Rechtsstatelijkheid
2a. Staat van de wetgevingskwaliteit
Wat?
Staat 2024
In 2024 is de eerste Staat van de wetgevingskwaliteit gedeeld met het parlement. De
Staat is een periodiek terugkerende beschouwing die inzicht geeft in ontwikkelingen
met betrekking tot de kwaliteit van wetgeving. Dit inzicht biedt structureel een basis
voor een dialoog over de kwaliteit van wetgeving en de dilemma’s die daarmee gepaard
gaan, uitstijgend boven individuele dossiers, en ter verdere verbetering van de kwaliteit
van wetgeving.
Staat 2026
Het kabinet is voornemens eind 2026 een tweede editie van de Staat van de wetgevingskwaliteit
uit te brengen.
Hoe?
Op basis van de bevindingen van de Staat worden verschillende verbeteringen in gang
gezet. Deze kunnen bijvoorbeeld worden opgenomen in de dertiende wijziging van de
Aanwijzingen voor de regelgeving en de volgende update van de Schrijfwijzer memorie
van toelichting. De voorbereidingen van de Staat 2026 zijn gestart.
2b. Versterking algemene wetgevingstoetsing en constitutionele wetgevingstoetsing
Wat?
De Ministeries van JenV en BZK verrichten op basis van de Aanwijzingen voor de regelgeving
een algemene wetgevingstoets respectievelijk een constitutionele toets bij daarvoor
in aanmerking komende wetsvoorstellen en ontwerp-algemene maatregelen van bestuur
(amvb´s).1 In september 2023 is, zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Versterking van de kwaliteit
van beleid en wetgeving» van 25 juni 2021, een nieuw kader gepresenteerd voor het
uitvoeren van een selectievere rijksbrede wetgevingstoets.2 Dit kader versterkt de meerwaarde van de algemene wetgevingstoets door JenV, doordat
JenV al in een vroeg stadium van het wetgevingsproces proactief betrokken is bij een
voor toetsing geselecteerd dossier. Tegelijkertijd is JenV selectiever gaan toetsen
door samen met de departementen voorstellen te selecteren op basis van nieuwe selectiecriteria.
Alleen conceptregelingen worden getoetst die complex zijn of mogelijk grote maatschappelijke
impact hebben én waarbij daarnaast sprake is van één of meer toetsprioriteiten (momenteel
zijn dat: menselijke maat, doenvermogen en uitvoerbaarheid). Voor de niet-geselecteerde
dossiers is het aan de departementen zelf om te voorzien in een adequate interne kwaliteitsborging.
Alle departementen hebben, voor zover ze dat nog niet eerder hadden, een intern kwaliteitsborgingssysteem.
De aanpassingen in de algemene wetgevingstoetsing worden momenteel gemonitord. In
2026 wordt bezien of hieruit lessen kunnen worden getrokken.
BZK en JenV hebben gelet op het regeerprogramma hernieuwde werkafspraken gemaakt voor
de samenwerking bij de toetsing van nieuwe regelgeving met als doel om de kwaliteit
van de toetsing te versterken. Het kabinet vindt het van groot belang dat bij voorstellen
tot wet- en regelgeving scherp wordt getoetst op verenigbaarheid met de Grondwet,
het Europese en internationale recht en algemene rechtsbeginselen. Door de nieuwe
afspraken sluiten de algemene wetgevingstoets door JenV en de constitutionele toets
door BZK beter op elkaar aan maar met respect voor elkaars verantwoordelijkheden en
met eigen selectiecriteria. Waar mogelijk vindt tussen BZK en JenV inhoudelijke afstemming
plaats met betrekking tot de advisering over constitutionele aspecten in conceptregelgeving,
waaronder mensenrechten, in conceptregelgeving. Uitgangspunt hierbij is om te zorgen
voor een complementair advies ook in de communicatie naar de departementen.
Hoe?
Bij de volgende Staat van de wetgevingskwaliteit (beoogd tweede helft 2026) zal de
Staatssecretaris Rechtsbescherming rapporteren over de stand van zaken bij deze acties.
De Minister van BZK zal voor de zomer 2025 rapporteren over de nieuwe en versterkte
werkwijze bij de constitutionele toetsing. Deze nieuwe werkwijze zal zijn beslag krijgen
in een herziene versie van de Handreiking constitutionele toetsing, die gelijktijdig
met uw Kamer zal worden gedeeld.
X Noot
1
Zie aanwijzing 7.4 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Ook gaat het om de toetsing
van ingrijpende nota’s van wijziging op een wetsvoorstel en een wetsvoorstel of ontwerp
van een algemene maatregel van bestuur en het nader rapport daarbij, ingeval het advies
van de Afdeling advisering van de Raad van State daarop ingrijpende kritiek (dictum c
of dictum d) op inhoud of vormgeving bevat.
X Noot
2
Kamerstuk 35 570 VI, nr. 115 en Kamerstuk 31 731, I.
2c. Doorontwikkeling Wetgevingskalender
Wat?
De Wetgevingskalender (wetgevingskalender.overheid.nl) is bedoeld om inzicht te geven in de totstandkoming van wetten en amvb’s en (soms)
ministeriële regelingen. Ook is het een centrale ingang naar andere belangrijke vindplaatsen,
zoals www.officielebekendmakingen.nl en www.internetconsultatie.nl.
Hoe?
Op de Wetgevingskalender zijn nu de ontwerpen waarover advies wordt gevraagd aan de
Afdeling advisering van de Raad van State en de bij die adviesaanvraag overgelegde
stukken, te vinden. Het kabinet is voornemens inbreng die langs andere kanalen dan
via internetconsultatie is ontvangen langs deze weg verder te ontsluiten.1 Zo zijn alle reacties van belanghebbenden, zoals burgers, bedrijven en belangenorganisaties
op een centrale plek vindbaar. Dit is van belang om beter inzicht te kunnen bieden
in de betrokkenheid van externen bij de totstandkoming van wetgeving. Ook worden nieuwe
koppelingen verkend met andere websites, zoals www.wetten.nl, om de informatie zo gebruikersvriendelijk mogelijk te ontsluiten. De Staatssecretaris
Rechtsbescherming zal het parlement nader informeren wanneer de relevante aanpassingen
zullen zijn gerealiseerd.
X Noot
1
Zie Kamerstuk 28 844, nr. 282.
3. Vereenvoudiging
3a. Actieprogramma Minder Druk Met Regels
Wat?
Op 9 december 2024 heeft de Minister van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris
Rechtsbescherming, uw Kamer een brief gestuurd over het actieprogramma «Minder Druk
Met Regels».1 Hierin onderstreept het kabinet dat regels werkbaar en passend moeten zijn, zonder
onnodige regeldruk. Dit kabinet zet met het actieprogramma in op het voorkomen van
onnodige regeldruk in nieuwe regelgeving en het aanpakken van onnodige regeldruk in
bestaande regelgeving. Daarbij richt het kabinet zich op zowel nationale regelgeving
als EU-regelgeving. Onderdeel van het actieprogramma is (in lijn met het regeerprogramma)
de Ministeriële Stuurgroep Ondernemingsklimaat, Regeldruk en Uitvoerbaarheid, die
onder meer belast is met de sturing van en toezicht op het actieprogramma.
Hoe?
Het kabinet zal uw Kamer voor de zomer van 2025 informeren over de voortgang en resultaten
van de Stuurgroep.
X Noot
1
Kamerstuk 32 637, nr. 660.
3b. Programma STOER
Wat?
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wil via het Programma STOER
(Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen in Regelgeving) belemmeringen in regelgeving
opheffen om zo sneller, goedkoper en meer nieuwe woningen te realiseren. Zij neemt
hierbij waar nodig ook een coördinerende rol binnen het kabinet.1
Hoe?
De Woontop van 11 december 2024 vormde de start van het traject STOER. Er is een brede
uitvraag gedaan aan partijen betrokken bij de woningbouw om met voorstellen te komen
voor aanpassing van regelgeving die de woningbouw kan versnellen. Daar is in ruime
mate gebruik van gemaakt. De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
heeft daarnaast een onafhankelijke adviesgroep bestaande uit vertegenwoordigers van
de bouwsector, wetenschap en het lokale en provinciale bestuur gevraagd met een advies
te komen. Deze adviesgroep heeft daarbij ook de verschillende reacties van partijen
betrokken. Op 24 april jl. heeft de adviesgroep haar advies voor de eerste fase aangeboden
aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De Minister stuurt voor
de zomer een eerste inhoudelijke reactie op de adviezen die primair gaan over Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening. Voor de zomer volgt ook het tweede deel van de adviesgroep
waarbij een aantal openstaande vraagstukken nader zijn uitgewerkt. Na de zomer vindt
besluitvorming door het kabinet over het eindrapport plaats.
X Noot
1
Kamerstuk 33 118, nr. 287.
3c. Modernisering van het Wetboek van Strafvordering
Wat?
De Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris Rechtsbescherming werken
momenteel aan een modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Hiermee wordt
voorzien in een wetboek dat systematisch van opzet is, het toepasselijke recht weerspiegelt,
een logische indeling kent en inzichtelijk is voor de burger. Denk aan de vereenvoudiging
van het voorbereidend onderzoek en de regeling van de opsporingsbevoegdheden, een
duidelijke regeling van de bevoegdheden en procespositie van de verschillende deelnemers
aan het strafproces en stroomlijning van procedures in het vooronderzoek en de berechting,
waarbij zoveel mogelijk wordt bijgedragen aan een reductie van regeldruk.
Hoe?
Het nieuwe wetboek is in behandeling bij het parlement. Op een later moment worden
nog twee aanvullingswetten bij het nieuwe wetboek ingediend. Ook voor de invoering
van het nieuwe wetboek is nog wetgeving nodig. De inwerkingtreding van het nieuwe
wetboek is voorzien voor 1 april 2029.
3d. Verbetering van het insolventierecht
Wat?
Het kabinet wil zich op het terrein van het insolventierecht de komende jaren inzetten
voor verdere modernisering en verbetering van faillissementsprocedures, onder meer
door te komen met voorstellen voor een efficiëntere en rechtvaardigere afwikkeling
van faillissementen, met oog voor de belangen van alle betrokkenen.
Hoe?
De Staatssecretaris Rechtsbescherming zal de Tweede Kamer voor de zomer nader informeren.
3e. Ontwikkeling visie op parlementaire betrokkenheid
Wat?
De Staatssecretaris Rechtsbescherming onderneemt een actie om in overleg met beide
Kamers tot een gemeenschappelijke visie te komen op de vormen van parlementaire betrokkenheid
bij gedelegeerde wetgeving. Deze moet recht doen aan de wensen van het parlement en
het kabinet. Hierbij zet het kabinet in op harmonisering en uniformering van de varianten
die de afgelopen decennia zijn ontstaan.
Bij de uitwerking zal worden ingegaan de gevallen waarin parlementaire betrokkenheid
op zijn plaats is, de veelheid in varianten die in de praktijk zijn ontstaan buiten
de in de Aanwijzingen voor de regelgeving beschreven vormen en de wenselijkheid van
opschoning daarvan.
Hoe?
Een eerste stap in deze actie is een in opdracht van het WODC dit jaar uit te voeren
inventariserend onderzoek naar de vormen van parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde
regelgeving en de toepassing in de praktijk daarvan.
3f. Mogelijk maken van wijzigingsregelingen met verschilmarkeringen
Wat?
Voor in de Staatscourant te publiceren wijzigingsregelingen met betrekking tot het
omgevingsrecht is de mogelijkheid gecreëerd om wijzigingsregelingen te presenteren
met gebruikmaking van verschilmarkeringen. Het is op dit moment echter nog niet mogelijk
deze techniek ook voor andere domeinen en regelingtypen (zoals wetten en amvb’s) te
gebruiken. Daarvoor zijn technische aanpassingen nodig in de publicatiemodellen en
standaarden voor Kamerstukken en het Staatsblad. Ook zijn afspraken nodig over de
wijze waarop dergelijke regelingen opgezet moeten worden om misverstanden bij de verwerking
te voorkomen.
Hoe?
Het voornemen bestaat om in de loop van 2025 de nodige stappen te zetten om deze techniek
ook mogelijk te maken en te gebruiken bij Kamerstukken, wetten en amvb’s. Daarbij
geldt overigens dat dat dan een alternatief zou vormen dat toegepast zou kunnen worden
in daarvoor geschikte gevallen, niet een algemeen voorgeschreven werkwijze. Het is
namelijk niet zonder meer beter om elk type wijziging en wijzigingsregelingen op te
zetten in de vorm van regelingen met verschilmarkeringen. Wanneer bijvoorbeeld een
enkel artikel wordt ingevoegd in een overigens ongewijzigde regeling heeft het aanbieden
van de integrale tekst met verschilmarkeringen geen toegevoegde waarde.
Overigens bestaat sinds een aantal jaren al de mogelijkheid om bij de op wetten.nl
gepubliceerde regelingen de wijzigingen ten opzichte van voorgaande versies zichtbaar
te maken in de vorm van een met verschilmarkeringen voorziene doorlopende tekst. Daarbij
dient te worden aangetekend dat deze mogelijkheid nog niet bestaat ten aanzien van
toekomstige versies van regelingen waarvan het wijzigingsvoorstel nog in procedure
is.
3g. Vergroten van gebruik duidelijke taal in wet- en regelgeving
Wat?
In het licht van vereenvoudiging zet het kabinet in op het gebruik van duidelijke
taal. Zo zijn er om beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen te ondersteunen praktische
handvatten ontwikkeld over het gebruik van duidelijke taal in wet- en regelgeving
en de toelichtingen hierbij.1 Ook zijn bij alle ministeries ambassadeurs duidelijke taal in wet- en regelgeving
aangesteld die hun collega’s adviseren over het gebruik van duidelijke taal.
Hoe?
De komende tijd wordt ingezet op de verdere inbedding van dit onderwerp bij departementen.
Het ambassadeursnetwerk probeert betrokken te zijn bij of op de hoogte te zijn van
alle initiatieven op dit onderwerp die al bestaan of ontwikkeld worden. Verder onderhouden
de ambassadeurs een netwerk met taalexperts van binnen en buiten de overheid.
X Noot
1
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid