Brief regering : Aanpak maritieme archeologie
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
32 156
Monumentenzorg
Nr. 544
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2025
Inleiding
In 2023 zond de NPO de documentaire De jurk en het scheepswrak uit, over de bijzondere vondsten die – illegaal – zijn opgedoken uit het 17e-eeuwse Palmhoutwrak bij Texel. Hierdoor ontstond veel belangstelling voor de archeologie
onder water, maar ook discussie over of we hier wel goed mee omgaan.
Via deze brief geef ik invulling aan twee moties die door uw Kamer werden aangenomen.1 Deze roepen mij op om te komen tot een aanpak voor toekomstbestendig beheer van archeologie
onder water. Deze aanpak schets ik hieronder. De basis hiervoor wordt gevormd door
drie rapporten die ik u hierbij aanbied. Het betreft studies naar de mogelijkheden:
1. om de zorg voor het cultureel erfgoed onder water te verbeteren (RCE);2
2. tot samenwerking voor cultureel erfgoed onder water in het Noord-Hollandse Waddenkustgebied
(MOOI Noord-Holland);3
3. voor de toekomstige omgang met het Palmhoutwrak (RCE).4
Het belang van cultureel erfgoed onder water
Nederland is een maritiem land: onze eeuwenoude relatie met het water heeft geleid
tot een rijk cultureel erfgoed dat we elke dag om ons heen zien: van Middeleeuwse
dijken, historische molens en schepen, tot karakteristieke polders en modernere waterwerken
als de Oosterscheldekering.
Minder zichtbaar, maar zeker niet minder belangrijk, zijn de archeologische resten
op en in de bodems van zeeën, rivieren en meren. Het gaat dan bijvoorbeeld om de wrakken
van handelsschepen uit de 17e-eeuw, maar ook om hele andere zaken, zoals de resten van een Romeinse brug in de
Maas bij Cuijk. Of om nog veel oudere vondsten (een schedelfragment van een Neanderthaler
afkomstig uit de Noordzee), of juist nieuwere (vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog
in het IJsselmeer).
Deze resten zijn vaak uitzonderlijk goed bewaard gebleven en bieden ons de kans om
te bestuderen hoe mensen al duizenden jaren samenleven met het water. Ze vertellen
ons niet alleen waar we vandaan komen, maar kunnen ons ook veel leren over actuele
vraagstukken, zoals globalisering of de omgang met klimaatverandering. Het beheren,
behouden, onderzoeken en doorgeven van dit erfgoed is dan ook van groot maatschappelijk
belang.
Uitdagingen bij het beheer van cultureel erfgoed onder water
Onze archeologiewetgeving is gebaseerd op het Verdrag van Valletta (1992). Hierin
staat het zoveel mogelijk behouden van archeologische resten in de bodem (in situ) centraal. Als dat niet kan, vindt er onderzoek plaats om de kennis die in deze resten
ligt opgeslagen ex situ te behouden. Het is meestal een gemeente die besluit of ergens onderzoek moet plaatsvinden.
Die weegt het archeologisch belang mee bij processen in de ruimtelijke ordening. Onderzoek
wordt uitgevoerd door gespecialiseerde (markt)partijen. De initiatiefnemer van de
bodemverstoring waardoor een vindplaats niet in de bodem kan blijven, moet voor dit
onderzoek betalen.
In de praktijk blijkt dat deze werkwijze zich beter leent voor archeologie op land
dan onder water. Dit komt onder andere doordat archeologische resten onder water vaker
worden bedreigd door natuurlijke processen (bijvoorbeeld aantasting door de paalworm)
dan door ruimtelijke ontwikkelingen. Er is dan geen «verstorende partij» aan te wijzen
die voor het onderzoek moet betalen. Wanneer cultureel erfgoed onder water wel wordt
bedreigd door ruimtelijke ingrepen, wordt dit door gemeenten vaak nog onvoldoende
meegewogen bij de vergunningverlening, omdat het hen ontbreekt aan de daarvoor nodige
kennis en ervaring. Om bovenstaande redenen is er weinig vraag naar archeologisch
onderzoek onder water en zijn er – in tegenstelling tot landarcheologie – nauwelijks
marktpartijen die dit aanbieden.
Het beheer en behoud van cultureel erfgoed onder water is extra uitdagend omdat onderwaterarcheologie
een vak apart is dat veel kostbare specialistische capaciteit, kennis en voorzieningen
vraagt, die slechts beperkt aanwezig zijn. Dit maakt dat de oplossing die vaak wordt
benoemd wanneer dit erfgoed wordt bedreigd – alle vondsten en wrakken bergen – weinig
realistisch is: we hebben simpelweg niet de middelen, capaciteit en faciliteiten om
alles naar boven te halen, te conserveren, te onderzoeken en (eventueel) tentoon te
stellen.
Het gaat bovendien om vele (mogelijke) vindplaatsen. Naast de circa 1600 Nederlandse
scheepswrakken in het buitenland, bevinden zich duizenden objecten in Nederlandse
wateren.
Huidige inzet van het Rijk
De zorg voor cultureel erfgoed onder water is een gedeelde verantwoordelijkheid van
Rijk, gemeenten, provincies en maatschappelijke partners, zoals onderwijs- en onderzoeksinstellingen,
musea en vrijwilligers. Ieder heeft daarin zijn eigen aandeel. De bovenstaande uitdagingen
hebben er echter toe geleid dat het Rijk de afgelopen jaren steeds meer verantwoordelijkheid
heeft genomen en een grotere rol is gaan spelen in verhouding tot andere partijen.
Dit uit zich op dit moment onder meer op de volgende manieren:
• Het Rijk zet zich in voor het behoud van de vele resten die zich buiten gemeentelijk
ingedeeld gebied bevinden, zoals in de Noordzee of in internationale wateren (bijvoorbeeld
gezonken marineschepen die verspreid over de hele wereld op de zeebodem liggen).
• Het Rijk zorgt voor instandhouding van het Nationaal Scheepsarcheologisch Depot (NSD),
waar de maritieme archeologisch Rijkscollectie wordt beheerd en waaraan de Minister
van OCW grote scheepsvondsten kan toewijzen. In 2023 is circa € 7 miljoen geïnvesteerd
om het NSD te vergroten en moderniseren.
• Er zijn elf vindplaatsen onder water aangewezen als archeologisch rijksmonument, zoals
Burgzand Noord bij Texel (waar het Palmhoutwrak onderdeel van is) en de verdronken
stad Reimerswaal bij Tholen.
• De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) houdt toezicht op een zorgvuldige
omgang met cultureel erfgoed onder water. De IOE kan daarvoor onder andere strafrechtelijk
onderzoek doen, in samenwerking met het Openbaar Ministerie (OM). Om het toezicht
te versterken, is de IOE in 2022 met 1 fte uitgebreid en is OCW in 2025 toegetreden
tot het samenwerkingsverband van de Kustwacht.
• De RCE heeft als taak om belangrijk cultureel erfgoed in nationale en internationale
wateren te beschermen. Hiervoor wordt 11 fte en een jaarlijks werkbudget van € 1,5
miljoen ingezet. De RCE richt zich onder andere op het beheren en monitoren van vindplaatsen,
het uitvoeren van veldwerkzaamheden, het opbouwen en delen van kennis, het ondersteunen
van medeoverheden, de samenwerking met andere landen, het opbouwen van capaciteit
en de volwaardigere inzet van vrijwilligers.
Toekomstgerichte aanpak
Het beheer van cultureel erfgoed onder water vraagt om een realistische aanpak, die
aansluit bij de opgave en de bijbehorende (on)mogelijkheden. In haar rapport met betrekking
tot de mogelijkheden om de zorg voor cultureel erfgoed onder water te verbeteren,
heeft de RCE scenario’s uitgewerkt met aandachtspunten ten aanzien van het ruimtelijk
beleid van overheden, samenwerking, marktwerking, financiering van onderzoek, toezicht
en handhaving, het beheer van rijksmonumenten onder water, de mogelijkheden voor participatie
en de invulling van onze internationale verantwoordelijkheid.
De gemene deler van de scenario’s is dat toekomstbestendig beheer van cultureel erfgoed
onder water om investeringen vraagt en ook om een systeem waarbinnen diverse partijen
– in onderlinge samenwerking – hun (wettelijke) verantwoordelijkheid nemen.
Maatregelen
Hoewel ik op dit moment geen structurele middelen vrij kan maken om te investeren
in de archeologie onder water, wil ik, gezien het grote belang van dit erfgoed, wél
een stap zetten. Daarom maak ik voor de periode 2026 t/m 2028 éénmalig € 6,8 miljoen
vrij voor een aantal impulsmaatregelen. Deze maatregelen richten zich op enkele van
de belangrijkste elementen uit de scenario’s van de RCE. Ze hebben een duurzame doorwerking,
omdat ze bijdragen aan het beter in positie brengen van de partijen die een rol (zouden
moeten) spelen in het stelsel.
1. Versterken rol gemeenten en provincies
Om cultureel erfgoed onder water beter te kunnen beschermen, moet de zorg voor dit
erfgoed beter verankerd raken in het ruimtelijk beleid van gemeenten en provincies.
Dit vraagt om kennis, kunde en capaciteit bij gemeenten en provincies en om besef
van het belang van deze wettelijke taak. Vanwege de omvang van de opgave en de benodigde
expertise, is samenwerking tussen overheden hierbij essentieel.
De RCE pleit ervoor om die samenwerking vorm te geven via regioteams en daarmee te
beginnen in de gebieden waar de druk op het cultureel erfgoed onder water het grootst
is: de Waddenzee en de Zeeuwse Delta. Ook het rapport van MOOI Noord-Holland toont
aan dat er in het westelijke Waddengebied noodzaak en bereidheid is om samen te werken,
maar dat geld daarvoor ontbreekt.
Ik voeg eenmalig € 3 miljoen toe aan het programma Erfgoed & Overheid. Met deze middelen
kunnen regionale samenwerkingsverbanden worden opgezet, maar ook andere initiatieven
worden ondersteund die bijdragen aan een betere verankering van cultureel erfgoed
onder water in het beleid en de uitvoering van gemeenten en provincies. Voorbeelden
hiervan zijn archeologische waardenkaarten gericht op waterbodems (zodat cultureel
erfgoed onder water betrokken kan worden bij vergunningverlening) of het verbeteren
van de lokale handhavingsketen (om schatgraverij onder water tegen te gaan).
Ik vraag de RCE om de verschillende partijen rondom de Waddenzee en in de Zeeuwse
Delta te begeleiden bij het opzetten van een regionaal samenwerkingsverband. Zo ontstaat
voor de gemeenten en provincies de tijd en ruimte om in hun rol te groeien en uiteindelijk
zelf ook (financiële) verantwoordelijkheid te nemen.
Het verband dat op deze manier ontstaat rondom de westelijke Waddenzee (tussen in
ieder geval de provincie Noord-Holland, de gemeenten Texel, Hollands Kroon en Den
Helder en het Rijk) kan zich dan ook gezamenlijk buigen over de toekomstige omgang
met het Palmhoutwrak.
Uit het rapport van de RCE blijkt dat dit wrak ten minste de komende tien jaar veilig
ligt onder een beschermende zandlaag. Voor de langere termijn moet er echter wel worden
nagedacht over een opgraving, omdat de natuurlijke dynamiek van de Waddenzee behoud
in situ uiteindelijk niet meer mogelijk – of zeer kostbaar – zal maken.
2. Samenwerking vrijwilligers en professionele archeologen
Er is een grote, gevarieerde groep mensen, die zich als vrijwilliger in wil zetten
voor het beheer van cultureel erfgoed onder water. De RCE geeft aan dat er nog te
weinig gerichte samenwerking plaatsvindt tussen vrijwillige en professionele archeologen.
Dat is jammer, want vrijwilligers kunnen een grote bijdrage leveren aan het opsporen,
documenteren en monitoren van archeologische resten onder water. Dergelijke inzet
kan ook «op de wal» vorm krijgen, bijvoorbeeld via het inventariseren van vondsten.
Ik maak € 0,8 miljoen beschikbaar voor een subsidieregeling ten behoeve van projecten
waarbinnen vrijwillige en professionele archeologen zich gezamenlijk richten op het
inventariseren, onderzoeken en/of beheren van cultureel erfgoed onder water.
Om de mogelijkheden verder te vergroten is mijn ministerie in gesprek met het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ten aanzien van beperkingen in de duikregelgeving,
die samenwerking onder water tussen vrijwilligers en professionele archeologen onmogelijk
maken. Op verzoek van de Minister van SZW, wordt op dit moment gewerkt aan een advies.
Dit moet leiden tot concrete oplossingen, die voor alle partijen werkbaar zijn.
3. Tijdelijke verhoging werkbudget RCE
Ik verhoog het werkbudget van de RCE van 2026 t/m 2028 met € 0,5 miljoen per jaar.
Via deze weg intensiveer ik in het beheer van rijksmonumenten en andere vindplaatsen
onder water. Deze middelen zullen bijvoorbeeld worden aangewend om maatregelen te
nemen (zoals het uitvoeren van een onderzoek, of extra afdekken van een plek) wanneer
vindplaatsen acuut worden bedreigd door natuurlijke erosie, zodat kan worden voorkomen
dat dit erfgoed ongezien verloren gaat. Ook het versterken van onze internationale
positie kan op deze manier worden opgepakt, door te werken aan de ratificatie en implementatie
van de UNESCO conventie voor de bescherming van het Onderwater Cultureel Erfgoed uit
2001. Deze conventie ziet toe op de bescherming van ons erfgoed in internationale
wateren.
4. Middelen voor grote opgravingen onder water
De RCE geeft aan dat nodig is periodiek een grote opgraving onder water uit te voeren.
Niet alleen om cultureel erfgoed te behouden dat anders ongezien verloren gaat, maar
ook om capaciteit, kennis en samenwerkingsverbanden op te bouwen. Zo’n opgraving wordt
dan gefaseerd (gedurende meerdere jaren) uitgevoerd en vraagt om forse, structurele
budgetten.
Zoals reeds aangegeven kan ik op dit moment geen structurele budgetten toezeggen.
Wel maak ik eenmalig een bedrag van € 1,5 miljoen vrij. Ik vraag de RCE om – in overleg
met betrokken partijen – te komen tot de besteding van dit bedrag. Daarbij hoop ik
op hun medefinanciering, zodat er meer onderzoek wordt mogelijk gemaakt. Ook vraag
ik de RCE te kijken naar andere financieringsbronnen, zoals nationale fondsen en Europese
regelingen.
Maatregel
Bedragen
1. Versterken rol gemeenten en provincies
€ 3,0 mln.
2. Subsidieregeling samenwerking met vrijwilligers
€ 0,8 mln.
3. Tijdelijke verhoging werkbudget RCE
€ 1,5 mln.
4. Middelen voor grote opgravingen onder water
€ 1,5 mln.
Totaal
€ 6,8 mln.
Totaaloverzicht van de benoemde maatregelen en bijbehorende investering.
Tot slot
Ik ben trots op de manier waarop we in Nederland omgaan met ons cultureel erfgoed
onder water en op iedereen die zich er – professioneel en vrijwillig – voor inzet.
Met de maatregelen uit deze brief steun ik hun werk zoveel mogelijk.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap