Brief regering : Voortgang visserijdossiers
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
29 675
Zee- en kustvisserij
Nr. 1706
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Hierbij informeer ik u over een aantal onderwerpen aangaande het visserijbeleid. Het
gaat hierbij om een stand van zaken rondom:
– de uitvoeringsagenda voor de visie op voedsel uit zee en grote wateren;
– onderzoek naar financiële compensatie voor de mosselsector;
– de baseline evaluatie van het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF);
– het rapport «Bouwen aan kennis over inktvis»;
– een wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij;
– de natuurcompensatie Voordelta;
– de comitologie van de controleverordening;
– de voortgang op de verkenning van de mogelijkheden voor actieve visserij binnen toekomstige
windparken op de Noordzee;
– appreciatie wetenschappelijk vangstadvies Noordzeeharing;
– de invulling van de motie van lid Boomsa over samen met de schelpdierensector een
tweetal demonstratieprojecten uitrollen op zandwinlocaties die nog niet in gebruik
zijn (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 26).
Visie op voedsel uit zee en grote wateren
Momenteel werk ik samen met vertegenwoordigers uit de visserij- en aquacultuursector,
ketenpartners, het Bestuurlijk Platform Visserij en natuurorganisaties aan het opstellen
van een uitvoeringsagenda voor de Visie op voedsel uit zee en grote wateren, die in
maart 2024 aan de Tweede Kamer is toegestuurd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1624). Ik vind het belangrijk dat de uitvoeringsagenda niet alleen de acties van het rijk
bevat, maar ook die van de stakeholders om samen het toekomstbeeld te realiseren:
een robuuste visserij- en aquacultuursector die een goede boterham verdient en een
regionaal, gezond en duurzaam product levert en werkt binnen de draagkracht van het
ecosysteem. De uitvoeringsagenda wordt opgesteld aan de werktafel, waaraan deelnemers vanuit betrokken organisaties
samenkomen onder leiding van de heer Bisschop, oud Tweede Kamerlid voor de SGP. De
werktafels richten zich op belangrijke thema’s van de Voedselvisie: voedsel, ruimte
en ondernemerschap. De uitvoeringsagenda is geen startpunt; veel acties, die benoemd
zijn in de visie, zijn al in uitvoering of zullen vooruitlopen op de start van de
publicatie van de agenda. Ik verwacht deze uitvoeringsagenda in het laatste kwartaal
van dit jaar aan de Tweede Kamer te kunnen toesturen.
Een prioriteit in de Visie op Voedsel uit Zee en Grote Wateren onder het thema ondernemerschap
is de inzet op innovatie van de Nederlandse visserij en vloot. De visie benoemt de
druk op de boomkorvloot, die ik ook in internationaal verband waarneem. Het is dan
ook essentieel dat Nederland inzet op innovaties binnen deze vloot. Ik heb het recente
bezoek van Eurocommissaris Kadis aan het innovatiecentrum en de haven van Stellendam
van 7 april jl. benut om ook hem te tonen welke stappen Nederland hierin zet. Zoals
eerder via de verslagen van de Landbouw- en Visserijraad gemeld, heb ik ook in gesprekken
met diverse Europese collega’s de pulsvisserij onder de aandacht gebracht. Dit zal
ook de komende tijd een voorzichtige aanpak blijven vragen gezien de nog steeds bestaande
gevoeligheid rondom puls in Europa. Naast de pulstechniek breng ik ook andere technieken
onder de aandacht. Hierbij stuur ik uw Kamer de recente door WMR opgestelde routekaart
voor de «Flomo-codend», ook wel bekend als de kiwikuil.
Deze techniek lijkt een zeer kansrijke innovatie voor het verhogen van overlevingskansen
van in zee teruggezette ondermaatse bijvangsten (discards). De routekaart geeft aan
wat de toepassingsmogelijkheden en voordelen van het «Flomo-concept» in de verschillende
Nederlandse en Europese visserijen zijn. Op basis van deze routekaart kan ik de gesprekken
met de Europese Commissie en andere landen voeren of vervolgen ten behoeve van acceptatie
van deze innovatieve ontwikkeling.
Ook ben ik op dit moment aan het verkennen hoe de visserijsector verder kan digitaliseren.
Digitalisering kan visserijbedrijven bijvoorbeeld helpen met beter inzicht in hun
brandstofverbruik en overzicht bieden van de situatie aan boord tijdens het vissen.
Uiteindelijk zullen eventuele acties op het terrein van digitalisering hun plek moeten
krijgen in de uitvoeringsagenda van de Visie op voedsel uit zee.
Daarnaast is op 16 oktober de motie-Van der Plas aangenomen betreffende het in gesprek
gaan met decentrale overheden om hen te wijzen op het belang van vis, schaal- en schelpdieren
als onderdeel van een gezond en gevarieerd voedingspatroon (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 16). Hierover kan ik toezeggen dat ik tijdens overleggen met decentrale overheden dit
onderwerp op de agenda zal zetten. Daarmee is deze motie afgedaan.
Onderzoek naar financiële compensatie mosselsector
Op 8 november heeft het lid Flach Kamervragen gesteld over de dramatische terugval
in mossel- en kreeftenvangsten in de Oosterschelde. Hierbij is de vraag gesteld of
ik bereid ben de huurprijs voor mosselpercelen over het afgelopen seizoen kwijt te
schelden dan wel naar beneden bij te stellen. Ik heb toegezegd te onderzoeken of en
zo ja, op welke wijze de sector financieel kan worden ondersteund en uw Kamer hierover
zo spoedig mogelijk nader te informeren. Ook ik maak mij zorgen over de onzekere en
kwetsbare positie van de mosselsector. Helaas neemt dit onderzoek meer tijd in beslag
dan aanvankelijk was gedacht. De reden hiervoor is gelegen in zowel het onderzoek
naar mogelijkheden in het kader van staatssteunregels (waarbij ik mij zal inzetten
op afstemming met en goedkeuring door de Europese Commissie) als de mogelijke gevolgen
in het kader van precedentwerking voor andere sectoren. Ik zal de Kamer in de loop
van dit jaar nader informeren.
Baseline evaluatie European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)
Het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (hierna: EMFAF) is een Europees structuurfonds gericht op de visserij- en aquacultuursector.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de eindvaluatie van de voorganger van het EMFAF,
het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), waar ik uw Kamer eerder
over heb geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1689), heb ik door Technopolis Group een baseline evaluatie van het EMFAF laten uitvoeren.
Dit rapport bied ik uw Kamer middels deze brief aan. De onderzochte periode van 2021
tot en met 31 december 2024 dient als start meetpunt voor vervolgevaluaties. Zo kan
het EMFAF de komende periode zo goed mogelijk worden ingezet. Technopolis Group heeft
de verschillende subsidieregelingen en overheidsopdrachten geëvalueerd en is tot de
volgende aanbevelingen gekomen: (1) pak kritische knelpunten binnen de huidige regelingen
zoals administratieve regeldruk, aan, (2) zorg dat de middelen uit het EMFAF worden
uitgegeven binnen de duur van het fonds, (3) versterk coherentie met andere nationale
budgetten en regelingen, en (4) zet een duidelijk systeem van Kritische Prestatie-Indicator
(KPI’s) op.
Daarnaast wijst Technopolis Group op het verlagen van de uitvoeringskosten. Dit komt
overeen met de aanbevelingen die de ADR en Sira Consulting eerder hebben geformuleerd
over het EFMZV. Deze knelpunten zijn inmiddels opgepakt en blijven een aandachtspunt
waar ik mij onverminderd voor zal blijven inzetten.
Rapport «Bouwen aan kennis over inktvis»
Sinds 2019 is de visserij naar inktvis gegroeid en is het belang van deze visserij
voor Nederland toegenomen. Dit is aanleiding geweest Wageningen Marine Research en
Wageningen Economic Research te vragen onderzoek te doen naar deze ontwikkeling en
de huidige stand van zaken in de Nederlandse inktvisvisserij. Met deze brief bied
ik dit onderzoek aan de Tweede Kamer aan. Het onderzoek biedt inzicht in de inktvisvisserij
en geeft mogelijke vervolgstappen naar de toekomst toe aan. De komende tijd zal ik
dit onderzoek verder bestuderen en in overleg treden met stakeholders en internationaal
verder afstemmen aangezien visserijbeheer onder de exclusieve competentie van de Europese
Commissie valt. Op basis hiervan zal ik mij beraden op eventuele internationale managementmaatregelen.
Wijziging Uitvoeringsregeling Visserij
Ik werk momenteel aan een wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij om garnalenvissers
te verplichten om een werkend blackbox-systeem aan te schaffen en te installeren.
In de aanstaande natuurvergunning zal hetzelfde volgsysteem verplicht worden gesteld
(Kamerstuk 33 576, nr. 443). Het betreffende blackbox-systeem is verbeterd ten opzichte van de eerdere blackboxen
die reeds in eerdere natuurvergunningen verplicht waren voor garnalenvissers. De technische
vereisten van het systeem zijn vastgelegd in een Nederlands Technische Afspraak (NTA
8390:2025). Door zowel in de natuurvergunning als in de Uitvoeringsregeling Visserij
naar het blackbox-systeem te verwijzen, wordt geborgd dat het systeem van toezicht
en handhaving voor alle garnalenvissers binnen de 3-mijlszone gelijk is, ongeacht
of deze visser zich binnen of buiten Natura 2000-gebied bevindt. Ik ben voornemens
om de wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij per 1 januari 2026 te laten gelden.
Tevens wordt er een subsidieregeling onder het EMFAF opengesteld om ondernemers tegemoet
te komen in de kosten die gepaard gaan met de aanschaf van een nieuw systeem of het
updaten van een bestaand systeem (zie Kamerbrief 32 201, nr. 118).
Natuurcompensatie Voordelta
Het dossier over de compensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte loopt al lang.
Ik vind het van groot belang om dit dossier nu snel, maar zorgvuldig, tot een goed
einde te brengen. Afgelopen februari heb ik daarom een alternatief besproken met vertegenwoordigers
van de meest relevante partijen: visserijorganisaties, natuur- en milieuorganisaties,
Havenbedrijf Rotterdam en andere departementen. Daaruit is gebleken dat dit alternatief
op onvoldoende steun kan rekenen.
De visserijorganisaties en de natuur- en milieuorganisaties hebben mij verzocht om,
indachtig de motie Flach (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 88), nogmaals in gesprek te gaan en te proberen om er gezamenlijk uit te komen.
Tijd voor een langdurig proces is er niet: de Europese Commissie verwacht dat ik op
korte termijn de Nederlandse invulling van de natuurcompensatie voor instemming voorleg.
Onder leiding van mijn departement is daarom eind maart gestart met een kortlopend
proces.
Met begrip voor elkaars belangen en overwegingen hebben de partijen geprobeerd om
gezamenlijk tot een breed gedragen alternatief te komen. Op 14 mei hebben zij mij
laten weten dat hen dit niet is gelukt. Dit betekent dat ik nu zelf een alternatief
zal uitwerken. Vanzelfsprekend houd ik daarbij voor zover mogelijk rekening met de
door de partijen ingebrachte overwegingen ten aanzien van de gedeelde belangen en
de specifieke belangen van de visserij en de natuur.
Met instemming van het kabinet zal ik het alternatief ter instemming voorleggen aan
de Europese Commissie. Parallel stuur ik het ook aan uw Kamer. Ik streef ernaar om
dat deze zomer te doen; zo heb ik ook Eurocommissaris Roswall toegezegd. Een definitief
besluit over de Nederlandse invulling van de natuurcompensatie kan ik nemen wanneer
de Commissie instemt met mijn voorgenomen besluit.
Comitologie van de controleverordening (CoVo)
In december 2024 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de onderhandelingen over
de uitvoerings- en gedelegeerde handelingen (comitologie) onder de herziene controleverordening
visserij (CoVo) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1689). Middels deze brief wil ik de Tweede Kamer een stand van zaken geven over dit proces.
Op 12 februari 2025 is door de Europese Commissie de uitvoeringsverordening met uitvoeringsbepalingen
voor controlemaatregelen voor de recreatieve visserij vastgesteld.1 De uitvoeringsverordening zal op 10 januari 2026 in werking treden. Het betreft een
verdere uitwerking van de verplichtingen omtrent de vangstregistratie voor de recreatieve
visserij in het kader van artikel 55 (leden 1 tot en met 3) van de herziene CoVo.
Vanaf 10 januari 2026 zullen recreatieve vissers (voornamelijk hengelaars) die in
de Noordzee vissen zichzelf en een deel van hun vangsten moeten registreren. In Nederland
zal de vangstregistratie in eerste instantie gericht zijn op de registratie van zeebaars
en de incidentele bijvangst van aal. Voor deze verplichte registratie van recreatieve
vissers en hun vangsten wordt momenteel een mobiele applicatie (RecFish) ontwikkeld
door de Europese Commissie, waarbij de betrokken lidstaten ook wordt gevraagd mee
te denken over de praktische uitvoering van de applicatie. In de voorbereiding van
deze gesprekken betrek ik verschillende partijen, waaronder de visserijsector via
Sportvisserij Nederland, de NVWA en RVO. De Europese Commissie is voornemens om in
september 2025 te starten met de testfase van de applicatie, waarna deze in december
2025 operationeel moet zijn. De verwachting is dat de applicatie volledig ingezet
kan worden op 10 januari 2026.
Aanvullend op de ontwikkelingen bij de recreatieve visserij lopen er nog gesprekken
over andere onderdelen van de comitologie. Deze gaan over uitvoerings- en gedelegeerde
handelingen die onder andere betrekking hebben op de regels over de weging van visserijproducten,
het Vessel Monitoring System (VMS), de minimale datavereisten (en bijbehorende controleactiviteiten),
traceerbaarheid en het puntensysteem voor kapiteins. Een deel van deze handelingen
zal voor de zomer van 2025 worden vastgesteld in verband met het tijdig kunnen voorbereiden
van gewijzigde systemen en werkinstructies van uitvoeringsinstanties en toezichthouders
en het tijdig informeren van de sector. In dit proces hechten de betrokken partijen,
waaronder de visserijsector, grote waarde aan administratieve lastenverlichting en
proportionaliteit. Ik zet mij daarom in voor effectieve, uitvoerbare en handhaafbare
controlemaatregelen die aansluiten bij de Nederlandse situatie.
De onderhandelingen over de regels over de weging van visserijproducten zullen naar
verwachting aan het einde van 2025 zijn afgerond. De nieuwe regels zullen vanaf 10 januari
2027 in werking treden. De Europese Commissie heeft aangegeven begin 2026 te willen
starten met de gesprekken over de controlemaatregelen die pas in 2028 geïmplementeerd
moeten zijn, zoals REM/CCTV (cameratoezicht aan boord), continumeting van motorvermogen
en de maatregelen voor de kleinschalige vloot. Ik zal de Tweede Kamer over dit traject
blijven informeren.
Voortgang op de verkenning van de mogelijkheden voor actieve visserij binnen toekomstige
windparken op de Noordzee
De Kamer is in juni 2024 (Kamerstuk 29 675, nr. 230) geïnformeerd over het voornemen om te verkennen óf en zo ja onder welke voorwaarden
vormen van actieve visserij op termijn in windparken op zee toegestaan kunnen worden
als medegebruiksvorm. Via deze brief informeer ik u over de voortgang hiervan.
De eerste fase van de verkenning bestond uit een inventarisatie van de perspectieven
van stakeholders en een stakeholderenquête. Deze stakeholderenquête is breed uitgezet
onder stakeholders op de Noordzee, onder andere via het Noordzeeoverleg. De presentatie
met de resultaten zullen op het Noordzeeloket worden geplaatst.
Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken over de mogelijkheid van actieve visserij
binnen windparken zijn vervolgens, mede op basis van de resultaten van de stakeholderenquête,
onderzoeksvragen geformuleerd. Komend jaar zet Wageningen Marine Research (WMR) in
samenwerking met het Maritime Research Institute Netherlands (MARIN) de eerste stap
in het onderzoeken van de mogelijke toepassing van verschillende actieve vistuigen.
Kansrijke opties zullen daaropvolgend nader worden onderzocht, onder andere op het
gebied van veiligheid, kosten voor aanpassingen aan het windpark en/of visserijtechnieken,
visserij opbrengsten, verzekerbaarheid en ecologische effecten. Wat betreft toekomstig
windpark «Doordewind» heeft het kabinet in het ontwerp van de Partiële Herziening
van het Programma Noordzee 2022–20272 opgenomen dat actieve visserij binnen dit windpark zal worden toegestaan, mits uit
het onderzoek blijkt dat dit veilig, haalbaar en uitvoerbaar kan. Daarom werk ik nu
in samenwerking met onder andere het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG)
en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) versneld aan het onderzoek
hiervoor. Dat deze verkenning middels onderzoek plaatsvindt, vind ik erg belangrijk,
gezien de prioriteit die dit kabinet geeft aan visserij. Indien het onderzoek laat
zien dat actieve visserij binnen windparken (onder voorwaarden) mogelijk is, beoogt
de Minister van IenW in afstemming met andere departementen, waaronder LVVN, KGG en
VRO, en ook in overleg met het Noordzeeoverleg, hiertoe het medegebruiksbeleid tijdig
te herzien. Eventueel aangepast beleid zal worden betrokken bij het volgende Programma
Noordzee (2028–2033).
Appreciatie wetenschappelijk vangstadvies Noordzeeharing
Op 30 april 2025 is het advies voor een meerjarig beheerplan voor Noordzeeharing3, evenals het wetenschappelijk vangstadvies voor dit bestand gepubliceerd4. Het advies over het meerjarig beheerplan is het resultaat van een trilateraal verzoek
van Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie uit 2023 aan de wetenschappelijke
koepel International Council for Exploration of the Sea (ICES). In tegenstelling tot
de gebruikelijk benadering volgens maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable
yield, MSY) volgt een meerjarig beheerplan een lange termijn benadering voor het vaststellen
van vangstmogelijkheden, met stabiliteit in de jaarlijkse vangsten en robuustheid
tegen onzekerheden als belangrijkste uitgangspunten. De laatste jaren schommelen de
vangstadviezen voor Noordzeeharing, waardoor het vaststellen van vangstmogelijkheden
volgens een beheerplan extra wenselijk is. Indien drie partijen er komende maanden
in slagen om een akkoord te bereiken op een lange termijn beheerplan, dan zouden de
ICES vangstadviezen voor Noordzee haring voortaan deze benadering volgen.
Daarnaast informeer ik u over het wetenschappelijk advies voor Noordzeeharing voor
2026. Net als vorig jaar kent Noordzeeharing een negatief vangstadvies. Voor 2026
wordt een korting van –30,2% voorgesteld, volgens de MSY-benadering. Het verlaagde
advies is te verklaren door de aanpassing van een van de wetenschappelijke referentiepunten
bij de bestandschatting, mede ingegeven door het parallelle wetenschappelijk werk
aan het beheerplan. De tweede belangrijke factor is aanhoudende lage jonge aanwas.
Ik zal beide wetenschappelijke adviezen in de komende maanden bestuderen en in gesprek
gaan met betrokken stakeholders. Ik zal me hierbij inzetten voor een trilateraal akkoord
op een beheerplan met het oog op meer stabiliteit in de jaarlijkse adviezen en waarborging
van duurzaamheid van deze visserij. Ik houd uw Kamer geïnformeerd over deze ontwikkelingen
via de reguliere brieven aan de Tweede Kamer over de Landbouw- en Visserijraad.
Stand van zaken motie van lid Boomsa over samen met de schelpdierensector een tweetal
demonstratieprojecten uitrollen op zandwinlocaties die nog niet in gebruik zijn
Op 16 oktober 2024 is de motie-Boomsma aangenomen (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 26) betreffende een tweetal tijdelijke demonstratieprojecten voor schelpdierkweek in
de Noordzeekustzone in zandwinlocaties die niet in gebruik zijn. De sector zou hiervoor
zelf een plan opstellen en voor verdere bespreking indienen bij Rijkswaterstaat (RWS).
In de afgelopen periode heeft echter slechts één bedrijf een verkennend overleg met
RWS gevoerd over een project van mosselhangcultuur op de Noordzee. Dit projectplan
had betrekking op zowel een pilot als opschaling van schelpdierkweek in de Noordzee
buiten windparken, waarbij is geopteerd voor een grote oppervlakte gedurende een lange
periode. Dit strookt echter niet met de door RWS gehanteerde beleidslijn ingevolge
het Programma Noordzee 2022–2027 («ruimte voor schelpdierkweek in windparken, buiten windparken alleen ruimte voor kortdurende
en kleinschalige projecten»). De voorgestelde locaties voor pilots én opschaling in het betreffende projectplan
zouden ook niet zijn gesitueerd in zandwinningsgebieden, hetgeen wel de strekking
van de motie is («twee demonstratieprojecten om tijdelijk mosselen te kweken op zandwinlocaties die
nog niet in gebruik zijn»). Uiteraard staat het bedrijven nog steeds vrij om specifieke aanvragen en/of projectplannen
bij RWS in te dienen voor tijdelijke schelpdierkweek in niet-gebruikte zandwingebieden.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Indieners
-
Indiener
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur