Brief regering : Fiche: Herziening EU-verordeningen ter stimulering van defensiegerelateerde investeringen ter uitvoering van het ReArm Europe Plan
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4069
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening EU-verordeningen ter stimulering van defensie gerelateerde investeringen
ter uitvoering van het ReArm Europe Plan
Fiche: Herziening Richtlijn periodieke technische controle van motorvoertuigen en
aanhangwagens en Herziening Richtlijn technische controles langs de weg (Kamerstuk
22 112, nr. 4070)
Fiche: Herziening Richtlijn voor kentekenbewijzen voor motorvoertuigen (Kamerstuk
22 112, nr. 4071)
Fiche: Richtlijn Behoud en duurzame gebruik van de mariene biodiversiteit van gebieden
voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (BBNJ) (Kamerstuk 22 112, nr. 4072)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Herziening EU-verordeningen ter stimulering van defensiegerelateerde investeringen
ter uitvoering van het ReArm Europe Plan
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Herziening EU-verordeningen ter stimulering van defensiegerelateerde investeringen
ter uitvoering van het ReArm Europe Plan.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
22 april 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 188.
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52025PC0188…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken
h) Rechtsbasis
Artikel 114, Artikel 164, Artikel 172, Artikel 173, Artikel 175, derde paragraaf,
Artikel 176, Artikel 177 Artikel 178, Artikel 182, Artikel 183, Artikel 188 en Artikel 192
eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft op 22 april 2025 de Herziening EU-verordeningen
ter stimulering van defensiegerelateerde investeringen in de EU-begroting ter uitvoering
van het ReArm Europe Plan gepubliceerd. Dit voorstel is een directe opvolging van
het Witboek Europese Defensie Gereedheid 2030 dat op 19 maart 2025 is gepubliceerd
door de Commissie.1 Het Witboek schetst oplossingen om de defensie-industrie te versterken door belangrijke
tekortkomingen op te vullen en de paraatheid op lange termijn te waarborgen.
De herziening van de verschillende EU-verordeningen heeft hoofdzakelijk vier doelen.
Het eerste doel is het bereiken van een versterkte Europese technologische en industriële
defensiebasis (EDTIB) en veerkracht van de toeleveringsketens. Ten tweede wil de Commissie
een verbeterde militaire mobiliteit realiseren. Ten derde wil de Commissie de defensie-innovatie
alsook het midden- en kleinbedrijf (mkb) en startups steunen in het ontwikkelen van
dual-use en defensietechnologieën. Ten vierde wil de Commissie synergiën creëren tussen
de EDTIB en andere sectoren, zoals met de digitale sector.
De herziening zet in op het stimuleren van defensiegerelateerde investeringen in de
huidige EU-begroting en het versterken van de defensie-industrie en technologische
basis van de EU in overeenstemming met het ReArm Europe-plan. Met de herziening van
de Strategic Technologies for Europe Platform (STEP) verordening wordt voorgesteld
om wijzigingen aan te brengen in de verordening van bestaande EU-programma's, te weten:
Horizon Europe, het Europees Defensiefonds (EDF), Act in Support of Ammunition Production (ASAP), Digital Europe Programme (DEP) en Connecting Europe Facility (CEF). De gerichte wijzigingen in de EU-verordeningen treden onmiddellijk in na de
goedkeuring van de herziening van de respectievelijke verordeningen in werking. De
herziening vraagt geen additionele financiering binnen het huidige Meerjarig Financieel
Kader (MFK) van de EU dat nog loopt tot en met 2027.
Als eerste betreft de herziening het verbreden van de reikwijdte (en omvang) van STEP.Met
de wijziging wordt een vierde strategische sector toegevoegd aan het STEP-mandaat.
Daaronder zouden alle defensiegerelateerde technologie en producten moeten vallen,
inclusief de prioritaire capability domeinen die worden geadresseerd in het hierboven genoemde Witboek. STEP zou op deze
manier kunnen worden ingezet om extra middelen beschikbaar te maken voor de defensiesector.
De Commissie zal middels deze herziening ook STEP-zegels in het kader van Horizon
Europe, EDF en DEP kunnen toekennen aan projecten met veel potentieel in de defensiesector,
met als doel financiering uit andere bronnen aan te trekken (andere EU-fondsen, nationale
fondsen, particuliere of institutionele investeerders).2
Ten tweede betreft de herziening een wijziging van het EDF. De Commissie hoopt financieringslijnen
te stroomlijnen tussen het EDF en andere EU-programma's waar het gaat om financiering
voor dezelfde dual-use en defensieprojecten. Hiermee biedt de wijziging van de EDF-verordening
de mogelijkheid om middelen die aan lidstaten zijn toegewezen in het kader van het
cohesiebeleid te gebruiken voor de cofinanciering van EDF-projecten. De ASAP-wijziging
maakt mogelijk de vrijwillige overdracht van financiële middelen die aan lidstaten
zijn toegewezen in het kader van het cohesiebeleid naar het ASAP-instrument.
Ten derde betreft de wijziging van het DEP de mogelijkheid om aanvullende gerichte
investeringen te doen in een bredere scope van het programma. Zoals het steunen van
projecten van een dual-use aard en het ontwikkelen van AI Fabrieken. De Commissie
ambieert dat dit ten gunste zal zijn van het concurrentievermogen en de strategische
autonomie van de EU.
Ten vierde maakt de voorgestelde wijziging van het Horizon Europe-programma het mogelijk
projecten met potentiële dual-use-toepassingen te ondersteunen vanuit het Accelerator-instrument
van de Europese Innovatieraad (EIC Accelerator) via beurzen en aandelenbelangen, evenals
projecten met een focus op defensietoepassingen vanuit de STEP-opschalingspilot van
de EIC via aandelenbelangen.
Ten vijfde doet de Commissie een aantal voorstellen naar aanleiding van de tussentijdse
herziening van het cohesiebeleid.3 Deze herziening stelt voor investeringen uit cohesiefondsen beter af te stemmen op
nieuwe Europese prioriteiten, waaronder op defensie en veiligheid.4 Deze middelen kunnen worden gebruikt voor investeringen in de capaciteit van de defensie-industrie
en dual-use-toepassingen. Dit gaat om technologieën en infrastructuur die zowel voor
civiele als voor militaire doeleinden kunnen worden ingezet. Zo stelt de Commissie
voor om te investeren in een sterker dual-use infrastructuurnetwerk dat de militaire
mobiliteit bevordert. Tenslotte wijst de Commissie erop dat het op de korte termijn
opschalen van defensiecapaciteit alleen mogelijk is als er geïnvesteerd wordt in het
werven, bij- en omscholen van werknemers. Volgens de Commissie zal dit het concurrentievermogen
van de EU versterken en regionale ontwikkeling stimuleren.
a) Impact assessment Commissie
Voor het voorstel is geen apart impact assessment uitgevoerd. De Commissie wijst erop dat dit voorstel geen nieuw instrument creëert
en wordt uitgevoerd via bestaande instrumenten binnen de EU-begroting. Ten behoeve
van de bestaande instrumenten zijn respectievelijke impact assessments gedaan. De Commissie stelt dat geen aparte impact assessments nodig zijn ten aanzien van de gerichte en beperkte wijzigingen.
Het kabinet verzoekt de Commissie om alsnog een impact assessment uit te voeren. De Commissie heeft in het eerdere Witboek over dual-use aangegeven
meer synergiën op te willen zoeken tussen civiele en militair georiënteerde financiering
van onderzoek en innovatie (O&I)5. Het kabinet acht een impact assessment noodzakelijk om zorgvuldig te kunnen beoordelen
op welke manier het vergroten van mogelijkheden voor dual-use technologieën invloed
heeft op het Horizon Europe kaderprogramma, bijvoorbeeld ten aanzien van openheid,
toegankelijkheid en internationale samenwerking, zoals geschetst in de Kabinetsappreciatie
Witboek over vergroten onderzoek en ontwikkeling van dual-use technologieën6.
Daarnaast is een impact assessment noodzakelijk om te kunnen bezien hoe de financiële
en regeldruk zoveel mogelijk te beperken voor Rijkoverheid en de Regio’s.
b) Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet pleit ervoor dat de EU meer strategische verantwoordelijkheid moet nemen
voor haar eigen veiligheid. De mededeling en het voorstel voor een herziening van
een aantal verordeningen sluiten aan bij het kabinetsbeleid zoals uiteengezet in de
BNC-fiche over het Europees Defensie-industrieprogramma (EDIP) en de Europese Defensie-industriestrategie
(EDIS) en het «Security Action for Europe»-instrument (SAFE-instrument).7 Over het Witboek Europese Defensie Gereedheid 2030 is ook een kabinetsappreciatie
geschreven8. De stappen die de Commissie zet om meer verantwoordelijkheid te nemen voor haar
eigen veiligheid sluiten goed aan bij nationaal beleid, zoals uiteengezet in de Defensienota
en de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029.9
Het kabinet acht de doelen van het STEP-voorstel passend binnen het Nederlandse industriebeleid,
zoals uiteengezet in het BNC-fiche.10 Dit omvat investeringen in strategische technologieën zoals de 10 prioritaire technologieën
die worden genoemd in de Nationale Technologie Strategie (NTS), de groene maakindustrie
en de circulaire economie. Hierbij ziet het kabinet geen sterk onderscheid tussen
technologieontwikkeling voor civiele toepassingen aan de ene kant en defensietoepassingen
aan de andere kant. Tegenwoordig vindt de meeste innovatie plaats in het civiele domein
en vinden die ook hun weg naar het defensiedomein. Het is hierbij zaak om technologie
die vanuit een civiel oogpunt wordt ontwikkeld indien relevant optimaal te benutten
voor defensiedoeleinden, zoals wordt geambieerd in de recent gepubliceerde Defensie
Strategie voor Industrie en Innovatie.11 Daarbij wil het kabinet krachten bundelen, door meer aansluiting te zoeken bij Europese
initiatieven en samen met Europese partners richting te geven aan de ontwikkeling
van waardeketens en strategische technologieën ter versterking van onze concurrentiekracht
en vermindering van risicovolle strategische afhankelijkheden om onze klimaatdoelen
en verdienvermogen te borgen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Defensie en veiligheid zijn grote Europese uitdagingen waar de Unie momenteel voor
staat. Hiervoor gelden duidelijk nieuwe omstandigheden, waarbij gezamenlijk Europees
optreden toegevoegde waarde kan opleveren. Nieuwe geopolitieke uitdagingen vragen
om een herijking van de invulling en prioriteiten van de EU-begroting opdat het nog
lopende MFK de actuele prioriteiten reflecteert. De benodigde middelen moeten worden
gevonden binnen de begrotingskaders van het huidige MFK, daar waar er geen middelen
worden aangewend vanuit het vorige MFK. Daarom is het kabinet positief gestemd over
de herprioritering en inzet van diverse bestaande middelen binnen de EU-begroting
voor defensiedoeleinden. De uitdaging waar de EU voor staat op defensiegebied is groot.
Het huidige MFK is opgezet in een tijd met een andere veiligheidsdreiging. Het kabinet
acht het passend om de betreffende programma’s tussentijds aan te passen aan de nieuwe
realiteit.
Het kabinet is positief dat de Commissie gezocht heeft naar kansen voor het stroomlijnen
van financieringsbronnen. Voor de genoemde fondsen in gedeeld beheer geldt wel dat
de budgetten vastliggen in lidstaat-enveloppen en hierdoor al aan de verschillende
programma’s zijn gealloceerd. Dit betekent dat voor Nederland er niet direct meer
investeringsmogelijkheden vrijkomen omdat de cohesiemiddelen al zijn toebedeeld. Nederland
kan wel profiteren van de indirecte effecten als toeleverancier in een grensoverschrijdende
waardeketen als andere landen wel investeren en gebruikmaken van de ruimte om te investeren
in de defensiesector.
Het kabinet staat positief tegenover de mogelijkheid om effectief financiering voor
het EDF en het ASAP-programma cumulatief aan te wenden. Het kabinet heeft eerder in
het kader van het Europees Defensie-industrie Programma (EDIP) aangegeven de mogelijkheid
te steunen om cohesiemiddelen te gebruiken voor activiteiten op het gebied van defensie-industriële
versterking door deze als cofinanciering in te zetten voor ASAP12. Het kabinet steunt ook de nieuwe mogelijkheden die de Commissie voorstelt voor het
overhevelen van cohesiemiddelen naar EDF, ASAP en CEF. Het kabinet roept de Commissie
op om nadere toelichting te geven over het proces van deze overdracht en vraagt zich
af in hoeverre lidstaten hiertoe bereid zijn. Daarnaast dient voorkomen te worden
dat bevroren gelden kunnen worden overgeheveld naar andere programma’s en via een
omweg toch kunnen worden uitgegeven.
Daarnaast wil de Commissie ook binnen de kaders van het cohesiebeleid meer mogelijk
maken voor lidstaten om te investeren in defensie en veiligheid. Dit is onderdeel
van de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid, waarmee de Commissie de investeringen
uit de fondsen onder het cohesiebeleid beter wil afstemmen op de nieuwe Europese prioriteiten.
Het kabinet staat positief tegenover de verbreding van het cohesiebeleid met een nieuwe
prioriteit voor defensie en veiligheid, in lijn met de overgenomen motie van de leden
Kahraman en Van Campen13. Voor de voorstellen inzake de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid is een
separaat BNC-fiche opgesteld.14
Het kabinet steunt de Commissie in haar wens om toegang tot financiering voor bedrijven
zoveel mogelijk te vergroten door middel van een STEP-zegel. Deze zegel wordt gegeven
aan projecten met een hoog potentieel in de defensiesector, met als doel financiering
uit andere bronnen aan te trekken dan de Horizon Europe, DEP en EDF-programma’s. Wel
vraagt het kabinet zich af of de huidige opzet van dit kwaliteitslabel echt effect
sorteert, doelmatig is en kijkt het naar mogelijkheden om aanvullende administratieve
lasten zoveel mogelijk te voorkomen en effectiviteit ervan te versterken. Daarom roept
het kabinet op tot het uitvoeren van een impact assessment om duidelijk inzicht te krijgen in de effecten van een STEP-zegel.
Het kabinet steunt de herziening van het DEP om acties voor dual-use toe te staan.
Het kabinet is positief ten aanzien van de mogelijkheid bieden om begrotingsflexibiliteit
te gebruiken om aanvullende, gerichte investeringen te ondersteunen ten behoeve van
het concurrentievermogen en de open strategische autonomie van de EU. Het kabinet
benadrukt dat er veel potentieel zit in technologie projecten van DEP en ziet dan
ook kansen om hierin synergiën op te zoeken en technologie en onderzoek aan te wenden
voor dual-use-toepassingen als daar kansen voor zijn. Het kabinet vraagt wel aandacht
voor de veiligheidsgarantie-verzoeken die naar verwachting zullen toenemen op basis
van artikel 12.5 van de DEP-regeling. Deze garanties zijn belangrijk om de open strategische
autonomie te beschermen, maar het proces hiertoe is niet gestroomlijnd vanuit de Commissie,
waardoor zowel landen als projecten juridische of vertragingsrisico (kunnen) oplopen.
Wat betreft de voorgestelde inzet binnen de EIC wijst het kabinet erop dat de EIC
de ontwikkeling en vermarkting van dual-use technologie al ondersteunt, mits gericht
op de civiele toepassing van de technologie. Het kabinet benadrukt dat het bestaande
beleid van de EIC waar deze activiteiten deel van uitmaken ten minste onverminderd
voortgang moet blijven vinden in het licht van de actuele geopolitieke uitdagingen
rondom concurrentievermogen. Door de voorgestelde inzet van ongebruikte bedragen en
terugvloeiing uit het vorige MFK kan het kabinet derhalve instemmen met de openstelling
van de EIC Accelerator voor technologie met dual-use toepassingen, aangezien het om
extra middelen gaat.
Het kabinet dringt erop aan dat de focus op civiele toepassingen te allen tijde het
vertrekpunt moet zijn en onderdeel moet blijven van de te financieren activiteit.
Het kabinet acht het in de uitwerking van belang de bestaande (veiligheids)eisen die
aan bedrijven worden gesteld te handhaven en duplicatie met mogelijkheden voor O&I-activiteiten
voor bedrijven binnen het EDF te vermijden. Het kabinet ziet geen rol voor projecten
met een focus op exclusief militaire toepassingen in de EIC en is derhalve tegen het
voorstel om projecten met een focus op defensietoepassingen vanuit de STEP-opschalingspilot
van de EIC te ondersteunen. Het kabinet wijst erop dat steun voor dit type activiteit
elders in het MFK thuishoort, zoals in het EDF en InvestEU. Het kabinet zal zich tijdens
de onderhandelingen hiervoor inzetten.
In zowel de EIC als het DEP-programma is er ruimte entiteiten uit voor derde landen
om mee te dingen naar EU-fondsen. Het kabinet dringt erop aan de bestaande procedures
en eisen rondom geschiktheidsverklaringen die zullen moeten worden afgegeven te handhaven.
Deze verklaringen zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat de Europese en nationale
veiligheid overal op min of meer dezelfde wijze geborgd wordt en er geen onbedoeld
concurrentievoordeel optreedt. In de herziening stelt de Commissie dat binnen het
DEP er steun komt voor acties voor dual-use en wordt de mogelijkheid geboden om de
begrotingsflexibiliteit te gebruiken om aanvullende, goed gerichte investeringen te
ondersteunen ten behoeve van het concurrentievermogen en de open strategische autonomie
van de EU. Het kabinet vraagt zich af op welke manier deze steun zich binnen het DEP-programma
zal manifesteren en wat het effect zal zijn van deze steun op de extra mobilisatie
van private en publieke financiering. Het kabinet benadrukt daarbij de noodzaak van
het uitvoeren van zorgvuldige impactanalyses en overleg met belanghebbenden om deze
discussie gefundeerd verder vorm te geven.
Het kabinet steunt het initiatief van de Commissie om te streven naar open strategische
autonomie en sterker concurrentievermogen. De Commissie hoopt dat de EU een leidende
rol kan spelen in computing-, cloud- en data-infrastructuren. Het kabinet steunt deze
wens. Het kabinet is het eens met de wens tot het verbreden van de doelstellingen
van de digitale CEF-sector binnen de verordening zodat de inzet en voorziening van
digitale capaciteiten zoals cloud, AI en AI-gigafabrieken ook defensieproducten en
technologieën behelst.
Daarnaast acht het kabinet het positief om de financiële prikkels voor het overhevelen
van cohesiemiddelen naar CEF voor defensiegerelateerde investeringen gelijk te trekken
met de prikkels voor herprioritering naar investeringen op het gebied van defensie
en veiligheid binnen het cohesiebeleid. Het gebruik van de financiële middelen transfer
moet aantrekkelijk zijn voor lidstaten. Grote delen van de (trans-Europese) infrastructuur
kennen een grote instandhoudingsopgave en zijn nog niet geheel geschikt om (grootschalige)
militaire transporten te faciliteren. Voor deze opgave is in Nederland en andere lidstaten
onvoldoende budget bij ministeries voor infrastructuur. Het kabinet acht het wenselijk
om serieus te kijken naar de mogelijkheden van additionele vormen van financiering
voor deze infrastructuur binnen het huidige MFK. Het kabinet hoopt dat Nederland kan
profiteren van de (in)directe effecten wanneer zij en andere landen investeren en
gebruikmaken van dit type investeringen.
Net als bij de tussentijdse herziening van het cohesiebeleid is het kabinet is echter
kritisch op het voorgestelde EU-cofinancieringspercentage van 100% en een voorfinancieringspercentage
van 30%. Een onderbouwing van deze percentages ontbreekt ook in dit voorstel. Het
kabinet roept de Commissie op tot het maken van impactanalyses om zo inzichtelijk
te maken of de EU lidstaten bereid zijn om overgedragen cohesiemiddelen door te schuiven
voor gebruik binnen de aangepaste CEF-verordening.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is onder EU-lidstaten een breed gedeeld gevoel van urgentie dat Europa meer moet
doen aan haar eigen defensie in het licht van geopolitieke ontwikkelingen en uitdagingen.
De positie van de Raad en het EP op dit voorstel is nog niet duidelijk.
c) Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op Artikel 114, Artikel 164, Artikel 172, Artikel 173, Artikel 175, derde
paragraaf, Artikel 176, Artikel 177 Artikel 178, Artikel 182, Artikel 183, Artikel 188
en Artikel 192 eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU). Artikel 114 stelt regels vast voor het vaststellen van harmonisatie-maatregelen
voor de interne markt. Het doel is om obstakels voor de vrije handel tussen lidstaten
te verminderen en uniforme regels te creëren waar nodig. Artikel 164 betreft de oprichting
van de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Rekenkamer. Het gaat specifiek
over de organisatie en de werking van de financiële instellingen van de EU. Artikel 172
artikel beschrijft het proces van de goedkeuring van de meerjarige financiële kader
van de EU. Artikel 175, derde paragraaf, heeft betrekking op de milieu- en ecologische
maatregelen die de EU kan treffen om de interne markt te ondersteunen. Artikel 176
regelt de procedures voor de uitvoering van milieumaatregelen in de EU. Het legt de
nadruk op samenwerking tussen lidstaten om milieukwesties aan te pakken. Artikel 177
richt zich op het Europees Sociaal Fonds, dat helpt bij de bevordering van werkgelegenheid
en het verbeteren van de werkgelegenheids-omstandigheden in de EU-lidstaten. Artikel 182
geeft de EU de bevoegdheid om wetgeving vast te stellen en projecten te financieren
op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Artikel 183 behandelt
het kader voor het onderzoeksbeleid van de EU en de implementatie van gezamenlijke
onderzoeksprojecten tussen de lidstaten. Artikel 188 heeft betrekking op de procedure
voor het goedkeuren van bepaalde handelingen van de EU in verband met de interne markt,
de industrie en andere sectoren. Artikel 192, eerste lid, geeft het Europese Parlement
en de Raad van de EU het recht om wetgeving vast te stellen over milieubescherming
en andere milieukwesties binnen de EU. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Het voorstel beoogt investeringen in defensie te stimuleren door prikkels te bieden,
potentiële belemmeringen weg te nemen en te zorgen voor meer flexibiliteit en vereenvoudiging.
Met betrekking tot economisch beleid en economische, sociale en territoriale samenhang
is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (respectievelijk
artikel 4, lid 2 sub c, VWEU). Met betrekking tot industriebeleid is er sprake van
een aanvullende bevoegdheid (artikel 6, sub b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwegen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft
hoofdzakelijk vier doelen die zich erop richten om een versterkte Europese technologische
en industriële defensiebasis (EUDTIB) en veerkracht van de toeleveringsketens te bereiken.
Dit resultaat kan niet worden bereikt met maatregelen op nationaal niveau. Gezien
de grensoverschrijdende aard van de gestelde doelen op EU-niveau en de voorgestelde
herzieningen kan die onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal
niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Op Unie-niveau optreden
kan leiden tot grotere efficiëntie in de besteding van publieke middelen en meer lange-termijn
zekerheid geven aan (defensie-)industrie om op te schalen ten opzichte van nationaal
optreden. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft als doel de Europese technologische
en industriële defensiebasis (EUDTIB) te versterken en veerkracht van de toeleveringsketens
te bereiken.
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het
EU-fondsen gericht en behouden aanwendt tot het ondersteunen van investeringen in
de defensie(-industrie) om zo de huidige stand van de defensieparaatheid sterk te
verbeteren ten opzichte van de afgelopen decennia. Dit onderstreept de noodzaak van
een gezamenlijke inspanning om de defensiepositie van de EU te versterken. Bovendien
gaat het voorgestelde optreden, niet verder dan noodzakelijk, gezien de geopolitieke
situatie.
d) Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Dit initiatief zal worden gefinancierd met bestaande middelen, binnen de overeengekomen
budgetten van de betrokken programma's en de toegewezen headroom van het huidige EU Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Het voorstel zal het budget van de EIC met 210 miljoen euro verhogen, afkomstig van
de ongebruikte bedragen en terugvloeiing van het EIC-pilotproject van Horizon 2020.
Het voorstel beoogt om meer flexibiliteit en inzetbaarheid te halen binnen de bestaande
financiële kaders van bestaande Europese fondsen. Dit is in lijn met dat het kabinet
van mening is dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen
op de integrale afweging van middelen na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Gebruikmaken van de genoemde fondsen is vrijwillig. Als de Rijksoverheid of medeoverheden
door dit voorstel meer gebruik gaan maken van de fondsen, kan dit gevolgen hebben
voor de uitvoeringskosten. Hieronder vallen onder meer personele inzet van (mede)overheden
die deze uitvoeringsorganisaties onder hun hoede hebben. Eventuele budgettaire gevolgen
worden proportioneel ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement,
conform de regels van de budgetdiscipline. Voor een deel van de genoemde fondsen geldt
dat de budgetten al zijn gealloceerd, waardoor voor Nederland geen directe investeringsmogelijkheden
vrijkomen. Dit betekent ook dat er naar verwachting geen additionele kosten optreden
(voor de uitvoering) voortkomend uit dit voorstel.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Omdat er geen impactanalyse is uitgevoerd voor dit voorstel is het niet goed mogelijk
een inschatting te maken van de mogelijke regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven.
Het kabinet zal de Commissie vragen alsnog een impactanalyse uit te voeren, waarbij
de inzet zal zijn om de regeldruk zo veel mogelijk te beperken. Wel geeft de Commissie
aan dat het voorstel de voorwaarden moet stellen voor een effectiever, efficiënter
en gerichter gebruik van bestaande Europese middelen. Het is echter zonder impact
assessment niet mogelijk in te schatten of dit ook echt tot verminderde regeldruk
zal leiden.
Het bedrijfsleven en burger zijn (potentieel) begunstigden van de genoemde fondsen.
Dit betekent dat de financiële consequenties voor het bedrijfsleven en de burger gunstig
zijn, zonder dat er op dit moment een inschatting te geven is van de hoogte hiervan.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel versterkt het vermogen van de lidstaten om zelfstandig te voorzien in
militaire capaciteitsbehoeften en daarmee minder afhankelijk te zijn van internationale
partners, en draagt dus bij aan het vermogen van de EU om autonomer te opereren in
een geopolitieke fragiele wereld. Dit is ook in het belang van NAVO-partners, want
een sterkere EU betekent een sterkere NAVO.
De Europese defensie-industrie is een belangrijke pijler onder Europees concurrentievermogen.
Investeringen in de Europese defensie-industrie dragen bij aan het langetermijnperspectief
van Europese bedrijven en zal dit voordelig zijn voor de bedrijvigheid, productiviteit
en concurrentiepositie van deze bedrijven. Voor het concurrentievermogen van de Europese
defensie-industrie is echter wel van belang dat er sprake is van een open en competitieve
defensiemarkt. Dit geldt zowel voor (enige vorm van) concurrentie tussen aanbieders
van eindproducten, als voor eerlijke concurrentie tussen toeleveranciers van eindproducenten.
Binnen de toeleveringsketens van de Europese defensiemarkt moeten toeleveranciers
geselecteerd op basis van prijs, kwaliteit en levertijd en niet op basis van nationaliteit.
Op die manier wordt innovatie, efficiëntie en weerbaarheid in defensieproductieketens
gewaarborgd.
e) Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het is nog onduidelijk of dit voorstel op grond van een eerste voorlopige inschatting
mogelijke implicaties zal hebben voor uitvoering en/of handhaving omdat de Commissie
geen impact assessment heeft uitgevoerd. Er kunnen mogelijke gevolgen zijn voor de nationale regelgeving
vanwege de veiligheidsverklaringen. Het kabinet vraagt de Commissie om hierin verduidelijking
te geven. Het voorstel bevat geen lex silencio positivo en sluit aan bij de besluitvormingsprocessen zoals reeds voorzien in de reeds geldende
fondsverordeningen en andere EU-instrumenten. Het voorstel bevat geen bepalingen voor
handhaving of sanctionering.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Volgens het voorstel treedt de verordening in werking op de dag na de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het kabinet acht de voorgestelde
datum van inwerkingtreding haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De beoogde wijzigingen in de verordening zullen worden gemonitord en geëvalueerd in
overeenstemming met de regels en procedures die zijn vastgelegd in de relevante programma’s
en verordeningen, namelijk Horizon Europe, CEF, DEP, EDF, ASAP en STEP. De frequentie
en voorwaarden voor monitoring en rapportage zullen worden gespecificeerd in de respectieve
programmaregelgeving en -overeenkomsten.
Voor bepalingen met betrekking tot het cohesiebeleid zullen daarnaast periodieke evaluaties
en rapportages worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante verplichtingen
van het cohesiebeleid, inclusief de vereisten voor ex-ante-evaluaties, tussentijdse
evaluaties en ex-post-evaluaties, evenals de rapportagevereisten die zijn vastgelegd
in de toepasselijke regelgeving en financieringsovereenkomsten.
In het algemeen zullen de monitoring en rapportage regelmatig plaatsvinden, met een
specifieke frequentie en voorwaarden die worden bepaald door de relevante programma-autoriteiten
en in overeenstemming met de toepasselijke regels en voorschriften.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
f) Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het is nog onduidelijk of dit voorstel mogelijke implicaties zal hebben voor uitvoering
en/of handhaving omdat de Commissie geen impact assessment heeft uitgevoerd. Er kunnen mogelijke gevolgen zijn voor de uitvoering van de veiligheidsverklaringen.
Het kabinet zet erop in om aanvullende administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen.
g) Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen anders dan onder geopolitieke implicaties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken