Brief regering : Verzoek om spoedige behandeling van het wetsvoorstel Maatwerkaanpak PAS-projecten (Kamerstuk 36755)
36 755 Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2025
Graag wil ik uw Kamer verzoeken om een spoedige behandeling van het wetsvoorstel tot
wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (Kamerstuk 36 755). Het wetsvoorstel voorziet in de aanpassing van artikel 22.21 van de Omgevingswet.
De huidige bepaling draagt het Rijk en de provincies op tot legalisatie van de projecten
waarvoor ten tijde van het programma aanpak stikstof 2015–2021 (PAS) geen natuurvergunning
nodig was. Die projecten zijn alsnog vergunningplichtig geworden doordat die vrijstelling
in mei 2019 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onverbindend
is verklaard.1 In 2021 is in de wet een aan het bestuur gerichte opdracht opgenomen voor het legaliseren
van deze activiteiten.2 Voor het legaliseren van de tussen medio 2015 (inwerkingtreding van het PAS) en mei
2019 gemelde projecten is eind februari 2022 een programma met maatregelen vastgesteld.
De einddatum voor het treffen van de maatregelen ten behoeve van de legalisatie is
eind februari 2025 verstreken. Alle legalisatie-inspanningen van de afgelopen jaren
hebben maar voor weinig PAS-projecten geleid tot een oplossing. Daarom verlengt dit
wetsvoorstel de wettelijke einddatum met drie jaar, tot 1 maart 2028. Hiermee heb
ik ook invulling gegeven aan een motie van de leden Flach en Grinwis.3 Ook brengt dit wetsvoorstel in die opdracht tot uitdrukking dat niet langer alleen
wordt ingezet op legalisatie maar ook op andere oplossingen. Daarmee wordt aangesloten
bij de bredere maatwerkaanpak zoals aangekondigd in de Kamerbrief van november 2024.4
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in februari 2024 bepaald
dat provincies, onder voorwaarden, tot medio 2025 ruimte hebben om tijdelijk niet
te handhaven bij PAS-projecten in gevallen waar dat de uitkomst is van de belangenafweging.5 Het verlengen van de wettelijke termijn van het voorgeschreven programma vergroot
de kans dat de bestuursrechter het bevoegd gezag toestaat om ook ná medio 2025 af
te zien van handhaving. Een spoedige behandeling van het wetsvoorstel is van belang
met het oog op de handhavingsprocedures die naar verwachting weer op gang zullen komen
vanaf medio 2025. Ik wil uw Kamer daarom vragen of zij zich samen met mij wil inspannen
om de behandeling van het wetsvoorstel nog voor het zomerreces af te ronden.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur