Brief regering : Verzamelbrief bouwregelgeving
28 325 Bouwregelgeving
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van diverse moties en toezeggingen
op het terrein van de bouwregelgeving. Ze betreffen vooral de brandveiligheidsregelgeving
in het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Op 24 april heb ik het definitieve rapport voor fase 1 ontvangen van adviesgroep STOER1. Ik stuur mijn beleidsreactie hierop binnenkort naar uw Kamer. Van belang is dat
ik voor de zomer van STOER ook een fase 2 rapport verwacht, waarin verder wordt ingegaan
op de brandveiligheidsregels in het Bbl. Het is goed mogelijk dat ik besluit om de
reeds lopende acties in deze brief op basis van het fase 2 rapport STOER opnieuw te
wegen. Daarbij merk ik op dat de onderwerpen uit deze brief geen onderdeel uitmaken
van fase 1 STOER en niet automatisch leiden tot kostenverhoging of de woningbouwopgave
belemmert. Met het commissiedebat bouwregelgeving op 12 juni in het vooruitzicht wilde
ik niet wachten met het sturen van deze brief.
Brandveiligheid
Brandveiligheid gebouwschil
Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (verder: NIPV) heeft in 2024 een onderzoek
uitgevoerd naar drie branden in Nederland2. Het NIPV constateert dat bij al deze branden sprake was van branduitbreiding via
de schil van het gebouw en daarmee voor de brandweer moeilijk was te bestrijden. Mijn
ambtsvoorganger heeft toegezegd3 de bevindingen van het NIPV te bespreken met de stakeholders uit de bouwsector4 en uw Kamer hierover nader te informeren. Het gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Door de aanwezigen is uitgesproken dat er behoefte is aan meer maatregelen of voorzieningen
in de woningbouw om de branduitbreiding via de gebouwschil te beperken.
Aansluitend op dit overleg heb ik recent Royal Haskoning DHV opdracht gegeven om onderzoek
te doen naar mogelijke praktische oplossingen en bijhorende meerkosten om branduitbreiding
via de gebouwschil te beperken. Met dit onderzoek geef ik ook invulling aan de motie
van de leden Beckerman, De Groot en Boulakjar over het aanpassen van regelgeving voor
de «schil» van de woning5. Aan de hand van uitkomsten van dit onderzoek bezie ik of het Besluit bouwwerken
leefomgeving (verder: Bbl) moet worden aangepast. Ik verwacht u hierover na de zomer
nader te kunnen informeren.
In de nacht van 12 op 13 mei jl. was er brand in 4 woningen aan de Begoniastraat in
Didam. Het onderzoek naar deze brand loopt nog. Ik houd de vinger aan de pols om te
bezien of de resultaten hiervan moeten worden betrokken.
Brandveiligheid gevels hoogbouw
In het Bbl zijn strengere eisen voor hoogbouwgevels opgenomen van gebouwen waarin
wordt geslapen en waarin kwetsbare personen verblijven6, 7. Deze eisen zijn vastgesteld in 2023, maar treden pas in werking als er ook een testmethode
is om het brandgedrag van de gevel te bepalen. Het Nederlands Normalisatie Instituut
(verder: NEN) legt de laatste hand aan deze testmethode in de vorm van een Nederlandse
Praktijk Richtlijn (verder: NPR). Deze NPR en het kwaliteitsniveau waar de hoogbouwgevel
aan moet voldoen, leg ik vast in de Omgevingsregeling. Ik verwacht dat daarmee deze
strengere eisen vervolgens per 1 juli 2026 in werking treden.
Aanleiding voor deze strengere eisen was de fatale brand van de Grenfell woontoren
in Londen (2017) en het advies van de ATGB8 op het Engelse onderzoeksrapport fase 1 (2019). In september 2024 is het onderzoeksrapport
fase 2 over de Grenfell brand gepubliceerd in Engeland9. Zoals in 2020 is toegezegd door mijn ambtsvoorganger10 heb ik de ATGB opdracht gegeven ook over het fase-2-rapport een advies uit te brengen
in relatie tot de Nederlandse bouwpraktijk. Dit advies verwacht ik dit najaar te ontvangen.
Brandveiligheid modulaire bouw
De brand in unitbouwcomplex Riekerhaven in Amsterdam op 13 november 2022 gaf aanleiding
om de Wegwijzer Unitbouw (een publicatie van VROM uit 2007) te actualiseren11. Dit is uitgevoerd in samenspraak met onder andere Aedes, Brandweer NL, VNG en de
branchevereniging Modulair Nederland. De nieuwe Wegwijzer is recent gepubliceerd12. De wegwijzer geeft informatie aan de bouwsector over het brandveilig bouwen met
modulaire bouw.
Brandveiligheid thuisbatterijen
De Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu heeft uw Kamer eind 2024 geïnformeerd
over de voortgang van de Nederlandse batterijenstrategie.13 Deze brief vermeldt ook het NIPV-onderzoek naar de brandveiligheidsrisico’s van thuisbatterijen
dat in mijn opdracht is uitgevoerd. Uit het recent gepubliceerde rapport blijkt dat
weinig gegevens voorhanden zijn in de literatuur over de ontstaanskans van een incident
met een thuisbatterij. In het onderzoek wordt één bron aangehaald met informatie over
de kans op brand na de installatie van een batterij. Verder worden vier incidenten
(wereldwijd) nader beschouwd.14 Dit beperkt aantal casussen geeft vooralsnog geen aanleiding voor aanvullend beleid.
Wel zal ik de ontwikkelingen nauwlettend volgen.
Motie lid Slagt-Tichelman over ouderenzorg
Op 16 oktober 2024 vond het debat «Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid» plaats
van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de vaste commissie
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg15. Door uw Kamer is aansluitend de motie aangenomen van het lid Slagt-Tichelman van
27 november 2024, waarin de regering wordt verzocht om beleid te maken voor aandacht
voor brandpreventie en evacuatieplannen in de ouderenzorg, zowel in verpleeghuizen
en geclusterde woonvormen als thuis16. De uitvoering van de motie is overgedragen aan mij als verantwoordelijk Minister
voor de landelijke brandveiligheidsregelgeving in bouwwerken. Ik zie de motie als
aanmoediging het kabinetsbeleid voort te zetten.
Allereerst vind ik de brandveiligheid in de ouderzorg belangrijk. Dit wordt ook weerspiegeld
in het beleid en de regelgeving, dat hiervoor is geformuleerd. Zo gelden voor verpleeghuizen,
zorgwoningen en reguliere woningen brandveiligheidsvoorschriften in het Bbl, die beogen
dat brand zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat bij brand veilig kan worden gevlucht.
Verpleeghuizen en zorgwoningen met 24-uurszorg moeten een interne hulpverleningsorganisatie
hebben, die patiënten of bewoners in veiligheid kan brengen alvorens de brandweer
arriveert. Verder moeten deze gebouwen een brandmeldinstallatie hebben met een directe
doormelding naar de brandweer. Binnen het programma De Zorg Brandveilig17 werken de Brancheorganisaties Zorg en Brandweer Nederland sinds 2015 samen om de
brandveiligheid binnen de zorg te verbeteren waarbij ook aandacht is voor evacuatieplannen
en -oefeningen en de samenwerking daarbij met de brandweer. De in de motie genoemde
constatering dat de brandweer is overgegaan van objectgericht werken naar gebiedsgericht
werken zal in het algemeen er niet toe leiden dat de brandweer later ter plaatse is
om de brand te blussen en waar nodig achtergebleven personen te evacueren.
In de motie wordt verder terecht geconstateerd dat meer ouderen, met een zorgvraag
en verminderde mobiliteit, langer zelfstandig thuis blijven wonen. Van belang hierbij
is dat dat zij hun woning en woongebouw brandveilig gebruiken en weten wat te doen
bij brand. In mijn opdracht is door het NIPV eerder een leidraad opgesteld voor de
borging en verbetering van de brandveiligheid van woongebouwen18. In deze leidraad is ook aandacht voor het informeren van de bewoners over de brandveiligheid
en het doen van ontruimingsoefeningen. In 2024 heeft het NIPV meerdere bijeenkomsten
georganiseerd om het gebruik van de leidraad toe te lichten aan gebouweigenaren, waaronder
woningcorporaties en VvE’s.
In de leidraad wordt ook aandacht besteed aan de verduidelijkte eisen rondom de inrichting
van vluchtroutes in het Bbl.19 Dat houdt in dat op de galerij en in andere vluchtroutes van een appartementencomplex
geen brandgevaarlijke objecten aanwezig mogen zijn, waaronder scootmobielen en elektrische
fietsen. Deze eisen zijn op 1 juli 2024 inwerking getreden.
In het licht van deze motie is natuurlijk ook relevant dat ik de komende jaren zorggeschikte
woningen wil laten realiseren. Voor deze woningen gelden de brandveiligheidsvoorschriften,
die al in het Bbl staan voor zorgwoningen. Dit is recent toegelicht in een factsheet.20
Verder laat ik thans het NIPV een onderzoek uitvoeren naar hoe in de praktijk invulling
wordt gegeven aan de brandveiligheidseisen voor zorgwoningen. De resultaten van dit
onderzoek zullen door mij worden gebruikt om samen met de zorgsector te bezien of
de eisen in het Bbl moeten worden geactualiseerd. Ik verwacht Uw Kamer hierover na
deze zomer nader te kunnen informeren.
Optoppen van gebouwen
Aansluitend op de toezegging van mijn ambtsvoorganger op 14 maart 202421 is er onderzoek uitgevoerd naar de regels die vanuit het Bbl gelden bij het optoppen
van gebouwen en naar de mogelijke belemmeringen die de praktijk ervaart bij de toepassing
van deze regels. Uit het onderzoeksrapport volgen geen directe belemmeringen vanuit
het Bbl.22 Wel blijkt dat diverse regels uit het Bbl betere toelichting en uitleg behoeven.
Daartoe publiceer ik binnenkort een Bbl-infoblad Verbouw met daarin ook aandacht voor
optoppen. Hiermee kom ik ook tegemoet aan mijn toezegging hierover in de brief van
18 oktober 2024.23
Tot slot
In de bijlage van deze brief informeer ik u verder nog over een aantal moties over
de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen in de periode 2017–2022 en een toezegging
uit 2016 over de EU-verordening bouwproducten. Met deze bijlage doe ik ze formeel
af.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN
Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is op 1 januari 2024 in werking getreden.
In het wetgevingstraject zijn diverse moties ingediend. Hierna geef ik aan op welke
wijze de moties zijn meegenomen in de uitwerking van de Wkb in het Besluit bouwwerken
leefomgeving.
De motie van de leden De Vries en Van der Linde verzoekt te bevorderen dat een systeem
van «erkende kwaliteitsverklaringen en erkende technische toepassingen» tot stand
komt, waarbij door marktpartijen aangedragen oplossingen bij gebleken geschiktheid
door een onafhankelijke instantie van een erkenning worden voorzien en daarna in het
kwaliteitsborgingsproces alleen nog marginaal getoetst behoeven te worden.24
De opzet van het stelsel maakt het mogelijk dat een kwaliteitsborger gebruik maakt
van bijvoorbeeld kwaliteitsverklaringen of gecertificeerde materialen, producten of
gestandaardiseerde of gecertificeerde bouwmethoden en Erkende Kwaliteitsverklaringen.
In het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen is dit verwerkt in de regels die
gelden voor een borgingsplan (zie artikel 3.80 Bkl, tweede lid, onder i en de toelichting
hierop). Binnen de diverse instrumenten wordt dit nu ook al toegepast. De kwaliteitsborging
kan vervolgens beperkt blijven tot een marginale toetsing op de juiste toepassing
op de bouwplaats. Vanuit onder meer toeleveranciers van bouwmaterialen worden inmiddels
diverse acties ondernomen om door middel van het gebruik van standaardoplossingen
aan het nieuwe stelsel invulling te geven. Met de opzet van het stelsel en de mogelijkheid
voor inbedding van dergelijke toepassingen is invulling gegeven aan de motie om door
middel van deze toepassingen marginale toetsing mogelijk te maken.
De motie van het lid De Vries en de motie van het lid Ronnes betreffen het op een
later moment invoeren van kwaliteitsborging voor monumenten.25, 26 De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is per 1 januari 2024 ingegaan voor alle
nieuwbouwactiviteiten in gevolgklasse 1. Rijksmonumenten, provinciale monumenten en
gemeentelijke monumenten zijn via art. 2.17, tweede lid, onder a, uitgezonderd van
gevolgklasse 1. Hiermee is invulling gegeven aan de moties van leden Ronnes en De
Vries.
De motie van het lid Koerhuis c.s. verzoekt de regering het Bestuursakkoord met de
VNG over kwaliteitsborging te verwerken in de algemene maatregel(en) van bestuur bij
de Wkb.27 De inhoud van het Bestuursakkoord met de VNG is verwerkt in het Besluit kwaliteitsborging
voor het bouwen. Hierover heeft nadere afstemming met de betrokken partijen plaatsgevonden.
In november 2020 is uw Kamer geïnformeerd over het nadere akkoord met de VNG over
de uitwerking hiervan (Kamerstukken II, 32 757, 174).
De motie van de leden Peter de Groot en Boulakjar verzoekt de regering bij de inwerkingtreding
van de Wet kwaliteitsborging aandacht te hebben voor en hulp te bieden aan kleine
aannemers zodat ook zij aan de wet kunnen voldoen.28 Met Bouwend Nederland en AFNL is ingezet op het informeren van onder andere kleine
aannemers over de inwerkingtreding van de Wkb. Verbouwactiviteiten, die veelal kleine
aannemers verrichten, zijn voorlopig uitgezonderd van het stelsel van kwaliteitsborging.
Met alle betrokken partijen wordt nagegaan hoe de kwaliteitsborging bij deze activiteiten
– bezien vanuit de risico’s bij deze activiteiten – kan worden vereenvoudigd en efficiënter
kan worden vormgegeven, alvorens verbouwactiviteiten onder het stelsel te brengen.
EU-verordening bouwproducten
Tijdens het Algemeen Overleg Bouwregelgeving29 van 25 oktober 2016 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst toegezegd om een
brief te sturen, na overleg met de Europese Commissie, over de eventuele ruimte voor
het private keurmerk naast de CE-markering. Uit het overleg met de commissie is vervolgens
geen andere informatie gekomen dan volgt uit de EU-verordening CPR2011/305 en die
in Nederland door de Rijksoverheid is toegelicht op het Contactpunt Bouwproducten30. Door de Europese Commissie is recent de herziene EU-verordening bouwproducten CPR2024/3110
gepubliceerd op 18 december 2024.31 In de overweging 44 en in artikel 19 van deze verordening heeft de Europese Commissie
nogmaals verduidelijkt dat op de Europese interne markt de CE-markering de enige markering
mag zijn, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de beoordelingsmethoden met betrekking
tot essentiële productkenmerken die onder Europese geharmoniseerde testmethoden vallen.
Nationale private markeringen mogen dus alleen iets verklaren over productkenmerken
waarover Europees geen geharmoniseerde afspraken zijn gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening