Brief regering : Aanwijzing massaal bezwaar belastingrente inkomstenbelasting (en overige middelen)
31 066 Belastingdienst
Nr. 1501
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2025
Met deze brief bericht ik u over een Aanwijzing massaal bezwaar voor bezwaren tegen
het in rekening gebrachte percentage belastingrente voor de inkomstenbelasting en
enkele overige middelen. Hieronder licht ik kort toe waarom ik ertoe ben overgegaan
om deze aanwijzing te geven en hoe het vervolgproces eruit ziet.
Aanleiding
Bij brief van 17 februari 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn Aanwijzing massaal
bezwaar voor bezwaren tegen het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting
en enkele overige middelen (hierna: Aanwijzing massaal bezwaar belastingrente vennootschapsbelasting).
Aanleiding voor die aanwijzing was een grote toename van het aantal bezwaren gericht
tegen de belastingrente vennootschapsbelasting ten gevolge van een uitspraak van Rechtbank
Noord-Nederland. In die betreffende procedure stond – verkort weergegeven – de vraag
centraal naar de deugdelijkheid van de motivering van de verhoging van het rentepercentage
voor de vennootschapsbelasting (en enkele overige middelen). De rechtsvragen in de
Aanwijzing massaal bezwaar belastingrente vennootschapsbelasting zijn daarop afgestemd.
De Belastingdienst ziet tegelijkertijd ook een toename van bezwaren gericht tegen
het reguliere percentage belastingrente.
Andere problematiek en rechtsvragen
Het reguliere percentage geldt voor de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting,
de dividendbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van
personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije
dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen.
De vragen rondom de verhoging van het percentage van de belastingrente die spelen
ten aanzien van de vennootschapsbelasting doen zich in deze gevallen niet voor. Die
verhoging is voor de inkomstenbelasting (en de overige middelen) namelijk niet aan
de orde. De eerder gegeven Aanwijzing massaal bezwaar belastingrente vennootschapsbelasting
is daarom niet zonder meer uit te breiden tot de inkomstenbelasting (en de overige
middelen).
Niettemin geldt ook hier dat het individueel behandelen van de bezwaren tegen de belastingrente
inkomstenbelasting (en de overige middelen) een uitermate zware uitvoeringslast voor
de Belastingdienst zou meebrengen. Bovendien zien die bezwaren alle eveneens op min
of meer dezelfde rechtsvragen.
Aanwijzing massaal bezwaar
Daarom heb ik besloten om ook voor deze bezwaren een aanwijzing massaal bezwaar te
geven. Met deze brief ontvangt u een afschrift van Aanwijzing massaal bezwaar van
bezwaarschriften tegen het percentage vanaf 1 oktober 2020 van in rekening gebrachte
belastingrente inkomstenbelasting en enige overige middelen (hierna: Aanwijzing massaal
bezwaar belastingrente inkomstenbelasting). De rechtsvragen in deze aanwijzing zijn
zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met die in de eerdergenoemde Aanwijzing
massaal bezwaar belastingrente vennootschapsbelasting.
Vervolg
Anders dan voor de massaalbezwaarprocedure tegen de belastingrente in de vennootschapsbelasting
zal voor de massaalbezwaarprocedure tegen de belastingrente in de inkomstenbelasting
nog een proefprocedure moeten worden geselecteerd. In deze procedure zal eerst nog
uitspraak op bezwaar moeten worden gedaan. Vervolgens kan het geschil aan de rechter
worden voorgelegd. Deze omstandigheid brengt met zich dat de definitieve beantwoording
van de rechtsvragen naar verwachting langer zal duren.
Voor een gedetailleerdere weergave van de inrichting van het vervolgtraject verwijs
ik u naar mijn eerdere brief van 17 februari 2025.1 In die brief is onder andere beschreven dat na definitieve beantwoording van de rechtsvragen
de Belastingdienst de bezwaarschriften zal afdoen met een collectieve uitspraak. Ook
vermeldt die brief wat de gevolgen zouden zijn van (gedeeltelijk) door de Hoge Raad
in het ongelijk worden gesteld van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën