Brief regering : Middelen opvang niet-rechthebbende EU-burgers & terugkeerbeleid EU-arbeidsmigranten
29 325 Maatschappelijke Opvang
29 861
Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARIS
VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2025
Met deze brief informeren wij uw kamer over de uitvoering van de motie Patijn c.s.1 en voldoen wij, mede namens de Minister van Asiel en Migratie, aan de toezegging
aan het lid Aartsen over het beleid op terugkeer van arbeidsmigranten.2
Motie Patijn c.s.
Uw Kamer heeft bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van
SZW een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in samenspraak met SZW,
VWS en de VNG in kaart te brengen, inclusief financiële gevolgen, hoe de pilot aanpak
dakloze EU-burgers vanaf 2025 structureel kan worden uitgebreid naar andere gemeenten,
dit mee te nemen in de voorjaarsbesluitvorming en de Kamer hierover te informeren.3
In 2023 is door het kabinet structureel € 65 miljoen extra beschikbaar gesteld voor
de aanpak van dakloosheid. Van deze middelen is € 7 miljoen beschikbaar gesteld voor
een pilot voor de opvang van niet-rechthebbende dakloze EU-burgers. Zes gemeenten
(Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Venlo) bieden in deze pilot
kortdurende opvang aan niet-rechthebbende4 dakloze EU-burgers. Deze kortdurende opvang is gericht op begeleiding terug naar
werk of naar het land van herkomst. Rechthebbende dakloze EU-burgers, dat wil zeggen,
mensen die recht hebben op opvang en begeleiding in het kader van de Wmo, dienen door
gemeenten in de reguliere processen van toegang en begeleiding worden opgenomen.
In 2024 is een evaluatieonderzoek uitgevoerd in de zes pilotgemeenten. Uw Kamer is
hierover afgelopen december geïnformeerd.5 De resultaten uit deze evaluatie zijn positief. De combinatie van opvang en begeleiding,
gericht op activering en participatie, heeft effect.
Het merendeel (gemiddeld 62%) van de opgevangen EU-burgers stroomt positief uit. Deze
mensen hebben werk gevonden, zijn teruggekeerd naar het land van herkomst of zijn
begeleid naar een andere vervolgvoorziening.
Gezien deze positieve evaluatie zullen wij de opvang voor niet-rechthebbende dakloze EU-burgers voortzetten. Dit doen wij gezamenlijk voor de komende
drie jaar (2026 tot en met 2028) met in totaal € 13 miljoen per jaar. € 8 miljoen
vanuit SZW en € 5 miljoen vanuit VWS. Naast het voortzetten van de pilots zetten we
in op het voorkomen dat EU-arbeidsmigranten dakloos worden. Dit doen we door extra in te zetten op preventie, bijvoorbeeld
door meer verantwoordelijkheden te beleggen bij werkgevers en eventuele wetgeving
aan te passen. In juni starten we een publiek-private samenwerking onder de noemer
«Alliantie Work in NL». Binnen deze alliantie gaan we samen met werkgeverspartijen
hulp en ondersteuning aan arbeidsmigranten bieden. Denk daarbij aan het begeleiden
van werk naar werk, het organiseren van tijdelijke huisvesting en organiseren van
taalonderwijs. Dit wordt primair door het Ministerie van SZW opgepakt.
Met deze financiering kunnen wij het huidig aantal pilotgemeenten uitbreiden. Er heeft
afstemming plaatsgevonden met de VNG over uitbreiding naar andere gemeenten, waarbij
door de VNG is aangegeven dat meerdere gemeenten bereid zijn om mee te doen aan de
pilot. In samenwerking met de VNG komen we daarvoor tot een passende verdeling onder
gemeenten voor een beter landelijk dekkend netwerk. We blijven de pilot, inclusief
de uitbreiding, monitoren zodat zicht blijft bestaan op het aantal mensen dat uitstroomt
naar werk of terugkeert naar het land van herkomst.
Toezegging over beleid terugkeer EU-arbeidsmigranten in het algemeen
Tijdens het commissiedebat over arbeidsmigratie van 19 februari jl. (Kamerstuk 29 861, nr. 160) heeft de Minister van SZW toegezegd om terug te komen op het beleid rondom terugkeer
van EU-arbeidsmigranten.
Het kan voorkomen dat EU-burgers willen of moeten terugkeren naar het land van herkomst.
Bijvoorbeeld omdat de EU-burger na kort verblijf in Nederland werkloos wordt en er
geen zicht is op werk in de toekomst. Vrijwillige terugkeer heeft altijd de voorkeur.
De ervaring leert dat terugkeer van EU-burgers het meest duurzaam is wanneer er sprake
is van perspectief in het land van herkomst. Dit blijkt ook uit de eerdergenoemde
evaluatie van de pilot. Het kabinet zet zich dan ook op meerdere manieren in voor
vrijwillige terugkeer van EU-burgers wanneer daar aanleiding voor is. Zo is er een
goede samenwerking tussen het Rijk en gemeenten met bijvoorbeeld Stichting Barka.
Deze stichting zet zich in om kwetsbare EU-burgers te ondersteunen en waar nodig te
motiveren om terug te keren. Zij helpen bij duurzame hervestiging in het land van
herkomst. Ter illustratie, in 2024 ondersteunde Barka 780 EU-burgers bij vrijwillige
terugkeer middels projecten die via de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) lopen.6
Daarnaast kan er sprake zijn van gedwongen terugkeer. Dit proces ziet er op hoofdlijnen
als volgt uit. De IND kan vaststellen dat de EU-burger geen rechtmatig verblijf (meer)
geniet. Dit is het geval als hij niet meer voldoet aan voorwaarden voor rechtmatig
verblijf en er geen reële kans is op arbeid in de toekomst. Hierna volgt in beginsel
een vertrektermijn van een maand om zelfstandig te vertrekken. Indien de EU-burger
niet meewerkt aan zelfstandig vertrek, kan gedwongen terugkeer volgen. De DTenV regelt
de gedwongen terugkeer van EU-burgers nadat door de politie (AVIM) vanuit het toezicht
een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Vreemdelingenbewaring om gedwongen
terugkeer te organiseren is een juridisch zware maatregel die niet zomaar kan worden
ingezet. Voorwaarde hiervoor is dat door de IND is vastgesteld dat de betrokken EU-burger
geen rechtmatig verblijf (meer) heeft op grond van de Vrij Verkeer-richtlijn7, uitzetbaar is en dat een lichter middel niet zal leiden tot het vertrek van de vreemdeling.
Ter illustratie, in 2024 zijn er via de DTenV 700 EU-burgers gedwongen teruggekeerd.8
In een aantal van de grotere gemeenten die veel te maken hebben met kwetsbare en/of
overlastgevende EU-burgers (te weten: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Venlo), bestaat
er een vaste overlegstructuur met betrokken ketenpartners, waaronder de IND, DTenV
en AVIM. In dit overleg wordt maandelijks de meest ingewikkelde casuïstiek besproken
en wordt er gezamenlijk een aanpak bepaald, bijvoorbeeld richting vrijwillige, dan
wel gedwongen terugkeer naar het land van herkomst.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport