Brief regering : Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de nettostabielefinancieringsratio
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4045
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling spaar- en investeringsunie (Kamerstuk 22 112, nr. 4043)
Fiche: Mededeling staal en metaal actieplan (Kamerstuk 22 112, nr. 4044)
Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de
nettostabielefinancieringsratio
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de
nettostabielefinancieringsratio
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen
wat betreft vereisten voor effectenfinancieringstransacties in het kader van de nettostabielefinancieringsratio.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
maart 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 146
d) EUR-lex
eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52025PC0146
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor RegelgevingstoetsingSWD(2025) 77
f) Behandelingstraject Raad
Economische en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
De rechtsbasis voor deze wijziging is artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel betreft het permanent maken van transitiemaatregelen in artikel 510 van
de verordening kapitaalvereisten1 (Verordening (EU) nr. 575/2013). Het gaat daarbij specifiek om de hoogte van enkele
factoren die worden gebruikt voor de berekening van de nettostabielefinancieringsratio
(hierna: NSFR), een liquiditeitseis in de verordening. De Europese Commissie stelt
met de wijziging van de verordening voor om enkele van deze factoren voor de berekening
van de NSFR gelijk te houden, in plaats van deze per 29 juni 2025 te verhogen zoals
in de huidige verordening staat. Met deze wijziging zou de Europese wetgeving, net
als andere jurisdicties zoals de VS en het VK, op dit gebied permanent afwijken van
de internationale standaarden die zijn opgesteld door het Bazels comité. De Europese
Commissie beoogt met het voorstel een internationaal gelijk speelveld voor banken
te waarborgen en de goede werking van de financiële markten en kapitaalmarkten te
beschermen, met name de goede werking van de obligatiemarkten.
De verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation) bevat maatregelen die voorschrijven hoeveel kapitaal en liquide middelen banken
(en grote beleggingsondernemingen) aan moeten houden voor bepaalde typen risicovolle
activiteiten. Banken lopen verschillende soorten risico’s, zoals kredietrisico, operationeel
risico, marktrisico en liquiditeitsrisico. Het voorliggende adresseert het liquiditeitsrisico.
Liquiditeitsrisico is het risico dat een financiële instelling in een stress scenario
niet aan de betalingsverplichtingen kan voldoen omdat de hiervoor vereiste middelen
niet op afdoende korte termijn voor een marktconforme prijs kunnen worden verkocht
of aangekocht.2 Om dit risico af te dekken moeten banken zich houden aan de NSFR. De NSFR stelt dat
de hoeveelheid beschikbare stabiele financiering van banken altijd groter moet zijn dan de hoeveelheid vereiste stabiele financiering, op basis van de verwachtingen over deze financiering voor
het eerstvolgende jaar.3 De NSFR zorgt ervoor dat banken voor hun activiteiten niet overmatig afhankelijk
zijn van niet-stabiele korte-termijn financiering. Daarbij waarborgt de NSFR dat voor
langer lopende betalingsverplichtingen ook langer lopende, stabiele inkomsten- of
financieringsbronnen beschikbaar zijn om aan deze verplichtingen te voldoen. Zo wordt
een bovenmatige mismatch van de looptijden van activa en passiva en van financieringsverplichtingen
en financieringsbronnen voorkomen. Voor de invoering en berekening van de NSFR zijn
door het Bazels Comité internationale standaarden opgesteld.4 In deze standaarden wordt ook bepaald hoe stabiel bepaalde financieringsbronnen en
financieringsverplichtingen zijn, en in hoeverre rekening moet worden gehouden met
het wegvallen van deze financieringsbronnen of -verplichtingen voor de berekening
van de NSFR. Voor de NSFR-berekening moeten financiële instellingen ten eerste de
beschikbare hoeveelheid stabiele financiering (available amount of stable funding, ASF) bepalen.5 Ten tweede moeten ze de vereiste hoeveelheid stabiele financiering (required amount of stable funding, RSF) bepalen.6 Voor deze beschikbare en vereiste hoeveelheid stabiele financiering (ASF en RSF)
is door het Bazels Comité per type activa bepaald in hoeverre dit een bron van stabiele
financiering is of juist stabiele financiering vereist. Dit is vastgelegd in ASF-
en RSF-factoren die van toepassing zijn bij de berekening van de ASF en RSF, in de
vorm van een percentage tussen de 0% en 100%. Deze factoren staan per type activa
beschreven in artikel 428 van de verordening kapitaalvereisten. Bij invoering van
de NSFR is ervoor gekozen enkele RSF-factoren pas in juni 2025 vast te stellen op
de niveaus van het Bazels Comité. Artikel 510 van de CRR bevat daarom de transitiebepaling
dat deze RSF-factoren per 29 juni 2025 worden verhoogd tot niveaus die door het Bazels
Comité zijn vastgesteld.7 De Europese Commissie wil met het voorliggende wijzigingsvoorstel voorkomen dat deze
RSF-factoren per 29 juni verhoogd worden. Het gaat specifiek om de factoren voor de
berekening van de vereiste stabiele financiering van effectenfinancieringstransacties8, waaronder zogeheten reverse repo’s.9 Waar het Bazelse NSFR-raamwerk kortlopende financieringstransacties tussen financiële
instellingen niet als stabiel beschouwt, zijn kortlopende leningstransacties wel aan
een RSF-factor onderworpen, afhankelijk van de kwaliteit van het onderpand. Deze asymmetrische
behandeling is bedoeld om besmettingseffecten tussen instellingen tijdens liquiditeitsschokken
te voorkomen en omdat een bepaalde mate van stabiele financiering nodig is om reverse
repo’s te kunnen doorrollen. De reden voor de transitiebepaling is dat de Bazelse
kalibratie als vrij conservatief werd gezien en omdat werd gevreesd voor negatieve
effecten op de liquiditeit van geldmarkten en markten voor overheidsobligaties. De
transitiemaatregel diende om banken voldoende tijd te geven zich aan te passen aan
de Bazelse normen en om de eventuele effecten op de markt voor overheidsschuld af
te zwakken. Met de voorgestelde aanpassing van de verordening kapitaalvereisten wil
de Commissie de uitzonderingsbepaling voor deze factoren permanent maken, net als
in andere jurisdicties zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het geval
is. Dit draagt bij aan een internationaal gelijk speelveld en aan de goede werking
van financiële markten, specifiek de obligatiemarkten. De RSF-factoren worden voor
deze typen activa dan definitief lager dan voorgeschreven in de standaarden van het
Bazels Comité, indien dit voorstel wordt aangenomen.
b) Impact assessment Commissie
Gelet op de gerichte en technische aard van het voorstel, heeft de Commissie ertoe
besloten om geen Impact assessment op te stellen voor dit wetsvoorstel. Wel is er
een zogenoemd Staff Working Document opgesteld. De Commissie heeft daarin alle beschikbare informatie verzameld zoals de
analyse van de Europese Bankenautoriteit (EBA), discussies in het subcomité over de
Europese staatsschuldmarkten, en de «call for evidence» over de NSFR. Nederland heeft gereageerd op deze «call for evidence» en de Kamer hierover geïnformeerd op 17 maart 2025.10 Naast deze beperkte «call for evidence» heeft al een impact assessment plaatsgevonden bij de publicatie van het originele
voorstel om de NSFR toe te voegen aan de prudentiële regelgeving voor banken en beleggingsondernemingen.11 Destijds gaven financiële instellingen al aan zich zorgen te maken over de hoogte
van RSF-factoren voor effectenfinancieringstransacties, zoals reverse repo’s. Gelet
op het detailniveau van het voorstel en de reeds beschikbare kennis via de call for evidence en eerdere Impact assessments, is het begrijpelijk dat er geen impact assessment
heeft plaatsgevonden.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland hecht waarde aan getrouwe implementatie van de standaarden van het Bazels
Comité, omdat die standaarden bijdragen aan de stabiliteit van het wereldwijde financiële
systeem. Nederland heeft echter ook aandacht voor bredere effecten op de werking van
financiële markten, het concurrentievermogen van Europese financiële instellingen
en een internationaal gelijk speelveld. Wanneer het concurrentievermogen van Europese
financiële instellingen geschaad kan worden door implementatie van internationale
standaarden die in belangrijke andere jurisdicties niet geïmplementeerd worden, vindt
het kabinet het passend om maatregelen te treffen, al dan niet beperkt in omvang of
in duur. Dit is zeker het geval als de afwijkende implementatie in andere jurisdicties
ook als doel heeft om negatieve effecten op de werking van repo markten en markten
voor overheidsobligaties te voorkomen. Goed functionerende financiële markten zijn
immers van essentieel belang voor de economie, zowel in Nederland als internationaal.
Ook in de recent met de Kamer gedeelde visie op de financiële sector van de Minister
van Financiën is aandacht voor het belang van het concurrentievermogen van Europese
financiële instellingen ten opzichte van financiële instellingen buiten Europa.12 Daarnaast wordt in deze brief beschreven dat het onwenselijk is als de Nederlandse
economie en samenleving afhankelijker worden van instellingen buiten Europa. De brief
gaat tenslotte in op het belang van goed functionerende financiële markten, waar ook
de obligatiemarkten en effectenfinancieringsmarkten een onderdeel van uitmaken.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie en vindt het voorstel tot verlenging
van de transitiemaatregelen passend met het oog op de goede werking van obligatiemarkten
en een internationaal gelijk speelveld. Het is voor de goede werking van de Europese
financiële markten van belang dat er voldoende vraag en aanbod is in de markt voor
effectenfinancieringstransacties. Het liquiditeitsrisico van het onderpand dat bij
dit type transacties wordt uitgeleend is beperkt. Het kabinet vindt dan ook dat de
vereisten voor de aan te houden liquide middelen ter dekking van dit liquiditeitsrisico
voldoende laag zijn. Mede gelet op het belang van een gelijk internationaal speelveld
is het kabinet van mening dat het passend is om de factoren voor de vereiste stabiele
financiering van bepaalde kort termijn financieringstransacties ook voorbij juni 2025
vast te stellen op de huidige niveaus. Met de voorgenomen wijziging in de verordening
worden de RSF-factoren op gelijke hoogte gehouden met de RSF-factoren in andere jurisdicties
die een belangrijke rol spelen op de financiële markten. In deze sterk geglobaliseerde
en competitieve financiële markten zijn de (winst)marges van marktdeelnemers klein.
Bij het uitblijven van deze aanpassing zou de concurrentiepositie van Europese financiële
instellingen dan ook verslechteren, omdat andere jurisdicties deze lagere risicofactoren
voor de berekening van de NSFR al permanent hebben gemaakt.13 Het kabinet hecht er daarnaast waarde aan dat de repo markten blijven bijdragen aan
de goede werking van geld- en kapitaalmarkten, specifiek de markten voor staatsobligaties.14 Wel had het kabinet liever gezien dat het wetsvoorstel geen permanente verlenging
van de transitiemaatregelen zou bevatten, maar een tijdelijke verlenging van bijvoorbeeld
vijf á tien jaar, gekoppeld aan een nieuwe evaluatie. Met een lange, tijdelijke verlenging
kan de EU signaleren op lange termijn te willen voldoen aan de Bazelstandaarden en
kunnen Europese en internationale beleidsmakers een definitief besluit nemen nadat
er meer informatie beschikbaar is over de weging tussen het functioneren van markten
en liquiditeitsrisico’s voor individuele instellingen. Daarbij is het kabinet wel
van mening dat het permanent maken van de transitiemaatregel de voorkeur heeft boven
invoering van de hogere RSF-factoren, gezien het belang van een internationaal gelijk
speelveld en de goede werking van financiële markten. Het kabinet zal zich tijdens
de onderhandelingen inzetten voor een tijdelijke, maar voldoende lange verlenging
van de transitiemaatregelen om zekerheid te geven aan marktpartijen. Het kabinet prefereert
dit namelijk boven een permanente verlenging. Daarnaast is het kabinet van mening
dat alleen deze beperkte en gerichte aanpassing van de verordening kapitaalvereisten
moet worden aangepast met dit voorstel. Met het oog op het belang van financiële stabiliteit
in de gehele Eurozone vindt het kabinet het onwenselijk als andere transitiemaatregelen
in de verordening kapitaalvereisten een permanent karakter krijgen of verlengd worden.
Het kabinet zal zich er dan ook voor inzetten dat deze beperkte aanpassing van de
verordening wordt aangenomen zonder dat er andere transitiemaatregelen verlengd worden.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De verwachting van het kabinet is dat een meerderheid van lidstaten in de Raad voorstander
is van het wetsvoorstel van de Europese Commissie. De vraag die mogelijkerwijs de
meeste discussie op zal roepen, is of de verlenging van de transitiemaatregelen permanent
of tijdelijk van aard moet zijn. Van verschillende lidstaten heeft Nederland daarnaast
vernomen dat deze lidstaten er voorstander van zijn om het voorstel zonder materiële
wijzigingen door te voeren. Meerdere lidstaten hebben er in het verleden toe opgeroepen
dat de Commissie op korte termijn met een wetsvoorstel moest komen omdat de transitiemaatregel
eind juni afloopt en hogere RSF-factoren zonder wijzigingen automatisch van kracht
worden. Over de positie van het Europees Parlement of leden van het Europees Parlement
is nog niets bekend. De rapporteur in het parlement is Jonás Fernández van de Fractie
van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement
(S&D). Het voorstel zal behandeld worden in de Commissie economische en monetaire
zaken (ECON).
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief.
De rechtsbasis voor deze wijziging van de verordening kapitaalvereisten is artikel
114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel
maakt maatregelen mogelijk ter bevordering van de werking van de interne markt en
is eveneens de rechtsbasis van de te wijzigen verordening kapitaalvereisten. Het kabinet
kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag omdat deze wetswijziging de werking
van de interne markt, specifiek de obligatiemarkt en de markt voor korte termijn financieringstransacties,
versterkt. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde
bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. De wijziging van de verordening heeft tot doel om bij te dragen aan het
goed functioneren van de interne markt, specifiek de financiële markten voor korte
termijn financieringstransacties en de obligatiemarkten. Gezien de sterk geglobaliseerde
aard van deze markten kunnen maatregelen onvoldoende door lidstaten op centraal, regionaal
of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Een EU-aanpak is daarom nodig. Door optreden
op EU-niveau wordt een Europees gelijk speelveld voor marktpartijen die actief zijn
op obligatiemarkten en voor korte termijn financieringstransacties gewaarborgd. Bovendien
kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving slechts op EU-niveau plaatsvinden.
Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De wijziging
van de verordening heeft tot doel om een internationaal gelijk speelveld te behouden
en de markten voor kortetermijnfinanciering en obligaties beter te laten functioneren.
Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat dit
optreden gericht bijdraagt aan de verlenging van een transitiemaatregel die af zou
lopen indien er niet op EU-niveau wordt opgetreden. Bovendien gaat het voorgestelde
optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat andere transitiemaatregelen in de verordening
kapitaalvereisten niet worden verlengd en buiten beschouwing blijven.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële consequenties voor de EU-begroting.
Indien het voorstel wel gevolgen zou hebben voor de EU-begroting, is het kabinet van
mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad
afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij
een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Ook wil het kabinet niet vooruitlopen
op de integrale afweging van middelen na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting.
Mochten er uiteindelijk toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden
deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform
de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger:
zijn er regeldrukgevolgen voor het bedrijfsleven en burgers?
Omdat het voorstel een voortzetting van de huidige regelgeving betreft, zijn er naar
verwachting geen financiële consequenties en is er geen additionele regeldruk voor
het bedrijfsleven of burgers. De Commissie verwacht juist dat het voorstel negatieve
financiële consequenties voorkomt voor banken die actief zijn in de markt voor effectenfinancieringstransacties
(specifiek reverse repo’s). Met dit voorstel wordt namelijk voorkomen dat deze instellingen meer liquide middelen
aan moeten houden voor dit type transacties.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De Commissie voorziet dat het voorstel voorkomt dat het aflopen van de transitiemaatregelen
negatieve gevolgen heeft op het concurrentievermogen van de EU en van Europese financiële
instellingen. Eén van de argumenten die de Commissie aandraagt voor het voorstel –
en die wordt gesteund door het kabinet – is dat het uitblijven van dit wetsvoorstel
de concurrentiepositie van Europese financiële instellingen ten opzichte van niet-Europese
financiële instellingen benadeelt.15 In deze sterk geglobaliseerde en competitieve financiële markten zijn de (winst)marges
van marktdeelnemers klein. Bij het uitblijven van deze aanpassing zou de concurrentiepositie
van Europese financiële instellingen dan ook verslechteren, omdat andere jurisdicties
deze lagere risicofactoren voor de berekening van de NSFR al permanent hebben gemaakt.
Met dit wetsvoorstel waarborgt de Europese Commissie voor de markt van reverse repo’s zoveel mogelijk een internationaal gelijk speelveld. Daarmee draagt dit voorstel
ook bij aan de goede werking van Europese obligatiemarkten en een rol voor Europese
financiële instellingen op deze markten. Het kabinet acht het onwenselijk als Europese
financiële instellingen in mindere mate concurrerend zijn op deze (deel)markten en
staat daarom welwillend tegenover dit voorstel van de Europese Commissie.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten en hoeft daarom niet
te worden omgezet in nationaal recht. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de lex
silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De inwerkingtreding van de verordening wordt voorzien op de dag na de officiële publicatie
in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is vanaf 29 juni 2025 van
toepassing in de lidstaten, wat de dag is waarop de tijdelijke maatregelen rondom
de NSFR zouden verlopen.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Artikel 510, zesde lid, van de verordening kapitaalvereisten bevat al een rapportageverplichting
voor EBA. Deze rapportageverplichting wordt aangepast waardoor de EBA uiterlijk 31 januari
2029 een nieuw rapport moet opstellen over de mondiale ontwikkelingen, de NSFR en
de aangepaste RSF-factoren. Artikel 510, zevende lid, van de verordening kapitaalvereisten
bevat ook een bepaling die de Commissie opdraagt, indien passend en rekening houdend
met het in lid 6 bedoelde rapport van EBA, met een wetgevingsvoorstel te komen. Dit
lid moet worden aangepast in plaats van verwijderd indien de uitzondering wordt verlengd
in plaats van permanent wordt.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Met het voorstel worden huidige verplichtingen in de uitvoering en/of handhaving niet
gewijzigd. Er worden daarom geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en
handhaving voorzien. De verwachting is dan ook dat dit voorstel geen financiële of
personele gevolgen heeft voor De Nederlandsche Bank en/of het Eurosysteem.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel zal naar verwachting van het kabinet geen gevolgen hebben voor (de belangen
van) ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken