Brief regering : Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4019 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Aanbeveling Blueprint Cyber (Kamerstuk 22 112, nr. 4018)
Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid
Fiche: Mededeling Clean Industrial Deal (Kamerstuk 22 112, nr. 4020)
Fiche: Mededeling Actieplan betaalbare energieprijzen (Kamerstuk 22 112, nr. 4021)
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: EU-actieplan inzake
kabelbeveiliging
b) Datum ontvangst Commissiedocument
21 februari 2025
c) Nr. Commissiedocument
Join(2025) 9
d) d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52025JC00…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Justitie
en Veiligheid
2. Essentie voorstel
Op 21 februari 2025 hebben de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») en de Hoge
Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een EU-actieplan gepresenteerd
om de weerbaarheid en veiligheid van zeekabels te verhogen (hierna: het actieplan).
Het actieplan richt zich op de bescherming van onderzeese data- en elektriciteitskabels.
De Commissie benadrukt dat de veiligheid van de onderzeese kabelinfrastructuur van
de Europese Unie (hierna: «EU») aanzienlijk moet worden versterkt. De Commissie wijst
op de toegenomen dreiging van sabotage en hybride aanvallen op deze infrastructuur,
mede naar aanleiding van recente incidenten in de Baltische Zee. Het actieplan zet
in op vier samenhangende actielijnen die gezamenlijk de hele veiligheids- en veerkrachtcyclus
bestrijken: preventie, detectie, herstelcapaciteit en afschrikking. Dit plan omvat
een combinatie van reeds aangekondigde, bestaande en nieuwe initiatieven.
Lidstaten worden opgeroepen de bestaande wettelijke kaders, waaronder de Critical Entities Resilience Directive (CER) (gericht op onder meer de fysieke bescherming van vitale infrastructuur) en
de Network and Information Security Directive richtlijn (NIS2) (gericht op de cybersecurity van essentiële netwerken en diensten),
volledig en met prioriteit te implementeren. Daarnaast wijst de Commissie erop dat
zij samen met de lidstaten een periodieke EU-brede risicoanalyse voor onderzeese kabelinfrastructuren
gaat uitvoeren, met bijzondere aandacht voor kwetsbaarheden, afhankelijkheden van
niet-EU leveranciers en de beschikbaarheid van reserveonderdelen. Als aanvulling hierop
ontwikkelt de Commissie een Cable Security Toolbox met concrete preventieve en beschermende maatregelen die lidstaten en bedrijven kunnen
hanteren, afgestemd op de specifieke risico’s per regio.
De Commissie geeft in het actieplan een nadere invulling aan het proces om te komen
tot coördinatie van strategische investeringen in lijn met een eerdere aanbeveling.1 In overleg met de lidstaten en de private sector wordt gewerkt aan een samenhangend
investeringskader voor CPEI’s Kabelprojecten van Europees Belang (Cable Projects of European Interest, CPEI) dat publieke en private financiering combineert.
Om dreigingen vroegtijdig te signaleren en verdachte activiteiten rond onderzeese
kabels beter te monitoren, biedt de Commissie aan om het opzetten van regionale surveillance-hubs
per zeegebied te ondersteunen. Deze zouden actuele informatie kunnen combineren uit
nationale bewakingssystemen, EU-instrumenten en gegevens afkomstig van slimme kabelsystemen
die afwijkingen in de directe omgeving kunnen detecteren. Deze geïntegreerde situational awareness maakt snellere detectie van incidenten mogelijk, verkort de reactietijd en versterkt
de attributiecapaciteit. De eerste hub voor de Baltische Zee zou op korte termijn
al kunnen worden opgezet. De Commissie wijst daarnaast ook op de ontwikkeling van
nieuwe capaciteiten, zoals onderwatersensoren en surveillance drones, nieuwe technologische
oplossingen, en het versterken van de samenwerking met private partijen.
De Commissie stelt voor om, mogelijk via het Uniemechanisme voor civiele bescherming
(hierna: UCPM)2 een faciliterende rol te vervullen in het contracteren van reparatiediensten. Verder
stelt de Commissie voor om op middellange termijn toe te werken naar multifunctionele
EU Cable Vessels Reserve Fleet. Deze vloot zou, zowel bij natuur- als door mens veroorzaakte schade, een bijdrage
kunnen leveren aan de reparatie van onderzeese kabels. Deze vloot zou mogelijk opgenomen
worden als responscapaciteit binnen het UCPM, inclusief rescEU.3 Op korte termijn wordt onderzocht om gezamenlijk herstelcapaciteit voor onderzeese
kabels in te kopen via het UPCM. Op de langere termijn wordt onderzocht of een Europese
reparatievloot, gefinancierd via Connecting Europe Facility (CEF), kan worden opgericht om wachttijden te verkorten en marktafhankelijkheid te
verminderen. Daarnaast wordt gewerkt aan de opbouw van strategische voorraden van
essentiële reserveonderdelen op vooraf vastgestelde locaties, zodat bij calamiteiten
direct herstelwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Voor onderzeese elektriciteitskabels
wordt tevens ingezet op verdere standaardisatie van componenten, zodat herstel sneller
en efficiënter kan plaatsvinden.
Om kwaadwillende actoren af te schrikken, zet de Commissie in op een strengere aanpak
van de zogenaamde schaduwvloot: schepen met onduidelijke eigendomsstructuren en activiteiten,
die regelmatig worden aangetroffen in de nabijheid van vitale infrastructuurobjecten.
Verder ondermijnt de schaduwvloot de sancties tegen Rusland, en de EU en G7 werken
hiertoe samen aan een gezamenlijke oplossing. Daarnaast wordt, bij bewezen sabotage
of hybride aanvallen, gebruik gemaakt van het bestaande EU-sanctiekader om verantwoordelijken
sancties op te leggen. Ook wordt ingezet op het gebruik van de hybride toolbox om tot een gecoördineerde afschrikking en respons te komen. Tot slot wordt ingezet
op versterkte kabeldiplomatie, waarbij de EU samenwerkt met strategische partners
om internationale normen en standaarden voor de beveiliging van onderzeese kabels
te versterken.
Het actieplan onderstreept dat de bescherming van onderzeese infrastructuren uiteindelijk
een gedeelde verantwoordelijkheid is van de EU, de lidstaten en de private sector.
De rol van de EU ligt vooral bij coördinatie, kennisdeling, gezamenlijke risicobeoordeling
en het faciliteren van gezamenlijke investeringen, een Gemeenschappelijke Informatie
Deeldomein (Common Information Sharing Environment, CISE) en responsmechanismen. Lidstaten blijven verantwoordelijk voor de daadwerkelijke
uitvoering en handhaving in hun nationale wateren, terwijl nauwe afstemming tussen
civiele en militaire actoren bijdraagt aan een effectieve bescherming van deze vitale
infrastructuren.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Gelet op de Nederlandse sterk toenemende belangen op de Noordzee, de geopolitieke
ontwikkelingen en de verslechterde veiligheidssituatie in de wereld vraagt de bescherming
van de infrastructuur op de Noordzee om aandacht. Het Programma Bescherming Noordzee
Infrastructuur (PBNI), gestart in 2023, vormt de kern van de Nederlandse inzet om
de vitale infrastructuur op de Noordzee te beschermen tegen zowel statelijke als niet-statelijke
dreigingen. Directe aanleiding waren incidenten zoals de sabotage van de Nord Stream-gasleidingen en beschadigingen aan onderzeese kabels in de Oostzee. Het PBNI legt
de nadruk op governance, beeldopbouw, weerbaarheid, crisisbeheersing, publiek-private
en internationale samenwerking. De focus ligt op verbeterde informatievoorziening
en uitwisseling en het versterken van de nationale respons bij incidenten. Hiervoor
heeft kabinet voor 2024–2025 ruim € 41 miljoen beschikbaar gesteld. Het PBNI loopt
tot april 2026.
De NIS2-richtlijn richt zich op de cybersecurity van essentiële en belangrijke entiteiten,
waartoe ook de exploitanten van onderzeese energie- en communicatiekabels behoren.
In Nederland wordt deze richtlijn momenteel geïmplementeerd in de Cyberbeveiligingswet
(Cbw). De CER-richtlijn focust op de fysieke bescherming van vitale infrastructuur,
inclusief onderzeese energie- en communicatiekabels. Nederland implementeert deze
richtlijn met de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). Naar verwachting treden
de Cbw en de Wwke in het derde kwartaal van 2025 in werking.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat overwegend positief tegenover het actieplan, aangezien de bescherming
van vitale (onderzeese) infrastructuur van groot belang is voor Nederland, inclusief
de Caribische delen van het Koninkrijk. Verstoring van vitale infrastructuur kan aanzienlijke
gevolgen hebben voor de continuïteit van de Nederlandse energie- en dataverbindingen.
Beide vormen van infrastructuur spelen een essentiële rol in de Nederlandse economie
en samenleving. Het kabinet erkent dat intensievere Europese samenwerking op dit gebied
kan bijdragen aan een verhoogde weerbaarheid en betere bescherming van onderzeese
infrastructuur.
Het kabinet onderstreept het belang van een volledige implementatie van de CER-richtlijn
(en de NIS2-richtlijn. Alle onderzeese datakabels die in Nederland aanlanden zullen
onder de Cbw vallen. Wat betreft de Wwke is er een rapport opgesteld om te bepalen
welke aanbieders van onderzeese datakabels onder de nieuwe wetgeving zouden moeten
komen te vallen. Dit rapport is inmiddels afgerond en het kabinet is bezig met de
appreciatie ervan. Zodra dat is afgerond, worden de partijen die zullen worden aangemerkt
als kritieke entiteit (vergelijkbaar met vitale aanbieder) onder de Wwke per brief
geïnformeerd worden, waarbij het kabinet deze partijen zal meenemen in de vitaal-cyclus.
Daarnaast vallen alle aanbieders van onderzeese datakabels op dit moment onder de
Telecommunicatiewet, waardoor zij nu al een zorgplicht hebben. Deze zorgplicht zal
met bij de implementatie van de NIS2 overgaan in de Cbw. De Rijksinspectie Digitale
Infrastructuur kan als toezichthouder deze partijen in de territoriale wateren controleren
en aanspreken op hun zorgplicht onder zowel de Telecommunicatiewet, de Cbw als de
Wwke.
Producenten, transportnetbeheerders en distributienetbeheerders van elektriciteit
zijn vitaal.4 Dit omvat ook de elektriciteitskabels van deze aanbieders. Zij vallen daarmee ook
onder de Nederlandse implementatie van de NIB-richtlijn, de Wet Beveiliging netwerk-
en informatiesystemen (Wbni) die zich richt op cybersecurity van deze aanbieders.
Ze hebben daarbij de plicht om zorg te dragen voor de beveiliging hun netwerk- en
informatiesystemen en cyberincidenten te melden. Voor de energiesector wordt momenteel
in het kader van de Wwke gewerkt aan de herbeoordeling van vitale energieaanbieders,
waarbij gekeken wordt of zij ook onder deze wet komen te vallen en daarmee als kritiek
worden aangemerkt. In deze beoordeling worden de entiteiten die verantwoordelijk zijn
voor de onderzeese elektriciteitsinfrastructuur ook opnieuw tegen het licht gehouden.
Voor de Cbw geldt dat entiteiten zichzelf moeten registreren op basis van het size-gap
criteria.5 Registratie zal in ieder geval plaatsvinden door de transportnetbeheerders en distributienetbeheerders
die vervolgens middels een risicobeoordeling zelf hun zeer belangrijke en kritieke
processen zullen identificeren.
Het kabinet onderstreept het belang van een risicoparaatheidsplan alsmede van een
stevige crisisbeheersingsstructuur. Daarbij moet aandacht besteed worden aan de Europese/internationale
afstemming tussen alle private en publieke betrokken organisaties. Op dit moment wordt
er een nieuwe versie van het Risico Paraatheidsplan opgesteld, uitgaand van de Europese
Verordening.6
Het kabinet is positief over de voorgestelde route om in samenspraak met industrie
en lidstaten een investeringskader te definiëren, waarbij CPEI’s prioriteit krijgen.
Eventuele nationale publieke financiering en de voorgestelde constructies vergen nadere
analyse. Het kabinet zal bij de uitwerking van de voorgestelde financiële constructies
ook moeten bezien of dit voor Nederland passend is en de constructies geen ongewenste
nadelige effecten hebben op haar concurrentiepositie als belangrijk digitaal knooppunt
in Europa.
Het kabinet erkent het belang van het vroegtijdig signaleren en monitoren van verdachte
activiteiten rond onderzeese kabels. Internationale samenwerking is hierbij essentieel.
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover het voorstel om regionale hubs te
faciliteren waarin data vanuit verschillende bronnen samengevoegd kan worden. Positief
is ook dat de opgedane capaciteiten, ervaring en kennis ook ingezet kunnen worden
voor andere vitale infrastructuur zoals windmolenparken en pijpleidingen. De toepasselijke
juridische en technische kaders waarbinnen deze hubs opereren vergen nadere aandacht.
Het kabinet zal op basis van de uitwerking van de voorgestelde hub in de Oostzee moeten
bezien op welke manier Nederland zou kunnen aansluiten bij een toekomstige Noordzee-hub.
Voor het kabinet is de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen voor
het Noordzee-bassin van belang. De EU-initiatieven en regels moeten die niet belemmeren.
Ook is het voor het kabinet van belang dat dit initiatief aansluit op inspanningen
in NAVO-verband rondom het gezamenlijk signaleren en monitoren van dreigingen.
Verder steunt het kabinet de oproep om te investeren in nieuwe beeldopbouwcapaciteiten
zoals sensoren en drones voor zowel militaire als civiele toepassingen, in het bijzonder
via de Europese Defence Projects of Common Interest. De regels voor dergelijke projecten moeten echter de samenwerking met het Verenigd
Koninkrijk en Noorwegen niet belemmeren. Het kabinet kijkt met interesse uit naar
de invulling van deze initiatieven, maar roept de Commissie tevens op om coherentie
van initiatieven te bewaken en versplintering dan wel dubbelingen in inzet te voorkomen.
Voorbeelden van hoe de Commissie maritieme informatiedeling al faciliteert zijn het
door Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (European Maritime Safety Agency, EMSA) en lidstaten ontwikkelde Common Information Sharing Environment (CISE) en de door Europees Defensieagentschap (European Defense Agency, EDA) en lidstaten ontwikkelde militaire equivalent MARSUR. Tot slot sluit de aandacht
voor de rol van private partijen aan bij stappen die het kabinet in het kader van
het PBNI onderneemt om publiek-private samenwerking te versterken.
Met betrekking tot de Europese reparatievloot onderschrijft het kabinet het belang
van nauwe samenwerking op het gebied van reparatiecapaciteit en staat open voor verdere
verkenning van de voorgestelde maatregelen. Een gecoördineerde reparatievloot en het
centraal beschikbaar maken van reserveonderdelen voor kabels zou in geval van incidenten
een snelle en effectieve oplossing kunnen bieden voor kabelreparaties, met als doel
wachttijden te minimaliseren en afhankelijkheid van marktpartijen te verkleinen. Tegelijkertijd
acht het kabinet een zorgvuldige uitwerking noodzakelijk, onder andere op het gebied
van juridische en financiële kaders en praktische uitvoering en de manier waarop de
Commissie dit wil faciliteren. Daarnaast moet er goed gekeken worden naar de veiligheidsvereisten
en de samenstelling van een dergelijke vloot aangezien de bemanning toegang zal krijgen
tot zeer gevoelige informatie ten aanzien van kritieke infrastructuur. Het kabinet
blijft hierover in constructieve dialoog met de Commissie.
Het kabinet benadrukt het belang van de ontwikkeling van een Cable Security Toolbox met concrete preventieve en beschermende maatregelen. In aanvulling hierop de inzet
van de Hybrid Toolbox en om op een gecoördineerde manier attributie en respons te organiseren. Daarnaast
acht het kabinet het van belang dat kabeldiplomatie en het intensiveren van strategische
communicatie (stratcom) zoveel mogelijk in lijn zijn met bestaande hybride en cyberinitiatieven.
Het kabinet zet zich ervoor in waar nodig de samenhang te bezien om fragmentatie te
voorkomen en de effectiviteit van maatregelen en respons te vergroten.
Daarnaast zet het kabinet zich actief in voor het sanctioneren van de schaduwvloot,
die Rusland inzet om het EU-G7 olieprijsplafond te omzeilen. Hiermee worden niet alleen
de sancties ondermijnd, maar vormen de oude en slechtverzekerde olietankers ook een
milieurisico. Het kabinet verwelkomt dan ook de voorgestelde maatregelen om de impact
van de schaduwvloot te beperken. Nederland is binnen relevante overlegstructuren zeer
actief in het aandragen van nieuwe listings en maatregelen, waaronder outreach naar vlagstaten en havenstaten, en zal dit blijven doen. Hierbij dient opgemerkt
te worden dat hoewel er een risico bestaat dat de schaduwvloot wordt ingezet voor
sabotage, er tot op heden geen overlap is vastgesteld met schepen die heimelijke activiteiten
uitvoeren op de Noordzee of elders. Het kabinet steunt samenwerking met andere landen,
zoals de intentieverklaring met de Noordzeelanden die reeds is vastgelegd vanuit het
PBNI, en verdere intensivering in de samenwerking met de Oostzeelanden via de EU en/of
NAVO. Tevens werkt Nederland ook internationaal samen in de ITU (International Telecom
Union) adviesgroep over de weerbaarheid van onderzeese datakabels. Bij de aanpak van
mogelijke sabotage weegt het kabinet het recht op vrije doorvaart mee, omdat dit van
groot belang is. Nederland staat voor dit recht, waar zowel Nederland als bondgenoten,
militair en civiel, van profiteren.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Lidstaten zijn eensgezind over de noodzaak van het verhogen van de weerbaarheid en
beveiliging van onderzeese vitale infrastructuur. Gezien de huidige geopolitieke situatie
benadrukken lidstaten de urgentie van een gezamenlijke inspanning tot weerbaarheidsverhogende
maatregelen van vitale infrastructuur en het verminderen van afhankelijkheden.
Dit wordt beschouwd als essentieel om strategische kwetsbaarheden te voorkomen en
de stabiliteit van de EU op lange termijn te waarborgen. De positie van het Europees
Parlement is nog onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
strekt met name ter bescherming van de EU door middel van het vergroten van de veiligheid
en weerbaarheid van de onderzeese vitale infrastructuur en past binnen de bevoegdheden
van de EU op het terrein van de interne markt. In dat kader wordt een reeks gerichte
acties aangewezen die de lidstaten op nationaal en EU-niveau kunnen nastreven. Op
het terrein van de interne markt heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten
(artikel 4, lid 2, onder a, Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie).
Zodoende is de Commissie bevoegd deze mededeling uit te vaardigen. Wel is er een aandachtspunt
ten aanzien van de nationale veiligheid. Een aantal van de aangekondigde acties en
plannen bevinden zich dicht tegen het terrein van nationale veiligheid. Op grond van
artikel 4, lid 2, Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) dient de EU de essentiële
staatsfuncties, zoals de bescherming van de nationale veiligheid, te eerbiedigen.
Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke
lidstaat. Veel van de plannen in het voorstel moeten echter nog verder worden uitgewerkt.
Het kabinet blijft bij de uitwerking van de plannen scherp op het waarborgen van artikel 4,
lid 2, VEU.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel om de veiligheid en veerkracht van onderzeese vitale infrastructuur
binnen de EU te versterken. Een aantal van de voorstellen uit het actieplan zien op
de lidstaten, of op de Commissie gezamenlijk met de lidstaten. Gezien de grensoverschrijdende
aard van digitalisering, de bestaande wet- en regelgeving en het standpunt van het
kabinet dat veiligheid en weerbaarheid geen concurrentiefactor tussen lidstaten zouden
moeten zijn bij de aanleg van nieuwe kabels, kan dit onvoldoende door de lidstaten
op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak
nodig. Optreden op EU-niveau op dit terrein is gerechtvaardigd, omdat het bijdraagt
aan een versterkte Europese weerbaarheid, fragmentatie binnen de interne markt voorkomt
en grensoverschrijdende samenwerking bevordert. Daarmee wordt, waar nodig en toepasselijk,
een gezamenlijk en gecoördineerd optreden gewaarborgd, wat essentieel is voor de bescherming
en verdere ontwikkeling van onderzeese vitale infrastructuur. Om die redenen is optreden
op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
Het voorstel heeft tot doel om de veiligheid en veerkracht van onderzeese vitale infrastructuur
binnen de EU te versterken. De voorgestelde acties zijn passend om dit doel te realiseren,
aangezien ze lidstaten ondersteunen bij hun nationale beleidsvorming door kennis en
ervaring te delen en middelen te intensiveren. De maatregelen gaan niet verder dan
noodzakelijk, gezien ze de nationale bevoegdheden respecteren en aansluiten bij bestaande
Europese initiatieven.
d) Financiële gevolgen
Het actieplan kent geen gevolgen voor de EU-begroting aangezien de voorgestelde maatregelen
gebruik maken van bestaande Europese fondsen binnen het huidige Meerjarig Financieel
Kader 2021–2027. Een belangrijke financieringsbron is de CEF, waarmee in de periode
2025–2027 € 540 miljoen beschikbaar is voor digitale infrastructuur, waaronder onderzeese
kabels. In totaal wordt bijna € 1 miljard geïnvesteerd in digitale kabelinfrastructuur.
Voor onderzeese elektriciteitskabels is via CEF-Energie sinds de start van het programma
ruim € 8 miljard geïnvesteerd, onder meer in projecten zoals de Baltic Synchronisation (€ 1,23 miljard) en de Great Sea Interconnector (€ 658 miljoen).
Daarnaast biedt de Cyber Solidarity Act via het programma Digital Europe tot 2027 € 30 miljoen voor stress testen en oefeningen
in kritieke sectoren, waaronder onderzeese kabels. Voor strategische Kabelprojecten
van Europees Belang (CPEI’s) wordt gekeken naar een combinatie van EU-financiering,
nationale cofinanciering en private investeringen, al zijn hiervoor nog geen specifieke
bedragen vastgesteld. Ook kunnen middelen uit Horizon Europe en het Europees Defensiefonds
worden ingezet voor de ontwikkeling van innovatieve detectietechnologieën, smart cables
en onderwaterbewaking, al ontbreken hiervoor nog concrete financiële toezeggingen.
Tot slot is het mogelijk om middelen uit Global Gateway en NDICI in te zetten voor
internationale verbindingen met derde landen. Het kabinet is van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting
De aanbeveling kent geen directe financiële gevolgen voor Nederland. De Commissie
roept lidstaten wel op om vrijwillig bij te dragen aan de financiering van strategische
onderzeese kabelprojecten (Kabelprojecten van Europees Belang, CPEI’s). Dit kan door
nationale middelen te combineren met EU-financiering uit de Connecting Europe Facility (CEF) en private investeringen via blendingconstructies. Ook bij de oprichting van
een EU-reservevloot van kabelreparatieschepen wordt lidstaten gevraagd om vrijwillig
bij te dragen, bijvoorbeeld door financiële middelen beschikbaar te stellen of bestaande
nationale schepen en reparatiecapaciteit in te zetten. Eveneens wordt lidstaten gevraagd
om vrijwillig bij te dragen aan de oprichting van regionale surveillancehubs, met
financiering uit het Digital Europe Programme (DEP), waarvoor 22 miljoen euro is gereserveerd. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden
ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de
regels van de budgetdiscipline.
In Nederland worden financiële investeringen in digitale infrastructuur, waaronder
onderzeese data-infrastructuur, in principe overgelaten aan de private sector. Nederland
heeft met Invest-NL een nationale investeringsinstelling die met publieke middelen
investeert in duurzame en innovatieve projecten. Hoewel investeringen in digitale
infrastructuur binnen het mandaat van Invest-NL vallen, vormen deze op dit moment
geen strategisch focusgebied en zijn er tot op heden geen investeringen in onderzeese
infrastructuur gedaan. Een mogelijke rol van Invest-NL in de door de Commissie voorgestelde
blendingfaciliteiten wordt pas beoordeeld zodra hierover meer duidelijkheid is. Het
beheer en de reparatie van onderzeese kabels in de Noordzee zijn eveneens primair
een verantwoordelijkheid van de markt. Vrijwel alle eigenaren van onderzeese kabels
in de Noordzee zijn aangesloten bij de Atlantic Cable Maintenance Agreement (ACMA), een samenwerkingsverband waarin partijen gezamenlijk afspraken maken over
onderhouds- en reparatiecapaciteit en -procedures.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het actieplan bevat op dit moment geen voorgenomen wetgevingsmaatregelen en heeft
derhalve geen directe impact op de regeldruk voor bedrijven, burgers en de overheid.
In de loop van het proces, zoals beschreven in de aanbevelingen, zullen verschillende
voorstellen verder worden uitgewerkt, waaronder die met betrekking tot veiligheidsvoorschriften
en de oprichting van een Europese kabelherstelvloot. Het kabinet zal zorgvuldig monitoren
of deze voorstellen gevolgen hebben voor de regeldruk en zal ervoor zorgen dat eventuele
maatregelen zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengen. Tevens zal
het kabinet erop aandringen dat de oprichting van de Europese kabelherstelvloot op
een zorgvuldige en efficiënte wijze wordt uitgevoerd.
De versterking van het Europese concurrentievermogen zal worden bevorderd door een
veiligere en veerkrachtigere digitale infrastructuur. De maatregelen die in de aanbevelingen
worden voorgesteld, dragen bij aan een betere coördinatie op Europees niveau, wat
de weerbaarheid van onderzeese vitale infrastructuren zal vergroten. Deze maatregelen
moeten worden bezien in de bredere context van de toenemende geopolitieke concurrentie
tussen staten, waar het kabinet positief tegenover staat.
De aanbevelingen van de Commissie bevatten geopolitieke elementen, gezien de huidige
dreigingen van statelijke actoren tegen onze vitale infrastructuur, waaraan zowel
de EU als andere lidstaten blootstaan. Deze recente ontwikkelingen onderstrepen de
urgentie van versterkte veiligheid en weerbaarheid. Het actieplan is een onderdeel
van het antwoord op deze geopolitieke uitdagingen. Daarnaast raakt de aanbeveling
ook de betrekkingen met andere geopolitieke actoren, met inbegrip van het voornemen
van de Commissie om derde landen en strategische partners te betrekken en de samenwerking
met multilaterale fora, zoals de NAVO, te bevorderen. Gezien de nadruk op afhankelijkheden,
naast risico’s en kwetsbaarheden, beoogt deze aanbeveling een positieve bijdrage te
leveren aan de open strategische autonomie van de EU. Het kabinet onderstreept het
belang van deze initiatieven.
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken