Brief regering : Verduurzaming gebouwde omgeving
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1288
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2025
De verduurzaming van de gebouwde omgeving vordert gestaag. De Klimaat- en Energieverkenning
(KEV) 2024 laat zien dat de CO2 uitstoot in de gebouwde omgeving in 2023 is gedaald van 19,6 naar 17,3 megaton. Het
aardgasverbruik in de gebouwde omgeving was in 2023 25% lager dan 2021. Het aantal
geïnstalleerde warmtepompen en genomen isolatiemaatregelen groeit door. Er zijn aanvullende
prestatieafspraken gemaakt over verduurzaming met de woningcorporaties en het maatschappelijk
vastgoed verduurzaamt met hulp van de DUMAVA-subsidieregeling. De ontwikkeling van
warmtenetten verloopt echter stroef, versnelling hierin is nodig.1 Het PBL geeft in de KEV 2024 aan dat er nog randvoorwaarden en beleidsmaatregelen
zijn die ingevuld en uitgewerkt moeten worden. Dat creëert duidelijkheid en handelingsperspectief
voor burgers en bedrijven en is nodig om het klimaatdoel in 2030 voor de gebouwde
omgeving, een reductie tot 13,2 Mton CO2, te realiseren.2
Met deze brief informeer ik u over de voortgang van een aantal beleidsmaatregelen
en voldoe ik aan het verzoek van de Kamercommissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening om een reactie te geven op de uitkomsten van de KEV 2024.
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de uitgangspunten rondom de uitfasering
van EFG-labels bij huurwoningen die in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk
36 471, nr. 96) is afgesproken en op de komende normering voor utiliteitsbouw als onderdeel van
de implementatie van Europese regelgeving, de Energy Performance of Buildings Directive (hierna EPBD IV)3. Daarbij geef ik in de eerste bijlage ook aan hoe de ondersteuning voor particuliere
verhuurders is geregeld. Ook geef ik invulling aan een aantal toezeggingen. Als eerste
de toezegging om een update te geven van de voortgang van de verduurzaming van de
utiliteitsbouw en de inzet om ervoor te zorgen dat voor inwerkingtreding van de normering
voor de utiliteitsbouw al veel gebouwen voldoen aan de eisen.4 Ook informeer ik u over de uitkomst van het overleg gecoördineerd door de Minister
van KGG over het slimmer bundelen van verschillende potjes en regelingen voor het
MKB.5 Deze informatie vindt u in de tweede bijlage bij deze brief. Daarnaast informeer
ik u over de uitkomsten van een toegezegde verkenning naar de energielabelsystematiek
voor monumenten.6
In deze brief ga ik tevens in op het gebruik van eDNA als detectiemethode voor vleermuizen,
geef ik nadere duiding waarom de motie over de baatbelasting is ontraden, stuur ik
u de resultaten van het demoproject hybride warmtepompen en geef ik tot slot een update
over de actualisatie van de Startanalyse.
Verduurzamen huurwoningen met een EFG-label
Waarom EFG-labels uitfaseren
Huurwoningen met slechte energielabels EFG vragen veel energie, waardoor de energierekening
hoog is en het wooncomfort laag. Huurders kunnen de thermostaat lager zetten, maar
hebben verder weinig handelingsperspectief om hun energieverbruik naar beneden te
brengen. Zij kunnen tochtstrips en radiatorfolie aanbrengen, maar zijn voor de grotere
verduurzamingsmaatregelen afhankelijk van hun verhuurder. Door de uitfasering van
huurwoningen met energielabel EFG te regelen, wordt de energievraag van deze woningen
blijvend verlaagd, krijgen huurders meer grip op hun energierekening en verbetert
hun wooncomfort. De verhuurder verbetert de woning, wat zich terugvertaalt in een
hogere waarde van de woning en in de huurprijs. Het klimaat heeft hier baat bij, omdat
als in de woningen met de hoogste energievraag maatregelen worden genomen de CO2-reductie die daarmee bereikt wordt relatief groot is.
Hoe wordt het uitfaseren van EFG-labels bij huur juridisch geregeld
Mijn uitgangspunt is dat een juridische regeling moet zorgen dat een goed evenwicht
ontstaat tussen de belangen van verhuurders, huurders en het algemeen belang. Ik introduceer
daarom minimum energieprestatie-eisen voor huurwoningen in het Besluit bouwwerken
leefomgeving (Bbl).7 Om geen onhaalbare en onnodige eisen te stellen, zal ik een aantal uitzonderingen
hanteren. Hiervoor worden categorieën huurwoningen uitgezonderd, waarvoor ik aansluit
bij de EPBD IV. Voorbeelden van uitzonderingen zijn monumenten, woningen die ten hoogste
twee jaar gebruikt worden, woningen die minder dan 4 maanden per jaar gebruikt worden
en vrijstaande woningen kleiner dan 50m2. Ik beoog de regeling per 1 juli 2026 in het Bbl op te nemen met inwerkingtreding
per 1 januari 2029.
Er komt géén verhuurverbod voor huurwoningen in de regelgeving. Verhuurders kunnen
de woning blijven verhuren, maar er gaan wel eisen gelden waardoor zij de energievraag
van de woning moeten verlagen. Verhuurders krijgen tot 1 januari 2029 de tijd om de
huurwoningen met de EFG-labels aan te pakken. Doen zij dit niet, dan kan de gemeente
vanaf 1 januari 2029 handhaven om ervoor te zorgen dat verhuurders de huurwoning verbeteren
naar tenminste label D. Daarbij zal de gemeente beschikken over bestaande handhavingsinstrumenten,
zoals de mogelijkheid tot het aanschrijven van verhuurders, eventueel onder last van
een dwangsom.
Mogelijke belemmeringen in de huurregelgeving
Het opnemen van normering voor huurwoningen in het Bbl brengt met zich dat die gebouwen
aan die minimumeisen («bouwvoorschrift») moeten voldoen per 1 januari 2029. Om de
verhuurder in staat te stellen om tijdig aan de eis voldoen, moet de huurder op enig
moment vóór 2029 meewerken wanneer de verhuurder de woning wil aanpassen voor het
bouwvoorschrift. Om de negatieve neveneffecten voor verhuurders zo veel mogelijk te
voorkomen, wil ik de geldende huurregelgeving waar partijen dan mee te maken krijgen
tegen het licht houden en zo nodig aanpassen. Ik betrek daarbij de vraag of we het
begrip «redelijke huurverhoging» nader in de wet kunnen specifiëren alsook de medewerking
van de huurder. Onduidelijkheid en discussie daarover tussen een huurder en verhuurder
worden daarmee vermeden zodat ook dit de verhuurder niet in de weg staat om de woning
tijdig aan de eis te laten voldoen. Mijn uitgangspunt is daarnaast dat de verhuurder
een redelijke huurverhoging kan vragen gezien de nodige investering en verbetering.
Huurwoningen in gemengde VvE’s
Ook verhuurders van huurwoningen in een gemengde VvE worden verplicht tot verduurzaming
onder voorwaarden. Uit onderzoek van ABF Research8 volgt dat ongeveer één op de vijf huurwoningen met een slecht energielabel deel uitmaakt
van een VvE. Vaak is dit een gemengde VvE, waarbij een deel van de woningen wordt
verhuurd en een deel bewoond door de eigenaren.9 Juist in deze VvE’s kan besluitvorming over verduurzaming ingewikkeld zijn.10 Ook een huurder in een gemengde VvE heeft baat bij de verduurzaming van zijn woning.
Vanwege besluitvormingsregels in VvE’s, is het voor verhuurders niet altijd mogelijk
te verduurzamen. Indien het voor de verduurzaming van de EFG-appartementen nodig is
om ook gemeenschappelijke delen aan te pakken, is een positief besluit van de VvE
nodig. Indien de VvE hier niet toe besluit, komt de verplichting voor de verhuurder
te vervallen.
Nationale prestatieafspraken met woningcorporaties
In de nieuwe Nationale prestatieafspraken met de woningcorporaties zijn de afspraken
uit 2022 geactualiseerd en is de periode waarover afspraken gemaakt zijn verlengd
tot 2035. De afspraak dat woningcorporaties uiterlijk in 2028 alle E, F en G-labels
uit de sector te hebben verduurzaamd, is ongewijzigd gebleven. Corporaties zijn daarmee
ook al goed op weg. De wijze waarop we de EFG-labels uitfaseren, sluit aan bij de
afspraken die ik met de woningcorporaties heb gemaakt. De afspraak dat woningcorporaties
voor het aanbrengen van isolatiemaatregelen geen huurverhoging in rekening brengen
aan de zittende huurder geldt onverkort.
Belemmeringen voor verduurzaming wegnemen bij particuliere verhuurders
Uit onderzoek is gebleken dat veel particuliere verhuurders positief tegenover verduurzaming
staan, zeker wanneer hun huurder daarom vraagt.11 Wel zijn er zorgen over de investeringskosten. Ook zijn huurders niet altijd bereid
om medewerking te verlenen aan de verduurzamingsmaatregelen, bijvoorbeeld omdat zij
opzien tegen de werkzaamheden in huis. Ik ga verhuurders en huurders helpen bij deze
opgave. In de bijlage bij deze brief ga ik verder in op de manieren waarop ik werk
aan het vergroten van de noodzakelijke kennis bij verhuurders en huurders en hoe ik
ervoor wil zorgen dat verhuurders de noodzakelijke financiële mogelijkheden hebben.
Want het verbeteren van huurwoningen met EFG-labels levert voordelen op voor huurder
en verhuurder: het is geen split incentive12 maar een shared incentive. In de kern geeft de bijlage aan:
1. Dat verhuurders er na verduurzaming op middellange termijn financieel op vooruitgaan,
door een hoger indirect en direct rendement.
2. Dat verhuurder en huurder gerichter afspraken kunnen maken over een passende huurverhoging.
3. Dat ik de geldende huurregelgeving waar partijen mee te maken krijgen tegen het licht
wil houden en zo nodig aanpassen.
Verduurzaming van de utiliteitsbouw
Uitfaseren van gebouwen met de slechtste energieprestaties
Als onderdeel van de implementatie de EPBD IV worden vanaf 2030 energieprestatienormen
gesteld voor bestaande gebouwen, zoals winkels, kantoren, scholen en zorginstellingen.
In de vastgoedsector worden deze gebouwen utiliteitsbouw genoemd. Alle lidstaten zijn
op grond van de EPBD IV verplicht om normering in te voeren waarmee de 16% van de
gebouwen met de slechtste energieprestatie per 2030 is verbeterd.13 Per 2033 is normering verplicht waarmee de 26% van de gebouwen met de slechtste energieprestatie
is verbeterd.14 De regels hebben als doel om minder energie te gebruiken voor onder andere het verwarmen
en koelen van gebouwen.15 De regels gaan niet over energiebesparing bij productieprocessen.
Uitgangspunt bij de vormgeving van deze normering zijn de afspraken in het hoofdlijnenakkoord.16 Dat betekent dat ik de normering zo vorm wil geven dat het voor gebouweigenaren draagbaar,
haalbaar en uitvoerbaar is. En dat we geen nieuwe nationale koppen op de Europese
regels invoeren. Daarom wil ik regelen dat gebouweigenaren kunnen aantonen dat ze
aan de eisen voldoen op een manier die het beste bij hen past. Dat kan bijvoorbeeld
door een voldoende goed energielabel, of via inzage in het energiegebruik of via aantoonbaar
genomen maatregelen. Ook zal ik ervoor zorgen dat er geen overlappende regels zijn.
Daarom zal ik met mijn collega van KGG gaan kijken hoe we deze verplichting en de
energiebesparingsplicht goed op elkaar kunnen afstemmen.
Hoe kunnen we dit juridisch regelen
Het plan is om een minimumeis voor de energieprestatie op te nemen in het Besluit
bouwwerken leefomgeving.17 De reden om minimumeisen aan de energieprestatie van gebouwen te stellen, is dat
de EPBD IV vereist dat er juist in die gebouwen waar de meeste energie wordt verbruikt,
maatregelen worden genomen. Het is van belang dat de eis helder en werkbaar is, om
gebouweigenaren duidelijkheid te bieden in welke gebouwen ze welke maatregelen moeten
treffen. De EPBD IV laat twee opties toe voor de keuze van de indicator om de eis
op te baseren.18 Ik ga de opties voor de indicator bespreken met de verschillende belanghebbenden
en laat voor de zomer weten welke optie de voorkeur heeft.
Uitzonderingen op de eis
Een aantal soorten gebouwen zal niet hoeven te voldoen aan deze eisen, omdat we deze,
volgens de EPBD IV, om verschillende redenen uit mogen sluiten. De eerste categorie
uitzonderingen is bedoeld voor situaties waar het niet redelijk is om van een gebouweigenaar
te vragen dat er aan de eis voldaan wordt. Hier gaat het bijvoorbeeld om situaties
waar de kosten voor de investering in de energiebesparende maatregelen relatief hoog
zijn, terwijl er maar weinig bespaard kan worden op de energierekening. Ook gaat het
om gebouwen waarvan er op korte termijn al plannen zijn om ze te slopen of te verbouwen
tot woningen.
Ook staat de EPBD IV toe dat we bepaalde categorieën gebouwen helemaal uitzonderen
van deze eis. Hier gaat het onder andere om monumenten, een aantal gebouwtypen van
Defensie, gebedshuizen en gebouwen met een industriefunctie.
Portefeuilleaanpak
Voor de eigenaar van een grote gebouwportefeuille kan het logisch zijn om de gebouwen
één voor één vergaand te verduurzamen naar een emissievrij gebouw. Bij de portefeuilleaanpak
is het mogelijk om binnen een gebouwportefeuille te differentiëren in de aanpak van
de gebouwen, mits er in totaal voldoende wordt verduurzaamd. De portefeuilleaanpak
heeft grote toegevoegde waarde voor deze gebouweigenaren doordat ze hun investeringskosten
beter kunnen spreiden en ze meer op natuurlijke momenten kunnen sturen.19 Deze aanpak wil ik doorzetten en juridisch borgen. Dat vergt nog wel een aantal stappen.
Voorwaarde voor deelname aan een portefeuilleaanpak is in ieder geval dat een gebouweigenaar
aannemelijk maakt dat het één voor één aanpakken van de gebouwen minimaal leidt tot
een totale gelijkwaardige verbetering in de energieprestatie van de hele portefeuille
en een bovenwettelijke energiebesparing wordt gerealiseerd.
Andere verplichtingen uit de EPBD IV
Het doel van de EPBD IV is een energiezuinige en emissievrije gebouwde omgeving in
2050. Naast de hierboven genoemde normering voor utiliteitsbouw, gaat het hierbij
onder andere om het uitwerken van de instrumenten om het einddoel voor de gebouwde
omgeving in 2050 te halen, inclusief het moderniseren van de bepalingsmethode voor
de normering van de energieprestatie van gebouwen en van het energielabel (waar de
energieprestatie van het gebouw op wordt vermeld). Voor de zomer zal ik uw Kamer laten
weten hoe de nationale uitwerking van deze verschillende verplichtingen er uit gaat
zien en wanneer er wat wordt geregeld.
Overige onderwerpen
Publicatie ministeriële regeling eDNA
In de Kamerbrief van 2 oktober 2024 is door de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en mij aangekondigd dat we onderzoeken of de eDNA-methode
als erkende maatregel kan worden opgenomen in de Omgevingsregeling.20 Hiermee krijgen isolatiebedrijven de zekerheid dat ze bij gebruik van de eDNA-methode
kunnen voldoen aan de specifieke zorgplicht voor flora- en fauna-activiteiten. Dat
onderzoek is inmiddels afgerond en de concept-regeling heeft opengestaan voor internetconsultatie.
De wijziging van de Omgevingsregeling en de toelichting worden vandaag, 7 maart, gepubliceerd
in de Staatscourant. De regeling maakt het mogelijk dat bij het isoleren van een spouwmuur
van een grondgebonden woning de eDNA-methode als onderzoeksmethode wordt gebruikt
voor het uitsluiten van vleermuizen. Als uit een negatieve eDNA-test blijkt dat er
geen vleermuizen verblijven, kan er op reguliere wijze worden geïsoleerd, zonder aanvullende
maatregelen. Bij het vinden van DNA van een vleermuis is onverminderd de landelijke
lijn natuurvriendelijk isoleren van kracht, tenzij er sprake is van een gebiedsontheffing
via een (pre)soortenmanagement plan (SMP).21
Baatbelasting
Lid Flach (SGP) diende een motie in over de baatbelasting tijdens het tweeminutendebat
Energiebesparing van de Minister van Klimaat en Groene Groei op 23 januari 2025 (Kamerstuk
30 196, nr. 838). Bij deze zal ik kort toelichten waarom de Minister van KGG de motie heeft ontraden.
Ik weet dat enkele gemeenten de baatbelasting gebruiken bij verduurzaming van woningen
in particulier bezit. En ik snap hun doel, namelijk ervoor zorgen dat álle woningeigenaren
hun woning kunnen verduurzamen.
De gehanteerde constructie met een centrale rol voor de baatbelasting acht ik echter
juridisch kwetsbaar. Het toepassen daarvan is dus zowel voor de desbetreffende gemeenten
als voor de gebruikers risicovol.22,
23 Een gemeente mag baatbelasting heffen voor een voorziening van openbaar nut die zich
in de publieke ruimte bevindt, bijvoorbeeld rioleringswerken, openbaar groen of parkeervoorzieningen.
Het heffen van baatbelasting voor het verduurzamen van een particuliere woning staat
haaks op dit publieke karakter. Daarnaast staat de burger zeker in het geval van belastingheffing
niet in een gelijke verhouding met de overheid. Vrijwillige belasting past niet in
ons stelsel; bovendien is de vraag of er echt sprake is van vrijwilligheid. Natuurlijk
kan een gemeente in goed overleg met inwoners «achter de voordeur» hulp en ondersteuning
bieden. Maar de uitoefening van harde bevoegdheden, zoals het heffen van belastingen,
is naar zijn aard beperkt tot de gemeentelijke huishouding of moet terug te leiden
zijn tot expliciete wettelijke bevoegdheden. Die ontbreken hier. De (nieuwe) eigenaar
krijgt een nieuwe aanslag baatbelasting en kan daartegen bezwaar maken en dit is niet
te voorkomen met een kettingbeding. Zoals gezegd ondersteun ik wel het doel. Daarom
schreef ik uw Kamer eind vorig jaar een brief over de financiële mogelijkheden, onder
meer via subsidies en het Nationaal Warmtefonds, voor woningeigenaren om aan de slag
te gaan met energiebesparende maatregelen, zoals een dik pak isolatie, rendementsglas
en zonnepanelen.24
Demoproject hybride
In het demoproject hybride is de prestatie van de hybride warmtepomp onderzocht. Door
verschillende fabrikanten zijn in 200 woningen met verschillende bouwjaren hybride
warmtepompen geplaatst en over een periode van twee jaar gemonitord. Het belangrijkste
resultaat van het project is dat de gasbesparing in de praktijk hoger uitviel dan
werd verwacht. Waar eerder werd uitgegaan van 60% gasbesparing voor verwarming bij
een gemiddelde woning, lag bij dit onderzoek het gemiddelde resultaat op 75% gasbesparing
voor verwarming. Een andere belangrijke bevinding is dat de netbelasting van de hybride
warmtepompen ook lager uitviel dan verwacht.25 Minder positief was dat bij 20% van de woningen de warmtepomp minder goed presteerde
dan verwacht. Dit kwam onder andere door problemen met het bestaande afgiftesysteem
en door installatiefouten.26
Het demoproject laat zien dat de hybride warmtepomp, mits goed geïnstalleerd, in de
praktijk nog hogere besparingen kan realiseren dan eerder aangenomen werd. Dit heeft
een positief effect op de energierekening en is ook voor de netbeheerders een positief
resultaat. Wat het project ook heeft laten zien is dat er de komende periode moet
worden gewerkt aan de installatiekwaliteit. Dit is dan ook één van de onderwerpen
waar vanaf 2025, in samenwerking met de sector, naar zal worden gekeken zodat het
potentieel ook daadwerkelijk verzilverd wordt.
Actualisatie Startanalyse
Begin februari hebben gemeenten – onder embargo – een link naar de geactualiseerde
Startanalyse 2025 ontvangen. De Startanalyse is een berekening die de nationale (meer)kosten
voor verschillende warmtetechnieken toont. De analyse is geschikt als basis om lokale
kosten te vergelijken en biedt verschillende gegevens. Deze gegevens ondersteunen
gemeenten bij het kiezen hoe en wanneer buurten de komende jaren aardgasvrij kunnen
worden.27 Gemeenten kunnen aan de hand hiervan weloverwogen keuzes in hun warmteprogramma maken
voor bijvoorbeeld warmtenetten, (hybride) warmtepompen of all electric. Het Nationaal
Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) ondersteunt gemeenten stapsgewijs bij het
opstellen van een concept warmteprogramma.
De Startanalyse aardgasvrije buurten is ontwikkeld door het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL). De eerste Startanalyse is in 2020 gepubliceerd.28 De geactualiseerde versie wordt half maart 2025 openbaar.
Energielabel voor monumenten29
In de EPBD IV is de eerdere uitzonderingspositie die monumenten hadden bij de energielabelplicht
vervallen. Dat betekent dat monumenteneigenaren vanaf mei 2026, net zoals eigenaren
van andere gebouwen, verplicht zijn om bij verhuur of verkoop een energielabel te
hebben. Als voorbereiding op deze verplichting is onderzocht of de huidige energielabelsystematiek
geschikt is om te gebruiken voor monumenten.30 De conclusie van dat onderzoek stelt dat dat zo is.31 Hoewel monumenten worden uitgezonderd van de minimale energieprestatie-eisen voor
utiliteitsbouw is het van belang om monumenteneigenaren handelingsperspectief te geven
omdat ook monumenten in 2050 zo energiezuinig mogelijk moeten zijn. In dat handelingsperspectief
moet rekening gehouden worden met de voorbehouden vanuit de monumentale waarde.32 Omdat de monumentensector al bekend is met verduurzamingsadviezen, vaak DuMo-adviezen
genoemd (duurzame monumenten), verken ik nu in overleg met OCW en de monumentensector
de mogelijkheden om deze adviezen of andere energieprestatieadviezen als handelingsperspectief
te gaan gebruiken.
Tot slot
In deze brief heb ik toegelicht op welke wijze dit kabinet de EFG-labels bij huurwoningen
gaat uitfaseren. We doen dit omdat huurders dit niet zelf kunnen, maar hiervoor afhankelijk
zijn van hun verhuurder. Het kabinet vindt verduurzaming van huurwoningen belangrijk.
Niet alleen om klimaat- en energiedoelen te halen, maar ook omdat het betere huurwoningen
oplevert waarin het prettig wonen, werken en leven is. Bovendien geeft het mensen
met een laag of middeninkomen, die juist vaak huren, meer grip op hun energierekening.
Ook heb ik toegelicht hoe ik het proces van de invoering van de normering voor utiliteitsbouw
ga invoeren. Het invoeren van deze normen is iets wat ik zorgvuldig wil doen, en waarbij
ik ook goed wil luisteren naar ideeën van gebouweigenaren over hoe dit voor hen op
een haalbare en uitvoerbare manier kan worden vormgegeven. Voor de zomer zal ik een
brief sturen waarin ik uw Kamer informeer over hoe de normering utiliteitsbouw er
precies uit gaan zien en de implementatie van de EPBD IV.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
BIJLAGE I FINANCIËLE GEVOLGEN VOOR HUURDERS EN VERHUURDERS EN ONDERSTEUNING VOOR PARTICULIERE
VERHUURDERS
Ondersteuningspakket particuliere verhuur
Om verhuurders en huurders te helpen bij het uitfaseren van de EFG-labels, kom ik
met het «Ondersteuningspakket verduurzaming particuliere verhuur». De acties in dit
ondersteuningspakket zijn gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek van ABF research33 en Ipsos I&O34 en het pakket is met betrokkenheid van belanghebbenden, zoals Vastgoed Belang, IVBN,
VNG, Woonbond en NPLW tot stand gekomen. Uit de genoemde onderzoeken komt naar voren
dat kleine verhuurders vaker woningen met EFG-labels hebben en dat deze verhuurders
vaak minder goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden van verduurzaming.
Het ondersteuningspakket speelt in op de volgende thema’s: verbetering informatievoorziening
en procesondersteuning, versterking samenwerking overheden en de branche; verbetering
financiële ondersteuning particuliere verhuurders en uitfasering slechtst geïsoleerde
woningen. Een van de concrete maatregelen is de openstelling van een verhuurderspagina
op verbeterjehuis.nl. Hierop staat informatie voor (kleine) verhuurders die hun huurwoningen
willen verduurzamen, samen met een stappenplan hoe ze met de huurders afspraken kunnen
maken. Dit ondersteuningspakket is samen met een planning als bijlage toegevoegd aan
deze brief.
Financieringsmogelijkheden particuliere verhuurders
De gemiddelde investeringskosten voor verduurzaming van een huurwoning zijn:
Met de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) verbeteren
we de financiële positie van verhuurders om de benodigde investeringen te doen. De
SVOH is na een consultatie met marktpartijen en belangenorganisaties afgelopen jaar
vereenvoudigd en uitgebreid. Er is nog subsidie beschikbaar voor het vragen van een
energieadvies als startpunt voor de werkzaamheden, het aanbrengen van isolerende maatregelen
zoals dubbel glas, dak-, gevel- en vloerisolatie en een warmtepomp of zonneboiler.
Ook een aantal onderhoudsmaatregelen die samenhangen met verduurzaming, zoals nieuwe
kozijnen, komen voor vergoeding in aanmerking. De subsidiebedragen zijn per 1 januari
2025 verhoogd en verhuurders hoeven nog maar bij één loket hun aanvraag in te dienen.
De verhuurder krijgt voor zijn investeringen een hoger indirect en hoger direct rendement.
Het indirect rendement neemt toe doordat een beter energielabel direct leidt tot een
forse waardestijging van de woning zoals uit onderzoek door de Nederlandse Vereniging
van Makelaars (NVM) volgt.
Het directe rendement kan toenemen doordat de maximale huur toeneemt. Huurwoningen
met EFG-labels krijgen namelijk aftrekpunten in het WWS; deze vallen weg, en er komen
WWS-punten bij. Aan een nieuwe huurder, kan de verhuurder dan meer huur vragen, zoals
de indicatieve rekensommen hieronder laten zien.35
Indicatieve berekening rendement verduurzaming energielabel G naar D:1
Investering
– € 11.400
Subsidie (SVOH) – ca 30%
€ 3.420
Stijging huuropbrengsten 10 jaar (€ 174 x 12 x 10)
€ 20.880
Financieringslasten 5% (aflossingstermijn van 10 jaar)
– € 2.176
Totaal
€ 10.724
1 Uitgaande van 29 WWS punten en de maximale huurverhoging van circa € 174.
Indicatieve berekening rendement verduurzaming energielabel G naar D:1
Investering
– € 11.400
Subsidie (SVOH) – ca 30%
€ 3.420
Stijging huuropbrengsten 10 jaar (€ 87 x 12 x 10)
€ 10.440
Financieringslasten 5% (aflossingstermijn van 10 jaar)
– € 2.176
Totaal
€ 284
1 Uitgaande van 29 WWS punten en 50% van de maximale huurverhoging van circa € 174
Deze rekensommen laten dus zien dat verhuurders er na verduurzaming op middellange
termijn financieel op vooruitgaan, door een hoger indirect en direct rendement. Zij
doen er dus verstandig aan om te verduurzamen.
Het direct rendement kan al toenemen bij een zittende huurder. Een verhuurder die
verduurzamingsmaatregelen wil uitvoeren in de huurwoning, kan immers daarvoor een
voorstel aan de zittende huurder doen, waarbij een redelijke huurverhoging gevraagd
kan worden. Het staat de verhuurder en huurder vrij hierover in gesprek te gaan. Belanghebbenden
als Vastgoed Belang en Woonbond gebruiken voor het bepalen van een redelijke huurverhoging
de methode van de Huurcommissie.36 Deze methode gaat uit van de investeringskosten van de verhuurder, rekening houdend
met een terugverdientijd. Op dit moment laat ik onderzoeken of er een rekenmethode
te ontwikkelen is, die ook indicaties van bijvoorbeeld de baten op de energierekening
voor de huurder, het indirect rendement en de comfortstijging voor huurders meeneemt.
Op deze manier kunnen verhuurder en huurder gerichter afspraken maken over een passende
huurverhoging en tot een shared incentive komen.
De huurder zal na het verduurzamen van zijn woning het voordeel hebben van een lagere
energierekening. Daarnaast heeft de huurder na verduurzaming de mogelijkheid de huurwoning
weer normaal te verwarmen, daar waar nu vaak minimaal gestookt wordt. Dit leidt ook
tot verbetering van de woonkwaliteit, want er is een afname van tocht- en schimmelklachten.
Ten slotte biedt de verduurzaamde woning de huurder bescherming tegen een in de toekomst
stijgende energieprijs.
BIJLAGE II VOORTGANG VERDUURZAMING UTILITEITSBOUW
De afgelopen jaren is er veel in gang gezet om de utiliteitsbouw te verduurzamen.
Hieronder geef ik een kort overzicht van de verschillende trajecten die er zijn om
gebouweigenaren te stimuleren en te ondersteunen bij de verduurzaming.
Ontzorging
Veel eigenaren van utiliteitsgebouwen missen de kennis of de capaciteit om hun gebouw
te verduurzamen. Om hen te helpen ondersteun ik twee ontzorgingsprogramma’s gericht
op de kleine eigenaren binnen het maatschappelijke vastgoed en het mkb. Deze programma’s
ondersteunen eigenaren bij het maken van een verduurzamingsplan voor hun pand en eventueel
bedrijfsproces. Deze programma’s worden uitgevoerd door de provincies en hebben een
looptijd tot 2027.37 Vanuit de verschillende sectoren zijn er ook programma’s, waarbij aandacht is voor
de specifieke uitdagingen in die sector, zoals voor sport of voor monumenten.
Ook ondersteun ik het Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen. Dit programma is
gericht op het organiserend vermogen op bedrijventerreinen te vergroten ten behoeve
van de verduurzaming. In het Programma verduurzaming bedrijventerreinen zal er ook
veel aandacht geschonken worden aan de collectieve en coöperatieve oplossing voor
het probleem van netcongestie. Dit programma bevestigt het advies van de Raad voor
de Leefomgeving om meer in te zetten op het verhogen van de organisatiegraad op deze
terreinen.38
Subsidie voor maatschappelijk vastgoed
Binnen de DUMAVA-regeling (Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed) kunnen maatschappelijke
organisaties en instellingen subsidie krijgen om te verduurzamen. Eigenaren kunnen
subsidie aanvragen voor verduurzamingsmaatregelen, zoals voor isolatie of voor een
warmtepomp, of voor een integraal verduurzamingsproject. Voor integrale verduurzaming
moet het maatregelenpakket leiden tot een energieverbetering van ministens drie energielabelstappen
tot minimaal energielabel B of een «hoge energieprestatie», ook wel de renovatiestandaard
genoemd. De renovatiestandaard is in 2022 geïntroduceerd om eigenaren te stimuleren
vergaand te verduurzamen en de gebouwen zeer energiezuinig te maken. Daar is ook een
hoger subsidiepercentage voor beschikbaar gekomen (van 30% naar 40%). De eerste cijfers
laten zien dat dit een stimulerend effect heeft: van het aantal vierkante meter vastgoed
dat integraal verduurzaamd wordt, wordt een groot deel verduurzaamd richting de renovatiestandaard.39 We zetten de DUMAVA hiermee zo optimaal mogelijk in om maatschappelijke vastgoedeigenaren
voor te bereiden op de aankomende normering. In 2025 en volgende jaren wordt de regeling
gecontinueerd en een aanzienlijk deel van het subsidiebudget zal weer worden ingezet
voor integrale verduurzamingsprojecten.
Inmiddels zijn er drie subsidierondes geweest, waarmee in totaal voor ruim € 760 miljoen
aan subsidie is (of wordt) beschikt. De regeling is belangrijke bron van subsidie
voor organisaties zoals scholen, buurthuizen, zorginstellingen, etc. en een steeds
groter wordende groep weet de weg naar de subsidieregeling te vinden. Voor de periode
2024–2030 is er vanuit het Klimaatfonds circa € 1,9 miljard beschikbaar gekomen om
de regeling te continueren. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat het richting
de inwerkintreding van de normering er vanwege staatssteunregels beperkingen zijn
aan de mogelijkheden om gebouweigenaren financieel te ondersteunen bij het nemen van
maatregelen die nodig zijn om aan de normen te voldoen. Wel is het gewoon mogelijk
om subsidies te blijven geven voor het nemen van maatregelen die verdergaan dan de
minimumeisen.
Ook voor de verduurzaming van Rijksvastgoed zijn vanuit het Klimaatfonds middelen
beschikbaar gesteld voor vergaande renovatie van Rijksvastgoed richting Renovatiestandaard.
Inmiddels is er binnen het totaal beschikbare budget van 350 mln. voor 255 mln. euro
aan vergaande renovatieprojecten naar de renovatiestandaard ingediend.
Subsidie voor het mkb
Vanuit haar coördinerende rol is de Minister van Klimaat en Groene Groei bezig met
het opstellen van een set aan aanbevelingen met als doel om de ondersteuning aan het
mkb bij de verduurzaming effectiever en efficiënter te maken.40 Het bundelen van de verschillende potjes voor het mkb is hier onderdeel van. De Minister
van KGG is van plan om uw Kamer nog voor de zomer te informeren over de aanbevelingen.
Financiering
Om investeringen in het verduurzamen van panden en installaties naar voren te halen
is passende financiering wenselijk. Momenteel wordt gewerkt aan laagdrempelige leningen
voor het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed.41 Vanuit het Rijk wordt een bijdrage gedaan aan het Nationaal Renovatiefonds, het BNG
Duurzaamheidsfonds en de Regionale Energiefondsen. Om de toegang tot financiering
te bevorderen van integrale projecten en gebiedsgerichte oplossingen gelieerd aan
het maatschappelijk vastgoed, is een voorstel ingediend voor een waarborgfonds maatschappelijk
vastgoed. Dit voorstel wordt bij de voorjaarsnota 2025 behandeld. De middelen van
dit voorstel komen uit de klimaatfondsmiddelen voor de DUMAVA-subsidie, wordt niet
besloten tot het inrichten van het waarborgfonds dan vloeien deze middelen terug naar
de DUMAVA subsidie.
Het mkb heeft via Qredits toegang tot laagdrempelige en aantrekkelijke leningen tot
€ 50.000 ter verduurzaming van het energiegebruik.42 Tevens is door de Minister van KGG een voorstel ingediend voor de voorjaarsbesluitvorming
om middels een energiebesparingsfonds leningen mogelijk te maken voor mkb-bedrijven
die willen investeren in energiebesparing en verduurzaming van het energiegebruik.43
Label C verplichting
Steeds meer kantoren hebben een energielabel C. In oktober vorig jaar heb ik uw kamer
geïnformeerd over de stand van zaken van de verplichting voor kantoren om minimaal
een energielabel C te hebben.44
Eindnorm en Renovatiestandaard
In het Klimaatakkoord van 2019 is afgesproken dat er een eindnorm voor gebouweigenaren
in het Bbl wordt opgenomen voor utiliteitsbouw voor 2050. In de voortgangsbrief over
de verduurzaming van de utiliteitsbouw is aangegeven dat de eindnorm vorm krijgt door
aan te sluiten bij de verplichting uit de EPBD IV om richtinggevende normen voor emissievrije
gebouwen in onze nationale regelgeving op te nemen.45
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening