Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de mishandeling in Vlaardingen voorafgaand aan begrotingsbehandeling
31 015 Kindermishandeling
31 839
Jeugdzorg
Nr. 276
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 11 september 2024 verzocht
om een kabinetsreactie over achterliggende problemen in de meldingenstructuur naar
aanleiding van de zware mishandeling van het pleegmeisje in Vlaardingen. De commissie
heeft verzocht daarbij in te gaan op het registreren en wegen van meldingen, gegevensuitwisseling
tussen betrokken partijen, het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming en de laatste signaalbrief van de inspectie en dit voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
van Justitie en Veiligheid aan de Kamer te sturen. In deze brief geven wij onze reactie
op die verzoeken.
De aangrijpende gebeurtenis met het meisje uit het pleeggezin in Vlaardingen raakt
ons diep. We willen dat kinderen veilig en gezond opgroeien. Als er ernstige problemen
zijn en het echt niet meer verantwoord is om thuis te blijven wonen, is het belangrijk
dat kinderen «zo thuis mogelijk» zorg en ondersteuning krijgen. Pleegzorg is dan vaak
een goede optie. Het is bijzonder schrijnend dat het in dit geval zo mis is gegaan:
een jong meisje dat juist na een uithuisplaatsing een plek nodig had waar ze veilig
kon opgroeien en in plaats daarvan te maken kreeg met ernstig geweld. Dit afschuwelijke
incident heeft voor grote maatschappelijke onrust gezorgd, daarom is direct een groot
Inspectie-onderzoek gestart dat nu nog loopt. Parallel daaraan hebben we nauw contact
onderhouden met de betrokken organisaties en bezien we waar nu al verbeteringen mogelijk
zijn.
Lopend inspectieonderzoek
Zoals uw Kamer bij brief van 31 mei jl. is bericht1, doet de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd samen met de Inspectie Justitie en Veiligheid
onderzoek naar de geleverde kwaliteit en veiligheid van de zorg aan het meisje. De
Inspectie van het Onderwijs doet zelf onderzoek. De Inspecties verwachten de rapporten
begin 2025 te publiceren. Uiteraard zullen wij uw Kamer hierover direct informeren.
Wij voelen grote urgentie om van dit vreselijke incident te leren en waar dat mogelijk
is te voorkomen dat een dergelijke situatie zich nogmaals kan voordoen. In dat kader
staan wij en onze departementen voortdurend met elkaar in contact en overleggen we
met de lokale partijen. Wij hebben de verschillende betrokken organisaties (de pleegzorgorganisatie,
de gecertificeerde instelling, de Raad voor de Kinderbescherming, de politie en Veilig
Thuis) gevraagd te reflecteren op hun rol en verantwoordelijkheid bij dit incident
en waar mogelijk nu al verbeteringen door te voeren.
Dit alles doen wij tegelijkertijd met gepaste terughoudendheid gezien het lopende
onderzoek van de Inspecties. Tot wij het rapport hebben ontvangen zullen wij geen
compleet beeld hebben wat er precies gebeurd is. Wij willen geen voorbarige (deel)conclusies
trekken. Dit is een lastige lijn waar wij constant de balans moeten vinden tussen
bekijken waar wij ons nu al voor kunnen inzetten en de Inspecties niet voor de voeten
lopen.
In deze brief zullen wij kort ingaan op hoe het signaleren en melden van onveiligheid
in algemene zin is geregeld en schetsen we beknopt een aantal relevante ontwikkelingen
in wet- en regelgeving. In een bijlage worden iets uitvoeriger de rollen, taken en
verantwoordelijkheden van een aantal betrokken organisaties toegelicht.
Signaleren, melden en handelen bij (vermoedens van) onveiligheid
Verschillende organisaties en professionals kunnen betrokken zijn bij het signaleren
van en melden bij (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling. Professionals
uit de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg,
kinderopvang en justitie zijn op basis van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling verplicht om met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
te werken.
De vijf stappen van de meldcode bieden handelingsperspectief voor professionals als
zij huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. De vijf stappen van de meldcode
zijn:
1. In kaart brengen van signalen
2. Overleggen met een collega en indien nodig met Veilig Thuis
3. In gesprek met betrokkenen (inclusief het kind zelf)
4. Een afweging maken van de ernst van de situatie, bij twijfel opnieuw contact met Veilig
Thuis opnemen
5. Een beslissing nemen; hulp bieden of organiseren, of melden bij VT.
Naast toepassen van de meldcode hebben een aantal organisaties een specifieke rol
en verantwoordelijkheid in het beoordelen en onderzoeken van signalen over onveiligheid
en het nemen en uitvoeren van maatregelen:
− Na een melding van (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling doet Veilig Thuis altijd een veiligheidsbeoordeling. VT vraagt daartoe onder meer informatie op bij
direct betrokkenen en bij andere organisaties. Bij acute situaties wordt direct ingegrepen.
Indien nodig kan Veilig Thuis na een veiligheidsbeoordeling bij de Raad voor de Kinderbescherming
(RvdK) een verzoek indienen tot onderzoek naar het inzetten van een kinderbeschermingsmaatregel.
Niet alleen professionals maar iedereen kan contact opnemen met Veilig Thuis om (eventueel
anoniem) advies te vragen of een melding te doen.
− Bij acute onveiligheid grijpt de politie direct in, zodat het geweld stopt. Wanneer mogelijk doet de politie dit meteen samen
met Veilig Thuis. Veilig Thuis maakt een veiligheidsbeoordeling. De politie doet onderzoek
naar strafbare feiten. Het Openbaar Ministerie (OM) bepaalt of iemand wordt vervolgd.
Samen stemmen zij af welke veiligheidsmaatregelen passen bij de situatie. Bij alle
vermoedens van huiselijk geweld, kindermishandeling of overige zorgen over jeugdigen,
dus ook wanneer het niet acuut onveilig is, stuurt de politie een zorgmelding naar
Veilig Thuis.
− De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) kan – uitsluitend op verzoek of na melding van Veilig Thuis, het lokaal team
of een gecertificeerde instelling – onderzoek doen naar de opvoedsituatie van een
minderjarige en op basis daarvan de kinderrechter om een ondertoezichtstelling of
een andere kinderbeschermingsmaatregel vragen als de veiligheid of ontwikkeling van
het kind gevaar loopt. De kinderrechter neemt daarover een besluit.
De RvdK is ook verantwoordelijk voor de justitiële screening van aspirant-pleegouders.
We verwijzen op dit punt naar de beantwoording van Kamervragen hierover.2
− De jeugdbeschermer van een Gecertificeerde Instelling (GI) voert de kinderbeschermingsmaatregel uit, onder andere door het kind te ondersteunen
en jeugdhulp in te zetten als dat nodig is voor het kind. Ouders zijn verplicht om
mee te werken conform de adviezen en aanwijzingen van de jeugdbeschermer. In het geval
van een voogdijmaatregel heeft de GI het gezag over het kind en is dan de wettelijke
vertegenwoordiger van het kind.
− De pleegzorgorganisatie is verantwoordelijk voor de beoordeling van de geschiktheid
van pleegouders. Het pleeggezin volgt hiervoor eerst een intensief voorbereidings-
en screeningstraject.3 In geval van plaatsing van een kind in een pleeggezin is de pleegzorgorganisatie
verantwoordelijk voor de begeleiding van het pleeggezin. De pleegzorgbegeleider volgt
de ontwikkeling van het pleegkind en onderhoudt contact met alle betrokkenen: het
kind, de ouders, de jeugdbeschermer en mogelijk andere instanties.
Vanaf de start van de plaatsing in een pleeggezin is er sprake van een multidisciplinair
zorgteam waarin de professionals van pleegzorg en jeugdbescherming de voortgang van
de plaatsing en de doelen monitoren en afstemmen.
Relevante ontwikkelingen in wet- en regelgeving
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft verzocht om in te gaan op de
ontwikkelingen rond het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. We verwijzen
kortheidshalve naar onze Voortgangsbrief Jeugd van 5 november 20244 waarin we de Kamer hebben geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen rond het Toekomstscenario
en de gekozen ontwikkelrichting.
Over samenwerking tussen organisaties en gegevensdeling zijn naar aanleiding van ervaren
knelpunten in de praktijk recent twee wetsvoorstellen aangenomen die per 1 januari
2025 in werking treden. Een ander relevant wetvoorstel ligt op dit moment voor behandeling
in de Tweede Kamer. Naar verwachting zullen deze wetsvoorstellen helpen om de onderlinge
uitwisseling van gegevens met het oog op veiligheid en aanpakken van problematiek
te verbeteren:
− Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS).
Deze wet maakt duidelijk onder welke voorwaarden informatie kan worden verwerkt binnen
vier bestaande samenwerkingsverbanden op het terrein van zorg en veiligheid (waaronder
de Zorg- en Veiligheidshuizen), in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit
en in de aanpak van witwassen en crimineel vermogen. De wet treedt per 1 januari 2025
in werking.
− Aanpassing Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), via de Verzamelwet gegevensverwerking
VWS I.
De juridische grondslag wordt versterkt van gegevensdeling tussen Veilig Thuis en
samenwerkingspartners in de strafrechtketen. Deze grondslag bestond al voor gegevensdeling
met politie en RvdK; nu bestaat deze ook voor gegevensdeling met het OM, de reclassering
en Slachtofferhulp Nederland. De samenwerkingsaanpak Veiligheid Voorop waarin Veilig
Thuis in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling nauw samenwerkt met
politie, OM, RvdK en reclassering is hiermee wettelijk verankerd. De wetswijziging
treedt per 1 januari 2025 in werking.
− Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams)
Dit wetsvoorstel regelt dat gemeenten de wettelijke mogelijkheid krijgen om tot een
gecoördineerde aanpak te komen voor mensen of gezinnen waarbij meervoudige problematiek
speelt. Dit wetsvoorstel biedt grondslagen voor de gegevensverwerking en gegevensdeling
die hierbij nodig is. Het wetsvoorstel ligt op dit moment voor behandeling in de Tweede
Kamer.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
I. Coenradie
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport