Brief regering : Toelichting bij de Nota van wijziging op Ontwerpbegroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2025
36 600 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025
Nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2024
In het Hoofdlijnenakkoord is een taakstelling op subsidies opgenomen die rijksbreed
optelt tot € 1 miljard structureel. Deze rijksbrede taakstelling op subsidies vertaalt
zich voor het Ministerie van VWS in een taakstelling van structureel € 252 miljoen
in 2029. Dat is een forse ombuiging op het totale subsidiebudget van het ministerie.
Structureel is er voor subsidies, zonder korting, ongeveer € 1,8 miljard beschikbaar
om beleidsdoelstellingen te bereiken. Een korting van € 252 miljoen betekent een korting
van ongeveer 14%.
In de ontwerpbegroting 2025 is de korting reeds generiek verwerkt op alle subsidiebudgetten,
dus met een korting van ongeveer 14%. Daarbij hebben we uw Kamer reeds aangegeven
dat dit niet de definitieve invulling zou zijn. Wij zouden uw Kamer met een nota van
wijziging, voor de begrotingsbehandeling, over de beleidsmatige invulling informeren.
Hierbij bied ik u, als Minister van VWS, de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting
VWS 2025 aan (Kamerstuk 36 600 XVI, nr. 33). In de nota van wijziging is de invulling op de subsidie- en apparaatstaakstelling
budgettair verwerkt binnen de begrotingsartikelen. In deze Kamerbrief wordt ingegaan
op de inhoudelijke invulling van de subsidietaakstelling waar wij vanuit onze verantwoordelijkheid
voor staan.
In het Hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet scherpe keuzes moeten maken om de overheidsuitgaven
beheerst te laten blijven. Eén van die moeilijke keuzes is de taakstelling op subsidies.
Liever zouden we helemaal niet bezuinigingen op volksgezondheid, zorg, welzijn en
sport. Ook omdat deze bezuinigingen niet op zichzelf staat, maar we op het terrein
van de zorg, preventie en sport reeds andere besparingen hebben verwerkt in de begroting
en de zorg voor grote uitdagingen staat.
De overweging op hoofdlijnen
De afgelopen tijd is intensief gewerkt aan de invulling van de taakstelling. Een generieke
korting van 14% op alle subsidiebudgetten is in onze ogen niet mogelijk en niet wenselijk.
Zo wordt er subsidie verstrekt voor bevolkingsonderzoeken, abortuszorg en het Rijksvaccinatieprogramma
waarbij je met een korting van 14% moet gaan kiezen welke mensen dan wel en welke
niet in aanmerking komen voor respectievelijk deelname aan een bevolkingsonderzoek,
een abortus of een vaccinatie. Of in het voorbeeld van gespecialiseerde cliëntondersteuning,
welke cliënten ontvangen die dan wel en welke niet? In onze ogen is het niet mogelijk
en niet wenselijk om op deze medische en preventieve zorg en ondersteuning die mensen
direct raakt te korten. Daarmee wordt de zorg en ondersteuning voor mensen in het
hier en nu slechter en bereiken we zelfs het tegenovergestelde. Mensen krijgen te
maken met een hogere ziektelast en de maatschappij krijgt te maken met hogere zorgkosten
op een later moment. Door het ontzien van deze subsidies is het automatische gevolg
dat de opgave voor het overige subsidielandschap groter wordt dan 14%.
Daarom is de afgelopen periode benut om een integrale afweging te maken in welke regelingen
en of middelen in de begroting wel aangepast konden worden. Doelmatigheid- en doeltreffendheidsoverwegingen
hebben daarbij een rol gespeeld, door te kijken naar de benutting van regelingen of
naar aanleiding van een evaluatie die kritisch is over de effectiviteit van een regeling.
Ook is gekeken naar het solidariteitsbeginsel in aanspraken en welke regelingen aansluiten
bij de politieke prioriteiten en of er wel sprake is van een primaire overheidstaak.
Vanuit deze overwegingen zijn keuzes gemaakt.
Het subsidielandschap in den brede
Om tot een inhoudelijke keuze te komen is vanuit de verschillende portefeuilles van
de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), de Staatssecretaris Langdurige
Maatschappelijke Zorg (LMZ) de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport (JPS) het
subsidielandschap in den brede bekeken. Als er wordt gekeken naar het subsidielandschap
van het gehele ministerie kan de volgende globale indeling worden gemaakt:
• Medische en preventieve zorg;
Dit betreft subsidies met een medisch of preventief karakter die direct raken aan
de gezondheid van mensen en voorkomen onnodige gezondheidsklachten later. Het budgettair
beslag is ongeveer € 0,5 miljard. Het gaat dan om vaccinaties vanuit het Rijksvaccinatieprogramma,
bevolkingsonderzoeken, abortuszorg, consultatie bij euthanasie, fertiliteitsbehandeling,
palliatieve zorg en donatie van organen bij leven.
• Ondersteuning van burgers, cliënten en patiënten;
Er wordt door het ministerie op verschillende manieren ondersteuning geboden aan burgers,
cliënten en patiënten. Zo zijn er subsidies voor patiëntenorganisaties. Zij dragen
bij aan goede informatievoorziening voor patiënten en cliënten, hun families en betrokkenen
en treden op als belangenbehartiger. Deze organisaties ontvangen subsidies en dragen
eraan bij dat mensen sneller hun weg vinden naar en in de zorg en ondersteuning, de
juiste vragen stellen aan de zorgverleners tijdens zorg en behandelingen en daardoor
ook beter geholpen worden. Daarnaast zijn er tal van instellingen die burgers, cliënten
en patiënten ondersteunen, bijvoorbeeld vanuit luister- en hulplijnen (ook 113), ondersteuning
bij onbedoelde zwangerschappen, ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers,
vertrouwenspersonen bij instellingen, gespecialiseerde clientondersteuning.
• Opleidingen en arbeidsmarkt;
VWS verstrekt verschillende subsidies zowel voor de (medische) vervolgopleidingen
als voor het bij- en omscholen. Hierdoor wordt de instroom van nieuwe medewerkers
bevorderd zodat er voldoende mensen in de toekomst in zorg en welzijn blijven werken.
Door de dubbele vergrijzing blijft het nodig om naast instroom ook te zorgen voor
innovatieve werkvormen zoals regionaal werkgeverschap. VWS geeft via subsidies een
impuls aan de gewenste richting in domeinoverstijgende arbeidsmarktvraagstukken.
• Ondersteuning van het zorgveld (onderzoek, toegankelijkheid);
Met deze subsidies wordt met name ingezet om het brede zorgveld toekomstbestendig
in te richten. Door onder andere het monitoren en doen van onderzoek wordt inzicht
verkregen in de (kwaliteit en toegankelijkheid van) zorg en kan worden bezien waar
de zorg moet worden verstevigd.
• Preventie en sport;
Dit betreft subsidies die een bijdrage leveren aan een gezonde leefstijl en leefstijlinterventies.
Bedoeld om gezondheidsverschillen te verkleinen en betreft interventies van jong tot
oud (van gezonde school tot seksuele gezondheid en valrisico). Daarnaast wordt er
vanuit sport zowel een bijdrage geleverd via subsidies aan een sportieve samenleving
en ondersteuning van sportverenigingen en topsport.
Afweging en invulling van de subsidietaakstelling
Gegeven het subsidielandschap is vervolgens bezien waar beleidsmatig invulling van
de taakstelling kan worden gegeven. Dit is allereerst vanuit doeltreffendheid bezien.
Doeltreffendheid kan zowel gaan over een geringe benutting van een regeling enerzijds
door degene voor wie de regeling is bedoeld, of anderzijds als blijkt uit een evaluatie
dat een regeling onvoldoende bijdraagt aan de realisatie van het doel.
Opleidingen en arbeidsmarkt
Vanuit het ministerie wordt arbeidsmarkt op verschillende manieren ondersteund; door
beschikbaarheidsbijdragen voor de verschillende sectoren vanuit de premie gefinancierde
uitgaven, vanuit bestuurlijke afspraken en ook met specifieke subsidieregelingen.
Op het terrein van een specifieke regeling is besloten om, ook gesteund door onderzoek
van de Algemene Rekenkamer, de regeling niet te verlengen na 2027. Het betreft het
Stagefonds. Op dit moment is er € 122 miljoen per jaar beschikbaar voor deze individuele
subsidieregeling. Met deze regeling kunnen zorgaanbieders een vergoeding krijgen voor
stageplekken, om de werkgeverskosten voor begeleiding te vergoeden. Uit het onderzoek
van de Rekenkamer dat ook uw Kamer heeft ontvangen blijkt dat het grootste knelpunt
het gebrek aan stagebegeleiders is, niet de financiering. Volgens de Rekenkamer is
het Stagefonds ondoelmatig. Het niet voortzetten van deze regeling levert vanaf 2028
€ 122 miljoen per jaar op. Daarvan wordt niet het hele bedrag nu al ingezet voor de
subsidietaakstelling. Immers, de uitdagingen van de arbeidsmarkt zijn groot. Om de
ambities op het terrein van arbeidsmarkt uit het Regeerprogramma te verwezenlijken,
blijft er vanuit het stopzetten van het stagefonds € 40 miljoen beschikbaar voor de
voor de leidraad Vakmanschap en Werkplezier en het maken van afspraken in de akkoorden.
Daarnaast wordt incidenteel een kaseffect van € 10 miljoen ingezet voor de subsidietaakstelling
in 2025. Beleidsmatig heeft dit geen consequenties. In het kas- verplichtingenstelsel
van de Rijksoverheid kunnen middelen die niet in een jaar worden uitgegeven niet worden
meegenomen naar een ander jaar. Er wordt nu reeds verwacht dat niet alle middelen
in 2025 volledig kunnen worden uitgegeven in het (kas)jaar 2025, daarom kunnen deze
middelen nu worden ingezet voor de subsidietaakstelling. Anders zouden deze middelen
op een later moment worden ingezet voor andere problematiek op de VWS-begroting of
in de bredere Rijksbegroting. Daarnaast wordt voor € 8 miljoen voor twee jaren (2026
en 2027) de bijdrage aan Regioplus naar beneden bijgesteld.
Intergenerationeel wonen
Sinds 2023 is de subsidieregeling intergenerationeel wonen beschikbaar. Deze regeling
is bedoeld om jongeren te stimuleren in geclusterde woonvormen te wonen waar overwegend
ouderen wonen en ontvangen jongeren een vergoeding hiervoor. Daarmee kan sociale interactie
en cohesie worden gestimuleerd. Van de regeling wordt tot op heden zeer beperkt gebruik
gemaakt. In 2023 en 2024 is er namelijk voor minder dan € 1 miljoen subsidie aangevraagd.
Het doel om vanuit sociale cohesie de zorg te ontlasten is een goed streven. Er is
echter op dit moment onvoldoende zichtbaar of deze regeling hiertoe nu voldoende wenkend
perspectief biedt. Dit maakt dat de huidige regeling niet wordt voorgezet na 2025.
Alleen in het jaar 2025 kan nog voor een beperkt bedrag een aanvraag worden gedaan.
Vanaf 2028 is er € 16 miljoen beschikbaar voor de bevordering van sociale cohesie
om zo een bijdrage te leveren aan de zorg. Er wordt nog bezien hoe dit beleid het
beste vorm kan krijgen.
BOSA-regeling
In 2025 is er € 74 miljoen beschikbaar voor de Subsidieregeling Bouw en onderhoud
en sportaccommodaties (BOSA). Ongeveer een derde van de BOSA middelen wordt op dit
moment toegekend aan duurzaamheidsmaatregelen van sportverenigingen. Dat gaat op een
budget van € 74 miljoen om een bedrag van ongeveer € 25 miljoen aan subsidie voor
verduurzaming per jaar. Omdat het aandeel in de BOSA-regeling dat wordt uitgegeven
aan duurzaamheidsmaatregelen over de jaren stijgt, wordt vanaf 2026 een besparing
van € 28 miljoen op de BOSA-regeling ingeboekt. Dat doen we omdat we ervoor zorgen
dat naast zorg- en welzijnsorganisaties ook sportverenigingen voor de financiering
van duurzaamheidsmaatregelen vanaf 1 april 2025 gebruik kunnen maken van de subsidieregeling
voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (DUMAVA), wat nu nog niet het geval
is. Daarbij is 2025 een overgangsjaar, waarbij sportverenigingen voor verschillende
maatregelen zelfs een beroep kunnen doen op zowel de BOSA, als de DUMAVA. Op deze
manier trachten we de korting op de BOSA, die voorkomt dat we bijvoorbeeld moeten
korten op andere subsidies, zoals het jeugd- en cultuursportfonds, op te vangen.
Voor de jaren 2028 en 2029 is een verder oplopende korting ingeboekt op de BOSA-regeling
tot € 53 miljoen. Dat hebben we gedaan om zware bezuinigingsreeksen in 2028 en 2029
op bijvoorbeeld cruciale sportinfrastructuur of het topsportprogramma te voorkomen,
waarmee nu al een schadelijk effect teweeg kan worden gebracht.
Om de impact op sportverenigingen verder te verzachten bezien we daarbij samen met
de Ministeries van VRO en KGG hoe op basis van het rapport «Amateursport fit voor
de toekomst» van het Nationaal Klimaat Platform de verduurzaming van de sport blijvend
kunnen stimuleren waarmee ook de continuïteit en betaalbaarheid van sportverenigingen
wordt bevorderd.
Minder overhead (in de sport)Middelen Sportakkoord
De bestuurlijke afspraken met gemeenten en de sportsector met betrekking tot het Sportakkoord
lopen tot eind 2026. Zoals afgesproken met de Tweede Kamer willen we deze eerst goed
evalueren, alvorens we besluiten hoe en op welke manier we hier mee doorgaan. Gemeenten
konden voor de uitvoering van een lokaal sportakkoord aanspraak maken op de lokale
middelen in de Specifieke Uitkering Sportakkoord. Hiermee kunnen gemeenten uren van
(gemeentelijke) ambtenaren financieren voor het sluiten van lokale sportakkoorden
uitvoering geven aan het Sportakkoord. Omdat inmiddels al veel lokale sportakkoorden
zijn gesloten, de bestuurlijke afspraken aflopen eind 2026 en we het Sportakkoord
de lokale sportakkoorden eerst willen evalueren, alvorens we besluiten hoe en op welke
manier we hiermee doorgaan na 2026, is per 2027 € 10 miljoen hierop ingeboekt. Daarnaast
wordt vanaf 2027 een efficiëntie slag gemaakt bij de sportakkoord middelen voor de
sportsector en zijn er besparingen ingeboekt op overige (kleinere) subsidies waarmee
vooral overhead gefinancierd.
Minder rapporten (in de sport)
Ook wordt op een totale subsidiebudget Kennis en Innovatie van ongeveer € 21 miljoen,
bij elkaar opgeteld structureel ruim € 5 miljoen bespaard op onderzoek en innovatie
voor de sport. Dit is een korting die de sport in de basis niet raakt. Daarbij blijft
er dus nog afgerond € 16 miljoen beschikbaar voor onderzoek in de sport. Tegelijkertijd
vragen we kennisinstellingen keuzes te maken in welke onderzoeken ze doen, onderzoeken
waar mogelijk te combineren of (iets) minder frequent uit te voeren. Op deze manier
kunnen subsidies die direct ingezet worden voor jeugd, mensen met een handicap en
mensen met een smalle beurs, en ook het topsportprogramma worden ontzien. Sport en
bewegen is immers een blijvende prioriteit om de gezondheid van mensen te bevorderen.
Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV)
Voor de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg wordt vanaf 2027 het budget met
€ 40 miljoen naar beneden bijgesteld. Op dit moment kunnen niet-verzekeringsplichtingen
via de regeling zowel spoedeisende zorg als ook niet-spoedeisende zorg ontvangen.
Dit kan ook zonder dat een persoon hiervoor een vergoeding wordt gevraagd, zoals dit
via de premie en met het eigen risico wel wordt gevraagd van verzekeringsplichtigen
in Nederland. Het gaat dan om mensen die rechtmatig in Nederland verblijven, maar
niet verzekerd zijn en dit ook niet kunnen zoals werkloze arbeidsmigranten of toeristen.
Beoogd wordt de regeling zodanig aan te passen dat in de uitvoering een afweging kan
plaatsvinden welke zorg nodig is, waarbij acute zorg altijd wordt geleverd en of er
mogelijk ook een vergoeding hiervoor kan worden gevraagd, gelijk aan de verzekeringsplicht
die ieder ander in Nederland ook heeft. Dit vanuit het solidariteitsbeginsel waar
wij waarde aan hechten.
Subsidieregeling transgenderzorg
De subsidieregeling borstprothesen transvrouwen is in 2019 in werking getreden als
aanvulling op de mogelijkheden die er zijn binnen het basispakket Zvw voor een borstconstructie
bij het ontbreken van borstaanleg bij vrouwen en de daarmee vergelijkbare situatie
bij transvrouwen. Deze subsidieregeling loopt af in 2028 en zal daarna niet worden
verlengd.
Onderzoeksmiddelen (RIVM, Zorginstituut en ZonMw)
Er worden door VWS middelen aan het RIVM, het Zorginstituut en ZonMw beschikbaar gesteld
voor onderzoek en de uitvoering van specifieke regelingen. Ook ZonMw verstrekt in
zekere zin, via VWS, subsidies aan derden. Naar deze inzet van middelen is gekeken
voor de invulling van de taakstelling. Er is uiteindelijk een korting van structureel
€ 72 miljoen op deze onderzoeksmiddelen. Voor het RIVM betreft het een korting van
€ 20 miljoen, waarbij in overleg tussen RIVM en VWS zal worden bezien de komende tijd
hoe deze korting met het afbouwen of niet starten van nieuwe opdrachten wordt gerealiseerd.
Voor het Zorginstituut gaat het om een korting van € 36 miljoen structureel omdat
de regeling Veelbelovende zorg niet wordt verlengd nadat de huidige regeling afloopt.
Voor ZonMw gaat het om structureel € 16 miljoen. De korting wordt gedeeltelijk gerealiseerd
op bestaande budgetten en door rekening te houden met de te verwachte daadwerkelijke
kasuitgaven in een bepaald jaar (conform de liquiditeitsprognose van ZonMw). Meer
concreet wordt doelmatigheidsonderzoek en onderzoek naar passende zorg gekort. Daarbij
wordt bezien hoe de onderzoeken meer in samenhang kunnen worden gebracht. Daarnaast
wordt het programma Kwaliteitsgelden, die benut worden voor het ontwikkelen van kwaliteitsinstrumenten
(zoals richtlijnen), gekort. Dit besluit nemen we niet lichtvaardig. We kiezen ervoor
om minder middelen in te zetten naar onderzoek in kwaliteit en kwaliteitsverbetering
van de zorg. Daarmee behouden we onderzoeksmiddelen die de toegankelijkheid van zorg
bevorderen en we ontzien programma’s die aanvullend zijn op zorg vanuit de Zorgverzekeringswet.
Ook is besloten om in 2026 middelen vanuit de overlooppost te laten terugvloeien naar
het ministerie. Deze middelen vloeien terug naar de VWS begroting, omdat plannen niet
altijd in hetzelfde tijdpad gerealiseerd kunnen worden. Dit gaat om een incidentele
ontvangst van ongeveer € 40 miljoen. Voor ZonMw geldt dat de uitwerking deels in overleg
zal worden ingevuld.
Preventie
Op het terrein van preventie is bij de invulling van de subsidietaakstelling bezien
hoe subsidies vanuit de overheid bijdragen aan een samenhangende effectieve preventiestrategie
en de speerpunten daarvan zoals beschreven in het regeerprogramma. Bij de keuzes voor
de taakstelling willen we subsidies gericht op de gezondheid van bijvoorbeeld jongeren
en kinderen zoveel mogelijk behouden. Daarbij worden ook de subsidies voor seksuele
gezondheid ontzien. We hebben ervoor gekozen om groot deel van de instellingen een
efficiencykorting op te leggen, omdat er met betrekking tot preventie en leefstijl
veel efficiënter en minder versnipperd gewerkt kan worden. Daarom vragen we organisaties
die vanuit verschillende invalshoeken vergelijkbaar werk doen, zoals de ondersteuning
van gemeenten, meer samen te werken om dit efficiëntievoordeel te realiseren.
Langdurige zorg, ondersteuning
Er is sprake van een aantal kortingen op niet verplichte subsidiebudgetten voor langdurige
zorg en maatschappelijke ondersteuning. Deze kortingen betekenen niet dat er per direct
een subsidie wordt gekort, maar het beperkt in de toekomst de ruimte om nieuwe regelingen
c.q. projectsubsidies te verstrekken. Op het moment van inboeken van de taakstelling
zijn hier nog geen verplichtingen voor aangegaan, structureel gaat het om een korting
van € 10 miljoen.
Jeugd
In het subsidiebudget voor jeugd is een doelmatigheidskorting van circa € 2 miljoen
verwerkt die wordt ingevuld door een korting op de instellingssubsidie van het Nederlands
Jeugdinstituut (NJI) en de Stichting LOC waardevolle zorg. Daarnaast wordt vanaf 2026
circa € 2 oplopend tot structureel circa € 10 miljoen een korting verwerkt op de niet
verplichte subsidie- en opdrachtenbudgetten. Dit beperkt de ruimte om nieuwe regelingen,
projectsubsidies en opdrachten in de toekomst te verstrekken. Op het moment van inboeken
van de taakstelling zijn hier nog geen verplichtingen voor aangegaan.
Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen moet geborgd blijven en het is
belangrijk om te blijven herinneren om betekenis te geven aan onze vrijheid. De infrastructuur
die daarvoor zorgt, moet in orde blijven en willen wij ook niet raken met de invulling
van de taakstelling. Er is daarom gekozen om alleen, na goed overleg met de instellingen
zelf, een bijstelling te laten plaatsvinden. De zorg- en dienstverlening voor de 1e generatie oorlogsgetroffenen, uitgevoerd door ARQ Nationaal Psychologisch Centrum,
het Nederlands Veteraneninstituut en het Joods Maatschappelijk Werk, wordt per jaar
minder omdat het aantal 1e generatie oorlogsgetroffenen kleiner wordt. Daarmee wordt de instellingssubsidie
voor deze partijen ook geleidelijk verlaagd. Uiteraard blijft de zorg en ondersteuning
tot de laatst levende gewaarborgd. Tot slot is een structurele korting toegepast op
het niet verplichte budget.
Ruimte voor noodzakelijke nieuwe beleidsvoornemens
Met alle maatregelen opgeteld wordt de subsidietaakstelling nu structureel ingevuld.
Daarnaast is ruimte ontstaan die voor 2025, 2026 en 2027 voor € 20 miljoen en voor
de jaren daarna € 30 miljoen (vanaf 2028) beoogd is voor het verbeteren van de beschikbaarheid
van geneesmiddelen. Het betreft een reservering voor noodzakelijk beleid, waar wij
uw Kamer nader over zal informeren. In november verwacht de Minister van VWS, van
het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) een nationaal overzicht van
geneesmiddelen die belangrijk zijn voor de Nederlandse zorg. Gegeven de toenemende
problematiek met betrekking tot de beschikbaarheid van geneesmiddelen, is ervoor gekozen
om additioneel met de nota van wijziging alvast middelen beschikbaar te maken voor
beleid om de beschikbaarheid van deze geneesmiddelen te verbeteren. Uiteraard zal
de Minister van VWS uw Kamer informeren zodra er een besluit wordt genomen over specifieke
maatregelen. Daarnaast werkt de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport aan
een actieplan tegen vapen. Daarvoor is onder andere structureel € 3 miljoen extra
gereserveerd om de handhavingscapaciteit van de NVWA op onder meer illegale vapes
te versterken. Tot slot zijn voor enkele nog verder uit te werken ambities nog middelen
beschikbaar op de begroting van VWS. In de bijlage treft u de bijstelling zoals hierboven
geschetst cijfermatig weer gegeven. Daar waar een korting op een instelling van toepassing
is, is deze vooraf geïnformeerd. Daar waar nog verdere keuzes gemaakt moeten worden,
zal dan door het ministerie contact worden gelegd met degene waar de korting wordt
toegepast.
Taakstelling op het apparaat
Naast de invulling van de subsidietaakstelling is met de nota van wijziging ook een
wijziging aangebracht voor de generieke apparaatstaakstelling. Deze was in de ontwerpbegroting
2025 enkel verwerkt op artikel 10 «het Apparaatsartikel». De apparaatstaakstelling
is een budgettaire taakstelling. Er is besloten om de appraatstaakstelling op twee
wijzen te verdelen, namelijk een generieke taakstelling van 1% in 2025 oplopend naar
2,5% in 2029 en structureel voor het gehele VWS-concern inclusief de uitvoeringsorganisaties.
Voor de uitvoering geldt dat de generieke taakstelling wordt ingevuld door naar de
opdrachtenportefeuille te kijken waar mogelijk. Gezien de uitvoeringsorganisaties
niet vanuit artikel 10, maar vanuit de beleidsartikelen worden gefinancierd door VWS,
wordt dit met deze nota van wijziging verwerkt en inzichtelijk gemaakt. Het resterende
deel van de taakstelling moet binnen het Kerndepartement worden ingevuld en blijft
op artikel 10 staan.
Tot slot
Vanuit onze verantwoordelijkheid hebben wij op onze manier invulling gegeven aan deze
subsidietaakstelling, die op het oog simpel lijkt, maar wel degelijk forse effecten
kan hebben in de maatschappij. Wij hebben met oog en aandacht voor de maatschappij
deze keuzes gemaakt. Daarbij hebben we niet alleen gekeken naar een invulling van
de subsidietaakstelling, maar hebben we ook ruimte gevonden voor in onze ogen noodzakelijke
nieuwe beleidsvoornemens.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Agema
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, V. Maeijer
De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport