Brief regering : Verslag Informele JBZ-Raad 22 en 23 juli 2024
32 317 JBZ-Raad
Nr. 888
                   BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE MINISTER
               VAN ASIEL EN MIGRATIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 augustus 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
                  en Koninkrijksrelaties (Digitalisering en Koninkrijksrelaties), het verslag aan van
                  de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) op
                  22 en 23 juli 2024 in Boedapest. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft deelgenomen
                  aan deze informele JBZ-Raad. Ook informeren wij uw Kamer over de uitvoering motie
                  Piri/Kröger over de evaluatie van de Frontex-verordening en de voortgang van de onderhandelingen
                  van de mensensmokkelrichtlijn.
               
Uitvoering motie Piri/Kröger over de evaluatie van de Frontex-verordening1
                     
In het verslag van de JBZ-Raad van 13–14 juni 2024 is vermeld dat tijdens diezelfde
                  Raad er Raadsconclusies zijn aangenomen over de evaluatie van de Europese Grens- en
                  Kustwachtverordening (EGKW-vo) en het permanent korps van Frontex.2 Uw Kamer is in de Geannoteerde Agenda van die JBZ-Raad geïnformeerd over de inhoud
                  van de Raadsconclusies.3
Het kabinet maakt van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer nader te informeren dat
                  – in lijn met de motie Piri/Kröger over het inbrengen van de aanbevelingen van Statewatch bij de komende evaluatie van de Frontex Verordening – waarborging van fundamentele
                  rechten één van de centrale onderwerpen vormt van de Raadsconclusies en het daaraan
                  gekoppelde actieplan. Ook zijn er op dit moment meer dan zestig mensenrechtenmonitors
                  actief die toezicht houden op activiteiten waarbij het Frontex is betrokken. Het kabinet
                  zet zich ervoor in dat de opvolging van de Raadsconclusies wordt gemonitord en dat
                  daarop – indien noodzakelijk of opportuun – in de daarvoor geschikte Europese gremia
                  wordt gereflecteerd. Het kabinet acht hiermee de motie uitgevoerd.
               
Voortgang onderhandelingen Mensensmokkelrichtlijn
Conform de op 9 april 2024 vastgestelde informatieafspraken met de Eerste Kamer in
                  relatie tot het Voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften
                  ter voorkoming en bestrijding van mensensmokkel (COM(2023)755) wordt bij het verslag
                  van de JBZ-Raad een update gegeven over (de voortgang van) de onderhandelingen, het
                  krachtenveld en de actuele kabinetsinzet met betrekking tot dit voorstel, en specifiek
                  op de dimensie van humanitaire hulpverlening.
               
Sinds de update over de voortgang van de onderhandelingen bij het verslag van de JBZ-raad
                  van 13 en 14 juni4 is de Mensensmokkelrichtlijn niet meer in Europees verband besproken. Er is derhalve
                  nog geen nadere informatie te geven. De besprekingen zullen na de zomer binnen de
                  raadswerkgroep worden voortgezet.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  T.H.D. Struycken
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 22
                  en 23 juli 2024 te Boedapest
               
I. Binnenlandse Zaken
               
1. De toekomst van samenwerking op terrein van binnenlandse zaken in de EU
               
De bespreking onder dit agendapunt markeerde een belangrijke stap in de inspanningen
                  van het Hongaarse voorzitterschap om strategische richtsnoeren op te stellen over
                  de Justitie- en Binnenlandse Zakensamenwerking voor de nieuwe vijfjarige EU-cyclus.
                  Dit meerjarige programma beoogt, op basis van artikel 68 van het Verdrag betreffende
                  de werking van de Europese Unie, richting te geven aan de wetgevende en operationele
                  programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de EU.
               
In een tafelronde brachten de lidstaten hun prioriteiten naar voren. Nederland onderstreepte
                  het belang van versterkte paraatheid en strategisch crisismanagement, een integrale
                  aanpak van georganiseerde criminaliteit en vestigde aandacht op de online component
                  van terrorisme. Tevens pleitte Nederland voor de opname van veiligheidsoverwegingen
                  in de impactanalyses van de Commissie en riep het op tot herziening van Veiligheidsuniestrategie.
                  Daarnaast benadrukte Nederland dat al deze prioriteiten gegrond zijn in de rechtsstaat
                  en dat een goed functionerende rechtsstaat het fundament is voor samenwerking binnen
                  de EU. Alle lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van implementatie
                  van huidige regelgeving voordat nieuwe wetgeving wordt geïntroduceerd. De belangrijkste
                  prioriteiten die tijdens de tafelronde door andere lidstaten werden genoemd, zijn
                  onder andere de bescherming tegen offline en online misdrijven, steun aan Oekraïne,
                  aanpak van georganiseerde criminaliteit, herziening van de interne veiligheidsstrategie,
                  investeringen in de paraatheid en strategische crisismanagement op EU-niveau, aanpak
                  van terrorisme en radicalisering, aandacht voor AI en toegang tot data voor rechtshandhavingsautoriteiten.
               
In de tafelronde lag veel nadruk op migratiebeleid. Vrijwel alle lidstaten, waaronder
                  Nederland, benoemden daarbij de implementatie van het Asiel- en Migratiepact als belangrijkste
                  thema voor de aankomende JBZ-cyclus. Er bestond ook grote overeenstemming over het
                  belang om terugkeer te verbeteren (inclusief de daarvoor benodigde herziening van
                  het wettelijk terugkeerraamwerk), en te blijven werken aan strategische partnerschappen
                  met landen buiten Europa. Nederland heeft, met een grote groep lidstaten, benadrukt
                  dat hierbij ook innovatieve vormen van migratiesamenwerking verder moeten worden verkend.
                  Voorts werden door veel lidstaten de versterking van het Schengengebied en het huidige
                  visumbeleid, en de noodzaak voor wettelijk instrumentarium om instrumentalisering
                  van migranten tegen te gaan als prioriteiten aangeduid.
               
Het Voorzitterschap concludeerde kennis te hebben genomen van de prioriteiten van
                  de lidstaten en zal de bespreking van de strategische richtsnoeren voortzetten op
                  Raadswerkgroepniveau.
               
2. Interoperabiliteit
               
Het Hongaarse voorzitterschap en de Commissie schetsten de stand van zaken van de
                  implementatie van het Entry/Exit System (EES). Het EES wordt beoogd in het najaar in werking te treden. Het Voorzitterschap
                  erkende de complexiteit van de implementatie van EES.
               
Zowel het Hongaarse voorzitterschap als de Commissie complimenteerden de lidstaten
                  voor hun inspanningen op het gebied van de implementatie van EES. Bij de meeste lidstaten
                  zijn de benodigde testen tijdig en succesvol uitgevoerd. Er wordt gewerkt aan een
                  tijdelijke oplossing voor twee lidstaten, met als doel de implementatie van EES in
                  deze landen ook tijdig gereed te hebben.
               
Van lidstaten wordt verwacht dat zij uiterlijk begin september hun gereedheid melden.
                  De precieze datum van inwerkingtreding van het EES kan pas formeel worden vastgesteld
                  nadat alle lidstaten zich gereed hebben gemeld. De Commissie stelt op basis van deze
                  gereedheidsmeldingen uiterlijk zes weken van tevoren de startdatum vast.
               
Het Hongaarse voorzitterschap zal zich inzetten om lidstaten te ondersteunen bij de
                  implementatie van EES. Zowel het Voorzitterschap als de Commissie benadrukten het
                  belang van effectieve communicatie met reizigers. De Commissie treft alle noodzakelijke
                  voorbereiding voor de informatiecampagne. De Commissie vroeg tevens aandacht voor
                  het European Travel Information and Authorisation System (ETIAS) dat zes maanden na de inwerkingtreding van EES zal volgen.
               
3. De externe dimensie van migratie
               
De Commissie lichtte recente ontwikkelingen toe in de strategische relaties met derde
                  landen en benoemde o.a. twee recente voorbeelden waarbij na aankondiging van visummaatregelen
                  de resultaten op terugkeersamenwerking aanzienlijk verbeterd zijn. Verder stond de
                  Commissie stil bij de afname van irreguliere migratie langs vrijwel alle routes naar
                  de EU en stelde dat het steeds beter in lijn brengen van alle EU- en bilaterale migratie-inspanningen
                  daar een factor van betekenis in heeft gespeeld.
               
Nederland heeft steun uitgesproken voor de inzet op brede strategische partnerschappen
                  en de Commissie met een grote groep lidstaten opgeroepen tot verdere verkenning van
                  innovatieve vormen van migratiesamenwerking binnen de internationaalrechtelijke kaders.
                  Bovendien benadrukte Nederland dat het van belang is om terugkeercijfers omhoog te
                  krijgen.
               
Ook andere lidstaten spraken vrijwel unaniem steun uit voor de partnerschappen met
                     derde landen en riepen de Commissie op deze te (blijven) benutten voor migratiedoeleinden.
                  
Lidstaten noemen daarbij het belang van de inzet van verschillende strategische maatregelen
                     (zoals het bieden van afgebakende legale migratiemogelijkheden, visummaatregelen en
                     tariefmaatregelen) als essentiële onderdelen van effectieve partnerschappen.
                  
4. Bestrijding georganiseerde criminaliteit
               
Tijdens deze werksessie werd op basis van een discussiepaper teruggeblikt op wat is
                  bereikt in de aanpak van georganiseerde criminaliteit en vooruitgekeken naar de inzet
                  voor de komende jaren. De lidstaten en de Commissie constateerden de dat de focus
                  de aankomende jaren dient te liggen op de implementatie van eerder overeengekomen
                  maatregelen. Zo spraken veel lidstaten hun steun uit voor de verdere uitrol van het
                  EU-stappenplan voor de bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit.
                  Daarnaast onderstreepten lidstaten het belang van, onder andere, betere toegang tot
                  data voor rechtshandhavingsautoriteiten, meer middelen voor Europol, de bestrijding
                  van witwassen en corruptie, het in kaart brengen van grensoverschrijdende criminele
                  netwerken en verbeterde informatie-uitwisseling tussen lidstaten, Europol en derde
                  landen. Aanvullend hierop benadrukte Nederland het belang van Europese samenwerking
                  op het gebied van de bestuurlijke aanpak en het tegengaan van voortgezet crimineel
                  handelen in detentie. Tevens werd door veel lidstaten, waaronder Nederland, het werk
                  en de aanbevelingen van de high level group on lawful access to data (HLG) verwelkomd.
               
II. Justitie
               
1. Juridische aspecten voor het versterken van het concurrentievermogen van de EU
               
Het Voorzitterschap stond ter introductie van dit agendapunt stil bij het belang van
                  regelgeving ten behoeve van het verhogen van de concurrentievermogen van EU. In het
                  belang van burgers en ondernemingen, en uiteindelijk van het concurrentievermogen
                  van de EU en haar lidstaten, moet bestaande wetgeving in alle lidstaten op uniforme
                  en voorspelbare wijze worden toegepast. Er werd door het Voorzitterschap stilgestaan
                  bij het verbeteren van het investeringsklimaat binnen de EU, met een focus op harmonisatie
                  van het Europese civielrecht en de vermindering van de regeldruk.
               
Na een gehele tafelronde werd vastgesteld dat er onder de lidstaten, waaronder Nederland,
                  consensus bestaat over de noodzaak van het bevorderen van het concurrentievermogen
                  en het belang van coherente regelgeving hierbij. Daarbij werd door meerdere lidstaten
                  het belang onderstreept van effectieve implementatie, evaluatie van bestaande EU-wetgeving
                  en het herzien en verwijderen van overbodige wetgeving. Het verminderen van administratieve
                  lasten werd als cruciaal aandachtspunt benoemd. Ook Nederland sloot zich hierbij aan.
                  Nederland benadrukte verder het belang van hoogwaardige, onderbouwde en coherente
                  wetgeving die in de praktijk effectief kan worden geïmplementeerd. Het is essentieel
                  om optimaal gebruik te maken van bestaande instrumenten en deze waar nodig te verbeteren
                  en te evalueren.
               
De Commissie heeft de tafelronde aangehoord en zal grondige evaluaties uitvoeren voor
                  nieuwe wetgeving.
               
2. De rol van kunstmatige intelligentie in justitie en de impact van kunstmatige intelligentie
                  en andere geavanceerde technologieën op de handhaving van fundamentele rechten in
                  de justitiesector
               
Het Hongaarse Voorzitterschap opende de lunch, en daaropvolgende werksessie, door
                  het belang te schetsen van het bespreken en onderzoeken van de consequenties van kunstmatige
                  intelligentie voor de justitiële sector. De lidstaten sloten zich hierbij aan en vonden
                  eensgezind dat de consequenties van kunstmatige intelligentie voor de justitiële sector
                  onder ogen moeten worden gezien. Diverse lidstaten gaven aan dat de toepassing van
                  kunstmatige intelligentie in hun justitiële sector nog in een vroeg stadium is. Zo
                  wordt kunstmatige intelligentie ingezet in ondersteunende activiteiten. De toepassing
                  ervan in besluitvorming ligt echter gevoelig. De justitiële sector blijft immers mensenwerk,
                  zo concludeerde ook de Commissie. De Commissie riep daarnaast de lidstaten op om het
                  gebruik van kunstmatige intelligentie in de justitiesector verder in kaart te brengen.
                  Verder werd geconstateerd dat nieuwe wetgeving ontwikkelen voorlopig niet aan de orde
                  is. Om kunstmatige intelligentie de aankomende periode in te kaderen, ligt de focus
                  op de implementatie van de Verordening Kunstmatige Intelligentie en het Raad van Europa
                  verdrag over AI, mensenrechten, democratie en de rechtsstaat. Nederland onderstreepte
                  dat hoog-risicosystemen in kaart gebracht dienen te worden bij de implementatie van
                  deze wetgeving.
               
3. De toekomst van strafrechtelijke en civielrechtelijke samenwerking in de EU
               
Tijdens de Justitiedag van de JBZ-Raad vond een vergelijkbare discussie plaats als
                  op de Home-dag over de strategische richtsnoeren. In het kader van deze bespreking
                  presenteerden de lidstaten hun prioriteiten op het justitieterrein.
               
De voornaamste thema’s, die door een overgrote meerderheid van de lidstaten naar voren
                  werden gebracht, omvatten de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, online
                  criminaliteit, samenwerking met derde landen en toegang tot data voor rechtshandhavingsautoriteiten.
                  Voorts werd door de meeste lidstaten, waaronder Nederland, benadrukt dat het bevorderen
                  van de rechtsstaat en de bescherming van fundamentele rechten het fundament zijn voor
                  de richtsnoeren. Nederland legde specifiek de nadruk op de versterking van de toegang
                  tot het recht als basisprincipe voor de rechtsstaat en als middel om effectieve rechtsbescherming
                  te garanderen. Verder benadrukte Nederland het belang van een integrale aanpak bij
                  de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en de weerbaarheid van justitiële systemen
                  en professionals. Eveneens vestigde Nederland aandacht op het belang van het waarborgen
                  van een veilige digitale rechtsstaat. Nederland pleitte ten slotte, ten behoeve van
                  de concurrentievermogen van de EU en de lidstaten, voor verbeterde consistentie tussen
                  EU-instrumenten en voldoende flexibiliteit voor lidstaten.
               
Voorts was er substantiële aandacht voor het verminderen van de regeldruk, de noodzaak
                  van impactassessments en evaluaties. Enkele lidstaten noemden ook digitalisering als
                  prioritair onderwerp, evenals de bestrijding van straffeloosheid in Rusland.
               
Het Voorzitterschap concludeerde kennis te hebben genomen van de prioriteiten van
                  de lidstaten en zal de bespreking van de strategische richtsnoeren voortzetten op
                  Raadswerkgroepniveau.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie