Brief regering : Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema Gevolgen van voorgestelde Europese wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
36 560 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023
Nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2024
Hierbij stuur ik u de beantwoording van de vragen V-100 over het thema «Gevolgen van
voorgestelde Europese wetgeving Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen»,
gesteld door MKB-ondernemers op 27 mei jl. naar aanleiding van Verantwoordingsdag.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
V-100 (27 mei 2024) – Vragen over thema (2) – Gevolgen van voorgestelde Europese wetgeving
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
Aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
1. In hoeverre herkent u de situatie dat grote bedrijven de rapportageverplichtingen
die voortkomen uit de IMVO-wetgeving doorschuiven naar MKB-bedrijven in de keten,
waardoor de administratieve lasten voor MKB-bedrijven fors toenemen? Kunt u aangeven
wat u doet om deze rapportagelasten voor MKB-bedrijven te minimaliseren? (zie bladzijde
18)
Antwoord
De Europese IMVO-richtlijn Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)1, die bedrijven verplicht om gepaste zorgvuldigheid toe te passen om zo risico’s voor
mens en milieu te identificeren en waar nodig aan te pakken, is op 24 mei 2024 vastgesteld
in de Raad voor Concurrentievermogen en moet nog worden omgezet in nationale wetgeving.
Hoewel het MKB geen onderdeel uitmaakt van de reikwijdte van de CSDDD, is het wel
mogelijk dat zij te maken krijgen met informatieverzoeken van zeer grote bedrijven
die wel onder reikwijdte van de richtlijn vallen.
Er zijn verschillende bepalingen opgenomen in de CSDDD om dit zoveel mogelijk te adresseren
in het belang van het MKB. Zo is mede dankzij Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen
in de finale versie van de CSDDD een risicogerichte benadering opgenomen, in plaats
van de nadruk op gevestigde zakenrelaties en contractuele garanties die de Commissie
had voorgesteld. Dit helpt te voorkomen dat er een verschuiving plaatsvindt van de
verantwoordelijkheid van bedrijven die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen
naar hun gevestigde zakenrelaties, waaronder het MKB. Verder bevat de richtlijn bepalingen
die ervoor zorgen dat de bedrijven die onder de reikwijdte vallen, waar nodig gerichte
en evenredige steun moeten verlenen aan het MKB in hun toeleveringsketen.
Daarnaast zullen de verwachte effecten van de implementatiewet van de CSDDD zo goed
mogelijk in kaart worden gebracht aan de hand van verschillende kwaliteitstoetsen.
In het kader van de Bedrijfseffectentoets worden ook regeldrukeffecten en de effecten
op het MKB geïnventariseerd. Daarbij wordt ook het MKB geconsulteerd. Ook bij evaluatie
van de richtlijn, die voor het eerst plaats zal vinden zes jaar na inwerkingtreding,
zullen de effecten op het MKB meegewogen worden.
Ten slotte ondersteunt het kabinet bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid.
Bedrijven, in het bijzonder het MKB, kunnen bijvoorbeeld terecht bij het IMVO-steunpunt
voor voorlichting en advies. Ook werkt het kabinet aan de vormgeving van sectorale
samenwerking op IMVO, conform de inzet zoals geformuleerd in de Kamerbrief peilmoment
sectorale samenwerking.2
2. Welke concrete maatregelen treft u om het MKB te ondersteunen bij de implementatie
van de IMVO-wetgeving en waarom acht u deze maatregelen effectief? (zie bladzijde
18)
Antwoord
Het MKB maakt geen deel uit van de reikwijdte van de CSDDD en zal het dus niet aan
de verplichtingen van de richtlijn moeten voldoen. De maatregelen die het kabinet
heeft getroffen om het MKB te ondersteunen bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid
staan beschreven in het antwoord op vraag 1.
Omdat de richtlijn nog niet in werking is getreden is het op dit moment niet mogelijk
om te bepalen of alle genomen maatregelen voldoende effectief zijn. Voor het IMVO-steunpunt
wordt er, naast constante monitoring, in 2025 een mid-term evaluatie uitgevoerd om
inzichten te verkrijgen in de effectiviteit van de dienstverlening. Ook zal het kabinet
na inwerkingtreding van de CSDDD de effecten van de richtlijn monitoren, waaronder
de effecten op het bedrijfsleven.
3. Op welke manier gaat u toezicht houden op de naleving van de nieuwe IMVO-wetgeving
en deze handhaven? (zie bladzijde 18)
Antwoord
Op 24 mei jl. is de CSDDD aangenomen. Voor nationale implementatie van de CSDDD zullen
de gebruikelijke procedures doorlopen worden. Na publicatie in het EU Publicatieblad
en inwerkingtreding, naar verwachting in juli 2024, hebben lidstaten twee jaar de
tijd om de CSDDD om te zetten in nationale wetgeving. Het vormgeven van onafhankelijk
toezicht zal daar ook een belangrijk onderdeel van zijn.
De voorbereidingen voor nationale implementatie zijn reeds ter hand genomen om tijdige
en effectieve implementatie mogelijk te maken. Zo lopen er gesprekken met de beoogd
toezichthouder, de Autoriteit Consument en Markt.
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel op 28 mei
jl. zal uw Kamer over de voortgang van de implementatie, inclusief de vormgeving van
het toezicht, via de Geannoteerde Agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken Handel worden
geïnformeerd.
4. Waarom vielen de uitgaven op het gebied van MVO-programma’s in 2023 lager uit dan
begroot en wat zijn hiervan de gevolgen voor de gestelde beleidsdoelen op het gebied
van MVO? (zie bladzijde 45)
Antwoord
In de Kamerbrief over de uitkomst peilmoment sectorale samenwerking (Kamerstuk 26 485, nr. 430) van 6 november 2023 is aangegeven dat het instrument sectorale samenwerking wordt
herzien. Als gevolg van deze herziening vielen de uitgaven voor dit instrument lager
uit dan begroot. De verwachting is nog steeds dat het instrument sectorale samenwerking
een belangrijke rol kan spelen in het ondersteunen van bedrijven om gepaste zorgvuldigheid
in hun waardeketens toe te passen en als voorbereiding op aanstaande Europese IMVO-wetgeving.
5. Kunt u toelichten waarom slechts 41% van de grote bedrijven in Nederland, waar
90% de streefwaarde is, de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet
heeft onderschreven in 2023 als referentiekader voor hun internationale activiteiten?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit er meer worden binnen de groep Nederlandse bedrijven
die onder de IMVO-wetgeving vallen? (zie bladzijden 29 en 117)
Antwoord
Het uitgevoerde onderzoek naar de onderschrijving van de OESO-richtlijnen heeft niet
de beweegredenen van bedrijven om wel of niet te onderschrijven onderzocht. Uit eerdere
contacten met bedrijven naar aanleiding van de vorige tussenmeting zijn wel de volgende
redenen waarom bedrijven nog niet transparant zijn over het onderschrijven van de
OESO-richtlijnen opgetekend. Bedrijven geven bijvoorbeeld aan de kaders van aanstaande
IMVO wetgeving af te wachten voordat ze dit in hun bedrijfsvoering gaan implementeren.
Er zijn ook bedrijven die pas publiekelijk hun onderschrijving willen delen wanneer
ze het gehele gepaste zorgvuldigheidsproces op orde hebben. Het kabinet probeert bedrijven
hier zo goed mogelijk in te begeleiden. Zo is het IMVO-steunpunt opgericht om bedrijven
die vragen hebben bij het opzetten van een gepast zorgvuldigheidsproces te ondersteunen.
De verwachting is dat de komst van de CSDDD en de CSRD een grote stimulans voor bedrijven
zullen zijn om verdere stappen te zetten met gepaste zorgvuldigheid op basis van de
OESO-richtlijnen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp