Brief regering : Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema beleidsreactie op prijsstijgingen van bouwmaterialen en energie
36 560 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2023
Nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2024
Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke V-100 vragen over de jaarverantwoording
2023 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze vragen
hebben betrekking op het thema beleidsreactie op prijsstijgingen van bouwmaterialen
en energie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Vragen en antwoorden gesteld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over het thema (6) Beleidsreactie op prijsstijgingen bouwmaterialen en energie
Vraag 1:
Hoeveel effect hebben incidentele energiesubsidies in de woningmarkt op de bestendigheid
van de MKB-bedrijven in deze sector?
Antwoord:
Energiesubsidies kunnen grote effecten hebben op de bestendigheid van het MKB in de
woningmarkt. Ze maken het aantrekkelijker voor gebouweigenaren om te investeren in
woningen, bijvoorbeeld bij subsidies voor duurzame energie-installaties. Dit soort
subsidies maakt het voor het MKB ook beter mogelijk om een bestendige markt te ontwikkelen.
Naarmate de marktcapaciteit groeit en er meer innovaties komen, kunnen de kosten van
producten ook gaan dalen en kan de markt verder opschalen. In die zin hebben subsidies
dus een positief effect op de bestendigheid van de markt. Met de gunstige marktontwikkeling
kan echter ook het punt komen dat het doelmatig is een structurele subsidie te verlagen
of af te bouwen. Mogelijke veranderingen in subsidieregelingen kunnen vervolgens leiden
tot onzekerheid bij consumenten en bij het MKB. Niettemin loont het voor woning- en
gebouweigenaren ook zonder subsidie hun gebouw te verduurzamen. De meeste verduurzamingsmaatregelen
verdienen zich ook zonder subsidie binnen tien jaar terug. Daarnaast wordt de komende
periode Europese regelgeving, zoals de European Performance of Buildings Directive
IV en de Energy Efficiency Directive verder uitgewerkt op het gebied van de verduurzaming
van de gebouwde omgeving. Ook hierdoor is het de verwachting dat er een continue vraag
blijft naar producten en diensten van het MKB in de energiesector.
Vraag 2:
Bent u zich ervan bewust dat u veel meer kunt bereiken met toekomstbestendige (woon)subsidies?
Hoe bepaalt u de maatschappelijke effecten van een subsidieregeling? Hoe toetst u
de maatschappelijke effecten van een subsidieregeling?
Antwoord:
Ja, toekomstbestendige en langjarige subsidies hebben een groter effect dan tijdelijke
regelingen. Als subsidies korte tijd bestaan of voortdurend veranderen, kunnen mensen
er geen rekening mee houden en bereik je de mensen die nog op gang moeten komen of
echt van de subsidie afhankelijk zijn onvoldoende. De maatschappelijke effecten van
het Nationaal Warmtefonds, de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
en de Subsidie verduurzaming VvEs (SVVE) laten we jaarlijks monitoren door CBS en
TNO. Het belangrijkste maatschappelijke effect van klimaatbeleid is uiteindelijk een
minder grote klimaatverandering. Bij de regelingen zelf wordt niet de klimaatverandering
gemonitord, dat gebeurt los van specifieke regelingen. De CO-2 besparing die gemoeid
is met de genoemde regelingen wordt wel gemonitord. Daarnaast kijken we jaarlijks
naar een aantal andere parameters bij de regelingen, zoals de typen maatregelen die
worden genomen, de energielabels van de woningen waar de regelingen voor worden gebruikt
en de inkomensgroepen die gebruik maken van subsidies en leningen.
Vraag 3:
Wat is de onderbouwing van het budget van 300 miljoen euro voor de stimulering van
de woningbouw?
Antwoord:
De Startbouwimpuls (SBI) is in 2023 ontwikkeld om door te kunnen bouwen in veranderende
marktomstandigheden. Hiermee kan de verwachte bouwdip voor 2024 en 2025 beperkt worden.
Door de economische tegenwind hadden projecten een laatste zetje nodig om tot realisatie
over te gaan, zodat woningen die al vergund waren snel gebouwd kunnen worden. Voor
dit crisisinstrument waren geen middelen beschikbaar.
Het budget van € 300 mln. voor de Startbouwimpuls is als volgt tot stand gekomen:
met Voorjaarsnota 2023 is in eerste instantie € 250 mln. beschikbaar gesteld voor
de Startbouwimpuls vanuit de middelen van de Woningbouwimpuls. Zoals in mijn brief
van 29 augustus 2023 (Kamerstukken II 2023–2024, 32 847, nr. 1078) aangekondigd, bleek er vanuit een eerste inventarisatie overweldigend veel animo
voor de Startbouwimpuls. De groslijst leverde 2.195 unieke aanmeldingen op vanuit
246 gemeenten. Dit was goed voor bijna 260.000 woningen met een totaal bedrag uit
alle aanmeldingen van € 3,3 miljard. Naar aanleiding van deze inventarisatie is het
bedrag met de tweede suppletoire begroting 2023 van BZK opgehoogd met € 50 mln. tot
een totaalbudget van € 300 mln. Hiermee wordt met maximaal € 12.500 per woning (incl.
btw) bijgedragen aan de bouw van 31.430 woningen. In de aanmeldperiode zijn 832 projecten
aangemeld, voor een totale gevraagde bijdrage van afgerond € 860 mln.
Vraag 4:
Kunt u uiteenzetten hoe u de komende 10 jaar aan de woningbouwopgave gaat voldoen?
Wat doet u per jaar – hoeveel budget heeft u per jaar beschikbaar voor welk middel
in de komende 10 jaar?
Antwoord:
De beschikbare middelen voor Woningbouw van dit kabinet Rutte IV zijn grotendeels
besteed. Zoals aangegeven in de brief van 22 mei heeft dit kabinet in 2022 en 2023
zo’n € 11 miljard aan Rijksmiddelen vrijgemaakt om bij te dragen aan de woningbouw
en de daarvoor noodzakelijke maatregelen (Kamerstukken II 2023–2024, 32 847, nr. 1178). De inschatting is dat hiermee de realisatie van ongeveer 700.000 woningen in de
periode tussen nu en 2035 is ondersteund. Dit kabinet heeft met deze middelen een
grote impact kunnen maken. De meeste woningen zullen de komende jaren nog gebouwd
gaan worden, dus de impact zal de komende jaren ook nog zichtbaar blijven. De inzet
op de woningbouwopgave voor de komende 10 jaar is aan een volgend kabinet. Zij zullen
ook bepalen welk budget er voor de verschillende middelen beschikbaar komt.
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties