Brief regering : Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 11 en 12 april 2024
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2025
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2024
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en
Ecofinraad van 11 en 12 april a.s. Ik ben zelf niet in de gelegenheid om deel te nemen
aan beide vergaderingen. Nederland zal vertegenwoordigd worden door de Thesaurier
Generaal en de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie.
Naast de onderwerpen die op de agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad staan, wordt
u ook geïnformeerd over de administratieve lasten van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit
(HVF), conform een toezegging aan uw Kamer van 7 maart j.l. Ook wordt u geïnformeerd
over de diepteonderzoeken van de Europese Commissie in het kader van de macro-economische
onevenwichtighedenprocedure.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen
worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering. Een onderwerp dat
hoogstwaarschijnlijk nog wordt toegevoegd is besluitvorming over het voorstel voor
macro-financiële bijstand aan Egypte, waarover uw Kamer volgende week een separate
kabinetsappreciatie ontvangt.
De Minister van Financiën,
S.P.R.A. van Weyenberg
Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 11 en 12 april 2024
Eurogroep
Voorbereiding op internationale bijeenkomsten: wisselkoers en inflatieontwikkelingen
Document: op dit moment nog niet beschikbaar
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De ministers wisselen van gedachten over de inflatieontwikkelingen in de eurozone.
De inflatie in de eurozone bedroeg in februari 2,6% jaar-op-jaar, een verdere daling
ten opzichte van januari (2,8%). Daarmee houdt de inflatiedaling richting de ECB-doelstelling
aan en daalt de inflatie ook wat sneller dan de ECB in december nog verwachtte. De
ECB heeft haar inflatieraming voor de eurozone dan ook wat naar beneden bijgesteld,
naar 2,3% in 2024 en 2,0% in 2025. Dat is iets optimistischer wat betreft daling dan
de inflatieverwachting van de Europese Commissie (de Commissie) uit de winterraming.
Uitgesplitst naar de onderliggende prijscategorieën valt op dat de energie-inflatie
negatief blijft. Tegelijkertijd blijft de kerninflatie – de inflatie geschoond voor
meer volatiele energie-, en voedselinflatie – wat weerbarstiger, met 3,1% in februari.
De belangrijkste oorzaak hiervan is de nog relatief sterke diensteninflatie. Deze
inflatiecomponent wordt grotendeels gedreven door het feit dat arbeidsmarkten in de
eurozone relatief krap zijn en de loonontwikkeling, een belangrijke determinant voor
de kosten per eenheid product in met name de dienstensector, door inhaalgroei en arbeidsmarktkrapte
nog relatief sterk is.
De ontwikkeling van de lonen vormen daarmee ook een risico voor het voltooien van
de laatste stappen om de inflatie terug naar de doelstelling te krijgen. De ECB is
daarbij van mening dat indien de huidige beleidsrentes lang genoeg worden aangehouden
op het huidige niveau, dit er substantieel aan bijdraagt dat de inflatie op middellange
termijn terugkeert naar de 2%. Om deze reden heeft de ECB de depositorente tijdens
de bijeenkomst van de van 7 maart jl. in dit stadium ongemoeid gelaten op 4,0%, waarbij
de ECB er op wees dat zij nog op zoek zijn naar meer bewijs dat de huidige disinflatie
daadwerkelijk doorzet richting de 2% en zij met name kijkt naar de loongroei en de
prijsontwikkelingen in de dienstensector.
Concurrentievermogen van de eurozone: handelsresultaten en risico’s van handelsfragmentatie
Document: Commission Note to the Eurogroup: Euro area competitiveness: trade performance and
risks of trade fragmentation
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De ministers zullen van gedachten wisselen over het concurrentievermogen van de eurozone
en de EU en de risico’s van handelsfragmentatie. In de voorbereidende notitie, opgesteld
door de Europese Commissie, worden een aantal trends ten aanzien van concurrentievermogen
van de EU en handelsfragmentatie uiteengezet.
De EU is de meest open economie van de grote economieën. Dit draagt bij aan welvaart
en weerbaarheid, maar maakt de EU extra kwetsbaar voor een groei in (handels-)barrières
en fragmentatie. De Commissie laat zien dat er eerste tekenen zijn van toenemende
fragmentatie, waaronder handel die steeds vaker langs de lijnen van «geopolitieke
nabijheid» plaatsvindt.
Verder wordt geschetst dat het Europese concurrentievermogen onder druk kan komen
te staan door energieprijzen die structureel relatief hoog liggen. De Europese Commissie
stelt daarbij dat de hogere energiekosten de reeds bestaande uitdagingen op het gebied
van concurrentievermogen en productiviteit versterken, en met name voor uitdagingen
van de energie-intensieve industrie zorgt.
De Commissie stipt een aantal oplossingsrichtingen aan. Meer handel door verdieping
van de interne markt en de kapitaalmarktunie zou kunnen zorgen dat een deel van de
kosten van geo-economische fragmentatie gecompenseerd kunnen worden. De beleidsinspanningen
van lidstaten zouden zich moeten richten op zogenaamde «non-cost factors», met name door het aanjagen van private investeringen en innovatie en het versterken
van het ondernemingsklimaat. De Commissie stelt verder dat de EU een balans moet vinden
tussen het bevorderen van efficiëntie aan de ene kant en economische veiligheid aan
de andere kant, met een nadruk op het garanderen van open markten en een op regels
gebaseerde vrijhandel, o.a. door het versterken van internationale partnerschappen.
In de notitie zijn drie vragen opgesteld, over maatregelen die lidstaten kunnen nemen
om de concurrentiekracht te versterken ten tijden van relatief hoge energieprijzen,
wat de economische impact van handelsfragmentatie is en hoe die te mitigeren, en hoe
de EU haar economische veiligheid kan versterken en tegelijkertijd een open handelssysteem
kan bevorderen.
Nederland herkent zich op hoofdlijnen in het beeld dat in de notitie geschetst wordt.
Nederland kan zich kan vinden in de geschetste concurrentievermogen bevorderende oplossingsrichtingen.
Het concurrentievermogen, de economische veiligheid en de weerbaarheid van de Unie
kunnen worden versterkt door het verdiepen en eerlijker maken van markten (interne
markt, energiemarkten, kapitaalmarktunie) en het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden.
Tevens is er een belangrijke rol weggelegd voor lidstaten om groeibevorderende hervormingen
door te voeren. Beide oplossingsrichtingen dragen bij aan het bevorderen van (private)
investeringen en verbetering van het ondernemingsklimaat. Nederland zal op basis hiervan
deelnemen aan de gedachtewisseling.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Digitale euro: stand van zaken in de context van de internationale ontwikkelingen
op het gebied van Central Bank Digital Currencies
Document: op dit moment nog niet beschikbaar
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Eurogroep zal van gedachten wisselen over de digitale euro in de context van de
internationale ontwikkelingen op het gebied van Central Bank Digital Currencies (hierna: CBDCs). Deze discussie zal waarschijnlijk plaatsvinden op basis van een
inventarisatie van de ontwikkelingen van CBDCs in landen buiten het eurogebied (derde
landen). Het is van belang een goed beeld te krijgen van deze internationale ontwikkelingen.
In haar voorstel voor een digitale euro noemt de Europese Commissie (de Commissie)
namelijk dat de digitale euro onder andere tegenwicht kan bieden aan CBDCs uit landen
buiten de EU. Als Europese burgers in grote mate CBDCs uit landen buiten de EU gebruiken,
kan dit het gebruik en behoud van de euro namelijk onder druk zetten. In haar BNC-fiche
voor dit voorstel heeft het kabinet aangegeven dit belang te onderschrijven.1 Dit is onderdeel van de mogelijke toegevoegde waarde van de digitale euro in een
geopolitieke context. Nederland zal de discussie op dit punt aanhoren.
Het zwaartepunt van het voorstel van de Europese Commissie ligt op de voorwaarden
voor de ontwikkeling en gebruik van de digitale euro in de eurozone. Daarnaast is
er aandacht voor de mogelijke gevolgen voor niet-euro lidstaten. In de Raadsonderhandelingen
lijken de meeste lidstaten deze prioritering te delen. Het kabinet noemt in haar BNC-fiche
dat zij de Commissie steunt in haar voorstellen om primair te richten op het gebruik
en betalingen binnen de eurozone, maar dat zij het belangrijk vindt dat de mogelijkheden
voor internationaal gebruik worden meegenomen in de wetgeving en in het ontwerp van
een digitale euro. Hierdoor is de wetgeving voor een mogelijke digitale euro toekomstbestendig.
Wanneer het gaat om de mogelijke inwisselbaarheid van de digitale euro tegen andere
munteenheden, noemt het kabinet in het BNC-fiche in het bijzonder de kapitaalvlucht
uit landen buiten de eurozone en de gevolgen voor de wisselkoersstabiliteit van kwetsbare
landen als aandachtspunten. Nederland zal hier in de discussie aandacht voor vragen.
Dit is ook onderdeel van de kabinetsinzet voor de geopolitieke strategie achter de
ontwikkeling van een mogelijke digitale euro. Het kabinet zet zich, in lijn met de
motie Dassen, in voor meer aandacht voor deze strategie.2
Ecofinraad
Tussentijdse evaluatie van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF)
Document:
https://commission.europa.eu/document/download/17c82840-518c-4c3d-ba98-…
Aard bespreking: Gedachtewisseling + aanname Raadsconclusies
Besluitvormingsprocedure: consensus
Toelichting:
De Ecofinraad zal de tussentijdse evaluatie (hierna: evaluatie) van de Herstel- en
Veerkrachtfaciliteit (HVF) bespreken, die op 21 februari jl. door de Europese Commissie
(hierna: Commissie) is gepubliceerd. Naar verwachting zal de Raad ook Raadsconclusies
aannemen over de evaluatie. De evaluatie van de HVF volgt uit de HVF-verordening,
waarin is opgenomen dat de Commissie uiterlijk 20 februari 2024 een onafhankelijk
evaluatieverslag over de uitvoering van de HVF publiceert. In de HVF-verordening is
ook opgenomen dat de Commissie uiterlijk 31 december 2028 een onafhankelijke eindevaluatie
moet publiceren. De evaluatie bestaat uit een mededeling en staff working document, en is gebaseerd op een onafhankelijke externe analyse.
Samenvatting evaluatie
De HVF, onderdeel van het Europese herstelfonds NextGenerationEU, is in februari 2021 opgericht als tijdelijk instrument in reactie op de coronapandemie.
De HVF heeft momenteel nog een totale omvang van € 724 miljard in lopende prijzen
en een looptijd tot eind 2026.3 De HVF heeft een tweeledig doel: lidstaten ondersteunen in hun economisch herstel
van de pandemie en de economische weerbaarheid van lidstaten versterken. Om lidstaten
hierin te stimuleren is een nieuwe werkwijze toegepast; de HVF heeft een zogenaamd
performance-based karakter. Lidstaten krijgen hierbij middelen uitgekeerd bij het behalen van mijlpalen
en doelstellingen op gebied van zowel investeringen als hervormingen.
De Commissie merkt op dat drie jaar na de oprichting van het instrument ongeveer € 225
miljard is uitgekeerd aan lidstaten, waarvan circa € 67 miljard aan voorfinanciering
en circa € 157 miljard op basis van behaalde mijlpalen en doelstellingen. Van de uitgekeerde
€ 225 miljard is € 144 miljard uitbetaald in de vorm van een subsidie en € 80 miljard
als lening. Verder geeft de Commissie aan dat op 1 februari jl. 1153 van de in totaal
6266 mijlpalen en doelstellingen succesvol zijn ingevuld. Ongeveer 75% van de mijlpalen
en doelstellingen die volgens de planning van de herstel- en veerkrachtplannen op
dit moment ingevuld hadden moeten zijn, zijn positief beoordeeld door de Commissie
of als ingevuld gerapporteerd door lidstaten. De implementatie ligt daarmee achter
op schema. De implementatie van de HVF heeft volgens de Commissie tot tastbare resultaten
in lidstaten geleid, waarbij de Commissie diverse voorbeelden noemt.
Volgens de Commissie hebben lidstaten hun herstelplannen succesvol aangepast aan gewijzigde
omstandigheden zoals de energiecrisis en hoge inflatie, zonder in te leveren op ambitie.
Dit laat volgens de Commissie de flexibiliteit van het instrument zien. De HVF zal
volgens de Commissie samen met REPowerEU de groene transitie versnellen; in totaal
wordt € 275 miljard besteed aan klimaatdoelen. Verder verwacht de Commissie een versnelling
in de implementatie en uitbetalingen van de HVF. De aanpassingen van de plannen in
2023 zou deze versnelling mogelijk moeten maken.
De Commissie benoemt dat het nog te vroeg is om de volledige impact van de HVF te
beoordelen. Wel geeft zij aan dat de HVF een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan
het herstel na de coronapandemie. De oprichting van de HVF gaf volgens de Commissie
een sterk signaal af van Europese eenheid, wat vertrouwen en rust uitstraalde richting
de financiële markten. De uitgekeerde voorfinanciering zorgde voor een lagere financieringsbehoefte
van lidstaten in een crisisperiode. De Commissie stelt dat ongeveer 27% van de totale
HVF-enveloppe is uitgekeerd tussen 2021 en 2022. Daarnaast vinden positieve spillovers
plaats tussen lidstaten door gelijktijdige implementatie van herstelplannen. De Commissie
verwacht dat door de HVF het reële bbp van de EU in 2026 1,4% hoger kan uitvallen
in vergelijking met een scenario zonder HVF.4 Tot slot profiteren kwetsbare lidstaten die relatief hard zijn getroffen door de
pandemie volgens de Commissie het meest profiteren van de HVF, waardoor divergentie
binnen de EU wordt tegengegaan. De omvang van de economieën van Griekenland en Spanje
kan volgens de Commissie 4,5% resp. 3,5% groter zijn in 2026 in vergelijking met een
scenario zonder HVF. De Commissie benoemt ook dat de publieke investeringen in de
EU als percentage van het bbp gedurende de coronapandemie constant zijn gebleven op
ongeveer 3%. In 2025 zullen deze verder toenemen tot 3,5% van het EU bbp. Ongeveer
de helft hiervan zal volgens de Commissie gefinancierd worden met EU-middelen, waaronder
de HVF.
Volgens de Commissie is de prikkel tot het doorvoeren van hervormingen één van de
grote successen van de HVF. Zij ziet dit onder andere terug in de implementatie van
de landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) uit 2019 en 2020. Het percentage aanbevelingen
waar «enige vooruitgang» is geboekt, is na 2021 met 17%-punt toegenomen van 52% tot
69%. Ook dragen de investeringen en hervormingen in het kader van de HVF bij aan EU-doelen
zoals de groene- en digitale transitie, sociale convergentie en de implementatie van
de Europese pilaar van sociale rechten.
De Commissie ziet de combinatie van investeringen en hervormingen binnen één plan
voor de middellange termijn als een effectief aspect van de HVF. Door eerst hervormingen
te plannen wordt de impact van de investeringen vergroot. Daarnaast stelt de Commissie
dat het feit dat lidstaten zelf verantwoordelijk waren voor het opstellen van hun
plan, eigenaarschap heeft gecreëerd en heeft bijgedragen aan de implementatie. De
Commissie erkent dat de rol van belanghebbenden bij het opstellen en de uitvoering
van een plan daarbij verbeterd kan worden. Over haar eigen functioneren zegt de Commissie
dat zij snel gehandeld heeft; na oproepen van het Europees Parlement en de Europese
Rekenkamer zijn snel aanvullende richtlijnen en documenten gedeeld om de transparantie
te verbeteren. De Commissie geeft ook aan dat lidstaten meer flexibiliteit willen
bij de implementatie van de plannen. Lidstaten ervaren het wijzigen van plannen als
tijd- en energierovend, maar dit kan volgens de Commissie ook zeer efficiënt gaan.
Ook vindt de Commissie dat lidstaten hun eigen administratieve capaciteit moeten uitbreiden.
Verder ziet de Commissie de zogenaamde performance-based werkwijze als belangrijke reden van het succes van de HVF. Deze werkwijze geeft de
Commissie de mogelijkheid om voortgang effectief te monitoren. Wel merkt de Commissie
op dat de vooraf vastgestelde koppeling van mijlpalen en doelstellingen aan een specifiek
betaalverzoek in sommige gevallen tot vertraging leidt.
De vereisten om de financiële belangen van de Unie te waarborgen hebben volgens de
Commissie geleid tot een veelomvattend audit and control raamwerk gebaseerd op kosten. Dit komt bovenop de verantwoording van de mijlpalen
en doelstellingen. Dit heeft volgens de Commissie een negatief effect op de snelheid
van implementatie, en geleid tot een minder eenvoudig systeem dan vooraf door lidstaten
was voorzien. De Commissie geeft aan dat de administratieve lasten en de noodzaak
de financiële belangen van de Unie te bewaken in balans moet zijn.
Concluderend stelt de Commissie dat de HVF een effectieve reactie vormt op de economische
en sociale impact van covid-19 pandemie. De HVF-werkwijze biedt volgens de Commissie
een meer holistische benadering voor het uitvoeren van EU-programma’s en de Commissie
ziet het performance-based karakter van de HVF als een referentiepunt voor toekomstige discussies over de invulling
van programma’s binnen het nieuwe Meerjarig Financieel Kader.
Kabinetsappreciatie
Het kabinet kan de analyse van de Commissie over de werking van de HVF in grote lijnen
volgen. De koppeling met hervormingen uit het Europees Semester, en de uitbetaling
op basis van concrete mijlpalen en doelstellingen waren eigenschappen van de HVF waar
Nederland bij de totstandkoming sterk aan hechtte. Dat de Commissie hier in haar evaluatie
voorlopig positief over oordeelt, is daarmee positief. Ook is het kabinet positief
over het gecreëerde nationale eigenaarschap in de HVF. Wel vindt het kabinet een aantal
nuanceringen bij de evaluatie op zijn plaats.
Het is volgens het kabinet te vroeg om definitieve conclusies te verbinden aan het
instrument aangezien het een tussentijdse evaluatie is. Het overgrote deel van de
mijlpalen en doelstellingen zal de komende drie jaar nog ingevuld moeten worden. Het
kabinet zal dit op de voet blijven volgen. Verder valt op dat de Commissie voornamelijk
reeds behaalde mijlpalen en doelstellingen en uitgekeerde middelen als indicator voor
succes aanhaalt. Dit heeft volgens het kabinet echter meer betrekking op de voortgang
dan de daadwerkelijke impact van de maatregelen. Ook de Europese Rekenkamer heeft
dit eerder opgemerkt.5 Het kabinet is van mening dat de Commissie zich meer rekenschap van deze tekortkomingen
van de analyse had mogen geven in de evaluatie. Daarnaast is de economische impact
van de HVF-investeringen met 1,4% in 2026 bbp lager dan eerder voorzien.
Het kabinet vindt het positief dat de Commissie aangeeft dat de HVF lidstaten aanzet
tot het doorvoeren van structurele hervormingen. Indien hervormingen goed worden vormgegeven
en geïmplementeerd, komen deze ten goede aan de schokbestendigheid en het groeipotentieel
van lidstaten. Daarnaast is het kabinet positief over de wijze waarop het HVF kan
bijdragen aan het bevorderen van rechtsstatelijke hervormingen in lidstaten. Het is
volgens het kabinet echter niet duidelijk of het toegenomen percentage LSA’s dat wordt
geadresseerd volledig toe te schrijven is aan de HVF. Ook in het verleden nam dit
percentage toe naarmate de tijd vorderde. Ook is van belang om te benoemen dat de
LSA’s van 2020 veelal toezagen op het stimuleren van de economie en het beschermen
van de werkgelegenheid in de context van de Covid-19 pandemie en in veel mindere mate
op structurele hervormingen zoals tot dan toe gebruikelijk was. Het opvolgen van deze
LSA’s vormde daardoor een geringere uitdaging. Het kabinet is net als de Commissie
positief over het centraal stellen van investeringen in de groene en digitale transitie
in de HVF. Het kabinet vindt het echter nog te vroeg om te concluderen in welke mate
de HVF een duurzame impact gaat hebben op deze transities.
Het kabinet verwelkomt dat de Commissie de hoge administratieve lasten benoemt die
voortvloeien uit de implementatie van de HVF. Ook Nederland ervaart hoge administratieve
lasten bij de verantwoording. Het kabinet mist in de mededeling een bespiegeling op
de rol van de Commissie hierin. Ook had het kabinet mogelijke oplossingen gewaardeerd
om lidstaten hierin tegemoet te komen, zonder afbreuk te doen aan de bescherming van
de financiële belangen van de Unie.
Het kabinet begrijpt dat elementen van de HVF-werkwijze, zoals de link met hervormingen
uit het Europees Semester, een mogelijk referentiepunt kunnen vormen voor toekomstige
gesprekken over de invulling van programma’s binnen het volgende Meerjarig Financieel
Kader (MFK). Het is van belang dat daarbij lessen worden getrokken uit de werking
van de HVF. Daarbij wenst het kabinet op te merken dat nog niet vooruitgelopen moet
worden op een volgend MFK en dat de Nederlandse positiebepaling hierop aan een volgend
kabinet is.
Raadsconclusies
In de voorliggende Raadsconclusies over de evaluatie wordt gesteld dat de HVF centraal
stond in de reactie van de Unie op de Covid-19 pandemie. De positieve bijdrage van
de HVF aan de groene- en digitale transitie wordt erkend samen met de prikkel van
de HVF om landspecifieke aanbevelingen te adresseren. De conclusies benoemen dat het
voor veel onderdelen nog te vroeg is om een definitief oordeel te vellen over de effectiviteit
van de HVF. Daarnaast worden de uitdagingen op het gebied van de absorptiecapaciteit
voor lidstaten erkend. Ook wordt er in de Raadsconclusies stilgestaan bij de aanzienlijke
administratieve lasten gerelateerd aan de HVF en de Commissie wordt uitgenodigd om
manieren te identificeren om deze lasten te beperken. De innovatieve aard van de HVF
als een performance-based instrument wordt door de Raad benoemd. Daarbij wordt de Commissie uitgenodigd om
lering te blijven trekken uit de implementatie van de HVF. De grondige multilaterale
beoordeling bij de aanname van de plannen en de beoordeling van de betaalverzoeken
wordt door de Raad erkend en de Commissie wordt uitgenodigd om te zoeken naar manieren
om beter gebruik te maken van de flexibiliteit in de HVF-verordening en de uitvoeringsbesluiten
van de Raad. Ook worden de vereisten op het gebied van audit en controle in de Raadsconclusies
erkend maar worden de relevante autoriteiten opgeroepen tot het toepassen van proportionaliteit
in de controles en het voorkomen van onnodige overlap. Tot slot wordt in de Raadsconclusies
onderschreven dat het volbrengen van de voorgenomen investeringen en hervormingen
belangrijk is voor de volledige implementatie van de HVF en vooruit gekeken naar de
finale evaluatie in 2028.
Het kabinet kan zich vinden in de opgestelde Raadsconclusies en is voornemens om er
mee in te stemmen.
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling
Besluitvormingsprocedure: n.v.t.
Toelichting:
De Ecofinraad zal van gedachten wisselen over de economische en financiële impact
van de Russische agressie tegen Oekraïne en over Europese steunmaatregelen aan Oekraïne.
De aanhoudende oorlog blijft in toenemende mate zijn tol eisen van de Oekraïense samenleving
en economie. De behoeften blijven onverminderd groot, onder meer op het gebied van
humanitaire hulp, watervoorziening, gezondheidszorg en herstel van infrastructuur.
De financiële steun aan Oekraïne is in 2022 en 2023 verstrekt via de EU-begroting
en Macro-financiële Bijstand (MFB). In 2023 is er in totaal EUR 18 miljard beschikbaar
gesteld voor MFB.
De Russische invasie heeft in Oekraïne grote financiële noden gecreëerd: de Oekraïense
overheidsuitgaven zijn gestegen, de belastinginkomsten zijn gedaald en het land heeft
geen toegang meer tot internationale kapitaalmarkten. In de meest recente raming schat
de Wereldbank (in samenwerking met de Europese Commissie, de Verenigde Naties en Oekraïense
autoriteiten) de totale herstel- en wederopbouwnoden op USD 486 miljard voor de komende
tien jaar.6 Het resulterend extern financieringstekort wordt door het IMF op USD 121,8 miljard
geraamd over de periode van 2023 tot 2027.7 De EU-Oekraïne-faciliteit van EUR 50 miljard voor de periode 2024–20278
,
9 en het IMF programma zijn belangrijke onderdelen van de internationale inzet om deze
tekorten en noden (deels) te dekken. Kabinetsbeleid is dat Nederland haar «fair share»
bijdraagt aan de internationale steuninzet – zowel bilateraal als via de EU en overige
multilaterale kanalen – en wij moedigen andere landen aan om dit ook te doen. Het
kabinet is dan ook verheugd dat de Commissie op 20 maart jl. 4,5 miljard euro aan
brugfinanciering heeft uitgekeerd via de Oekraïnefaciliteit. Het kabinet ondersteunt
een snelle beoordeling door de Commissie van het Oekraïneplan, dat zich richt op structurele
hervormingen, investeringen en maatregelen om de convergentie met de EU te bevorderen.
Het Oekraïneplan zal worden besproken in de Ecofinraad van 14 mei en de Raad Algemene
Zaken van 22 mei.
De Commissie en de internationale financiële instellingen zullen naar verwachting
in de Ecofinraad een update geven over de situatie in Oekraïne, het afromen van de
bevroren Russische tegoeden en de (financieel-economische) ontwikkelingen in de EU.
De Europese Commissie heeft op 20 maart een voorstel gepubliceerd over het afromen
van rente-inkomsten uit bevroren tegoeden van de Russische centrale bank, die worden
aangehouden door centrale effectenbewaarinstellingen. Dit als vervolg op de eerdere
stap om de rente-inkomsten apart te zetten. De Minister van Buitenlandse Zaken zal
uw Kamer verder informeren over het voorstel en de stand van de discussie in het verslag
van de Europese Raad van 21 en 22 maart en het verslag van de Raad van Buitenlandse
Zaken van 22 april.
Het kabinet zal het belang van sancties blijven uitdragen en zich inzetten voor steun
aan Oekraïne op het gebied van humanitaire noden, het eerste herstel en uiteindelijk
ook bij wederopbouw. Indien opportuun zal Nederland dit in de gedachtewisseling inbrengen.
Verder zal Nederland de update van de Commissie en de andere instellingen aanhoren.
Voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van Financiën en de presidenten
van de centrale banken van de G20 op 18 april 2024 en de jaarvergaderingen van het
IMF
Document: nog niet beschikbaar
Aard bespreking: aanname verklaring en terms of reference
Besluitvormingsprocedure: consensus
Toelichting:
De Raad zal spreken over de Europese inzet voor de voorjaarsvergadering van het IMF,
die van 15 tot 19 april 2024 plaatsvindt in Washington D.C. Specifiek zal de Raad
van gedachten wisselen over de Europese verklaring voor het International Monetary
and Financial Committee (IMFC) en de Europese terms of reference voor de bijeenkomst van G20 Ministers van Financiën en centralebankpresidenten (FMCBG).
Tijdens de voorjaarsvergadering zal vermoedelijk de spanning tussen begrotingsdiscipline
en de noodzaak om te investeren in lange termijnuitdagingen, zoals het verhogen van
de productiviteitsgroei en het adresseren van klimaatverandering, een centraal thema
zijn. Voor kwetsbare landen met hoge schulden is deze spanning extra relevant. Risico’s
zoals het te vroeg uitroepen van de overwinning op inflatie en geo-economische fragmentatie,
onder andere veroorzaakt door de economische impact van de voortdurende Russische
aanvalsoorlog tegen Oekraïne en van het conflict tussen Israël en Hamas zullen ook
hoog op de agenda staan. De Kamer wordt hier apart over geïnformeerd middels de geannoteerde
agenda’s voor de inzet van het Koninkrijk tijdens de voorjaarsvergadering van het
IMF en de Wereldbank.
In de verklaring en terms of reference wordt door de Europese Unie het mondiale financieel-economische beeld geschetst, waarbij
aandacht uitgaat naar de verschillende conflicten en oorlogen, en worden de prioriteiten
van de EU voor de G20 en IMF gedeeld. Deze prioriteiten zijn in lijn met de Nederlandse
inzet, het kabinet is daarom voornemens om in te stemmen met de voorliggende verklaring
en terms of reference.
Overig
Toezegging: De Minister zegt toe om in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van
april nader in te gaan op de administratieve lasten van het HVF en het spanningsveld
tussen verantwoording en uitvoerbaarheid.
Toezeggingsnummer: TZ202403-038
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 7 maart jl. heeft de Minister
toegezegd om in de geannoteerde agenda voor de Ecofinraad van april nader in te gaan
op de administratieve lasten van het HVF en het spanningsveld tussen verantwoording
en uitvoerbaarheid. Het spanningsveld is als volgt. De verantwoordingseisen die gelden
in het kader van de HVF zijn vastgelegd in de HVF-verordening. Ze zijn daarin, veelal
op aandringen van Nederland, opgenomen met oog op een effectieve en verantwoorde besteding
van de middelen uit het Europese herstelfonds. De verantwoordingseisen zien enerzijds
op het behalen van de mijlpalen en doelstellingen en anderzijds op het beschermen
van de financiële belangen van de Unie. Bij de uitvoering van het Herstel- en Veerkrachtplan
(HVP) is gebleken dat de Europese verantwoordingsvereisten niet goed aansluiten op
de nationale vereisten en dat deze hoog zijn. Deze lasten komen terecht bij de departementen
en de (private) organisaties die de maatregelen uitvoeren. De realiteit is dat de
implementatie en verantwoording per HVP-maatregel verschillend is en maatwerk vereist:
het HVP is een rijksbreed programma, samengesteld uit reeds bestaand en begroot beleid,
waardoor het inpassen van de HVP-vereisten aanvullend en in veel gevallen met terugwerkende
kracht dient plaats te vinden. Daarnaast bevat de HVF-verordening ook nog additionele
rapportageverplichtingen die bijdragen aan de administratieve lasten zoals verplichte
rapportages over de gemeenschappelijke indicatoren en de 100 grootste eindontvangers.
Daarnaast zorgen veranderende maatschappelijke omstandigheden (inflatie, arbeidsmarktkrapte,
complexe wetgevingstrajecten) voor de noodzaak om de inhoud en de uitvoering van het
HVP regelmatig tussentijds aan te passen. Deze uitvoeringspraktijk verhoudt zich slecht
met de strikte opzet van de HVF en het strikte toezicht dat door de Europese Commissie
en audit-instanties wordt toegepast.
Diepteonderzoeken van de Europese Commissie in het kader van de macro-economische
onevenwichtigheden procedure
De Europese Commissie heeft voor Nederland, Cyprus, Spanje, Roemenië, Zweden en Slowakije10 de jaarlijkse macroeconomische diepteonderzoeken onder de macroeconomische onevenwichtighedenprocedure
(MEOP) opgesteld11, volgend op het Alert Mechanism Report van november jl.12 Dit betreft alleen de Commissieanalyse van (mogelijke) macroeconomische kwetsbaarheden
in de economieën van lidstaten. De daadwerkelijke vaststelling van mogelijke (buitensporige)
macroeconomische onevenwichtigheden onder de MEOP volgt in juni bij publicatie van
het lentepakket van het Europees Semester. De Commissie analyseert de ontwikkeling
van kwetsbaarheden in Nederland gerelateerd aan hoge private schulden en het overschot
op de lopende rekening, in een context van afnemende binnenlandse vraag en krappere
financieringscondities.
Het overschot op de lopende rekening was in 2023 9,2% van bbp (2022: 9,3%). Volgens
de Commissieramingen blijft het saldo rond dit niveau in 2024–25. Volgens de Commissie
wordt het overschot in belangrijke mate gedreven door lage binnenlandse investeringen.
Dit wordt o.a. veroorzaakt door arbeidsmarkttekorten, netcongestie, investeringsbelemmeringen
door excessieve stikstofdepositie, en relatief weinig investeringen door MKB, aldus
de Commissie. Het is onwaarschijnlijk dat deze obstakels op korte termijn geadresseerd
worden en de Commissie beschrijft de recente beleidsvoortgang op deze terreinen als
«beperkt». Ook het Nederlandse pensioensysteem (relatief hoog pensioensparen die via
de pensioenfondsen met name in het buitenland worden geïnvesteerd) en de aanwezigheid
van relatief veel multinationals drijven het Nederlandse spaaroverschot. Beleid was
tot nu met name gericht op het beperken van de prikkel voor multinationals om winsten
vast te houden. Specifiek t.a.v. het MKB wijst de Commissie op fiscale prikkels om
winsten vast te houden en beperkingen in toegang tot financiering (het Nederlandse
MKB maakt relatief weinig gebruik van externe financiering, en als het dat doet hebben
ze met hogere rentekosten te maken in vergelijking met andere EU-landen). Het kabinet
herkent veel van genoemde uitdagingen en investeringsbelemmeringen in Nederland, zoals
omtrent arbeidsmarkttekorten, netcongestie of stikstof, en heeft hiervoor verschillende
maatregelen genomen. Gelet op het feit dat het overschot op de lopende rekening in
belangrijke mate wordt veroorzaakt door structurele kenmerken van de Nederlandse economie,
voert Nederland geen expliciet beleid ten aanzien van de lopende rekening. De Commissie,
net als het IMF, adviseert Nederland ook niet om beleidsmatig te sturen op het overschot
op de lopende rekening. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het Nederlandse saldo
op de lopende rekening niet direct impliceert dat andere landen nadeel ondervinden.
Desondanks is het wel verstandig om verstoringen die mogelijk ten grondslag liggen
aan het overschot te adresseren13. Het is aan een volgend kabinet om op de genoemde uitdagingen verdere maatregelen
te nemen.
De private schuldquote daalden sterk tussen 2022 en 2023 (van 210% bbp naar 193% bbp)
en zitten op een verder dalend pad, maar blijven desondanks hoog en volgens de Commissie
boven het niveau dat verklaard kan worden door fundamenten. De Commissie ziet in mindere
mate macroeconomische risico’s van schulden van niet-financiële bedrijven, aangezien
dit voor een groot deel intra-groepschulden van multinationals zijn en door een laag
niet-renderende leningen-ratio. De huishoudschulden (waarvan 90% hypotheekschulden)
zijn in het afgelopen decennium gedaald, o.a. door een verlaagde hypotheekrenteaftrek
en striktere regels omtrent hypotheken, maar blijven hoog (87% van bbp in 2023; 2022:
92%). De macroeconomische risico’s worden op korte termijn gedempt door het relatief
hoge percentage van lang vastgezette hypotheekrenten en sterk stijgende nominale lonen.
Recentelijk is de beleidsactie beperkter volgens de Commissie en blijven er aanzienlijke
verstoringen op de woningmarkt, in bijzonder significante subsidies in het belastingsysteem
voor schuldgefinancierd woningbezit. Een nog steeds genereuze hypotheekrenteaftrek
en hoge loan-to-value (LTV) ratio en relatief gunstige fiscale behandeling van de eigen woning in een context
van significante aanbodtekorten zorgen voor een schuldenbias op de huizenmarkt en
hogere huizenprijzen. Beleidsopties die de Commissie voorstelt zijn dan ook het verlagen
van fiscale prikkels voor schuldgefinancierd woningbezit, striktere LTV-ratio’s voor
nieuwe hypotheken, meer financiële steun voor woningbouw, de beschikbaarheid van betaalbare
locaties voor woningbouw vergroten (ook buiten de bebouwde kom), de private huurmarkt
verder ontwikkelen en het elektriciteitsnet uitbreiden. Het kabinet erkent dat de
private schulden in Nederland relatief hoog zijn. Het is aan een volgend kabinet om
maatregelen te nemen die de Nederlandse macro-economische onevenwichtigheden, indien
vastgesteld in juni, verder beperken.
Indieners
-
Indiener
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.