Brief regering : Doorontwikkeling investeringsimpuls verkeersveiligheid
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 1100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2024
Tot 2030 heeft het Rijk via de investeringsimpuls verkeersveiligheid 500 miljoen euro
beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid op provinciale, gemeentelijke en waterschapswegen
te verbeteren. Tijdens de eerste twee tranches van de investeringsimpuls hebben ruim
300 medeoverheden voor 235 miljoen euro aan rijksbijdrage ontvangen voor infrastructurele
maatregelen die de verkeersveiligheid verbeteren. Op deze manier draagt het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) bij aan bewezen effectieve verkeersveiligheidsmaatregelen,
zoals het verbreden van fietspaden, het verbeteren van schoolzones en de aanleg van
rotondes. De Kamer is eerder op 7 december 20201 en 9 maart 20232 geïnformeerd over de resultaten van deze tranches.
Met deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de tweede tranche
en de beoogde vormgeving van de derde tranche. Met de derde tranche zet IenW een volgende
stap in het vergroten van de effectiviteit van de investeringsimpuls. Daarbij worden
enkele toezeggingen afgedaan die verband houden met de vormgeving van de derde tranche.3 Tot slot worden de moties afgedaan van het lid Van der Graaf (over het nadrukkelijk
aandacht geven aan infrastructurele wijzigingen met het oog op oudere verkeersdeelnemers)
en van het lid Grinwis c.s. (over het terugdringen van het aantal schoolroutes zonder
vrijliggend fietspad op 80- en 50-kilometerwegen).4
Evaluatie tweede tranche
Afgelopen najaar heeft adviesbureau Goudappel in opdracht van IenW een evaluatie uitgevoerd
waarbij gemeenten, provincies en waterschappen zijn bevraagd over hun ervaringen met
de tweede tranche en de mogelijke verbeterpunten voor de derde tranche. Het rapport
is als bijlage bij deze brief gevoegd. Goudappel heeft daarbij ook stilgestaan bij
de overwegingen van medeoverheden om geen aanvraag te doen. Uit het onderzoek komt
naar voren dat medeoverheden de tweede tranche over het algemeen positief hebben ervaren.
Ten aanzien van een aantal verbeterpunten heeft Goudappel aan IenW aanbevelingen gedaan
over hoe deze door te voeren in de regeling voor de derde tranche.
Maatregelen en bijbehorende kostenkengetallen
Goudappel constateert dat medeoverheden over het algemeen tevreden zijn over de menukaart.
Slechts een aantal geeft aan specifieke maatregelen op de menukaart te missen. En
ten aanzien van de kostenkengetallen per maatregel bestaat enige onvrede, wanneer
de kosten achteraf hoger uit blijken te vallen en het Rijk die kosten niet vergoedt.
Goudappel constateert dat dit vooral samenhangt met het feit dat veel bijkomende kosten
over het hoofd worden gezien. Goudappel adviseert om in de informatievoorziening vooraf
duidelijker te communiceren dat de rijksbijdrage er alleen is voor de verkeersveiligheids-maatregelen
en dat mogelijke extra kosten (voor bijvoorbeeld voorbelasting van grond en/of verplaatsing
van nutsvoorzieningen) voor eigen rekening zijn.
Verdeelsleutel en plafondbedrag
Veel medeoverheden hebben de verdeelsleutel als een grote verbetering ervaren ten
opzichte van de eerste tranche, waarbij het molenaarsprincipe gold (wie-het-eerst-komt-die-het-eerst-maalt).
Tegelijkertijd constateert Goudappel dat een aantal medeoverheden als gevolg van de
verdeelsleutel worstelt met een lager subsidiebedrag. Hierdoor zouden grotere maatregelen
minder worden aangevraagd en komt de focus vooral op kleinere maatregelen te liggen.
Veel medeoverheden sturen aan op een doorontwikkeling van de verdeelsleutel. Zij suggereren
om verkeersveiligheidsrisico’s te betrekken bij de bepaling van de plafondbedragen
per medeoverheid. Dit houdt in dat het plafondbedrag van medeoverheden met relatief
veel verkeersveiligheidsrisico’s hoger wordt dan het plafondbedrag van overheden met
minder risico’s. De medeoverheden die deze suggestie hebben meegegeven zijn zich er
overigens van bewust dat deze aanpassing ten koste kan gaan van de eigen potentiële
rijksbijdrage.
Informatievoorziening en communicatie
Over de informatievoorziening over de investeringsimpuls vanuit IenW zijn de medeoverheden
over het algemeen zeer tevreden. Wel constateert Goudappel dat de medeoverheden liefst
zo snel mogelijk op de hoogte gesteld worden over de (vormgeving van de) volgende
tranche. Medeoverheden hebben tijd nodig om hun deel van de financiering te regelen
via de decentrale begrotingscyclus. Wanneer de medeoverheden in een vroeg stadium
op de hoogte worden gebracht, hebben zij voldoende tijd om die te regelen. Ook voor
de (duur van de) openstellings-periode van het loket om een aanvraag voor de investeringsimpuls
in te dienen zijn de medeoverheden het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium op
de hoogte.
Overwegingen om geen aanvraag te doen
Tijdens de eerste en tweede tranche heeft 84 procent van de medeoverheden een aanvraag
gedaan voor één of beide tranches van de investeringsimpuls. De redenen van medeoverheden
om geen aanvraag te doen lopen sterk uiteen. Vooral (een gebrek aan) personeelscapaciteit,
de financieringsconstructie, een gebrek aan plannen en de duur en het moment van openstelling
van het aanvraagloket rond de zomer spelen daarbij een rol. Daarbij is uit de jaarlijkse
Monitor Startakkoord gebleken dat een deel van de gemeenten nog geen risicoanalyse en/of uitvoeringsagenda
heeft (afgerond).5 Tijdens de tweede tranche gold voor medeoverheden de verplichting om een risicoanalyse
en een uitvoeringsagenda te hebben. Hadden zij die niet, dan kwamen zij niet in aanmerking
voor een rijksbijdrage uit de investeringsimpuls. Dit vereiste lijkt een goede katalysator
te zijn geweest voor de medeoverheden om risicogestuurd te gaan werken.
De verkeersveiligheidseffecten van de tweede tranche-maatregelen
In opdracht van IenW heeft Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV) een inschatting gemaakt van het aantal voorkomen slachtoffers en de daaruit
voortvloeiende kostenbesparing als gevolg van de door de medeoverheden aangevraagde
verkeersveiligheidsmaatregelen. Ook deze analyse is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Net als voor de eerste tranche geldt dat, wanneer alle maatregelen uit de tweede tranche
worden uitgevoerd, er over een periode van 30 jaar veel verkeersslachtoffers worden
voorkomen: geschat wordt bijna 600, waarvan 15 verkeersdoden. Dit is ten opzichte
van de situatie waarin deze maatregelen niet worden uitgevoerd. Daarmee leveren de
maatregelen 1,5 keer zoveel baten op als dat ze kosten.6
Uit het SWOV-onderzoek blijkt dat het aanbrengen van verlichting, de aanleg van uitritconstructies
en het doorvoeren van geloofwaardige snelheidsverlagingen (van 50 naar 30 km/u) de
meest (kosten)effectieve maatregelen van de menukaart zijn. De aanleg van kruispuntplateaus
op 30-kilometerwegen is minder (kosten)effectief. SWOV adviseert om de menukaart voor
de volgende tranche(s) zoveel mogelijk te richten op de meest kosteneffectieve maatregelen.
Voortgang uitvoering maatregelen door medeoverheden
In 2020 heeft IenW een besluit genomen over de rijksbijdragen voor de eerste tranche
van de investeringsimpuls. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen korte- en langetermijnmaatregelen.
De kortetermijnmaatregelen moesten uiterlijk op 31 december 2022 gerealiseerd zijn.
Voor de langetermijnmaatregelen geldt dat zij voor 31 december 2026 gerealiseerd moeten
zijn. De maatregelen die tijdens de tweede tranche zijn gehonoreerd hebben een doorlooptijd
tot en met 31 december 2027.
Inmiddels hebben 92 medeoverheden aangegeven klaar te zijn met de uitvoering van de
projecten waarvoor zij rijksbijdragen hebben ontvangen. Het gaat hier voornamelijk
om kortetermijnmaatregelen uit de eerste tranche. Een deel van de beschikte maatregelen
is niet (volledig) op tijd uitgevoerd, waardoor er door de medeoverheden de afgelopen
drie jaar bijna 16 miljoen euro aan IenW moest worden terugbetaald. Door vroegtijdig
te signaleren en met de medeoverheden mee te denken, beoogt IenW te voorkomen dat
gehonoreerde maatregelen niet (tijdig) worden gerealiseerd en daarom moeten terugbetaald.
Het geld dat naar IenW is teruggevloeid wordt tijdens de volgende tranches opnieuw
beschikbaar gesteld.
Invulling derde tranche
Ook de derde tranche van de investeringsimpuls verkeersveiligheid zal zich richten
op bewezen (kosten)effectieve infrastructurele maatregelen. Ten opzichte van de tweede
tranche zijn er enkele voorgenomen wijzigingen. Deze wijzigingen worden de komende
maanden verder uitgewerkt, samen met de partners van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid
(SPV).
Daarnaast heeft de Kamer via de motie Grinwis c.s. het kabinet verzocht om zich, samen
met de SPV-partners, in te spannen om het aantal drukke schoolroutes zonder vrijliggend
fietspad op 80- en 50-kilometerwegen terug te dringen.7 Ik heb de wegbeheerders daarom tijdens het bestuurlijk overleg op 27 maart jongstleden
aangemoedigd gebruik te maken van de derde tranche van de investeringsimpuls. De menukaart
van de impuls bevat meerdere maatregelen waarmee voorkomen kan worden dat schoolroutes
via 80- en 50-kilometerwegen lopen. De Kamer wordt na elk aanvraagtijdvak geïnformeerd
over de voortgang die provincies en gemeenten via de rijksbijdragen van de investeringsimpuls
boeken om het aantal drukke schoolroutes zonder vrijliggend fietspad terug te dringen.
Een van de belangrijkste wijzigingen in de derde tranche is het herzien van de menukaart.
Met de beoogde herziening wordt een volgende stap gezet in het nog gerichter inzetten
op de kosteneffectieve maatregelen. Daarbij worden er, mede op voorspraak van de medeoverheden,
naar verwachting enkele maatregelen toegevoegd aan de menukaart, bijvoorbeeld de inrichting
van het nieuwe wegtype gebiedsontsluitingsweg 30 km/u (GOW30). Ook geeft IenW bij
de totstandkoming van de menukaart extra aandacht aan de risicogroep ouderen en seniorproof
wegontwerp, waarmee de motie van het lid Van der Graaf (CU) is afgedaan.8 Tot slot worden de kostenkengetallen uit 2022 geüpdatet en doorgerekend voor het
jaar 2026. Hoewel IenW ernaar streeft de aanvragen voor de derde tranche nog in 2024
te honoreren, is 2026 gekozen als rekenjaar om zo zoveel mogelijk aan te sluiten op
de daadwerkelijke kosten op het moment dat medeoverheden beginnen met de uitvoering
van de infrastructurele werkzaamheden.
Een andere voorgenomen wijziging is het verder structureren van de communicatie richting
de medeoverheden. Hieronder valt het tijdig en proactief informeren over de menukaart
en het aanvraagformulier voor de derde tranche, het proces van indienen van een aanvraag,
de verdeelsleutel en de planning van de subsidieverlening. Dit heeft tot doel de deelname
van gemeenten te stimuleren en beter aan te sluiten op de decentrale besluitvorming.
Om tegemoet te komen aan de wens tot uitbreiding van de ondersteuning aan medeoverheden,
helpt het Kennisnetwerk SPV medeoverheden met individuele ondersteuning door het beantwoorden
van specifieke vragen en het bieden van handreikingen waarmee gemeenten vervolgens
zelf aan de slag kunnen. Daarbij valt te denken aan hulp bij de stappen van risicoanalyse
naar uitvoeringsprogramma.
Uit het onderzoek van Goudappel kwam naar voren dat een aantal medeoverheden worstelt
met een lager subsidiebedrag als gevolg van de verdeelsleutel, waardoor de focus meer
op kleinere maatregelen komt te liggen. Naar aanleiding hiervan zal de financiële
ruimte binnen de derde tranche worden verruimd waardoor het gehele resterende bedrag
van de investeringsimpuls binnen één regeling kan worden ingezet. Ook zal er gewerkt
worden met meerdere aanvraagtijdvakken, waarbij voor alle aanvraagtijdvakken straks
dezelfde spelregels gelden. Bijkomstig zal de regeling dan ook een langere looptijd
moeten kennen. De Minister van IenW zal per aanvraagtijdvak besluiten over de beschikbare
budgettaire ruimte voor dat tijdvak. Doordat het plafondbedrag per medeoverheid op
deze manier bepaald kan worden op het totaal resterende budget, ontstaat enerzijds
de ruimte voor medeoverheden om te kiezen voor grotere maatregelen en anderzijds geeft
het medeoverheden de mogelijkheid om een aanvraagtijdvak te kiezen dat goed aansluit
bij de lokale beleidscyclus. Voor het plafondbedrag wordt verkend of behalve het aantal
kilometer wegen in beheer ook het aantal kilometer fietspad kan worden betrokken bij
de bepaling van het plafondbedrag.
Tot slot zijn er tijdens voorgaande tranches de nodige lessen getrokken voor wat betreft
het aanvraagproces en de verantwoording over de rijksbijdragen. Voor de derde tranche
bekijkt IenW of de hoeveelheid gevraagde informatie kan worden beperkt en het aanvraagformulier
verbeterd. Voor de verantwoording onderzoekt IenW of er ruimte bestaat om de rijksbijdrage
vast te stellen op basis van het uitgangspunt dat medeoverheden 50% cofinanciering
van het kostenkengetal ontvangen. Zo komt de verantwoording los te staan van de daadwerkelijke
besteding van de medeoverheden. Dit zou de verantwoording door medeoverheden aanzienlijk
kunnen vereenvoudigen.
Tot slot
Via de investeringsimpuls verkeersveiligheid heeft het Rijk de afgelopen jaren bijgedragen
aan de realisatie van infrastructurele verkeersveiligheidsmaatregelen door de gemeenten,
provincies en waterschappen op het onderliggende wegennet. De gezamenlijke inzet van
IenW en de SPV-partners blijft onverminderd gericht op het vergroten van de verkeersveiligheid
en het verminderen van het aantal verkeersslachtoffers. De komende jaren zetten we
samen volgende stappen om de effectiviteit van de investeringsimpuls te vergroten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat