Brief regering : Fiche: Verordening inzake passagiersrechten multimodale reizen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3869
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening inzake passagiersrechten multimodale reizen
Fiche: Herziening verordening handhaving passagiersrechten in de Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 3870)
Fiche: Herziening Richtlijn Pakketreizen (Kamerstuk 22 112, nr. 3871)
Fiche: Mededeling EU Actieplan elektriciteitsnetwerken (Kamerstuk 22 112, nr. 3872)
Fiche: Richtlijn tot wijziging minimumnormen ter voorkoming en tegengaan van mensensmokkel
(Kamerstuk 22 112, nr. 3873)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening inzake passagiersrechten multimodale reizen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende passagiersrechten voor
multimodale reizen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
29 november 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 752
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM:2023:752:FIN
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC(2023) 392 – SWD(2023) 386 – SWD(2023) 387 – SWD(2023) 389
f) Behandelingstraject Raad
Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie (TTE)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 91(1) en 100(2) van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(hierna: VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 29 november 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een pakket aan
voorstellen over de mobiliteit van passagiers gepubliceerd: de herziening van de richtlijn
pakketreizen1, de verordening handhaving van passagiersrechten in de Unie2, en de verordening inzake passagiersrechten in de context van multimodale reizen.
Dit fiche gaat over het verbeteren van passagiersrechten in de context van multimodale
reizen. Over de andere verordeningen zijn separaat BNC-fiches opgesteld.
Binnen de Europese Unie (EU) bestaat nog geen duidelijk kader voor het bepalen van
de respectievelijke verplichtingen en aansprakelijkheden van de verschillende aanbieders
van reisdiensten die betrokken zijn bij een multimodale reis. Dit bestaat wel voor
passagiers die met slechts één vervoerswijze reizen (d.w.z. alleen per vliegtuig,
trein, bus of schip).3 Bovendien bevatten nationale rechtskaders over het algemeen geen bepalingen met betrekking
tot passagiersrechten in het multimodaal vervoer. Momenteel zijn de rechten van passagiers
in het kader van multimodale reizen dus afhankelijk van de voorwaarden van de specifieke
vervoersovereenkomst(en).
Het voorstel introduceert regels inzake discriminatie, informatievoorziening, bescherming
ingeval van reisverstoringen, handhaving, en klachtenbehandeling voor multimodale
reizen. Multimodale reizen worden in het voorstel gedefinieerd als reizen waarbij
passagiers ten minste twee vormen van openbaar vervoer combineren om een eindbestemming
te bereiken, zoals een vlucht met een treindienst of een treindienst met een busdienst.
In het bijzonder wil het voorstel ervoor zorgen dat discriminatie tussen passagiers
met betrekking tot de vervoersvoorwaarden en de verstrekking van vervoersbewijzen
wordt tegengegaan, en dat nauwkeurige informatie tijdig aan de passagiers wordt verstrekt.
Daarnaast stelt de Commissie voor om te waarborgen dat passagiers die multimodaal
reizen, met inbegrip van personen met een handicap of een beperkte mobiliteit (PRM),
in het geval van een reisverstoring, met name in het geval van een gemiste aansluiting
tussen verschillende vervoerswijzen, worden beschermd. Zo hebben passagiers ingeval
van een gemiste aansluiting tussen verschillende vervoerswjjzen onder een enkel ticket
bijvoorbeeld recht op een vergoeding van het ticket.4 Verder stelt het voorstel eisen aan kwaliteitsnormen en dat het toezicht daarop wordt
vastgesteld. Zo moeten vervoerders bijvoorbeeld service kwaliteitstandaarden vaststellen.5 Tot slot worden er eisen gesteld aan de wijze waarop klachten worden behandeld, en
worden er algemene regels voor de uitvoering van het voorstel worden vastgesteld.
In het voorstel wordt een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën tickets: A)
een enkel ticket voor een multimodale reis; B) één of meer tickets aangeboden door
de vervoerder(s); en C) losse tickets die op eigen initiatief van de passagier zijn
aangeschaft en separaat zijn betaald. Voor elk van de ticketcategorieën geldt dat
passagiers recht hebben op informatie voorafgaand aan de aankoop, één aanspreekpunt
gedurende de reis, en klachtenbehandeling door de relevante nationale handhavingsinstantie.
Daarnaast geldt voor ticketcategorieën A en B dat passagiers ook recht hebben op real-time informatie, aangeboden op een toegankelijke wijze. Ticketcategorie A kent vervolgens
het recht voor passagiers van het hebben van een basispakket van passagiersrechten,
zoals het recht op een vergoeding in het geval van een vertraging of annulering. Dit
geldt ook voor enkele tickets voor een multimodale reis geboekt via een tussenpersoon.
Ticketcategorie B kent nog het recht voor passagiers voor het verkrijgen van informatie
over de afzonderlijke aard van tickets.
De Commissie stelt dat het verbeteren van passagiersrechten voor multimodale reizen
een belangrijk element is voor de verduurzaming van reizen op lange afstanden: in
het geval van goede bescherming (met name in geval van reisonderbrekingen) kunnen
passagiers die lange afstanden willen afleggen dit doen door verschillende vormen
van vervoer te combineren, waardoor voor elk deel van de reis de meest efficiënte
en duurzame vervoerswijze kan worden gebruikt. Dit sluit aan bij de Green Deal en een van de ambities van het visie-document Sustainable & Smart Mobility Strategy, die de Commissie in 2020 heeft aangenomen.6
Met betrekking tot data en de daarbij voor vervoerders behorende verplichtingen, geldt
dat dit voorstel in overeenstemming is met de gedelegeerde Verordening betreffende
multimodale reisinformatiediensten7, de Mededeling over een gemeenschappelijke Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens
(EDMS)8, en Richtlijn betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen en het voorstel
tot herziening daarvan9.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft drie beleidsopties onderzocht.10 Beleidsoptie 1 regelt voor alle ticketcategorieën het recht op informatie voorafgaand
aan de aankoop, en klachtenafhandeling. Voor ticketcategorie A regelt beleidsoptie
1 voorts het recht op een basispakket aan passagiersrechten. Beleidsoptie 2 regelt
voor alle ticketcategorieën het recht op informatie voorafgaand aan de aankoop, klachtenafhandeling,
en één aanspreekpunt. Voor ticketcategorie A regelt beleidsoptie 2 aanvullend het
recht op het verkrijgen van real-time informatie, en een basispakket aan passagiersrechten. Voor ticketcategorie B regelt
beleidsoptie 2 tot slot het recht op informatie over de afzonderlijke aard van de
tickets. Beleidsoptie 3 regelt voor alle ticketcategorieën dezelfde rechten als beleidsoptie
2. Het enige verschil tussen beleidsoptie 2 en beleidsoptie 3 is dat beleidsoptie
3 voor ticketcategorie A een verbeterde reeks passagiersrechten regelt.
In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat beleidsoptie 2 de voorkeur genoot.
Zo is gebleken dat beleidsoptie 2 de meest efficiënte en effectieve beleidsoptie is,
aangezien zij zorgt voor een billijk evenwicht tussen de doeltreffendheid van de interventie
voor het bereiken van de doelstelling om de bescherming van passagiers (met inbegrip
van personen met een handicap of een beperkte mobiliteit) in het kader van multimodale
reizen te verbeteren, enerzijds, en efficiëntie in termen van kosten voor de industrie,
anderzijds. Voorts bleek beleidsoptie 2 ook de meest evenredige en coherente maatregel.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland kent geen specifieke wetgeving over passagiersrechten in de context van
multimodale reizen. Wel is in de Mobiliteitsvisie11 de ambitie geuit om de krachten en kansen van alle vervoerswijzen te benutten. In
de Innovatiestrategie Luchtvaart12 is tevens als doel opgenomen dat in 2050 voor internationale reizen een optimale
combinatie en aansluiting van vervoersmiddelen wordt ingezet waarbij de reiziger centraal
staat, niet de modaliteit. Bovendien zet het kabinet zich in voor een hoog niveau
van consumentenbescherming, zoals artikel 38 van het Handvest van de grondrechten
van de EU ook voorschrijft.13 Ook hecht het kabinet veel belang aan het waarborgen van rechten en belangen voor
mensen met een handicap of mobiliteitsbeperking. Het kabinet onderschrijft dan ook
het belang voor assistentie en toegankelijke informatie voor deze doelgroep in de
context van multimodale reizen.14
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet acht het regelen van passagiersrechten in de context van multimodale reizen
op EU-niveau wenselijk, omdat dit uniforme regels creëert binnen de EU. Uniforme regels
leiden tot duidelijkheid en een betere bescherming van rechten voor passagiers over
de verschillende vervoerswijzen heen. Bovendien is aandacht voor en verhoging van
de bescherming van rechten van specifiek van belang voor reizigers die onderdeel zijn
van een kwetsbare doelgroep, zoals reizigers met een handicap of een beperkte mobiliteit.
Doordat het voorstel expliciet de rechten voor personen met een handicap of een beperkte
mobiliteit benoemt, vergroot het de mogelijkheid voor deze mensen om zelfstandig te
reizen, en in hogere mate te integreren in de maatschappij. Het voorstel regelt bijvoorbeeld
dat vervoerders non-discriminerende regels moeten vaststellen, en dat geen extra kosten
in rekening gebracht mogen worden voor mensen met een handicap of een beperkte mobiliteit.
Het kabinet acht aandacht voor deze doelgroep van grote waarde. Daarnaast hecht het
kabinet waarde aan het feit dat het voorstel multimodaal reizen wil stimuleren, om
op die manier bij te dragen aan de verduurzaming van vervoer en om vervoersemissies
te verminderen.
Het kabinet heeft wel een paar aandachtspunten en verzoeken tot verduidelijking. Ten
eerste bestaat er onduidelijkheid over enkele in het voorstel geïntroduceerde termen,
met name wat verstaan wordt onder «multimodale passagiersknooppunt» (multimodal passenger hub), wie wordt gezien als de manager van de multimodale hub, hoe verschillende vervoerders
met eigen systemen zorgen voor één aanspreekpunt (single point of-contract), en wat de vereisten zijn voor het aanspreekpunt qua bereikbaarheid. Bijvoorbeeld
onder multimodaal passagiersknooppunt wordt in het voorstel verstaan: een overstappunt
tussen ten minste twee vervoerswijzen voor passagiers, waar de toegang tot het openbaar
vervoer en overstappen tussen vervoerswijzen, met inbegrip van park-and-ride-stations en actieve vervoerswijzen, zijn gewaarborgd en dat fungeert als interface
tussen stedelijke knooppunten en vervoersnetwerken over langere afstanden. De huidige
terminologie verwijst naar actieve vervoerswijzen (active mobility), en dat dit ook geldt als een modaliteit. Door het toevoegen van actieve vervoerswijzen,
wordt echter bijna elke haven, luchthaven en treinstation gezien als multimodale hub.
Op basis van het voorstel moet de manager van een dergelijke multimodale hub voldoen
aan verscheidene vereisten, zoals het verschaffen van informatie over minimale overstaptijden
tussen verschillende vervoerswijzen, en het opzetten van een klachtenbehandelingsmechanisme.
Het kabinet zal in de onderhandelingen inzetten op verduidelijking van deze in het
voorstel geïntroduceerde termen.
Ten tweede worden in bijlage I, inzake stedelijke knooppunten, enkel steden genoemd
en wordt geen duidelijkheid verschaft over waar en welke soort multimodale passagiersknooppunten
er zijn. Bovendien is het onduidelijk hoe de lijst tot stand is gekomen. Het kabinet
zal in de onderhandelingen inzetten op verduidelijking inzake de lijst met stedelijke
knooppunten en de totstandkoming daarvan.
Ten derde wordt in het voorstel vaak verwezen naar de term «accessible format». Het kabinet stelt voor dat deze term toegevoegd wordt in de definities met een
verwijzing naar Richtlijn betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten
en diensten15, waarnaar in de Preambule van het voorstel al naar verwezen wordt. Het kabinet acht
een duidelijke koppeling in de definities van meerwaarde.
Ten vierde voorziet het voorstel in een uitvoeringshandeling die via een comité vastgesteld
zal worden. Het comité dat is voorzien om de Commissie bij te staan bij de uitoefening
van de aan haar verleende uitvoeringsbevoegdheid is het comité aangaande passagiersrechten
voor treinverkeer (zoals opgericht bij artikel 38 van Verordening betreffende de rechten
en verplichtingen van treinreizigers)16. Het kabinet heeft de voorkeur voor een apart comité, speciaal voor alle vervoerwijzen
en multimodale reizen, omdat het toevoegen van andere vervoerswijzen aan het comité
aangaande passagiersrechten voor treinverkeer veel kan zijn, en het daarom van toegevoegde
waarde is om een nieuw, apart comité op te richten. Het kabinet zal derhalve in de
onderhandelingen inzetten op het instellen van een specifiek comité voor multimodale
passagiersrechten, dat zowel de Commissie kan bijstaan bij de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheid onder dit voorstel, alsmede de uitvoeringsbevoegdheden onder
het voorstel over de handhaving van passagiersrechten.
Tot slot is er de vraag over aansprakelijkheid in het geval van vertraging of annulering
bij het boeken van multimodale reizen, bijvoorbeeld over wie aansprakelijk is voor
het betalen van een vergoeding ingeval een passagier door een treinvertraging zijn
of haar vlucht niet haalt. Het kabinet zal in de onderhandelingen inzetten op verduidelijking
over aansprakelijkheid in het geval van vertraging of annulering bij het boeken van
multimodale reizen.
Gevolgen voor de brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de Motie Van Raan17 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede
zin naar vier aspecten: kwaliteit van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden
voor latere generaties, grensoverschrijdende effecten, en de verdeling van kosten
en baten. Het effect op kwaliteit van leven voor huidige generaties is positief, omdat
het voorstel beoogt de bescherming van rechten inzake multimodale reizen te verhogen.
Over kapitaalvoorwaarden op basis van dit voorstel valt weinig te zeggen. Inzake grensoverschrijdende
effecten, kan gesteld worden dat het voorstel passagiers wil motiveren om de meest
efficiënte en duurzame vervoerswijze te gebruiken. Dit is positief. Wat de verdeling
van kosten en baten betreft, zijn de kosten voor vervoerders en de baten voor passagiers.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het krachtenveld is nog onduidelijk. Naar verwachting staat een meerderheid van de
lidstaten positief tegenover het voorstel. Het voorstel zal waarschijnlijk ervaren
worden als een positieve invulling van de Sustainable & Smart Mobility Strategy.18 De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 91 lid 1 en artikel 100, lid 2, VWEU. Artikel 91 geeft de EU de bevoegdheid
om maatregelen vast te stellen voor het gemeenschappelijk vervoerbeleid. Op grond
van artikel 100, lid 2, kunnen het Europees Parlement en de Raad passende bepalingen
voor de zeevaart en de luchtvaart vaststellen. Het kabinet kan zich vinden in deze
rechtsgrondslagen. Op het terrein van vervoer is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, sub g, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel passagiers die multimodaal reizen beter te beschermen door passagiersrechten
in de context van multimodale reizen te vereenvoudigen, consistenter te maken en te
harmoniseren. Aangezien passagiers die multimodaal reizen nu onvoldoende beschermd
worden en multimodaal reizen een grensoverschrijdend karakter heeft, kan dit niet
voldoende door de EU-lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt.
Bovendien leidt het afzonderlijk stellen van nationale regels door de EU-lidstaten
tot inconsistentie over verstrekking van vervoersbewijzen en daarmee tot onzekerheid
voor passagiers, wat ook weer kan leiden tot meer administratieve lasten voor vervoerders.
Derhalve is een EU-aanpak nodig. Om deze redenen is optreden op het niveau van de
EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorstel heeft tot doel passagiers die multimodaal reizen beter te beschermen door
passagiersrechten in de context van multimodale reizen te vereenvoudigen, consistenter
en te harmoniseren. Voor nu is er een (juridische) leemte met betrekking tot multimodale
reizen, en de daarbij behorende rechten van passagiers. Zo bestaat er bijvoorbeeld
veel onduidelijkheid over (de uitoefening van) het recht op terugbetaling van tickets
bij multimodaal reizen.
Het kabinet acht het voorgestelde optreden geschikt om de doelstelling van het voorstel
te bereiken. De voorgestelde maatregelen harmoniseren de regels omtrent passagiersrechten
in de context van multimodale reizen. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet
verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel de lidstaten voldoende ruimte laat om
invulling te geven inzake de handhaving.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting. Indien er toch gevolgen
zouden zijn voor de EU-begroting is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen
gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de
EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Het voorstel specificeert geen financiële consequenties voor Rijksoverheid en/of medeoverheden.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)
departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline. Bij de onderhandelingen
zal de Nederlandse inzet erop gericht zijn de kosten zo laag mogelijk te houden om
het gestelde doel te bereiken. Het is nog niet duidelijk welke implicaties het voorstel
daadwerkelijk heeft qua kosten voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
Daarom zal een toets plaatsvinden op haalbaarheid, uitvoerbaarheid en kosten (HUF-toets).
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Uit het impact assessment van de Commissie volgt dat het voorstel naar verwachting
zal leiden tot kleine terugkerende administratieve kosten voor vervoerders, die vanaf
2025 in totaal geraamd worden op € 6.770 per jaar (€ 467 voor luchtvaartmaatschappijen,
€ 6.069 voor autobus- en touringcaroperators en € 233 voor vervoerders over water).
Of € 124.649 voor de periode 2025–2050. Deze kosten houden met name verband met de
verplichting voor vervoerders om real-time informatie aan passagiers te verstrekken. Er zijn geen voorziene financiële consequenties
voor burgers.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Er worden geen significante effecten op het concurrentievermogen van de EU verwacht
gezien de beperkte administratieve kosten voor vervoerders en omdat de voorgestelde
regels en verplichtingen van toepassing zijn op alle aanbieders van reisdiensten in
de EU die betrokken zijn bij een multimodale reis. Er worden geen geopolitieke aspecten
voorzien.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel betreft een (op zichzelf staande) verordening (en niet een herziering
van een bestaande verordening). In het voorstel worden artikelen benoemd waarin obligaties
voor de lidstaten worden benoemd, en in het geval van Nederland aanleiding geeft tot
het vaststellen of wijzigen van nationale regelgeving. Zo stelt artikel 20 dat elke
lidstaat een of meer instanties aanwijst die verantwoordelijk zijn voor de handhaving
van deze verordening. En artikel 25 verplicht lidstaten tot het instellen van sancties
bij handelingen die in strijd zijn met de verordening.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Artikel 11 van de verordening verleent de Commissie de bevoegdheid tot het vaststellen
van een uitvoeringshandeling. Het betreft de bevoegdheid om geharmoniseerde standaardformulieren
voor het aanvragen van een terugbetaling of compensatie op te stellen. De toekenning
van deze bevoegdheid is mogelijk omdat de handeling geen essentiële onderdelen van
de verordening regelt. Bovendien ligt de keuze voor een uitvoeringshandeling voor
de hand aangezien het gaat om een handeling die waarborgt dat de verordening volgens
eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd. Ook acht het kabinet de toekenning van deze
uitvoeringsbevoegdheid wenselijk, omdat de gewone wetgevingsprocedure niet hoeft te
worden belast, waardoor flexibiliteit voor benodigde aanpassingen wordt geborgd.
Wat betreft de procedure voor vaststelling van de uitvoeringshandeling stelt de Commissie
toepassing van de onderzoeksprocedure in de zin van artikel 5 van de Comitologieverordening
voor.19 Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde procedure, omdat de uitvoeringsbevoegdheid
ziet op uitvoeringshandelingen van algemene strekking, welke gebruikelijk met toepassing
van de onderzoeksprocedure worden vastgesteld (artikel 2, lid 2, onder a, van de Comitologieverordening).
Verder voorziet het voorstel in een uitvoeringshandeling die via een comité vastgesteld
zal worden. Het comité dat is voorzien om de Commissie bij te staan bij de uitoefening
van de aan haar verleende uitvoeringsbevoegdheid is het comité aangaande passagiersrechten
voor treinverkeer (zoals opgericht bij artikel 38 van Verordening betreffende de rechten
en verplichtingen van treinreizigers)20. Het kabinet heeft de voorkeur voor een apart comité, speciaal voor alle vervoerwijzen
en multimodale reizen, omdat het toevoegen van andere vervoerswijzen aan het comité
aangaande passagiersrechten voor treinverkeer veel kan zijn en het daarom van toegevoegde
waarde is om een nieuw, apart comité op te richten. Het kabinet zal derhalve in de
onderhandelingen inzetten op het instellen van een specifiek comité voor multimodale
passagiersrechten.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Uit het voorstel volgt dat de verordening in werking zal treden op de twintigste dag
na die van de bekendmaking ervan in het publicatieblad van de EU. Zij is van toepassing
met ingang van 1 jaar na de inwerkingtreding. De verordening zal dan vervolgens verbindend
zijn in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk zijn in elke lidstaat. Het
kabinet acht de termijn van een jaar na de datum van inwerkingtreding niet wenselijk,
vanwege de mogelijke invoering van nieuwe of aanvullende nationale regelgeving. Het
kabinet zou voor de sector graag meer tijd willen om de benodigde aanpassingen te
kunnen doen, en zal zich ervoor inzetten dat de termijn van inwerkingtreding wordt
verlengd tot minimaal 24 maanden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel voorziet in een evaluatie van de verordening, 5 jaar na inwerkingtreding.
Het kabinet acht deze evaluatie wenselijk, om te bezien of verbetering van passagiersrechten
in de context van multimodaal reizen passagiers stimuleren om multimodaal te reizen
en dit leidt tot verduurzaming van reizen op lange afstanden.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In Nederland is de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) de relevante
nationale handhavingsinstantie. De ILT houdt toezicht op de naleving van passagiersrechten
en heeft de bevoegdheid om controles uit te voeren, handhavingsmaatregelen te treffen
en boetes op te leggen aan vervoerders die de wet- en regelgeving niet naleven op
het gebied van transport.
Het voorstel creëert een nieuwe verplichting voor vervoerders die enkelvoudige multimodale
contracten aanbieden (ticketcategorie A) om om de twee jaar een verslag te publiceren
over de uitvoering van hun kwaliteitsnormen voor diensten met kernprestatie-indicatoren
met betrekking tot passagiersrechten (bijvoorbeeld gemiste aansluitingen, klachtenbehandeling,
samenwerking met de vertegenwoordigers van personen met een handicap). Dit verslag
kan behulpzaam zijn bij het toezicht op en de handhaving van passagiersrechten.
Aandachtspunt is dat de door de luchtvaartmaatschappij verplichte assistent van personen
met een handicap en personen met beperkte mobiliteit volgens het voorstel gratis mee
moet kunnen reizen en bij voorkeur naast de persoon die de assistent assisteert moet
kunnen zitten. De verwachting is dat dit meer toezicht/handhavingscapaciteit kost,
vanwege het mogelijk creëren van oneigenlijk gebruik21 en/of meer klachten. Het is echter nog niet duidelijk welke implicaties het voorstel
daadwerkelijk heeft voor de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het beleid. De
handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid (inclusief benodigde capaciteit) en fraudebestendigheid
van de verordening zal derhalve door de toezichthouder in een later stadium beoordeeld
worden in een HUF-toets (handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid).
In de onderhandelingen zal het kabinet aandacht houden voor de kosten, handhaafbaarheid
en uitvoerbaarheid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken