Brief regering : Voortgang Landelijk actieplan studentenhuisvesting 2022-2030
33 104 Studentenhuisvesting
Nr. 31
BRIEF VAN DE BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2023
De studententijd vormt een bijzondere fase in het leven van jongeren. Het beschikken
over passende en betaalbare woonruimte is hierbij essentieel. Dit bevordert namelijk
de toegankelijkheid tot het onderwijs en biedt studenten de mogelijkheid om de opleiding
te kiezen die bij hun kwaliteiten en interesses past. Op kamers of in een studentenwoning
wonen kan bovendien bijdragen aan de sociale ontwikkeling, het welzijn en zelfstandig
worden van jongeren.
In september 2022 bood ik, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW), uw Kamer het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS) 2022-20301 aan. Met het LAS heb ik samen met het Ministerie van OCW, gemeenten, hogeronderwijsinstellingen,
studentenhuisvesters (sociaal en commercieel), Nuffic en studenten de handen ineengeslagen
om zorg te dragen voor voldoende studentenhuisvesting die aansluit bij de behoefte
van studenten. Dit is geen makkelijke opgave. In de huidige krappe woningmarkt is
het voor studenten die tijdelijk huisvesting nodig hebben voor de duur van hun opleiding,
extra lastig een woning te vinden.
We zetten stappen in de goede richting. Zo zien we dit jaar dat het opvangen van de
piekbelasting aan het begin van het studiejaar beter geregeld is in de studentensteden.
Aan de ene kant zien we dat de inzet van hogeronderwijsinstellingen om internationale
studenten te waarschuwen dat ze niet moeten komen als ze geen kamer hebben, z’n vruchten
afwerpt. Internationale studenten zijn beter op de hoogte van het belang van het vinden
van huisvesting voor de start van de studie, en zorgen daardoor voor huisvesting voordat
ze komen. Aan de andere kant zien we dat er mooie initiatieven ontstaan om beter gebruik
te maken van de huidige woningvoorraad. Zo zijn er positief geëvalueerde pilots in
Enschede en Wageningen om twee studenten op één kamer te huisvesten. Ook in Nijmegen
vindt dit initiatief navolging. Daarnaast zie ik verschillende initiatieven op het
gebied van hospitaverhuur. Dit kan helpen bij het opvangen van de piekbelasting, maar
ook bij het structureel huisvesten van studenten. Ik ga hier later in de brief verder
op in.
Tegelijkertijd zien we in de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting 2023 (LMS), die
ik met deze brief meestuur, dat het tekort aan studentenwoningen in de 20 grootste
steden het afgelopen jaar afgenomen is van circa 27.000 eenheden naar ruim 23.000
eenheden. Dat is een kentering, want de afgelopen jaren steeg het tekort aan woonruimten.
Dit is een compliment waard richting de hogeronderwijsinstellingen en andere lokale
partijen die zich er hard voor hebben ingespannen om meer studentenhuisvesting te
realiseren.
Deze ontwikkelingen nemen niet weg dat de urgentie voor meer studentenhuisvesting
onverminderd hoog is. Ik krijg namelijk signalen uit het veld dat het aantal (onzelfstandige)
studentenkamers afneemt. De LMS laat zien dat de invoering van de basisbeurs kan leiden
tot een hogere vraag naar kamers. Deze ontwikkelingen onderstrepen de noodzaak om
onverminderd door te gaan met de acties uit het actieplan. In de bijlage van deze
brief licht ik de voortgang per actielijn tot dusver toe. Een aantal acties wil ik
hieronder toelichten.
Doel van het actieplan is te komen tot een uitbreiding van 60.000 betaalbare studentenwoningen
in de periode 2022–2030. Sinds begin dit jaar is de studentenhuisvestingsregisseur
aan de slag om de voortgang van bouwprojecten te volgen en belemmeringen weg te nemen.
Uit zijn rondgang langs de studentensteden en omliggende steden blijkt dat er inmiddels
concrete bouwplannen liggen voor circa 20.000 eenheden. Hoewel dit uiteraard nog onvoldoende
is, is het wel een hoopvolle start van de LAS-periode. De studentenhuisvestingsregisseur
zet zich in om regionale afspraken te maken om ook de overige 40.000 eenheden te realiseren.
Hierbij is zijn eerste focus om tot afspraken te komen in de regio’s Amsterdam, Eindhoven
en de regio Delft/Rotterdam/Den Haag, waar de uitdagingen groot zijn. Bij de verdere
uitwerking en herijking van de woondeals wordt dit meegenomen. Vervolgens vraagt het
wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting na invoering van partijen om
regionale afspraken te maken over de huisvesting en meer evenwichtige verdeling van
aandachtsgroepen. Studenten behoren ook tot de aandachtsgroepen.
Nieuwbouw van en transformatie naar studentenhuisvesting hebben de voorkeur en flexoplossingen
kunnen hierbij ook worden ingezet. Naast het bijbouwen kunnen studentenwoningen echter
ook worden toegevoegd door het beter benutten van de bestaande voorraad. De maatregelen
die hiervoor kunnen worden getroffen, zijn ook onderdeel van de uitwerking van de
Woondeals. In mei heb ik een brief aan uw Kamer gestuurd waarin de inzet voor het
beter benutten wordt toegelicht2.
Eén van de maatregelen die voor studenten een goede oplossing kan bieden is hospitaverhuur.
Er zijn verschillende organisaties actief die hospitaverhuur faciliteren door potentiële
huurders en verhuurders bij elkaar te brengen en te ontzorgen. Hospihousing richt
zich bijvoorbeeld specifiek op studenten. In samenwerking met de gemeente Utrecht
vindt dit najaar een pilot plaats met vier hospitapartijen (Hospihousing, TakecareBnB,
Kamersmetaandacht en Onder de pannen), de STUW groep (het netwerk van de Utrechtse
corporaties), de gemeente Utrecht en BZK. Deze pilot richt zich op verschillende doelgroepen,
waaronder studenten. De doelen zijn zowel kwantitatief (nieuwe aanmeldingen van zowel
hospitahuurders als -verhuurders) als kwalitatief (positieve reacties en ervaringen
van bewoners).
Hospitaverhuur kan bij zowel huur- als koopwoningen. Om mensen meer duidelijkheid
te geven over hoe je kamerverhuur goed kan regelen, start ik samen met het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Aedes en de Woonbond een informatietraject over
hospitaverhuur. Daarbij zal er specifieke aandacht worden besteed aan verschillende
doelgroepen, zoals ouderen die mogelijk willen verhuren. Het zwaartepunt ligt hierbij
op informatieverstrekking aan potentiële hospitaverhuurders.
Daarnaast wil ik de maatregelen die bijdragen aan de betaalbaarheid voor studenten
benoemen. De betaalbaarheid van het wonen is afhankelijk van zowel het inkomen van
studenten als de huurprijs van de woonruimte. In het regeerakkoord werd afgesproken
dat de basisbeurs voor studenten ingevoerd zou worden. Studenten in het hoger onderwijs
krijgen vanaf dit studiejaar weer de basisbeurs. Ik zet stappen om de positie van
de student als huurder te versterken. Het wetsvoorstel Betaalbare huur ligt daarvoor
momenteel bij de Raad van State ter advisering. Met dit wetsvoorstel wordt het woningwaarderingsstelsel
voor zowel zelfstandige woonruimte als onzelfstandige woonruimte (kamers) dwingend
gemaakt. Hiermee wordt de huurbescherming van studenten versterkt: met het dwingend
maken van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) zijn
verhuurders namelijk verplicht de maximale huurprijs voor kamers te respecteren. Gemeenten
krijgen hier een handhavende rol in.
Samen met de partijen van het LAS blijven we ons de komende jaren inzetten voor meer
passende en betaalbare woonruimte voor studenten. Ik blijf uw Kamer jaarlijks informeren
over de voortgang.
Mede namens alle partners die het LAS ondertekend hebben, en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
BIJLAGE: STAND VAN ZAKEN LANDELIJK ACTIEPLAN STUDENTENHUISVESTING 2022-2030
Met het Landelijk actieplan Studentenhuisvesting zetten we in op de volgende actielijnen:
1. Meer grip op de instroom (vraag)
2. Vergroten aanbod door nieuwbouw en beter benutten bestaande bouw
3. Een betaalbare studentenwoning
4. Opvangen van de piekbelasting
5. (tijdelijke) huisvesting voor internationale studenten
6. Innovatieve ideeën
1. Meer grip op de instroom (vraag)
Om voldoende studentenhuisvesting te kunnen realiseren, is goede afstemming tussen
vraag en aanbod noodzakelijk. Het is hierbij belangrijk om de instroom van studenten
goed in beeld te hebben en te beheersen.
Maatregelen beheersing instroom internationale studenten
In het actieplan is specifiek aandacht voor de instroom van internationale studenten.
Internationale studenten maken, anders dan Nederlandse studenten, bijna altijd gebruik
van studentenhuisvesting. Dat maakt de (verwachte) instroom van internationale studenten
een relevante factor in vraag en aanbod, en daarmee het tekort aan studentenhuisvesting.
In het actieplan gaat één van de afspraken dan ook over instrumenten om op de internationale
instroom te kunnen sturen. In de Kamerbrief3 d.d. 21 april jl. stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reeks
instrumenten voor om de komst van internationale studenten beter te kunnen beheersen.
Dit in de context van verschillende uitdagingen waarmee het hoger onderwijs wordt
geconfronteerd, die niet alleen gaan over studentenhuisvesting. Het gaat om een combinatie
van maatregelen in nieuwe wet- en regelgeving en bestuurlijke afspraken met de instellingen.
Zo is het de bedoeling dat er bestuurlijke afspraken worden gemaakt met hogeronderwijsinstellingen
met het oog op goede voorlichting omtrent (beperkte) studentenhuisvesting en over
de gerichte werving van internationale studenten. De maatregelen bestaan uit extra
mogelijkheden voor instellingen om een numerus fixus gerichter in te zetten, behoud
en beheersing Nederlandse taal bevorderen, en regievoering voor het bewaken van een
brede maatschappelijke balans. Het wetsvoorstel Internationalisering in Balans (WIB)
is momenteel in internetconsultatie tot en met 15 september. Hoewel deze maatregelen
niet als direct doel hebben de druk op de studentenhuizenmarkt te verlichten, zouden
ze mogelijk een dempend effect kunnen hebben op de instroom van internationale studenten.
Minder studenten verwacht
Het Ministerie van OCW raamt jaarlijks de verwachte studentenaantallen. In de meest
recente Referentieraming4 bleek dat het aantal studenten in het onderwijs lager was dan eerder werd verwacht.
Het mbo had 8.600 (1,7%) minder studenten dan verwacht, het hbo 13.300 (2,7%) en het
wo 11.600 (3,3%). De raming voor de langere termijn wordt ook bijgesteld, met 4.900
(1,1%) studenten meer in 2029 in het mbo dan in vorige raming en 22.300 (4,9%) studenten
minder in hbo en 41.600 (10,2%) minder in het wo. Ondanks deze bijstelling blijft
naar verwachting het aantal studenten in het wo toenemen, maar minder dan eerder geraamd.
In het hbo werd in eerdere ramingen al een daling van het aantal studenten verwacht,
maar in de huidige raming vindt deze daling eerder plaats. Het mbo blijft in deze
raming krimpen, maar minder dan in vorige raming verwacht.
De lagere raming hangt samen met een aantal ontwikkelingen:
▪ Meer uitstroom uit het mbo, hbo en wo, zowel met als zonder diploma. Waarschijnlijk
hangt dit samen met de krapte op de arbeidsmarkt;
▪ Minder doorstroom naar havo en vwo (en meer naar vmbo) in het voortgezet onderwijs.
Op termijn leidt dat tot meer mbo-studenten en minder hbo- en wo-studenten;
▪ Minder doorstroom naar het hbo en wo in 2022 door de herinvoering van de basisbeurs
in 2023.
De belangrijkste oorzaak voor het onverwacht lagere aantal studenten dit jaar is de
hoge uitstroom uit mbo, hbo en wo. De uitstroom was in 2022 weliswaar hoger dan verwacht,
maar niet hoger dan we in de afgelopen jaren vaker gezien hebben. Waarschijnlijk werd
de hoge uitstroom door de krapte op de arbeidsmarkt veroorzaakt, ook is mogelijk dat
de impact van de coronapandemie hier een rol speelt. Naar verwachting blijft de krapte
op de arbeidsmarkt in de komende jaren aanhouden, waardoor de uitstroom waarschijnlijk
ook in toekomstige jaren hoog blijft.
Herinvoering basisbeurs
De terugkeer van de basisbeurs in het hoger onderwijs en het onderscheid dat daarbinnen
wordt gemaakt tussen uit- en thuiswonende studenten, kan leiden tot een toename in
de vraag naar studentenwoningen. Met alle partijen van het LAS houden we deze ontwikkelingen
in de gaten. Het doel van studiefinanciering is niet om kostendekkend te zijn voor
studenten. Hoewel het gaat om een extra bijdrage en een verbetering van de financiële
positie van de student, wordt nog steeds een bijdrage van de student zelf en van de
ouders verwacht.
2. Vergroten aanbod door nieuwbouw en beter benutten bestaande bouw
Doel van het LAS is om te komen tot een uitbreiding van 60.000 betaalbare studentenwoningen in de periode 2022–2030. Dit is een resultaat van nieuwbouw
en het beter benutten van bestaande voorraad, bijvoorbeeld door hospitaverhuur of
woningdelen.
Studentenhuisvesting als onderdeel van een brede aanpak
De woningnood speelt niet alleen bij studenten. Het vergroten van het woningaanbod
van studentenhuisvesting wordt daarom niet als losstaand onderwerp gezien, maar als
onderdeel van een bredere aanpak die meerdere maatregelen omvat die ook studentenhuisvesting
vooruit moeten helpen:
▪ Het LAS voorziet in huisvesting voor één van de aandachtsgroepen uit het programma
«Een thuis voor iedereen». Doel is om mensen uit aandachtsgroepen, waaronder studenten,
van voldoende betaalbare woningen te voorzien, met een evenwichtige verdeling over
gemeenten. Het streven is om 900.000 woningen te realiseren tot en met 2030 waarvan
twee derde betaalbaar. Het doel van 60.000 betaalbare studentenwoningen maakt onderdeel
uit van de woningbouwprogrammering waarover afspraken worden gemaakt in de regionale
woondeals.
▪ Met de Regeling huisvesting aandachtsgroepen (RHA) worden partijen ondersteund bij het realiseren van woningbouwprojecten voor
aandachtsgroepen, waar ook studenten onderdeel van uitmaken. In 2021 ging het om 2.348
eenheden voor studenten. In 2022 is een bijdrage van circa € 52 miljoen verstrekt
voor de realisatie van 3.195 permanente woonruimten en 5.052 flexwoningen. Hiervan
worden 2.980 woonruimten voor studenten ingezet. In 2023 is een bedrag van € 34,7
miljoen beschikbaar gesteld voor de regeling5. De aantallen zullen begin september bekend worden gemaakt, maar ook dit jaar verwachten
we weer veel studentenhuisvesting terug te zien in de RHA.
▪ Het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting voorziet erin dat Rijk, provincies
en gemeenten vanaf 2026 een volkshuisvestingsprogramma hebben vastgesteld. Tot 2026
blijven de beleidsdocumenten ten aanzien van de volkshuisvesting en de woonvisies
van het Rijk, provincies en gemeenten van betekenis. Wanneer een plan voor studentenhuisvesting
voldoende concreet is, kan dit ook dienen voor de motivering van (ruimtelijke) ingrijpen
door de provincie met een instructie op het omgevingsplan. Het LAS is in de memorie
van toelichting van het wetsvoorstel expliciet aangeduid als één van de beleidsdocumenten
van het Rijk, wat betekent dat er geen twijfel bestaat dat de instrumenten van de
Omgevingswet ingezet kunnen worden voor het realiseren van woningbouw voor studenten.
Het wetsvoorstel voorziet er verder in dat de integrale woonzorgvisies voor aandachtsgroepen
en ouderen, waaraan vanaf dit jaar wordt gewerkt, vanaf 2026 opgaan in de gemeentelijke
volkshuisvestingsprogramma’s. De huisvestingsopgave voor onder meer studenten wordt
hiermee onderdeel van het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma.
Studentenhuisvestingsregisseur en gemeenten
In december 2022 is een studentenhuisvestingsregisseur aangesteld die toeziet op de
uitbreiding van het aantal studenteneenheden. Hij volgt de voortgang van de bouwprojecten
en neemt waar mogelijk belemmeringen weg.
De studentenhuisvestingsregisseur is van start gegaan en heeft alle kennissteden bezocht
en overleg gevoerd met de betrokken partijen. Al snel werd duidelijk dat de grootste
uitdagingen voor studentenhuisvesting in de G6-studentensteden liggen (de G4 plus
Groningen en Eindhoven). Tegelijkertijd kent iedere studiestad zijn eigen karakteristieken.
In Delft en Eindhoven werken de Technische Universiteiten nog aan uitbreiding, wat
vanuit economisch uitgangspunt logisch is. De meeste andere steden streven juist naar
het stabiliseren van de studenteninstroom, met name die van internationale studenten.
Vrijwel alle studentensteden hebben een vorm van georganiseerd overleg met de betrokken
partijen (huisvesters, onderwijsinstellingen, de gemeente en vaak ook studenten) en
leggen afspraken vast in een convenant of lokaal actieplan.
Voor sommige steden is de uitdaging zo groot dat het niet lukt om afspraken te maken
over de toevoeging van voldoende studentenhuisvesting. Dit is bijvoorbeeld in Amsterdam
het geval. Daarom wordt er in het verband van de Metropoolregio Amsterdam gekeken
naar mogelijkheden om met de omliggende gemeenten het gesprek aan te gaan om studentenhuisvesting
ten behoeve van de Amsterdamse hogeronderwijsinstellingen te realiseren. Dit past
ook goed binnen de uitgangspunten van het programma «Een thuis voor iedereen». Ook
de regio Delft-Rotterdam-Den Haag wordt gekenmerkt door studiestad overstijgende vraagstukken.
Daarom is de studentenhuisvestingsregisseur samen met vertegenwoordigers van studiesteden
in gesprek met regiogemeenten die mogelijk interesse hebben voor studentenhuisvesting.
Rondom Eindhoven is een dergelijke aanpak ook reeds voorzien en worden gesprekken
gevoerd. Waar nodig en mogelijk, worden deze gesprekken gevoerd in de woondealregio’s.
Alhoewel studenten een kamer binnen de studiestad prefereren, wordt het steeds duidelijker
dat het niet realistisch is om in deze gespannen woningmarkt het tekort aan studentenhuisvesting
alleen in de eigen studiestad op te lossen. Er zal ook regionaal gekeken moeten worden
naar oplossingen en dit biedt overigens ook grote kansen voor gemeenten. Studentenhuisvesting
kan namelijk zorgen voor levendigheid, verjonging en draagt bij aan de lokale economie.
De stad Middelburg is hier een goed voorbeeld van. De uitbreiding van het University
College Roosevelt (UCR) met een technische opleiding, trok heel wat jongeren aan waardoor
de stad levendiger is geworden. Om gemeenten te helpen met het ontwikkelen van studentenhuisvesting,
wordt een handreiking opgesteld.
Een succesfactor blijkt steeds een goede overlegstructuur in gemeenten tussen de verschillende
partijen. Een andere succesfactor betreft actief grondbeleid door gemeenten met aandacht
voor studenten. De kennis hierover wordt gedeeld in het verband van het Netwerk Kennissteden
Nederland, waar eind juni een werkbijeenkomst met de regisseur werd belegd rondom
dit thema. Hoewel onderwijsinstellingen niet actief kunnen investeren in studentenhuisvesting
met publieke middelen, kunnen ze wel een rol vervullen in het (tegen ten minste kostendekkende
tarieven) ter beschikking stellen van eventuele grondposities op de campussen. Ook
dat thema wordt actief opgepakt.
Uit de rondgang langs de studentensteden en omliggende steden blijkt dat er inmiddels
concrete bouwplannen liggen voor circa 20.000 eenheden. In de LMS wordt het aantal toe te voegen studenteneenheden ingeschat op 14.100.
Dit verschil wordt verklaard door de gehanteerde definitie van «hard» en «zacht» in
de LMS en doordat de LMS zich focust op de studentensteden. Randgemeenten, zoals Schiedam
en Almere, worden bijvoorbeeld niet meegenomen in de LMS. Hier wordt aan gewerkt voor
de volgende uitvraag. De studentenhuisvestingsregisseur gaat dit najaar verder aan
de slag om in genoemde regio’s, Amsterdam, Eindhoven en de regio Delft/Rotterdam/Den
Haag te kijken naar hoe de opgave verder kan worden versneld. Hij zal zich gaan inzetten
om regionale afspraken te maken om ook de overige 40.000 eenheden te realiseren. Bij
de verdere uitwerking en herijking van de woondeals zal dit worden meegenomen.
Benutten bestaande voorraad
Naast het bijbouwen, kunnen studentenwoningen worden toegevoegd door het beter benutten
van de bestaande voorraad. Dit wordt extra belangrijk nu door veranderende economische
omstandigheden de nieuwbouw van woningen onder druk staat. Hiervoor wordt eveneens
samenwerking gezocht met bestaande structuren en actielijnen zoals het project Beter
Benutten Bestaande Voorraad binnen BZK. In mei is er een brief aan uw Kamer gestuurd
waarin de inzet voor het beter benutten van de bestaande voorraad wordt toegelicht6. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen oplossingen: meer woningen op
de kavel, meer mensen in één woning en betere doorstroming in de woningmarkt. De opdrachten
aan Platform31, om in samenwerking met andere partijen gerichte experimenten te starten
over woningdeling en -splitsing en de (niet) financiële belemmeringen inzichtelijk
te maken, maken ook onderdeel uit van deze aanpak.
Hospitaverhuur kan een bijdrage leveren aan het huisvestingsvraagstuk van verschillende
doelgroepen waaronder studenten. Er zijn verschillende organisaties actief die hospitaverhuur
faciliteren door potentiële huurders en verhuurder bij elkaar te brengen en te ontzorgen.
Hospihousing richt zich bijvoorbeeld specifiek op studenten. In samenwerking met de
gemeente Utrecht vindt dit najaar een pilot plaats met vier hospitapartijen (Hospihousing,
TakecareBnB, Kamersmetaandacht en Onder de pannen), de STUW groep (het netwerk van
de Utrechtse corporaties), de gemeente Utrecht en BZK. Deze pilot richt zich op verschillende
doelgroepen, waaronder studenten. De doelen zijn zowel kwantitatief (nieuwe aanmeldingen
van zowel hospitahuurders als -verhuurders) als kwalitatief (positieve reacties en
ervaringen van bewoners).
Hospitaverhuur kan bij zowel huur- als koopwoningen. Om mensen meer duidelijkheid
te geven over hoe je kamerverhuur goed kan regelen, start ik samen met het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Aedes en de Woonbond een informatietraject over
hospitaverhuur. Daarbij zal er specifieke aandacht worden besteed aan verschillende
doelgroepen, zoals ouderen die mogelijk willen verhuren. Het zwaartepunt ligt hierbij
op informatieverstrekking aan potentiële hospitaverhuurders. Hierbij zullen voor de
verschillende doelgroepen ook de relevante organisaties worden betrokken.
Zorgelijke signalen over terugloop onzelfstandige kamers
Een belangrijk aandachtspunt is de uitbreiding van het aantal onzelfstandige studenteneenheden
(studentenkamers). De wens tot meer onzelfstandigheid is er vooral vanuit het oogpunt
van welzijn, het tegengaan van eenzaamheid onder studenten, en mogelijk meer efficiënt
ruimtegebruik. Vanuit de particuliere verhuurders, Kences, LSVb en gemeenten zijn
zorgelijke signalen geuit over de afname van studentenkamers. Het feit dat studentenkamers
niet in aanmerking komen voor huurtoeslag maakt het aantrekkelijker (relatief goedkoper)
om in een studio te wonen dan in een kamer, dit wordt aangemerkt als één van de oorzaken
waardoor partijen ontmoedigd worden om kamers te bouwen en/of geprikkeld worden om
(dure) zelfstandige eenheden te bouwen.
Deze signalen zijn momenteel nog niet in concrete cijfers ondervangen, maar vragen
wel de nodige aandacht. Op dit moment wordt dit onderzocht zodat we met landelijke
cijfers meer inzicht hebben in de omvang van het probleem. Er wordt hiernaast gekeken
naar andere concepten om de eenzaamheid onder studenten tegen te gaan, bijvoorbeeld
door het stimuleren van constructies van laagdrempelige gemeenschappelijk ruimtes.
Daarnaast is het voorstel voor een gemoderniseerd woningwaarderingsstel voor onzelfstandige
woningen (WWSO) in internetconsultatie geweest. De verwachting is dat dit voorstel
dit jaar naar de Tweede Kamer kan worden gestuurd. Voor het behoud van onzelfstandige
kamers zijn de maximale huurprijzen aangepast.
3. Een betaalbare studentenwoning
Er worden diverse stappen gezet om meer studentenwoningen toe te voegen aan de woningvoorraad.
Gezien het beperkte budget van studenten is het echter ook noodzakelijk dat deze studentenwoningen
betaalbaar zijn. Zo lieten eerdere resultaten uit de Landelijke monitor studentenhuisvesting
(LMS) in 2021 zien dat 43% van niet-uitwonende studenten om deze reden niet op kamers
zijn gegaan.
Een belangrijke vraag waarbij stil gestaan moet worden, is wat een betaalbare studentenwoning
precies inhoudt. Er is een opdracht bij het Nibud uitgezet waarin zij gevraagd worden
om advies te geven over de hoogte van de huur in relatie tot de inkomenspositie van
studenten. Dit gebeurt zoveel mogelijk op basis van dezelfde methode die gebruikt
is voor het programma «Betaalbaar Wonen»7 waarover ik u in 2022 informeerde. Voor het einde van het jaar verwachten we hier
de resultaten van.
Verder heb ik een aantal maatregelen getroffen om de betaalbaarheid te bevorderen.
Op 1 juli 2023 is de Wet goed Verhuurderschap (Kamerstuk 36 130) in werking getreden. Deze wet ziet onder meer toe op het voorkomen en tegengaan
van ongewenste verhuurpraktijken, en het beschermen van huurders. Zoals eerder benoemd
in de brief, zet ik mij via het Wetsvoorstel Betaalbare huur in voor de betaalbaarheid
van huren. Als onderdeel hiervan wordt er gewerkt aan de herziening van het puntensysteem
voor kamers, het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woningen (WWSO). De
algemene maatregel van bestuur die dit regelt is in internetconsultatie gebracht en
ik verwacht dit jaar het voorstel aan de Kamer te kunnen sturen. Met het dwingend
maken van het WWSo (met de Wet betaalbare huur) zijn verhuurders verplicht de maximale
huurprijs voor kamers te respecteren.
Hiernaast lopen er een aantal ontwikkelingen die ook een positief effect hebben op
de betaalbaarheid.
▪ In het studiejaar 2023–2024 wordt de basisbeurs weer ingevoerd. Dit bevordert de financiële
positie van studenten. Uitwonende studenten in het hbo en wo ontvangen een basisbeurs
van € 274,90 per maand. Daarnaast ontvangt deze groep studenten in het studiejaar
2023/2024 daarbovenop € 164 extra per maand in verband met de sterk gestegen kosten
voor onder andere boodschappen en energie.
▪ Op dit moment ligt er een wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag in de Tweede
Kamer. Hierin stel ik voor dat de leeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar gaat en dat de
maximum huurgrens afgeschaft wordt als voorwaarde voor huurtoeslag. Hoewel er geen
afsplitsing naar studenten is gemaakt, gaat een groot deel van de jongeren (52%) erop
vooruit als gevolg van de verlaging van de leeftijdsgrens. Er zijn ook jongeren die
nu al huurtoeslag ontvangen en een negatief effect ervaren door de verhoging van de
eigen bijdrage en het niet meer subsidiëren van de servicekosten.
4. Opvangen van de piekbelasting
Doordat zowel internationale studenten als Nederlandse studenten op hetzelfde moment
naar studentenwoningen zoeken, is de druk op de studentenwoningmarkt groot en kent
deze een piek aan het begin van het studiejaar. Dit vraagt om nauwe samenwerking tussen
de verschillende partijen.
Hogeronderwijsinstellingen, gemeenten, studentenhuisvesters en studenten overleggen,
voorafgaand aan het nieuwe studiejaar, intensief over de benodigde hoeveelheid studentenwoningen
en realisatie van de piekopvang. Dit gebeurt op basis van de door de hogeronderwijsinstellingen
aangeleverde aanmeld- en instroomcijfers.
In veel landen om ons heen is het gezamenlijk bewonen van een studentenkamer, zeker
in het kader van uitwisseling, heel gebruikelijk. Studentenhuisvesters kijken dan
ook naar mogelijkheden om tijdelijk twee studenten in één kamer te huisvesten en de
hogeronderwijsinstellingen nemen dit mee in de voorlichting aan studenten. In Wageningen
en in Enschede zijn hiervoor pilots uitgevoerd. Dit initiatief kwam tot stand in een
samenwerking tussen de studentenhuisvesters (Idealis in Wageningen en De Veste in
Enschede), de onderwijsinstellingen en de studenten. Beide pilots zijn positief geëvalueerd.
Zo gaven studenten aan dat het nieuwe vriendschappen opgeleverd heeft en men de lagere
huurprijs (namelijk gedeeld door twee bewoners) zeer waardeerde. Beide steden zijn
van plan door te gaan met deze aanpak. In Nijmegen experimenteert Stichting Studenten
Huisvesting Nijmegen (SSH&) ook met deze vorm van dubbele bewoning. In Groningen wordt
ook een complex gereed gemaakt voor dubbele bewoning.
Verkamerde panden dragen bij aan de totale voorraad voor studentenhuisvesting en het
opvangen van de piekbelasting. Een grofmazig verbod op verkamering is vanuit deze
optiek onwenselijk. Verschillende studentensteden houden hun lokale regelgeving tegen
het licht en bekijken hoe zij woningdelen goed vorm kunnen geven. Er wordt gekeken
of verkamering beter gereguleerd kan worden door bijvoorbeeld hospita-verhuur met
bemiddelaars. Gemeenten en hogeronderwijsinstellingen stimuleren actief (tijdelijke)
«woningdeel-constructies» (hospita/hospes, gastgezin). Daarnaast maken zij ruim van
tevoren afspraken over het aantal plekken en nemen dit ook mee in de voorlichting
aan studenten. Verschillende universiteiten promoten eveneens hospitaverhuur.
5. (Tijdelijke) huisvesting voor internationale studenten
Internationale studenten hebben een bijzondere huisvestingsbehoefte doordat zij direct
bij aankomst huisvesting nodig hebben en deze behoefte (meestal) van tijdelijke duur
is. Daarnaast hebben internationale studenten vaak geen wachttijd opgebouwd waardoor
zij een beperktere kans hebben op woningen die worden toegewezen op basis van wachttijd.
Ook zijn internationale studenten eerder slachtoffer van discriminatie op de lokale
woningmarkt.
De inzet van hogeronderwijsinstellingen om internationale studenten te waarschuwen
dat ze niet moeten komen als ze geen kamer hebben, blijkt in een aantal steden, zoals
Groningen en Rotterdam, zijn vruchten af te werpen. Er komen daadwerkelijk minder
internationale studenten of ze zorgen voor (een vorm van) huisvesting voordat ze komen.
Studentenhuisvesters en hogeronderwijsinstellingen onderzoeken op welke wijze woningen
tijdens de zomervakantie kunnen worden ingezet voor alternatieve verhuurwijzen om
leegstand van deze woningen te voorkomen. Voorbeelden zijn verhuur aan leerlingen
van Summerschools of betaalbare toeristische verhuur aan jongeren. Niet alle studentenhuisvesters
willen meewerken aan toeristische verhuur omdat dit niet tot hun volkshuisvestelijke
taak behoort. Daarnaast is zeer kortdurende verhuur operationeel kostbaar en komt
dit de kwaliteit van de woonruimte en het woonklimaat niet altijd ten goede. Er zal
nog verkend moeten worden hoe deze belemmeringen weggenomen of beperkt kunnen worden.
Voor een inclusieve studentenhuisvesting moedigen de verhuurders, huurdersorganisaties,
internationale en Nederlandse studenten aan om met elkaar in gesprek te gaan over
het creëren van meer gemengde (internationaal/Nederlands) studentenhuizen.
Momenteel ligt er in de Eerste Kamer een initiatiefwetsvoorstel van Nijboer en Grinwis
waarmee voorgesteld wordt om tijdelijke huurcontracten voor zowel zelfstandige woonruimten
als onzelfstandige woonruimten af te schaffen. De initiatiefnemers hebben voor ogen
om de huurders verder te beschermen en meer zekerheid te bieden. Doelgroepscontracten,
waaronder de campuscontracten voor studenten, blijven mogelijk.
6. Innovatieve ideeën
Studentenhuisvesting en de acties uit het actieplan staan niet op zichzelf. Afgelopen
jaren hebben diverse andere positieve ontwikkelingen plaatsgevonden. Een aantal ontwikkelingen
wil ik hieronder noemen.
Er zijn zorgen dat afgestudeerden in hun studentenwoning blijven wonen omdat zij geen
andere woningen kunnen vinden. Het bevorderen van de doorstroming vanuit studentenwoningen
doen we door het creëren van meer betaalbare woningen, waaronder middenhuur en betaalbare
koopwoningen. Tot en met 2030 moeten er 900.000 woningen bijgebouwd worden. Twee derde
van deze woningen moeten betaalbaar zijn: sociale huur, middenhuur of betaalbare koop.
Hiernaast zijn er, zoals eerder benoemd, de maatregelen die voortvloeien vanuit het
Wetsvoorstel betaalbare huur die de positie van huurders gaan versterken. Naar verwachting
heeft dit een positief effect op de doorstroming.
Flexwoningen
Over versnelling van de bouw via flexwoningen en transformatie worden ook afspraken
gemaakt in de woondeals. In de nieuwe regeling Flex- en transformatiewoningen zullen
we in de aanvraag ook gaan vragen naar bewoning door studenten. Flex- en transformatiewoningen
kunnen immers goed ingezet worden voor studentenhuisvesting en zo zien we ook hier
mogelijkheden om extra woningen te realiseren voor deze doelgroep.
Studentenwelzijn
Tevens wil ik verwijzen naar het landelijk kader integrale aanpak studentenwelzijn8 dat mijn collega Minister van OCW vlak voor de zomer naar uw Kamer heeft verstuurd.
Dit kader is opgesteld door studentenorganisaties en onderwijsinstellingen en omhelst
verschillende thema’s waar instellingen, samen met studenten, de komende jaren mee
aan de slag gaan om studentenwelzijn te bevorderen.
Monitoring
Met deze brief stuur ik u ook de Landelijke monitor studentenhuisvesting (LMS) 2023
mee. Deze is vanaf vandaag te raadplegen op: https://studentenhuisvesting.incijfers.nl. Deze monitoring is essentieel omdat het de mogelijkheid biedt om de voortgang van
het actieplan te monitoren en waar nodig bij te sturen. Er zijn dit jaar meer onderzoeksresultaten
opgenomen over studenten uit het mbo. Deze vormen namelijk eveneens een omvangrijke
groep als het om studentenhuisvesting gaat. Het voornemen is om de inzichten over
deze groep verder te vergroten in de komende jaren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties