Brief regering : Fiche: Mededeling en Verordening nieuw Douanewetboek van de Unie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3725
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling en Verordening nieuw Douanewetboek van de Unie
Fiche: Verordening tariefbehandeling en afschaffing vrijstelling douanerechten (Kamerstuk
22 112, nr. 3727)
Fiche: Wijziging BTW-richtlijn inzake Invoer One Stop Shop (Kamerstuk 22 112, nr. 3728)
Fiche: Pakket retail beleggen (Kamerstuk 22 112, nr. 3729)
Fiche: Wijziging van Verordening onderbrekingen en rusttijden ongeregeld personenvervoer
(Kamerstuk 22 112, nr. 3730)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Mededeling en Verordening nieuw Douanewetboek van de Unie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch
en Sociaal Comité. Douanehervorming: de douane-unie op een hoger plan brengen.
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council establishing
the Union Customs Code and the European Union Customs Authority, and repealing Regulation
(EU) No 952/2013
b) Datum ontvangst Commissiedocument:
17 mei 2023
c) Nr. Commissiedocument:
COM(2023) 257 en COM(2023) 258
d) EUR-Lex:
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=COM:2023:257:FIN
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2023%3A258%3A…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing:
SWD(2023) 140
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikelen 33, 114 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel vormt, samen met een voorstel tot aanpassing van Verordening (EEG) Nr.
2658/87 en Verordening (EG) Nr. 1186/20091 en een voorstel tot aanpassing van de btw-richtlijn2, het hervormingspakket voor de douane-unie (hierna: pakket). Naast het pakket is
er een Mededeling van de Europese Commissie (hierna: Commissie) gepubliceerd. De mededeling
dient enkel ter toelichting op het wetgevende voorstel en de mededeling blijft verder
onbesproken in dit BNC-fiche. Het doel van dit pakket is de EU douane beter in staat
te stellen de financiële en niet-financiële belangen van de EU te beschermen door
vereenvoudigde en gemoderniseerde douaneprocedures die de nalevingskosten voor overheden
en bedrijven verlagen. Over het voorstel tot aanpassing van Verordening (EEG) Nr.
2658/87 en Verordening (EG) Nr. 1186/2009 en het voorstel tot aanpassing van de btw-richtlijn
zijn afzonderlijk fiches opgesteld.
De douane-unie maakt het vrij verkeer van goederen op de interne markt mogelijk. De
douane-unie is op dit moment al de exclusieve competentie van de Unie. Wetgeving en
beleid voor de douane-unie wordt door de Commissie voorbereid. De Commissie is verantwoordelijk
voor de invoering van beleid op het gebied van risicomanagement, IT en facilitatie
van het bedrijfsleven. Het is de Commissie die zorgt voor het beleid om risicovolle
zendingen in de gehele unie op een gelijke wijze te onderkennen. De lidstaten zijn
verantwoordelijk voor de nationale organisatie van de douane, dus voor de uitvoering
van het beleid en daarmee de daadwerkelijke controle van deze goederen. Evenzo is
het de Commissie die zorgdraagt dat bedrijven in alle lidstaten op een gelijksoortige
wijze aangiften kunnen doen in de huidige IT-systemen, waarbij de lidstaten deze IT-systemen
ontwikkelen aan de hand van gemeenschappelijke specificaties.
Vereenvoudiging van het douaneproces en toezicht
De Douane werkt thans op basis van informatie in aangiften. In het voorstel wordt
deze werkwijze losgelaten en wordt vanaf 2032 een «datagedreven» in- en uitvoersystematiek
geïntroduceerd. De vervoerder levert in dit kader gegevens aan over de wijze en het
moment van aankomst van de goederen in de Unie. Voor elke invoer of uitvoer van goederen
worden door de importeur of exporteur data over de zending aan een zogenoemde EU-hub
voor douanegegevens gezonden of daaraan beschikbaar gesteld. Door de overgang naar
een «datagedreven» systematiek worden douaneaangiftes en -systemen die nu nog vereist
zijn in het douaneproces, stapsgewijs vervangen door het aanleveren en gebruiken van
gegevens in de nieuwe EU-hub voor douanegegevens.
Het voorstel introduceert het concept van een «Trust and Check Trader» (hierna: TCT). Dit betreft een aanvulling op de bestaande status van «Authorised Economic Operator» (hierna: AEO). Bedrijven met een AEO- of TCT-status worden als betrouwbaar beschouwd
voor alle douanetransacties en daarom gefaciliteerd door een vereenvoudigd douaneproces.
De TCT moet naast de voorwaarden voor AEO nog aan een aantal aanvullende criteria
voldoen waaronder het geven van digitaal toegang aan de douane tot de eigen bedrijfsadministratie.
Voor de logistieke bewegingen moet deze informatietoegang real-time worden verleend.
Daardoor komt een TCT in aanmerking voor verschillende aanvullende faciliteiten, zoals
het zelf kunnen vrijgeven van goederen. Naast het TCT concept blijft ook het AEO concept
bestaan.
Een nieuw concept in het voorstel is de «enig aansprakelijke persoon». De importeur
of exporteur wordt verantwoordelijk voor de naleving van alle fiscale en niet-fiscale
verplichtingen. De mogelijkheid bestaat dat een (indirecte) vertegenwoordiger, bijvoorbeeld
een douane-expediteur, al deze verplichtingen overneemt.
E-commerce
Als gevolg van het voorstel in het pakket dat ziet op het laten vervallen van de vrijstelling
van invoerrechten voor zendingen met een waarde van niet meer dan € 150, moeten straks
wel invoerrechten op deze zendingen worden betaald.3 Dit voorstel beoogt om deze (nieuwe) heffing van invoerrechten op e-commerce (invoer
van aankopen via internet direct aan consumenten, ook wel «directe import» genoemd)
zendingen te vereenvoudigen en te laten aansluiten bij de heffing van btw op deze
zendingen. Via het reeds bestaande éénloketsysteem voor de btw (Import One Stop Shop, of IOSS) betaalt de consument bij de bestelling via internet de invoerrechten én
de btw voor de goederen aan de zogenoemde «geachte importeur» (deemed importer). Deze
«geachte importeur» (zoals online verkopers, platforms), die ook aangemerkt is als
«enig aansprakelijk persoon», wordt verantwoordelijk voor de heffing van invoerrechten/btw
en de niet-fiscale verplichtingen.
Oprichting van een EU-hub voor douanegegevens
In het voorstel wordt een nieuwe benadering voor douanegegevens gepresenteerd waardoor
niet de voorgeschreven aangifte centraal staat, maar de mogelijkheid voor bedrijven
om de benodigde data aan te leveren waarover zij al beschikken. Dit kan door de introductie
van een EU-hub voor douanegegevens die geleidelijk de huidige IT-systemen van de douane
moet vervangen. Met de gegevenshub wordt een reeks gecentraliseerde elektronische
diensten en systemen opgezet. De benadering betreft een nieuwe wijze om informatie
te vergaren, verwerken en verbinden en biedt een nieuwe mogelijkheid om risicoanalyses
uit te voeren op EU-niveau. De gegevenshub moet de kwaliteit, integriteit en traceerbaarheid
van de daarin verwerkte gegevens waarborgen, en daarbij voldoen aan de relevante regelgeving
voor (1) de verwerking van persoonsgegevens, (2) de vrije toegang van niet-persoonsgebonden
gegevens en (3) cybersecurity4. Met de gegevenshub kunnen gegevens worden uitgewisseld met andere systemen, platforms
of omgevingen om zo relevante douanegegevens met andere autoriteiten te delen, en
de doeltreffendheid van de controles op de interne markt te vergroten. Beoogd is met
de data een actueel beeld van de leveringsketen te geven zodat risico’s beter kunnen
worden ingeschat en controles strategisch en doelgericht kunnen worden ingezet.
Oprichting van een EU-douaneautoriteit
Het voorstel voorziet in de oprichting van agentschap, een zogenoemde «EU-douaneautoriteit».
Deze EU-douaneautoriteit krijgt een aantal specifiek in het voorstel omschreven taken.
Dit gaat enerzijds om taken die nu nog door de Commissie worden uitgevoerd en anderzijds
om een aantal taken dat met het voorstel wordt geïntroduceerd. Lidstaten behouden
de bevoegdheden die ze al hebben.
De EU-douaneautoriteit zal de huidige taak van de Commissie overnemen die ziet op
het uitvoeren van risicomanagement op Unie-niveau en het geven van controle aanbevelingen
aan nationale douaneautoriteiten. Dit is onderdeel van het voorstel om de aanpak van
risico’s op EU-niveau te verbeteren. In het herziene risicomanagementproces behouden
de nationale douaneautoriteiten een eigenstandige rol: nationale douaneautoriteiten
zullen het nationale risicomanagement en de benodigde douanecontroles blijven bepalen.
Ook worden taken op het gebied van kennismanagement en het monitoren van de uitvoering
door de Commissie overgedragen aan de EU-douaneautoriteit.
De nieuw geïntroduceerde taken zien erop dat de EU-douaneautoriteit de handhaving
van niet-fiscale regelgeving die wordt toegepast door de nationale douaneautoriteiten
zal ondersteunen. Daarnaast wordt voor de samenwerking met andere autoriteiten een
specifiek raamwerk voorgesteld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om autoriteiten op het
gebied van markttoezicht, belastingen en andere relevante (niet-fiscale) beleidsterreinen.
De samenwerking ziet onder meer op het bijhouden van relevante ontwikkelingen in regelgeving,
het vergemakkelijken van de informatie-uitwisseling tussen de diensten en gezamenlijke
toezichtstrategieën.
Ook nieuw zijn de taken die de EU-douaneautoriteit toebedeeld krijgt die betrekking
hebben op crisismanagement en het beheren van de EU-hub voor douanegegevens.
Voorts zal de EU-douaneautoriteit fungeren als aanspreekpunt voor andere agentschappen
en EU instellingen. Zo zal de EU-douaneautoriteit nauw samenwerken met OLAF (Europees
bureau voor fraudebestrijding) op het gebied van fraude en kan de autoriteit een raamwerk
voor operationele samenwerking met andere EU-lichamen, zoals Europol en Frontex, ontwikkelen.
Overtredingen/boetes
Voor douaneovertredingen wordt in het voorstel een minimumkader voor deze niet-strafrechtelijke
overtredingen en niet-strafrechtelijke minimumboetes geïntroduceerd. Opgesomd wordt
in welke gevallen er in ieder geval sprake is van een douaneovertreding en welke minimumboetes
daarvoor moeten worden opgelegd. Van belang is daarbij onder meer of er opzet in het
spel is. Ook is van belang of er gevolgen zijn voor de heffing van douanerechten of
het toepassen van de regels voor verboden en beperkingen. Het kader biedt de lidstaten
de ruimte om aanvullende gedragingen strafbaar te stellen en ook om zwaardere boetes
te hanteren dan minimaal vereist.
b) Impact assessment Commissie
In de impact assessment zijn verschillende probleemgebieden van het douanesysteem
vastgesteld. De Commissie onderkent dat de douaneadministraties onder druk staan en
constateert dat de douanediensten worstelen met toename van de vele nieuwe taken op
het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu (VGEM). Deze uitdaging wordt
vergroot door een drastische groei van het aantal aangiften, met name door de enorme
toename van e-commerce. Daardoor zijn de huidige gedecentraliseerde Douane IT-systemen
onvoldoende geschikt voor toezicht en risicoanalyse.
Als antwoord op deze problemen zijn in de impact assessment vier beleidsopties geanalyseerd.
De eerste optie betreft een vereenvoudiging van het douaneproces, het verduidelijken
van de verantwoordelijkheden van actoren, de introductie van nieuwe maatregelen voor
e-commerce, en facilitering van bedrijven die transparant handelen en zich aan de
regels houden. De tweede optie vult de eerste optie aan met de oprichting van een
EU-douaneautoriteit. De derde optie betreft ook vereenvoudiging van het douaneproces
aangevuld met de oprichting van een EU-hub voor douanegegevens. De vierde optie ten
slotte, combineert vereenvoudiging van het douaneproces met de oprichting van zowel
een EU-douaneautoriteit als een EU-hub voor douanegegevens.
Volgens de Commissie heeft de vierde optie de voorkeur omdat deze het meest efficiënt
is met betrekking tot het beperken van de kosten voor de lidstaten en het bedrijfsleven.
Deze optie is dan ook uitgewerkt in het voorstel.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet onderkent het belang van de Douane als poortwachter aan de buitengrens,
voor het tijdig en correct innen van invoerrechten en belastingen, het beschermen
van de samenleving tegen onveilige en ongewenste goederen (bijvoorbeeld smokkel van
verdovende middelen, speelgoed dat niet aan de veiligheidsnormen voldoet) en het versterken
van de concurrentiepositie van Nederland en de Europese Unie.
Het kabinet is voorstander van optimaal gebruik van beschikbare data en de onderlinge
uitwisseling hiervan tussen overheidsdiensten ter bescherming van de EU en haar burgers.
Vooral als dit een vereenvoudiging betekent voor het bedrijfsleven en gegevens niet
langer meermaals moeten worden aangeleverd. De randvoorwaarden die hierbij gelden
zijn: er moet zeggenschap gehouden worden over eigen data, de vertrouwelijkheid van
de gegevens moet gewaarborgd zijn, er moet worden voldaan aan de vereisten op het
gebied van privacywet- en regelgeving en het moet transparant zijn waar gegevens voor
worden gebruikt en door wie.
Wat de vereenvoudiging van het douaneproces en toezicht betreft, is het kabinet al
lang voorstander van een systematiek waarbij op feiten gefundeerd vertrouwen de basis
vormt voor verdergaande vereenvoudigingen en faciliteiten kunnen worden toegekend
aan bedrijven. Het kabinet wil bij betrouwbare bedrijven gebruik kunnen maken van
systeemgericht toezicht waarbij transactiegericht toezicht slechts een beperkte rol
speelt. Hierdoor kan beschikbare capaciteit ingezet worden voor controles van meer
risicovol goederenverkeer. Het is voor het kabinet belangrijk dat de voorwaarden die
gesteld worden om gebruik te kunnen maken van vereenvoudigingen en faciliteiten niet
dusdanig zwaar zijn als gevolg waarvan ze voor het Midden- en kleinbedrijf (MKB) de
facto niet toegankelijk zijn.
Het toezicht op e-commerce moet uitvoerbaar zijn voor de Douane en andere toezichthouders,
zowel in volume als in samenhang in de taken.
Het huidige stelsel van markttoezicht en productveiligheid is primair ingericht op
de klassieke handelsketen waarbij marktdeelnemers zoals importeurs en distributeurs
actief zijn. Veel producten worden echter via directe import, dus zonder tussenkomst
van een importeur of andere marktdeelnemer binnen de EU, naar consumenten verstuurd.
Onlangs zijn stappen gezet in het actualiseren van deze keten, door in de wetgeving5 nieuwe actoren zoals online marktplaatsen en fulfilmentdienstverleners6 te introduceren. Het kabinet staat echter open voor nieuwe proportionele maatregelen
die een bijdrage leveren aan veiligheid en consumentenrechten, maar ook aan eerlijkere
concurrentie tussen Europese en niet-Europese bedrijven bij het fenomeen directe import.
Het kabinet staat constructief in de discussie over meer samenwerking tussen de douanediensten
van de EU-lidstaten, waarbij er aandacht dient te zijn voor de verschillen tussen
de lidstaten, modaliteiten en goederestromen die een afzonderlijke aanpak nodig hebben
(géén one size fits all aanpak). De Nederlandse positie ten aan zien van de oprichting
van EU-agentschappen, zoals een EU-douaneautoriteit, is een kritische grondhouding.
Een duidelijke toegevoegde waarde moet worden aangetoond en de zeggenschap van de
lidstaten in het agentschap moet voldoende zijn gewaarborgd (meer dan in de huidige
situatie waarbij de taken bij de Commissie liggen).
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet herkent de druk waar de douane-unie en de Douane aan bloot staan, zoals
de hoge volumes en uitvoerbaarheid van nieuwe taken. Het kabinet steunt de noodzaak
voor de herziening van het Douanewetboek van de Unie. Op onderdelen ziet het kabinet
wel ruimte voor verbetering van het voorstel. Per onderdeel wordt dit hierna toegelicht.
Vereenvoudiging van het douaneproces en toezicht
Het kabinet is positief over de stappen die in het nieuwe Douanewetboek van de Unie
worden gezet om regelgeving minder complex te maken. Tijdens de onderhandelingen in
de Raad zal het kabinet inzetten op verdere vereenvoudiging en duidelijke regels.
De douaneautoriteiten kunnen de regels hierdoor beter uitvoeren. Op deze manier wordt
geprobeerd om juridische discussies achteraf en nabetalingen van traditionele eigen
middelen zo veel mogelijk te voorkomen.
Ook vindt het kabinet lagere administratieve en inspectielasten belangrijk voor het
bedrijfsleven, in het bijzonder voor het MKB en bewezen betrouwbare bedrijven.
Internationale handel moet niet alleen goed mogelijk blijven voor grote multinationals,
maar (ook) voor het MKB. Nieuwe regels die belangrijk zijn voor de veiligheid van
de Unie mogen geen onoverkomelijke barrière vormen voor het bedrijfsleven, waaronder
het MKB. In dit kader is het belangrijk dat een indirecte vertegenwoordiger kan optreden
namens de feitelijke importeur of exporteur, met name voor het deel van het MKB dat
onvoldoende capaciteit heeft om zelf alle douaneprocedures af te handelen. Het kabinet
is van mening dat de voorwaarden onder welke het bedrijfsleven van een vertegenwoordiger
gebruik kan maken niet te zwaar mogen worden voor het MKB. Ook zal het kabinet aandachtig
volgen hoe de vertegenwoordiger in dit voorstel in verhouding staat tot vertegenwoordigers/gemachtigden
uit andere wetgeving die ziet op o.a. productveiligheid en (markt-)toezicht.
Naast de introductie van de TCT, blijft het huidige AEO-programma in de voorstellen
ook nog bestaan. Het kabinet steunt dit als daarmee ook de huidige faciliteiten voor
AEO’s blijven bestaan voor bewezen betrouwbare bedrijven. Ook moet de voorgestelde
TCT-status bereikbaar worden voor grote groepen bedrijven, inclusief het MKB. De voorwaarden
om in aanmerking te komen voor de TCT-status moeten daarom redelijk zijn. Een van
de voorwaarden is nu dat TCT’s digitaal toegang moeten verlenen tot de bedrijfsadministraties
aan de Douane. Het kabinet is kritisch over deze voorwaarde en zal laten beoordelen
of deze voorwaarde in de praktijk acceptabel is, mede in overleg met het bedrijfsleven.
Onduidelijk is hoe de faciliteiten en vereenvoudigingen voor AEO’s en TCT’s doorwerken
naar de niet-fiscale verplichtingen voor het bedrijfsleven en voor controles door
de Douane daarop. Deze verplichtingen worden namelijk vastgesteld in de sectorale
wetgeving. Het kabinet zal ook deze punten kritisch volgen en daarbij inzetten op
verduidelijking en beperking van de niet-fiscale lasten voor het bedrijfsleven.
E-commerce
Het kabinet is van mening dat het voorstel wat e-commerce en afdracht van invoerrechten
betreft, bijdraagt aan een transparant en vereenvoudigd proces voor zowel de consument
als de «geachte importeur». De consument betaalt bij de online bestelling van de goederen
de invoerrechten en de btw aan de verkoper. Hierdoor wordt de consument bij ontvangst
van het pakket niet meer geconfronteerd met (onverwachte) aanvullende kosten. Voor
het Nederlands en EU-bedrijfsleven is het van belang dat online handelaren van buiten
de EU onder gelijke voorwaarden als EU-bedrijven gaan handelen. Daarmee verdwijnt
voor niet-EU bedrijven het voordeel van vrijstelling van invoerrechten. Ook worden
de platforms verantwoordelijk voor de fiscale en niet-fiscale verplichtingen verbonden
aan de invoer van e-commerce die zij faciliteren. Zo worden de platforms verantwoordelijk
voor het weren van ongewenste goederen.
De vraag is echter of dit voor e-commerce vereenvoudigde systeem voor belastingafdracht,
bijdraagt aan het actuele probleem dat de douaneautoriteiten ondervinden met deze
handelsstroom. Vanwege de exponentiële groei van e-commerce zijn de afgelopen jaren
de aangiftevolumes aanzienlijk gestegen als ook de werkzaamheden van de Douane voor
het beschermen van de EU tegen ongewenste goederen. De toename van e-commerce kan
ook gepaard gaan met het verschijnen van meer producten op de markt die niet voldoen
aan de Europese veiligheidseisen.7 Het is niet duidelijk in hoeverre deze voorstellen bijdragen aan versterking van
het toezicht op deze goederenstroom, anders dan dat meer informatie beschikbaar is
ten behoeve van risicoanalyse door de Douane. Echter het enorme volume van aangiften
blijft gelijk als ook de veelvoud aan taken. Het kabinet zal hiervoor aandacht vragen
tijdens de onderhandelingen over het voorstel in de Raad. Ook zal het kabinet vragen
stellen over de reikwijdte van het begrip «geachte importeur» en de verhouding tussen
deze definitie en de definitie van importeur in bestaande wet- en regelgeving over
markttoezicht, productveiligheid en productaansprakelijkheid.
EU-hub voor douanegegevens
In verband met de EU-brede toename van het aantal te verwerken aangiften door o.a.
e-commerce, autonome groei van de aangiften en wijzigingen in wet- en regelgeving
is modernisering van de IT noodzakelijk. Het kabinet heeft nog veel vragen over de
voorgestelde nieuwe benadering voor het verzamelen, verwerken en gebruiken van douanegegevens.
Het IT-beleid van de Douane is de afgelopen jaren al deels verschoven van alles zelf
maken naar het meer gebruikmaken van centraal ontwikkelde oplossingen. Afhankelijk
van de invulling past dit voorstel daar goed bij. Het voorstel sluit goed aan bij
de datamanagementstrategie van de Douane omdat het de basis op orde brengt, de datakwaliteit
verbetert alsook data beter deelbaar maakt, waardoor de data zowel door de Douane
als door haar partners kunnen worden gebruikt. In het voorstel worden de ontwikkeling,
de implementatie en het onderhoud van de gegevenshub niet verder uitgewerkt omdat
de nieuwe benadering nog in ontwikkeling is. Daarmee is het onduidelijk welke voorwaarden
en beperkingen hieraan kleven. Dit moet inzichtelijk worden voordat het kabinet een
definitief standpunt kan bepalen ten opzichte van het creëren van een EU-hub voor
douanegegevens. Het kabinet ondersteunt het gezamenlijk ontwikkelen van IT, maar vindt
het belangrijk dat er ruim voldoende zeggenschap en ruimte is voor de lidstaten om
eigen keuzes te kunnen blijven maken. Waarbij het kabinet nadrukkelijk de aandacht
vraagt voor betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de uitwerking van deze plannen.
Ook zal het kabinet inzetten op realistische implementatietermijnen voor zowel bedrijfsleven
als Douane omdat haalbare termijnen randvoorwaardelijk zijn. Het kabinet hecht er
in het bijzonder veel waarde aan dat de Douane voldoende controle houdt op de eigen
data en kan beschikken over data uit andere lidstaten en niet afhankelijk wordt van
een centrale EU-database. Daarnaast is het voor een positief oordeel noodzakelijk
dat transparant is waarvoor, en door wie de data kunnen worden gebruikt en ingezien,
dat op een betrouwbare en veilige wijze toegangsrechten worden toegekend en dat niet
meer informatie wordt gedeeld of kan worden ingezien dan noodzakelijk voor de uitvoering
van wettelijke taken. Deze essentiële waarborgen voor de bescherming van gegevens
zouden moeten gelden voor alle vertrouwelijk verstrekte gegevens.
Oprichting EU-douaneautoriteit
Het kabinet is voorstander van meer samenwerking tussen de douanediensten van de EU-lidstaten.
In dit kader kan het kabinet zich tijdens de onderhandelingen in de Raad pas constructief
opstellen met betrekking tot de voorgestelde oprichting van een EU-douaneautoriteit
als het oprichten van een EU-douaneautoriteit aantoonbare meerwaarde biedt voor de
douane-unie. Ook moet met de komst van een EU-douaneautoriteit de invloed van de lidstaten op het beleid van de douane-unie groter worden
dan nu. Daartoe is het ook van belang dat de opgedragen taken specifiek omschreven
worden in wetgeving, en deze taken bij de voorgeschreven periodieke evaluatie beoordeeld
kunnen worden. Het kabinet zal hier kritisch op toezien. Inzet van het kabinet is
dat in de uitwerking voldoende rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de
verschillende grensmodaliteiten (grote zee/luchthavens versus landsgrenzen) om zo
gedifferentieerd douanetoezicht mogelijk te maken. Het kabinet vindt het belangrijk
dat de lidstaten een doorslaggevende stem hebben bij de besluitvorming in de EU-douaneautoriteit
en dat dit is vastgelegd in het voorstel. Voorwaarde is dat de daadwerkelijke uitvoering
en de inzet van douanecapaciteit verantwoordelijkheden van de lidstaten blijven, zodat
het «gemeenschappelijk risicobeheer» niet leidt tot een situatie waarbij lidstaten
geen eigen prioriteiten kunnen stellen. De oprichting en het beheer van de EU-douaneautoriteit
moet gefinancierd worden uit de algemene middelen van de EU.
Taken die tot nu toe door de Commissie worden verricht, zoals de analyse van EU-brede
data, het opstellen van voorschriften of het opstellen van protocollen en procedures
voor crisismanagement, zullen in het voorstel voortaan door de EU-douaneautoriteit
worden verricht en worden uitgebreid. Hierdoor komen deze taken dichter bij de lidstaten
te liggen. In een EU-douaneautoriteit zijn de lidstaten namelijk vertegenwoordigd
met stemrecht. Afhankelijk van de nog te maken keuzes, kan de ontwikkeling, het beheer
en het onderhoud van IT-douanesystemen via de EU-douaneautoriteit leiden tot lagere
kosten van de lidstaten, het kabinet zal deze ontwikkeling in komende jaren nauwlettend
volgen en hierbij specifiek erop letten dat er ruim voldoende zeggenschap is voor
de lidstaten om eigen keuzes te maken. Daarnaast kan door meer gedetailleerde regels
en richtsnoeren van de EU-douaneautoriteit, gebaseerd op de inbreng van de lidstaten
en de Commissie, de uitvoering worden geharmoniseerd hetgeen de lasten verlicht voor
bedrijven die werkzaam zijn in meerdere lidstaten.
Overtredingen/boetes
Het kabinet is geen voorstander van het voorgestelde minimumkader voor douaneovertredingen
en minimumboetes. Nederland wil de bevoegdheid behouden om zelf te bepalen of het
opleggen van een boete opportuun is en welke hoogte hierbij gepast is. Het kabinet
streeft er naar om meer een menselijke maat te kunnen hanteren en met deze voorgestelde
wijziging wordt dit beperkt.
Als het voorstel op het punt van minimumboetes ongewijzigd tot verordening wordt,
krijgen we in de Nederlandse rechtspraktijk minimumboetes bij bestuursrechtelijke
boetes. Het kabinet is geen voorstander van minimumboetes.8 Tevens staat de Raad van State in verschillende adviezen niet positief tegenover
het invoeren van het stelsel van minimumstraffen in Nederland.
Overig
Het kabinet staat positief tegenover meer samenwerking van de Douane met andere (niet-fiscale)
autoriteiten zoals voorgesteld, omdat dit belangrijk is voor de bescherming van de
EU-buitengrens en het tegengaan van ondermijning van de samenleving.9 Ook is het goed dat meer zicht komt op relevante, niet-fiscale regelgeving voor de
Douane. Het kabinet is van menig dat de intentie van de Commissie om de douaneautoriteiten
vroegtijdig te betrekken bij de totstandkoming van niet-fiscale regelgeving zal leiden
tot een betere uitvoerbaarheid van de regels. Uitwisseling van data tussen de Douane
en niet-fiscale autoriteiten zal naar verwachting ook leiden tot beter risicomanagement.
Het kabinet onderstreept voorts het belang van effectief EU-risicomanagement. De EU heeft immers één buitengrens. Als de risico’s beter in kaart worden
gebracht, hebben alle lidstaten daar baat bij. Zo kan fraude bijvoorbeeld beter worden
bestreden. Positief is dat het voorstel de ruimte voor nationale douaneautoriteiten
laat om het nationale risicomanagement en de handhaving zelf te bepalen en (onderbouwd)
eigen accenten te leggen, bijvoorbeeld op het gebied van drugssmokkel. Het kabinet
zal hierbij aandacht hebben voor het behouden van ruim voldoende ruimte voor het leggen
van eigen accenten.
Momenteel ontbreekt een duidelijk mechanisme voor prioriteitenstelling tussen de fiscale
(financiële, douanerechten) en niet-fiscale (niet-financiële, VGEM) taken en die taken
onderling. Dit is een punt van aandacht omdat de taken alleen maar toenemen. Voor
het kabinet is het van belang om duidelijkheid te hebben over de prioritering vanuit
EU-perspectief. Zo kan zo veel mogelijk worden voorkomen dat de Douane niet aan de
EU-verplichtingen voldoet en bijvoorbeeld traditionele eigen middelen moet nabetalen.
Ook voor de nationale samenwerking met andere (bevoegde) autoriteiten is deze prioritering
van belang.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De lidstaten en het Europees Parlement (EP) staan naar verwachting over het algemeen
net als het kabinet en het Nederlandse bedrijfsleven positief tegenover de uitgangspunten
van de verschillende maatregelen in het voorstel. Het Nederlandse bedrijfsleven wijst
er wel nadrukkelijk op dat de voorstellen niet ten koste mogen gaan van de logistieke
dienstverlening in Nederland. Het kabinet blijft dan ook hierover in goed overleg
met het bedrijfsleven.
Wat een EU-douaneautoriteit betreft lijkt er in de EU draagvlak te zijn. Ook het EP
zal naar verwachting de oprichting van een EU-douaneautoriteit belangrijk vinden.
Het bedrijfsleven is ook positief, mits operationele taken nationaal blijven.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De Commissie
baseert haar voorstel op artikel 33, artikel 114 en artikel 207 VWEU. Op grond van
artikel 33 VWEU neemt de Unie maatregelen ter versterking van de douanesamenwerking
tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie. Artikel 114
VWEU geeft de Unie de mogelijkheid om maatregelen vast te stellen inzake de harmonisatie
van nationale wetgeving die de instelling en de goede werking van de interne markt
betreffen. Artikel 207 VWEU betreft de mogelijkheid tot het vaststellen van maatregelen
die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek bepalen.
Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Op het gebied van de douane-unie
en de gemeenschappelijke handelspolitiek is de Unie exclusief bevoegd (zie respectievelijk
artikel 3, lid 1, sub a en artikel 3, lid 1, sub e VWEU). Op het gebied van de interne
markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel
4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Gezien de exclusieve bevoegdheid van de EU op het terrein van de douane-unie en de
gemeenschappelijke handelspolitiek, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing
ten aanzien van de onderdelen van het voorstel die zien op de douane-unie en de gemeenschappelijke
handelspolitiek.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van de andere onderdelen
van het voorstel is positief, met een kanttekening.
De doelstellingen van het voorstel zien op het versterken van het EU-douanerisicomanagement,
het beperken van administratieve lasten en vereenvoudigen van procedures voor handelaren,
het verzekeren van een gelijk speelveld voor traditionele handel en e-commerce en
een beter gebruik van data voor strategische douane actie. De verwezenlijking van
deze doelstellingen middels de douane-unie hangt nauw samen met de werking van de
interne markt, nu de douane-unie de voorwaarden en het toezicht regelt ten aanzien
van goederen die van buiten de EU op de interne markt worden gebracht. Ten behoeve
van een gelijk speelveld voor goederen die op de interne markt worden gebracht, kunnen
de voornoemde doelstellingen beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Omdat het een
gedeelde buitengrens betreft kan een uniforme bescherming daarvan niet worden gerealiseerd
op het niveau van de afzonderlijke lidstaten. Bovendien kan een wijziging van bestaande
EU-regelgeving slechts op EU-niveau plaatsvinden. Om die redenen is optreden op EU-niveau
gerechtvaardigd.
Het kabinet plaatst een kanttekening bij de harmonisatie van sancties (boetes). Voor
het goed functioneren van het systeem van douanewetgeving is het niet nodig sancties
te harmoniseren. Voor de werking van de douane-unie is het voldoende dat in het douanewetboek
van de Unie is opgenomen dat sancties effectief, evenredig en afschrikwekkend zijn.
De invulling hiervan kan beter op nationaal niveau gebeuren dan op Europees niveau.
Waar het gaat over de overgang van bevoegdheden van de Commissie naar de EU-douaneautoriteit,
zal het kabinet ervoor waken dat er geen extra bevoegdheden naar de EU-douaneautoriteit
worden overgedragen die nu nog bij de lidstaten liggen. De invulling van deze bevoegdheden
kan namelijk beter op nationaal niveau plaatsvinden dan op Europees niveau.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit van dit voorstel in beginsel positief
en benadrukt daarbij dat maatregelen nog moeten worden uitgewerkt en dat het eindoordeel
daarvan afhankelijk is. De doelstellingen van het voorstel zien op het versterken
van het EU douane risicomanagement, het beperken van administratieve lasten en vereenvoudigen
van procedures voor handelaren, het verzekeren van een gelijk speelveld voor traditionele
handel en e-commerce en een beter gebruik van data voor strategische douane actie.
De voorgestelde EU-hub voor douanegegevens kan bijvoorbeeld met een juiste uitwerking
een goed middel zijn voor de vereenvoudiging van de procedures en het beter gebruik
van data. Een ongewenste uitwerking kan er echter ook toe leiden dat het een instrument
wordt dat veel verder gaat dan noodzakelijk voor het bereiken van deze doelen. De
voorgestelde maatregelen maken dus – afhankelijk van de concrete invulling – deze
doelstellingen mogelijk en gaan niet verder dan noodzakelijk, mede omdat de lidstaten
de mogelijkheid wordt gegeven om een eigen risicomanagement te hebben. Ook de mate
van invloed van lidstaten in de besturing van de EU-douaneautoriteit en de zeggenschap
die lidstaten behouden in de uitvoering van werkzaamheden dragen hier aan bij. Het
kabinet zal de verdere uitwerking kritisch volgen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie maakt de inschatting dat, als gevolg van het afschaffen van de vrijstelling
voor invoerrechten voor pakketten met een waarde van niet meer dan 150 euro, de inkomsten
voor de Europese begroting met ca. 750 miljoen euro per jaar (prijzen 2023) zullen
toenemen10. Dit heeft geen directe invloed op de totale inkomsten van de Europese begroting
omdat de bni-afdracht van lidstaten als sluitpost dient. Dit betekent – zonder andere
wijzigingen – dat hoe meer douanerechten aan de Europese begroting toekomen hoe minder
bni-afdrachten de lidstaten hoeven bij te dragen.
De voorstellen brengen ook administratieve kosten met zich mee, zoals de kosten voor
een EU-douaneagentschap en EU-hub voor douanegegevens. De Commissie schat deze kosten
in totaal op 60 miljoen euro tijdens het huidige MFK 2021–2027. Dit wordt bekostigd
uit middelen die hiervoor reeds beschikbaar zijn binnen het Douaneprogramma. Na het
huidige MFK schat de Commissie de totale kosten in op zo’n 1,9 miljard euro. Het kabinet
is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting en dat deze moeten passen
bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruitlopen
op de onderhandelingen over het volgende MFK.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en / of medeoverheden
De Commissie geeft in de impact assessment aan dat het voorstel zal leiden tot een
vermindering van ongeveer 22 mld euro van de administratieve lasten voor de EU lidstaten
over een periode van 15 jaar. Dit komt met name door de introductie van een EU-hub
voor douanegegevens. Hierdoor neemt de werklast voor lidstaten op het gebied van IT
significant af.
Een onderdeel van het voorstel ziet op een wijziging van de definitie van importeur
en introductie van het begrip geachte importeur. Potentieel wijzigt ook de lidstaat
waar de douaneschuld ontstaat: van de plaats waar de goederen worden aangegeven naar
de lidstaat waar de importeur is gevestigd. Als gevolg daarvan wijzigt mogelijk ook
de verdeling van afdracht van douanerechten tussen de lidstaten, en dus de verdeling
van de perceptiekostenvergoeding. Dat kan gevolgen hebben voor de perceptiekosten
die Nederland ontvangt voor het heffen van douanerechten bij de invoer van goederen.
De Commissie geeft geen inschatting van de budgettaire gevolgen hiervan voor de lidstaten.
Het voorstel biedt echter de mogelijkheid dat een (bijvoorbeeld Nederlandse) vertegenwoordiger
alle fiscale en niet-fiscale verplichtingen van de importeur overneemt, waardoor de
douaneschuld en ontvangst van de perceptiekosten verschuift naar de lidstaat van de
(Nederlandse) vertegenwoordiger. De verwachting is dat de gevolgen hierdoor voor Nederland
– als lidstaat met een goede logistieke dienstverlenerssector – wat de perceptiekostenvergoeding
betreft beperkt of mogelijk zelfs positief zullen zijn. Het kabinet zal dit onderdeel
van het voorstel nauwlettend volgen.
De budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De Commissie stelt in de impact analyse dat het voorstel het douaneproces aanzienlijk
vereenvoudigt en de administratieve lasten en nalevingskosten voor het EU-bedrijfsleven
verlaagt met ongeveer 27 mld. euro over een periode van 15 jaar. De Commissie verwacht
geen nadelige gevolgen voor het MKB. Met name de vereenvoudiging van het douaneproces
kan, afhankelijk van de implementatie en invulling, ook het MKB voordelen bieden.
Het kabinet vindt vereenvoudiging voor het MKB belangrijk en zal hierop inzetten en
kritisch volgen of de vereenvoudigingen daadwerkelijk een voordeel opleveren voor
het MKB.
Voor consumenten betekent de toepassing van de IOSS een transparanter en voorspelbaarder
aankoopproces met betrekking tot e-commerce van buiten de EU. Er zullen voor de consument
naar verwachting minder gevallen zijn waarbij achteraf douanerechten verschuldigd
worden.
De regeldruk voor bedrijven zal door de maatregelen in het voorstel naar verwachting
afnemen. Bedrijven zullen profiteren van de vereenvoudiging en rationalisatie van
het douaneproces. Data van bedrijven moeten volgens het voorstel slechts bij de EU-hub
voor douanegegevens worden aangeleverd, in plaats van onder de huidige regels bij
27 nationale interfaces volgens verschillende processen. Bovendien worden in de EU-hub
voor douanegegevens de data opnieuw gebruikt, waardoor deze niet verschillende keren
hoeven te worden verstrekt door bedrijven. TCT’s zullen taken van de Douane zelf kunnen
verrichten, zoals het vrijgeven van goederen. Bovendien zullen TCT’s profiteren van
minder controles door de Douane.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De concurrentiekracht van de EU zal naar verwachting toenemen door een betere bescherming
door de Douane van de EU buitengrenzen tegen oneerlijke en illegale handel. Dit komt
een gelijk speelveld ten goede voor bedrijven in de EU. Het voorstel stelt de EU beter
in staat de interne markt te beschermen, maar moet daarbij wel werken conform de regels
van de World Trade Organization (WTO).
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De nationale douanewetgeving (de Algemene douanewet) zal naar aanleiding van dit voorstel
op verschillende punten moeten worden aangepast. Zoals op pagina 10 van dit fiche
staat beschreven staan in het voorstel een aantal sanctioneringsbepalingen waar het
kabinet niet mee kan instemmen. Het voorstel heeft geen invloed op de toepassing van
de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De herziening van het Douanewetboek van de Unie bevat 64 bevoegdheden tot het opstellen
van gedelegeerde handelingen, 76 bevoegdheden tot het opstellen van uitvoeringshandelingen
met een onderzoeksprocedure, 5 bevoegdheden tot het opstellen van uitvoeringshandelingen
met een raadplegingsprocedure en 1 bevoegdheid tot het opstellen van een zelfstandige
uitvoeringshandeling. Hieronder worden alleen de bevoegdheden behandeld die niet reeds
bestonden in het huidige Douanewetboek van de Unie of sterk zijn gewijzigd.
Nieuwe bevoegdheden voor het opstellen van gedelegeerde handelingen
In artikel 14, lid 13 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het vaststellen van
een gedelegeerde handeling waarin regels worden vastgelegd omtrent de besluitvorming
door de Commissie als bedoeld in lid 12 van dit artikel (besluiten omtrent bindende
tarief informatie, bindende herkomst informatie, bindende waarde informatie, waaronder
regels omtrent de communicatie richting belanghebbenden en de periode waarin belanghebbenden
bezwaar kunnen indienen tegen deze besluiten). Het is onduidelijk waarop deze regels
allemaal betrekking hebben naast de communicatie en de bezwaarperiode, en daarmee
onduidelijk of deze delegatiebevoegdheid geen essentiële elementen bevat die in de
verordening zelf moeten worden opgenomen. Het kabinet wil hierover meer duidelijkheid
voordat zij kan instemmen met deze bevoegdheid. Omdat nog onduidelijk is wat de inhoud
en implicaties van de gedelegeerde bevoegdheid zijn, kan het kabinet niet beoordelen
of er sprake is van een essentieel onderdeel van de basishandeling. Het kabinet zal
hier opheldering over vragen. Het kabinet kan zich nog niet uitspreken over de wenselijkheid
van de toekenning van deze bevoegdheid. De bevoegdheid komt weliswaar de flexibiliteit
en snelheid van de aanpassingen ten goede, maar onduidelijk is nog wat eventuele wijzigingen
aan de kant van de Commissie voor gevolgen hebben voor de lidstaten. Het kabinet zal
hier vragen over stellen. Gelet op het voorgaande kan het kabinet nog niet beoordelen
of de keuze voor delegatie voor de hand ligt.
In artikel 23, lid 9, onderdeel a is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen
van een gedelegeerde handeling met betrekking tot het type en de frequentie van de
monitoringsactiviteiten die door de personen uit lid 1 van dit artikel en de douaneautoriteit
uit lid 3 van dit artikel moeten worden uitgevoerd en in artikel 25, lid 10 is een
nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een gedelegeerde handeling met
betrekking tot het type en de frequentie van de monitoringsactiviteiten bedoeld in
lid 4 van dit artikel. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het
niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Deze bepalingen hebben betrekking
op een uniforme uitvoering van de verordening. Het kabinet vindt een bevoegdheid tot
het opstellen van een uitvoeringshandeling daarom hier meer op zijn plaats en zal
zich hier tijdens de onderhandelingen voor inzetten. Toekenning van deze bevoegdheden
acht het kabinet wenselijk, omdat dit de benodigde flexibiliteit biedt.
In artikel 29, lid 4 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
gedelegeerde handeling ter aanvulling van de functionaliteiten van de douanegegevenshub.
Het kabinet vindt dat dit een essentieel onderdeel (de reikwijdte) van de douanegegevenshub
is en daarmee een essentieel deel van de verordening. Hier wordt immers vastgelegd
voor welke doeleinden de datagegevenshub kan worden gebruikt. Het toekennen van deze
bevoegdheid acht het kabinet dus niet mogelijk. Het kabinet zal zich ervoor inzetten
dat de functionaliteiten in de verordening zelf worden geregeld.
In artikel 31, lid 13 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen tot het opstellen van een
gedelegeerde handeling waarin de doeleinden waarvoor douaneautoriteiten, de EU-douaneautoriteit
en de Europese Commissie gebruik mogen maken van de douanegegevenshub mogen uitbreiden
in het kader van een gewijzigde behoefte aan gegevens voor de uitvoering van douanewetgeving
of andere wetgeving. Het kabinet vindt bevoegdheid overbodig omdat de formulering
van de doeleinden waarvoor deze organisaties gebruik mogen maken van de douanegegevenshub
al breed zijn geformuleerd en daarmee al ruimte laten voor een veranderende behoefte.
Het kabinet wil graag dat duidelijk wordt gemaakt welke mogelijke situaties nog niet
zijn afgedekt door de formulering van paragraaf 2 tot en met 4, en waar deze bevoegdheid
tot het opstellen van een gedelegeerde handeling precies voor dient. Zonder deze duidelijkheid
kan het kabinet niet instemmen met deze bevoegdheid. Omdat nog onduidelijk is wat
de inhoud en implicaties van de gedelegeerde bevoegdheid zijn, kan het kabinet niet
beoordelen of er sprake is van een essentieel onderdeel van de basishandeling. Het
kabinet zal hier opheldering over vragen. Het kabinet kan zich nog niet uitspreken
over de wenselijkheid van de toekenning van deze bevoegdheid. De bevoegdheid komt
weliswaar de flexibiliteit en snelheid van de aanpassingen ten goede, maar onduidelijk
is nog wat eventuele wijzigingen aan de kant van de Commissie voor gevolgen hebben
voor de lidstaten. Het kabinet zal hier vragen over stellen. Gelet op het voorgaande
kan het kabinet nog niet beoordelen of de keuze voor delegatie voor de hand ligt.
In artikel 32, lid 3 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen tot het opstellen van een
gedelegeerde handeling waarmee de categorieën van datasubjecten van wie persoonsgegevens
mogen worden verwerkt in de douanegegevenshub kunnen worden aangevuld of gewijzigd.
Dit betreft een essentieel onderdeel (de reikwijdte) van de douanegegevenshub en de
categorieën van datasubjecten die dus in de verordening zelf moeten worden aangevuld
of aangepast en niet door middel van een gedelegeerde handeling. Hier wordt immers
vastgelegd wiens gegevens in de datagegevenshub kunnen worden verwerkt. Het toekennen
van deze bevoegdheid acht het kabinet dus niet mogelijk en zal zich ervoor inzetten
dat dit in de verordening zelf wordt geregeld.
In artikel 59, lid 5 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
gedelegeerde handeling waarin de data en de informatie als bedoeld in lid 1 en 2 van
dit artikel worden vastgelegd, evenals de specifieke data die verstrekt kunnen worden
na de vrijgave van goederen, en de periode waarin deze data verstrekt moeten worden.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Een gedelegeerde handeling ligt hier inderdaad meer
voor de hand dan een uitvoeringshandeling omdat dit een aanvulling op de verordening
betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet grotendeels wenselijk,
omdat dit de benodigde flexibiliteit biedt. Het kabinet vindt echter dat de periode
beter in de basishandeling kan worden vastgelegd, omdat het geen toegevoegde waarde
heeft dit in een gedelegeerde handeling op te nemen.
In artikel 60, lid 9 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
gedelegeerde handeling waarin de periode bedoeld in lid 6 van dit artikel wordt vastgelegd.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Een gedelegeerde handeling ligt hier inderdaad meer
voor de hand dan een uitvoeringshandeling omdat dit een aanvulling op de verordening
betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet echter niet wenselijk,
omdat het geen toegevoegde waarde heeft om dit in een gedelegeerde handeling op te
nemen.
In artikel 97, lid 4 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
gedelegeerde handeling waarin de periode wordt vastgelegd voor het uitvoeren van een
risicoanalyse en het nemen van maatregelen naar aanleiding van deze risicoanalyse.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Delegatie in plaats van uitvoering ligt hier voor de
hand omdat dit een aanvulling op de verordening betreft. Toekenning van deze bevoegdheden
acht het kabinet echter niet wenselijk, omdat het geen toegevoegde waarde heeft om
dit in een gedelegeerde handeling op te nemen.
In artikel 265, lid 8 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van gedelegeerde
handeling waarmee de Commissie de bevoegdheid krijgt om de uitzonderingen genoemd
in artikel 42, lid 3 (m.b.t. het bevoegde douanekantoor voor het uitoefenen van toezicht)
en artikel 169, lid 1 (m.b.t. de plaats waar de douaneschuld ontstaat) aan te passen
of te schrappen. Dit betreffen essentiële onderdelen van de verordening, omdat hier
wordt vastgelegd wie bevoegd (en verplicht) is om toezicht uit te oefenen en waar
de douaneschuld ontstaat. Het toekennen van deze bevoegdheid acht het kabinet dus
niet mogelijk. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat dit in de verordening zelf
worden geregeld.
Daarnaast zijn nieuwe bevoegdheden opgenomen tot het opstellen van een gedelegeerde
handeling waarin:
• wordt bepaald welke data noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de doeleinden
genoemd in artikel 31 lid 1 tot en met 4. Dit betreft de data die beschikbaar gesteld
moeten worden door personen en bedrijven (artikel 36);
• de voorwaarden en de procedures voor het in beslag nemen van goederen worden vastgelegd
(artikel 77, lid 4);
• wordt bepaald de specifieke gevallen bedoeld in lid 2 van dit artikel (gevallen waarin
iemand anders dan de vervoerder een notificatie van binnenkomst mag gegeven) en wie
dan wel een notificatie van binnenkomst moet geven (artikel 83, lid 8);
• wordt vastgesteld welke informatie moet worden verstrekt bij de uitvoer van goederen
(artikel 95, lid 9);
• de datavereisten worden vastgelegd voor de handeling voorgeschreven in lid 1 onderdeel
a en b van dit artikel (artikel 116, lid 6);
• wordt vastgelegd welke «andere aanvullende acties» kunnen worden genomen op basis
van lid 1, onderdeel j van dit artikel (artikel 242, lid 5);
• voorwaarden en procedures worden vastgelegd omtrent de bevoegdheid van lidstaten om
met derde landen in onderhandeling te treden met als een doel een bilaterale overeenkomst
te sluiten omtrent de uitwisseling van gegevens (artikel 244, lid 6).
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Het betreft hier aanvullingen en uitwerkingen van hetgeen
in de verordening wordt vastgelegd. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet
wenselijk, omdat dit de benodigde flexibiliteit biedt. Het kabinet acht deze bevoegdheid
voldoende afgebakend.
Nieuwe bevoegdheden voor het opstellen van uitvoeringshandelingen met onderzoeksprocedure
In artikel 35, lid 6 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen om uitvoeringshandeling vast
te stellen met onderzoeksprocedure met waarborgen om het misbruik en onrechtmatige
toegang of overdracht van persoonsgegevens tegen te gaan. Het toekennen van deze bevoegdheden
is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Het
betreft hier uitvoeringshandeling ten behoeve van een uniforme uitvoering van de verordening
en daarom ligt de keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie voor de hand. Toekenning
van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat het de benodigde flexibiliteit
biedt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is
hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het gemeenschappelijke handelspolitiek
betreft Het kabinet vindt het niet logisch dat het alleen persoonsgegevens betreft,
ook andere typen gegevens (zoals bedrijfs- en fabricagegegevens) verdienen een goede
bescherming. Het kabinet zal zich daar tijdens de onderhandelingen voor inzetten.
In artikel 99, lid 5 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
uitvoeringshandeling waarin de procedure voor btw-teruggave aan natuurlijk personen
die niet in de EU zijn wordt vastgelegd. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk,
omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Het betreft hier
een uitvoeringshandeling ten behoeve van een uniforme uitvoering van de verordening
en daarom ligt de keuze voor uitvoering i.p.v. delegatie voor de hand. Toekenning
van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat dit de benodigde flexibiliteit
biedt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure
als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is
hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het gemeenschappelijke handelspolitiek
betreft. Het kabinet acht wel van belang dat dit niet in een uitvoeringshandeling
m.b.t. de douane moet worden opgenomen, maar in een uitvoeringshandeling m.b.t. BTW.
In artikel 158 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een uitvoeringshandeling
waarin een passende methode wordt vastgesteld om douanewaarde te bepalen, evenals
de criteria die gebruikt moeten worden voor het vaststellen van douanewaarde in specifieke
situaties. Ook wordt de mogelijkheid gecreëerd om dit met een spoedprocedure te doen.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Het betreft hier een uitvoeringshandeling ten behoeve
van een uniforme uitvoering van de verordening en daarom ligt de keuze voor uitvoering
i.p.v. delegatie voor de hand. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat dit de benodigde flexibiliteit biedt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011.
Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het
gemeenschappelijke handelspolitiek betreft. Er wordt in artikel 158 ook in de mogelijkheid
voorzien dat uitvoeringshandelingen op grond van de in artikel 8 van verordening 182/2011
genoemde spoedprocedure worden vastgesteld wanneer dit voldoende gerechtvaardigd is
door de noodzaak om snel te zorgen voor de juiste en uniforme toepassing van de regels
voor het bepalen van de douanewaarde van goederen. Het kabinet acht deze mogelijkheid
onwenselijk, omdat hier geen sprake is van naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie.
In artikel 204, lid 1 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor het opstellen van een
uitvoeringshandeling met onderzoeksprocedure voor het vaststellen van een basis voor
de protocollen en de procedures bedoeld in artikel 203, met daarin de maatregelen
en regelingen die noodzakelijk zijn om een crisis aan te pakken en de negatieve effecten
daarvan te beperken. Het is voor het kabinet onduidelijk wat deze bevoegdheid nu precies
inhoudt en waarom deze bevoegdheid noodzakelijk zou zijn. Het kabinet wil dit eerst
duidelijk krijgen. Omdat nog onduidelijk is wat de inhoud en implicaties van de uitvoeringsbevoegdheid
zijn, kan het kabinet niet beoordelen of er sprake is van een essentieel onderdeel
van de basishandeling. Het kabinet zal hier opheldering over vragen. Het kabinet kan
zich nog niet uitspreken over de wenselijkheid van de toekenning van deze bevoegdheid.
De bevoegdheid komt weliswaar de flexibiliteit en snelheid van de aanpassingen ten
goede, maar onduidelijk is nog wat eventuele wijzigingen aan de kant van de Commissie
voor gevolgen hebben voor de lidstaten. Het kabinet zal hier vragen over stellen.
Gelet op het voorgaande kan het kabinet nog niet beoordelen of de keuze voor uitvoering
voor de hand ligt.
Daarnaast zijn nieuwe bevoegdheden opgenomen tot het opstellen van uitvoeringshandeling
met onderzoeksprocedure (waarbij de lidstaten stemmen over de voorstellen) met betrekking
tot:
• de regels om andere autoriteiten te raadplegen bij beoordeling van de status van Trust
and Check Trader, de modaliteiten voor het toepassen van de voorwaarden bedoeld in
lid 3 van dit artikel en de regels om de douaneautoriteiten te raadplegen zoals bedoel
in lid 5 van dit artikel (artikel 25, lid 11);
• de werking en het onderhoud van de systemen die de lidstaten op dit moment gebruiken
en een werkprogramma voor de uitfasering van deze systemen (artikel 29, lid 5);
• de toegang tot, en de verwerking van, informatie door de verschillende organisaties
die toegang hebben tot de douanegegevenshub. Het gaat om regels omtrent het doel,
de proportionaliteit en noodzakelijkheid, de specifieke categorieën informatie waartoe
toegang wordt verschaft, het aanwijzen van een contactpunt, beperkingen van de mogelijkheden
om data te delen, en de voorwaarden die gesteld worden aan informatieverzoeken (artikel
31, lid 14);
• een beschrijving van de rollen van, en de relaties tussen de gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijken
(artikel 34, lid 6);
• de maatregelen die van toepassing op de controles bedoeld in lid 1 van dit artikel,
ook in de gevallen waarin de activiteiten plaatsvinden in meer dan een lidstaat (artikel
48, lid 3);
• de proceduregels voor het aanpassen en ongeldig maken van informatie bedoeld in lid
1 en 2 van dit artikel (artikel 62, lid 3);
• het vastleggen van de procedureregels voor het geven van autorisatie bedoeld in lid
1 van dit artikel, het vastleggen van de procedureregels voor de EU-douaneautoriteit
om haar standpunt te geven en het vastleggen van de frequentie van en regels voor
het monitoren van de drempel bedoeld in paragraaf 5 van dit artikel (artikel 102,
lid 8);
• de data bedoeld in lid 2 van dit artikel worden vastgelegd, evenals de mate van vertrouwelijkheid
van deze data en het ontwerp van het kader voor prestatiemeting (artikel 256, lid
5).
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk,
omdat dit de benodigde flexibiliteit biedt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011.
Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat het
gaat om uitvoeringshandelingen van algemene strekking en gemeenschappelijke handelspolitiek.
Nieuwe bevoegdheden voor het opstellen van uitvoeringshandelingen met raadplegingsprocedure
In artikel 37, lid 5 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen om uitvoeringshandeling vast
te stellen met betrekking tot de technische specificaties voor interoperabiliteit
tussen de douanegegevenshub en andere systemen. Het toekennen van deze bevoegdheden
is mogelijk, omdat het niet-essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Het
betreft hier uitvoeringshandeling ten behoeve van een uniforme uitvoering van de verordening
en daarom ligt uitvoering in plaats van delegatie voor de hand. Toekenning van deze
bevoegdheden acht het kabinet in principe wenselijk, omdat het de benodigde flexibiliteit
biedt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure
als bedoeld in artikel 4 van verordening 182/2011. Toepassing van deze procedure is
hier volgens het kabinet niet op zijn plaats omdat het uitvoeringshandeling van algemene
strekking betreft. Er wordt in het artikel echter verwezen naar artikel 262, lid 4.
Dat is een verwijzing naar de onderzoeksprocedure. Toepassing van deze procedure is
volgens het kabinet wel op zijn plaats. Het is dus onduidelijk welke procedure de
Commissie hier precies voor ogen heeft. Het kabinet zal de Commissie hierover bevragen.
In artikel 244, lid 8 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen om uitvoeringshandeling
vast te stellen waarin de Commissie binnen 90 dagen na ontvangst van de daartoe bestemde
notificatie beslist of een lidstaat een machtiging krijgt een bilaterale overeenkomst
te sluiten met een derde land. Ook wordt de mogelijkheid gecreëerd om deze bevoegdheid
op grond van de in artikel 8 van verordening 182/2011 bedoelde spoedprocedure uit
te oefenen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële
onderdelen van de basishandeling betreft. Het kabinet vraagt zich wel af of een uitvoeringshandeling
hier gepast is en zal de Commissie hierover bevragen. Gelet op het voorgaande kan
het kabinet nog niet beoordelen of de keuze voor een uitvoeringshandeling voor de
hand ligt en of deze bevoegdheid wenselijk is. Het kabinet zal de Commissie tijdens
de onderhandelingen hierover bevragen.
Nieuwe bevoegdheid voor het opstellen van een zelfstandige uitvoeringshandeling
In artikel 33, lid 3 is een nieuwe bevoegdheid opgenomen om zelfstandig een uitvoeringshandeling
vast te stellen met betrekking tot de regels voor het anonimiseren van persoonsgegevens
na de bewaartermijn. Het betreft hier een uitvoeringshandeling ten behoeve van een
uniforme uitvoering van de verordening. Het is voor het kabinet niet duidelijk waarom
hier gekozen is voor een zelfstandige bevoegdheid van de Commissie. Het kabinet kan
instemmen met de bevoegdheid tot het opstellen van een uitvoeringshandeling, maar
omdat het kabinet waarde hecht aan het goed anonimiseren van persoonsgegevens en geen
voorstander is van procedures die afwijken van de comitologieverordening zet zij er
op in dat de onderzoeksprocedure hierbij zal worden gevolgd. Op deze manier hebben
experts uit de lidstaten via het betrokken comité inspraak in hetgeen de Commissie
hierover wil vastleggen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde verordening treedt in werking op de 20e dag na publicatie na aanname
door de Raad en het Parlement. Het kabinet denkt dat dit haalbaar is.
Vervolgens worden de volgende onderdelen van de verordeningen gefaseerd van toepassing:
– De bepalingen over de EU-douaneautoriteit treden in werking per 1 januari 2028.
– De bepalingen over de «geachte importeur» en de vereenvoudigde tariefbehandeling voor
afstandsverkopen met betrekking tot e-commerce pakketten treden in werking per 1 maart
2028.
– De EU-hub voor douanegegevens zal volledig ontwikkeld en verplicht van toepassing
zijn voor bedrijven per 31 december 2037. Vanaf 1 maart 2032 mogen bedrijven al gebruikmaken
van de EU-hub voor douanegegevens.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Iedere vijf jaar zal de Commissie deze Verordening evalueren met het oog op de doelstellingen.
De Commissie zal in dat kader rapport presenteren aan het EP, de Raad en aan het Europees
Economisch en Sociaal Comité.
Met betrekking tot de oprichten van een EU-douaneautoriteit wordt voorgesteld dat
de Commissie iedere vijf jaar evalueert. Laatstgenoemde evaluatie ziet in het bijzonder
op een mogelijke aanpassing van het mandaat van de EU-douaneautoriteit en de financiële
gevolgen daarvan. Iedere tweede evaluatie zal worden bezien of voorzetting van de
EU-douaneautoriteit nog gerechtvaardigd is. De Commissie zal rapporteren aan het Europees
Parlement en de Raad.
Het kabinet steunt deze voorgestelde wijzen van evaluatie.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Uit een eerste analyse blijkt dat het voorstel van de Commissie grote impact zal hebben
op de uitvoering en handhaving door de Douane welke in de tijd zal volgen op de grote
opdracht die de Douane nu al heeft in het kader van de implementatie van het huidige
Douanewetboek van de Unie. Alhoewel op dit moment nog onvoldoende bekend is om een
precieze impact te bepalen, zal dit in ieder geval consequenties hebben voor het ontwerp
en de inrichting van de processen en de IT-systemen als ook het opleiden van medewerkers.
Daarom is het voor de Douane en het bedrijfsleven van belang dat er bij implementatie
van maatregelen voldoende voorbereidingstijd is tussen het moment waarop de tekst
van de wetgeving, uitvoeringsregels en specificaties definitief wordt en de inwerkingtreding
daarvan.
Het volledig in kaart brengen van de administratieve en uitvoeringsgevolgen is, gelet
op de omvang van het voorstel, in de korte periode tussen de publicatie van het voorstel
en de publicatie van dit fiche niet mogelijk.
De Douane zal daarom de komende tijd, maar uiterlijk voor de start van de onderhandelingen
in de Raad, door middel van een zogenoemde «quickscan» de uitvoeringsgevolgen nader onderzoeken. Daarbij komen o.a. de impact op de handhaafbaarheid,
de personele gevolgen en de impact op de automatisering aan de orde. De quickscan zal gebaseerd zijn op het voorstel van de Commissie. Omdat het kabinet veel belang
hecht aan een goede uitvoerbaarheid zal het kabinet de uitkomst van deze quickscan inbrengen tijdens de onderhandelingen in de Raad en zich gedurende het gehele onderhandelingstraject,
inzetten voor een pakket dat goed uitvoerbaar en handhaafbaar is.
Het voorgaande geldt evenzeer voor het bedrijfsleven. Ook zij hebben tijd nodig voor
ontwikkeling van processen, systemen, opleiden en werven van personeel e.d. Ook het
bedrijfsleven zal in de komende tijd worden geraadpleegd om kennis te nemen van hun
standpunten over het voorstel en de uitvoerbaarheid hiervan.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.