Brief regering : Fiche: Herziening EU farmaceutische wetgeving
36 365 EU-voorstellen: Herziening EU-geneesmiddelenwetgeving COM (2023) 192, 193, 222 en 231
Nr. 2
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld
                  door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
               
Fiche: Herziening EU farmaceutische wetgeving
Fiche: Verordening en richtlijnen wijziging Europees crisisraamwerk voor banken (CMDI
                  review) (Kamerstuk 22 112, nr. 3691)
               
Fiche: Wijziging Verordening Europees kader voor cyberbeveiligingscertificering (Cyber
                  Security Act) (Kamerstuk 22 112, nr. 3692)
               
Fiche: Verordeningen aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3693)
Fiche: Mededeling Cybersecurity Skills Academie (Kamerstuk 22 112, nr. 3694)
Fiche: Cybersolidariteitsverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3695)
Fiche: Raadsaanbeveling uitbreiding EU-maatregelen resistentie tegen antimicrobiële
                  stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3696)
               
Fiche: Raadsaanbevelingen digitaal onderwijs en digitale vaardigheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3697)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening EU farmaceutische wetgeving
               
1. Algemene gegevens
               
a) Titel voorstellen
Richtlijn: Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL
                        on the Union code relating to medicinal products for human use, and repealing Directive
                        2001/83/EC and Directive 2009/35/EC
                     
Verordening: Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL
                        laying down Union procedures for the authorisation and supervision of medicinal products
                        for human use and establishing rules governing the European Medicines Agency, amending
                        Regulation (EC) No 1394/2007 and Regulation (EU) No 536/2014 and repealing Regulation
                        (EC) No 726/2004, Regulation (EC) No 141/2000 and Regulation (EC) No 1901/2006
                     
b) Datum ontvangst Commissiedocumenten
26 april 2023
c) Nr. Commissiedocumenten
Richtlijn: COM(2023) 192 en Verordening: COM(2023) 193
d) EUR-Lex
Richtlijn: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2023%3A192%3A…
Verordening: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2023%3A193%3A…
e) Nr. impact assessment Commissie
SWD(2023) 192
f) Behandelingstraject Raad
De Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
                        (Gezondheid)
                     
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
h) Rechtsbasis
Artikel 114 en artikel 168, lid 4, sub c, van het Verdrag betreffende de Werking van
                        de Europese Unie (VWEU)
                     
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
               
a) Inhoud voorstellen
               
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft wetsvoorstellen gepubliceerd ter herziening
                  van de EU-basiswetgeving voor geneesmiddelen (Richtlijn1 en Verordening2), de Verordening voor geneesmiddelen voor zeldzame aandoeningen (hierna: weesgeneesmiddelen)3 en de Verordening voor geneesmiddelen voor kinderen.4 Tevens worden met deze herziening de genoemde vier individuele stukken wetgeving
                  samengevoegd tot één richtlijn en één verordening, die gezamenlijk de regels en procedures
                  bepalen voor het verkrijgen van een handelsvergunning voor het op de Europese markt
                  brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, inclusief geneesmiddelen voor kinderen
                  en zeldzame aandoeningen. Dit fiche heeft betrekking op het voorstel voor zowel de
                  richtlijn als de verordening. Onderdeel van de Commissievoorstellen is ook een Raadsaanbeveling
                  antimicrobiële resistentie. Deze zal in een separaat BNC fiche beoordeeld worden.
               
De doelen van de bestaande stukken wetgeving zijn het garanderen dat alleen geneesmiddelen
                  die van hoge kwaliteit, veilig en werkzaam zijn op de markt komen en het stimuleren
                  van onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame aandoeningen en kinderen.
                  Een ander doel is het zorgen voor gelijke voorwaarden voor het bedrijfsleven voor
                  het in de handel brengen van geneesmiddelen, om zo het onderlinge concurrentievermogen
                  te bevorderen. In haar evaluaties van genoemde stukken wetgeving5 concludeert de Commissie dat deze grotendeels zijn geslaagd in het behalen van genoemde
                  doelen, maar dat er ook structurele problemen zijn die opgelost moeten worden. De
                  voornaamste oplossingen die de Commissie hiertoe voorstelt volgen hieronder.
               
Allereerst wordt het systeem van stimulerende maatregelen (incentives) aangepast om meer te kunnen sturen op de ontwikkeling van (wees-)geneesmiddelen voor onvervulde medische behoeften.6
Het huidige systeem kent aan ieder innovatief geneesmiddel 8 jaar data- en 2 jaar
                  marktexclusiviteit toe (tezamen «regulatoire exclusiviteit»)7. Dit betekent dat gedurende 8 jaar andere producten niet mogen verwijzen naar de
                  voor het innovatieve middel geproduceerde (pre-)klinische gegevens. Dit betekent verder
                  dat het innovatieve middel 10 jaar exclusieve toegang heeft tot de Europese markt,
                  pas daarna mogen generieke geneesmiddelen de markt betreden. Parallel ontvangt een
                  weesgeneesmiddel nu 10 jaar marktexclusiviteit. In die periode mag geen vergelijkbaar
                  geneesmiddel op de markt komen voor dezelfde therapeutische indicatie. De Commissie
                  introduceert middels deze wetsvoorstellen een meer getrapt systeem van incentives. Hierbij gaat de data-exclusiviteit voor alle innovatieve middelen omlaag van 8 naar
                  6 jaar en de marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen van 10 naar 9 jaar. (Wees-)geneesmiddelen
                  die voorzien in een onvervulde medische behoefte krijgen vervolgens extra exclusiviteit
                  toegekend bovenop deze basisperiodes (+1 jaar marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen
                  en +6 maanden data-exclusiviteit voor overige innovatieve geneesmiddelen).
               
De Commissie zet het systeem van incentives tevens in om innovatie in het algemeen, competitie, EU-brede markttoegang, beschikbaarheid
                     en betaalbaarheid te verbeteren. Door het terugbrengen van de basisperiode voor regulatoire
                     exclusiviteit kunnen generieke geneesmiddelen in beginsel eerder op de markt gebracht
                     worden. Om EU-brede toegang te verbeteren wordt extra exclusiviteit toegekend aan
                     producten die 2 jaar na afgifte van de handelsvergunning beschikbaar zijn in alle
                     lidstaten (+1 jaar marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen en +2 jaar data-exclusiviteit
                     voor overige innovatieve geneesmiddelen) en aan producten waarvoor vergelijkende klinische
                     studies zijn uitgevoerd (+6 maanden data-exclusiviteit). Dit laatste heeft als doel
                     het proces van Health Technology Assessment (HTA)8 en de daarop gebaseerde prijsstelling en vergoeding te bevorderen. Verder krijgen
                     weesgeneesmiddelen die worden goedgekeurd voor een zeldzame aandoening waarvoor het
                     off-label9
                         in de medische praktijk al vele jaren wordt toegepast (well-established toepassing), en waarvoor het bedrijf dus geen uitgebreide klinische studies heeft
                     hoeven uitvoeren, een marktexclusiviteit van slechts 5 jaar in plaats van de huidige
                     10 jaar. Daarmee wordt de beloning meer gekoppeld aan de mate van inspanning, met
                     als doel betaalbaarheid en toegankelijkheid te bevorderen. Om innovatie te steunen
                     krijgt een geregistreerd weesgeneesmiddel 1 jaar extra marktexclusiviteit voor een
                     nieuwe therapeutische indicatie; een dergelijke verlenging voor een nieuwe indicatie
                     mag slechts twee keer worden toegepast om verdere stapeling van exclusiviteit te voorkomen.
                     Verder wordt aan repurposed geneesmiddelen10 4 jaar data-exclusiviteit toegekend, op voorwaarde dat significante (pre-)klinische
                     studies zijn uitgevoerd voor de repurposed toepassing en deze toepassing een significant therapeutisch voordeel biedt ten opzichte
                     van bestaande middelen. Echter, indien het een middel betreft waar nog regulatoire
                     exclusiviteit op rust, dan wordt de lopende exclusiviteitsperiode «slechts» verlengd
                     met 1 jaar. Dit laatste is conform huidige regelgeving.
                  
In een voetnoot is het getrapte systeem van incentives samengevat.11
Verdere maatregelen om de toegang tot betaalbare geneesmiddelen te verbeteren bestaan
                  uit een verplichting voor bedrijven tot transparantie over ontvangen publieke financiering
                  voor onderzoek en ontwikkeling, alsook uit vroegtijdige samenwerking tussen HTA- en
                  regulatoire autoriteiten en entiteiten voor HTA en prijsstelling en vergoeding via
                  een door het Europese Geneesmiddelenbureau (EMA) op te zetten consultatieproces.
               
Om leveringszekerheid te bevorderen, stelt de Commissie voor om de rapportage over
                  tekorten te harmoniseren, een tekortenmanagementplan te introduceren, het toezicht
                  op leveringsketens te versterken en het monitoren van tekorten te versterken. Ten
                  behoeve van beschikbaarheid tijdens een gezondheidscrisis stelt de Commissie twee
                  maatregelen voor. Ten eerste breidt zij de reikwijdte van de dwanglicentie12 uit van enkel een uitzondering op octrooirecht naar ook een uitzondering op data-exclusiviteit.
                  Ten tweede krijgt de Commissie de mogelijkheid om op basis van slechts beperkte gegevens
                  een tijdelijke noodhandelsvergunning toe te kennen aan geneesmiddelen bedoeld om een
                  gezondheidscrisis te mitigeren. Hiertoe moet op Unie-niveau een gezondheidscrisis
                  zijn uitgeroepen en moet het voordeel van onmiddellijke beschikbaarheid opwegen tegen
                  het risico van minder data over kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid. Deze vergunning
                  geldt alleen tijdens de crisis.
               
Maatregelen om antimicrobiële resistentie (AMR) in te perken betreffen met name het
                  recept-plichtig maken van alle antimicrobiële middelen en een plan voor risicomitigatie,
                  monitoring en rapportage. Om de ontwikkeling van innovatieve antimicrobiële middelen
                  te stimuleren, introduceert de Commissie een overdraagbare voucher voor een jaar extra
                  data-exclusiviteit. Deze voucher wordt toegewezen aan een bedrijf dat zo’n middel
                  heeft ontwikkeld en is overdraagbaar naar een ander product van hetzelfde bedrijf
                  of (tegen betaling) een ander bedrijf. De Commissie omkleedt deze voucher met voorwaarden
                  en criteria om de toepassing ervan en economische onzekerheden voor nationale gezondheidssystemen
                  en generieke bedrijven in te perken.
               
Door het versterken van de milieurisicobeoordeling (environmental risk assessment / ERA) wordt gepoogd de milieu-impact van de productie, het gebruik en het weggooien
                  van geneesmiddelen te verminderen. Zo kan, anders dan in de huidige wetgeving, een
                  onvolledige ERA of het niet adequaat adresseren van een geïdentificeerd milieurisico
                  leiden tot weigering van de handelsvergunning. Nieuw is verder dat, naast milieueffecten,
                  de ERA voortaan ook aandacht moet besteden aan volksgezondheidsrisico’s via het milieu,
                  inclusief het risico op AMR door het vrijkomen van antimicrobiële middelen in het
                  milieu, en informatie moet bevatten over emissies en lozingen naar lucht, water en
                  bodem bij productie. Verder kan het EMA een bedrijf verplichten tot een post-autorisatie
                  studie voor verdere milieurisicobeoordeling als er zorgen ontstaan over nieuwe risico’s.
                  De vergunninghouder moet de ERA in ieder geval 5 jaar na afgifte van de handelsvergunning
                  actualiseren, en eerder indien nieuwe informatie beschikbaar komt.
               
Om het regelgevende systeem efficiënter, flexibeler en toekomstbestendiger te maken,
                  worden bepalingen voor nieuwe concepten als real world evidence, adaptive clinical trials, platform technologies en regulatory
                  sandboxes geïntroduceerd13, worden bepaalde procedures afgeschaft of vereenvoudigd, wordt gefaseerde beoordeling
                  ingevoerd voor geneesmiddelen die een exceptionele doorbraak betekenen14, wordt het EMA geherstructureerd, wordt voor milieurisicobeoordeling een centraal
                  systeem (monografie) voor stof-gebaseerde beoordeling ingericht en wordt «digitaal»
                  als uitgangsprincipe gehanteerd, inclusief door het invoeren van elektronische productinformatie
                  (ePI). Daarnaast wordt de milieurisicobeoordeling van klinische proeven met geneesmiddelen
                  die genetisch gemodificeerde organismen (ggo) bevatten geharmoniseerd en gecentraliseerd.
                  Ook poogt het wetsvoorstel een effectiever inspectiesysteem te realiseren, o.a. middels
                  het creëren van inspectiecapaciteit bij het EMA en de mogelijkheid dat locaties binnen
                  een EU-lidstaat niet alleen door de eigen inspectieautoriteit worden geïnspecteerd,
                  maar ook door inspecteurs van het EMA of andere lidstaten.
               
b) Impact assessment Commissie
               
De Commissie heeft twee impact assessments uitgevoerd: één voor de basiswetgeving
                  en één voor de verordeningen voor kinder- en weesgeneesmiddelen. In deze analyses
                  heeft de Commissie verschillende beleidsopties overwogen om genoemde problemen aan
                  te pakken. In beide analyses zijn de beleidsopties vergeleken met het uitgangsscenario
                  waarbij de wetgeving ongewijzigd blijft.
               
Voor de basiswetgeving zijn drie beleidsopties getest. Optie A en C voorzien in een
                  overdraagbare exclusiviteitsvoucher voor innovatieve antimicrobiële middelen, terwijl
                  optie B hiervoor een «pay or play» model introduceert. Optie A kent daarnaast, bovenop de huidige beloning, extra dataexclusiviteit
                  toe aan geneesmiddelen die voorzien in een onvervulde medische behoefte of bij een
                  EU-brede marketing. Optie B levert een getrapt systeem van incentives, waarbij de
                  basisperiode van dataexclusiviteit omlaag gaat ten opzichte van de huidige situatie
                  en extra exclusiviteit kan worden verdiend indien wordt voorzien in een onvervulde
                  medische behoefte. Indien het middel niet binnen 5 jaar na registratie in de meerderheid
                  van de lidstaten is gelanceerd, wordt onder optie B het alleenrecht tot het in de
                  handel brengen opgeheven en kunnen generieken vervroegd toetreden tot de markt. Optie
                  C bouwt voort op het getrapte systeem van incentives van optie B, door niet alleen
                  extra exclusiviteit toe te kennen in geval van onvervulde medische behoeften, maar
                  ook bij EU-brede marketing binnen 2 jaar na registratie en bij het indienen van vergelijkende
                  klinische studies. Opties B en C verplichten bedrijven tot transparantie over publieke
                  financiering van onderzoek en ontwikkeling. Optie C kenmerkt zich verder door introductie
                  van maatregelen op tekorten en het versterken van de milieurisicobeoordeling. Horizontale
                  maatregelen die onder alle beleidsopties zijn getest hebben met name betrekking op
                  het versimpelen en toekomstbestendig maken van het regelgevende systeem. Voor de kinder-
                  en weesgeneesmiddelenverordeningen heeft de Commissie eveneens drie beleidsopties
                  getest. Onder optie A wordt een overdraagbare voucher geïntroduceerd voor wees- en
                  kindergeneesmiddelen die voorzien in een hoge onvervulde medische behoefte, waarbij
                  de regulatoire exclusiviteit van een product met een jaar verlengd kan worden. Alternatief
                  kan een kindergeneesmiddel voor een onvervulde medische behoefte ook 12 maanden verlenging
                  van het aanvullende beschermingscertificaat (ABC) ontvangen. Onder optie B wordt de
                  huidige 10 jaar marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen geheel afgeschaft. Optie
                  C voorziet in een getrapt systeem van incentives, waarbij de duur van de marktexclusiviteit
                  afhangt van de mate waarin het product voorziet in een onvervulde medische behoefte
                  en van de mate van inspanning geleverd voor het verzamelen van onderliggende data.
                  Weesgeneesmiddelen die in alle lidstaten op de markt worden gebracht krijgen extra
                  marktexclusiviteit. Voor kindergeneesmiddelen zijn onder optie C geen wijzigingen
                  voorzien in incentives. Horizontale maatregelen die onder alle beleidsopties zijn
                  getest hebben wederom met name betrekking tot het versimpelen van het regelgevende
                  systeem.
               
De Commissie concludeert in beide impact assessments dat beleidsoptie C de beste uitkomst
                  biedt op het geheel van het stimuleren van innovatie, het aanpakken van onvervulde
                  medische behoeften, het verbeteren van EU-brede toegang tot (innovatieve) (wees-)geneesmiddelen
                  en de betaalbaarheid van gezondheidssystemen. Specifiek voor de basiswetgeving komen
                  hier nog de elementen van leveringszekerheid en het mitigeren van milieueffecten bij.
                  De wetsvoorstellen zijn dan ook gebaseerd op beleidsopties C.
               
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
               
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
               
Het Nederlandse geneesmiddelenbeleid en de uitvoering zijn grotendeels gebaseerd op
                  Europese wetgeving. Een goed functionerend, efficiënt, toekomstbestendig regelgevend
                  kader is essentieel voor het garanderen dat, nu en in de toekomst, alleen geneesmiddelen
                  die werkzaam, veilig en van hoge kwaliteit zijn op de Europese markt komen en zijn,
                  alsook dat de Unie een aantrekkelijke omgeving blijft voor innovatie en ontwikkeling
                  van geneesmiddelen. Tekorten, leveringszekerheid en AMR zijn multidimensionale, grensoverschrijdende
                  aspecten die alleen middels EU-brede samenwerking aangepakt kunnen worden. Nederland
                  speelt al jaren op Europees niveau een proactieve en een agenda-zettende rol op de
                  onderwerpen toegankelijkheid, betaalbaarheid, leveringszekerheid, tekorten, onvervulde
                  medische behoeften, aantrekkelijk innovatie- en vestigingsklimaat, een gebalanceerd
                  en voorspelbaar systeem van intellectueel eigendom en innovatie van geneesmiddelen.
                  Zo zijn de onderwerpen waar Nederland zich voor inzet opgenomen in de Farmaceutische
                  Strategie voor Europa15 en zo verankerd op EU-niveau.
               
Nederland maakt zich, in samenwerking met relevante stakeholders waaronder het bedrijfsleven,
                  zowel nationaal als in Europees verband, hard om oplossingen voor te stellen om kwetsbaarheden
                  in de internationale productie- en leveringsketens te verminderen en zo het risico
                  op tekorten te verkleinen. Hierbij wordt ook gekeken naar productiemogelijkheden dicht
                  bij huis.16 De EU-lidstaten hebben ongelijke toegang tot innovatieve en betaalbare medicijnen
                  als key issue aangeduid. Nederland zet zich al sinds zijn EU-voorzitterschap in 2016 in om dit
                  probleem aan te pakken. Zo heeft Nederland in 2017 via het «Equal Access to Medicines Initiative»17 de Commissie en de lidstaten opgeroepen om gelijke toegang voor alle lidstaten tot
                  hun prioriteit te maken, de discussie te starten en tot oplossingen te komen. Om voor
                  de Nederlandse patiënt de tijdige toegang tot betaalbare medicijnen te garanderen,
                  werkt Nederland binnen het Beneluxa-initiatief al enige tijd succesvol samen met verschillende
                  lidstaten op het gebied van HTA en beleid voor prijsstelling en vergoeding.18
Daarnaast is Nederland medeoprichter van de «International Horizon Scanning Initiative» (IHSI), dat inmiddels negen Europese landen beslaat.19 Dit betreft een samenwerking voor een meer structurele uitwisseling van best practices en informatie over ontwikkelingen op de markt van geneesmiddelen.
Er zijn nog steeds patiënten die nog niet of nog niet optimaal geholpen kunnen worden
                  met medicijnen. Daarom is Nederland actief om innovatie en ontwikkeling in den brede
                  te stimuleren. Zo heeft Nederland het expertisecentrum «Future Affordable Sustainable Therapies» (FAST) en het Actieprogramma «Nieuwe kansen voor Topsector LSH» opgezet. Het Actieprogramma
                  is inmiddels afgerond en delen ervan worden ondergebracht bij FAST. FAST richt zich
                  op het sneller, slimmer, beter en goedkoper ontwikkelen, produceren en beschikbaar
                  stellen van nieuwe therapieën voor patiënten. Over de voortang is onlangs een brief
                  naar de Kamer gestuurd.20 Daarnaast zet Nederland zich zowel nationaal als in Europees verband in om innovatie
                  te stimuleren richting onvervulde medische behoeften. Zo heeft Nederland een onderzoek
                  laten uitvoeren naar het financiële ecosysteem van geneesmiddelenontwikkeling, inclusief
                  een vervolgonderzoek naar de opbrengsten van dit ecosysteem. Hierdoor wordt inzicht
                  gekregen in de drijvers voor geneesmiddelenontwikkeling, wat van belang is om deze
                  ontwikkeling in de toekomst meer te kunnen sturen naar patiëntbehoeften. Inmiddels
                  zijn gesprekken opgestart met artsen en patiënten om inzichtelijk te krijgen of de
                  geneesmiddelen die het huidige ecosysteem oplevert, overeenkomen met de medische vraag.21 Nederland gebruikt de uitkomsten van deze onderzoeken tevens om het onderwerp op
                  Europees niveau verder te brengen, meest recentelijk tijdens de EU Gezondheidsraad22 en in de «EU Directors of Pharmaceutical Policy» bijeenkomst, allebei in december 2022. Parallel hieraan is Nederland agenda-zettend
                  op het uitwerken van een heldere definitie en duidelijke criteria voor «onvervulde
                  medische behoefte», de mogelijkheid een gradering in de hoogte van deze behoefte aan
                  te brengen en het hieraan koppelen van wettelijke en niet-wettelijke beloningen. Nederland
                  is tevens agenda-zettend. Zo heeft de Commissie in mei 2022 op voorzet van Nederland
                  een EU-bijeenkomst op directeuren-generaal-niveau georganiseerd over onvervulde medische
                  behoeften en werkt Nederland momenteel met een klein groepje lidstaten verder ideeën
                  uit hierover.
               
Nederland heeft internationaal een vooraanstaande positie als het gaat om de bestrijding
                  van AMR. Zo is Nederland in Europees en internationaal verband bezig te kijken naar
                  nieuwe prikkels om de ontwikkeling van antimicrobiële middelen te stimuleren. Nederland
                  heeft onlangs, gesteund door 13 andere lidstaten, een non-paper geschreven om aandacht
                  te vragen voor inzet op de juiste prikkels.23 Voor verdere informatie over de Nederlandse inzet wordt verwezen naar het BNC-fiche
                  over de AMR Raadsaanbevelingen dat separaat aan uw Kamer wordt gezonden.
               
Nederland zet zich ook in voor duurzaamheid. Zo voert Nederland momenteel gesprekken
                  met onder andere China, India en de VS over mogelijkheden voor verdere samenwerking
                  op leveringszekerheid en kennisdeling over efficiëntere en meer duurzame productieprocessen.
                  Nederland neemt deel aan de eerste ronde van de IPCEI Health24 op het gebied van innovatie en vergroening van productieprocessen en -technologieën
                  van geneesmiddelen. Tegengaan van verspilling van geneesmiddelen staat hoog op de
                  Nederlandse agenda in het kader van besparing van kosten, duurzaamheid, doelmatig
                  gebruik en beschikbaarheid. Nederland organiseert dit jaar een Europese ronde tafel
                  om ideeën uit te wisselen over het verduurzamen van medische producten over de hele
                  levenscyclus, van ontwerp tot de (afval)verwerking. Hier zal Nederland tevens de pilot
                  heruitgifte dure geneesmiddelen25 presenteren om medestanders te vinden om wettelijke bepalingen die heruitgifte in
                  de weg staan aan te passen of uitzonderingen mogelijk te maken. Verder hebben verschillende
                  ministeries de Nederlandse Green Deal Duurzame Zorg 3.0 (GDDZ 3.0) getekend26 en zich gecommitteerd bij te dragen aan het verduurzamen van de zorg. De nationale
                  Ketenaanpak medicijnresten uit water is onderdeel van deze Green Deal.27
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
               
Het kabinet herkent de problemen zoals geïdentificeerd door de Commissie. Het wetsvoorstel
                  adresseert veel van de geïdentificeerde problemen. Het kabinet is daarmee overwegend
                  positief over de voorstellen, maar heeft ook enkele bedenkingen.
               
De huidige EU-wetgeving is beperkt van invloed gebleken op de sturing van de ontwikkeling
                  van geneesmiddelen tegen specifieke aandoeningen en de toegang van patiënten tot betaalbare
                  (innovatieve) geneesmiddelen. Eén van de redenen is dat innovatie voornamelijk gestuurd
                  wordt door het verwachte financiële rendement voor de industrie. Geneesmiddelenontwikkeling
                  is zeer innovatief, maar kent ook grote risico’s. Om rendement te behalen is een goede
                  risico-inschatting nodig. Het verwachte financiële rendement bepaalt niet alleen welke
                  geneesmiddelen worden ontwikkeld, maar ook voor welke medische indicatie. Daarmee
                  sluit het niet altijd voldoende aan op gezondheidsprioriteiten.28 Het kabinet steunt daarom een getrapt systeem van incentives, waarbij de basisbescherming omlaag gaat en extra regulatoire exclusiviteit wordt
                  toegekend aan (wees-)geneesmiddelen die voorzien in een onvervulde medische behoefte. Hierdoor kan innovatie
                  meer behoefte-gestuurd worden. Ook zorgt dit voor een beter evenwicht tussen beschikbaarheid,
                  toegankelijkheid en betaalbaarheid, omdat concurrentie door generieke producenten
                  eerder mogelijk is voor producten die niet in een onvervulde medische behoefte voorzien.
                  Het kabinet merkt wel op dat het succes van deze maatregel afhangt van de definitie
                  en criteria voor «onvervulde medische behoefte». Ook een belangrijke factor voor succes
                  is het creëren van een aantrekkelijke omgeving voor het bedrijfsleven om te blijven
                  investeren in geneesmiddelenontwikkeling.
               
Het kabinet steunt de betere koppeling van inspanning aan de mate van beloning in
                  geval van weesgeneesmiddelen. Zo wordt op meer kosteneffectieve wijze een well-established therapeutische toepassing, waarvoor geen uitgebreide klinische studies zijn gedaan,
                  breder beschikbaar gemaakt, omdat er niet langer 10 maar 5 jaar marktexclusiviteit
                  tegenover staat. De overgebleven 5 jaar wordt voldoende geacht om firma’s nog wel
                  te stimuleren tot omzetting van off-label naar on-label. Dit is van belang, omdat off-label gebruik meer veiligheidsrisico’s kent voor de patiënt. Om dezelfde reden, en om innovatie
                  te stimuleren, steunt het kabinet het toekennen van 4 jaar data-exclusiviteit aan
                  repurposed geneesmiddelen.
               
Het kabinet steunt het streven naar EU-brede marktintroductie. Het koppelen hiervan
                  aan de duur van regulatoire exclusiviteit zou een mogelijkheid kunnen zijn om EU-brede
                  toegang te verbeteren, maar vraagt nadere bestudering om de uitvoerbaarheid, zekerheid
                  en haalbaarheid te bepalen voor de lidstaten (inclusief de samenhang met de nationale
                  rechtelijke zorg- en vergoedingssystemen) en het bedrijfsleven. Het kan tevens de
                  werking van de interne markt voor geneesmiddelen ten goede komen. Het kabinet steunt
                  het koppelen van extra regulatoire exclusiviteit aan het aanleveren van vergelijkende
                  klinische proeven als onderdeel van de aanvraag voor een handelsvergunning, alsook
                  het inregelen van een vroege dialoog tussen regulatoire autoriteiten en HTA- en prijsstelling-
                  en vergoedingsautoriteiten. Deze maatregelen ondersteunen de HTA en de prijsstellings-
                  en vergoedingsprocessen en dragen aldus bij aan toegankelijkheid en betaalbaarheid.
                  Om dezelfde reden ziet het kabinet graag de mogelijkheid toegevoegd om tijdens de
                  levenscyclus van het geneesmiddel de effectiviteit in de klinische praktijk opnieuw
                  te beoordelen; deze mogelijkheid ontbreekt in het wetsvoorstel. Het kabinet is voorstander
                  van transparantie, maar zal kritisch kijken naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
                  van de voorgestelde verplichte transparantie voor bedrijven over publieke fondsen
                  voor onderzoek. Het kabinet wil tijdens de onderhandelingen nadere discussie over
                  de gekozen lengte (6 maanden) van de extra regulatoire exclusiviteit die wordt toegekend
                  aan producten die voorzien in een onvervulde medische behoefte. Het kabinet is niet
                  op voorhand overtuigd of een dergelijke beperkte periode voldoende stimulans biedt
                  om onderzoek en ontwikkeling meer te sturen richting onvervulde medische behoeften.
               
Het kabinet merkt op dat de gestelde voorwaarden aan het verkrijgen van additionele
                  regulatoire exclusiviteit uitvoerbaar moeten zijn, een positief effect moeten hebben
                  op de bereidwilligheid te investeren in onderzoek en ontwikkeling en daarmee de beschikbaarheid
                  voor de patiënt. Het kabinet zal de Commissie vragen hier nadere aandacht aan te besteden.
                  Het kabinet wil daarnaast dat de Commissie nog een nadere analyse uitvoert welke geneesmiddelen
                  in aanmerking komen voor een kortere of juist langere beschermingsperiode om de financiële
                  impact op de uitgave aan geneesmiddelen te bepalen. Het kabinet is van mening dat
                  de herziening niet mag leiden tot hogere uitgaven aan geneesmiddelen.
               
Het kabinet juicht de inspanningen van de Commissie toe om de leveringszekerheid te
                  vergroten en geneesmiddelentekorten aan te pakken. Maatregelen om de rapportage over
                  tekorten en het toezicht op het aanbod te harmoniseren worden in het algemeen gesteund.
                  Het kabinet is echter van mening dat de oplossing niet moet worden gezocht in een
                  verlenging van de notificatieperiode voor tijdelijke tekorten tot zes maanden in plaats
                  van de huidige twee maanden. Dit kan leiden tot een aanzienlijke toename van notificaties
                  over potentiële tijdelijke leveringsonderbrekingen die niet daadwerkelijk tot tekorten
                  leiden, hetgeen het zicht op de werkelijke tekorten belemmert. In plaats daarvan moet
                  volgens het kabinet worden nagegaan hoe de melding van leveringsonderbrekingen en
                  de definities voor tekorten en leveringsonderbrekingen in de hele EU kunnen worden
                  geharmoniseerd om beter te signaleren en actie te ondernemen bij aanstaande tekorten
                  en onnodige meldingen te voorkomen. Het kabinet zet in de onderhandelingen in op een
                  verdere dialoog over de mogelijkheid van beheersplannen voor tekorten en meer transparantie
                  in de distributieketen, inclusief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid voor lidstaten
                  en bedrijven. Voor wat betreft transparantie van de toeleveringsketen onderstreept
                  het kabinet het belang van snelle digitale toegang voor de bevoegde autoriteiten en
                  van interoperabiliteit van het dossier van de vergunning voor het in de handel brengen.
                  Verder steunt het kabinet de EU-brede uitrol van elektronische productinformatie (ePI)
                  en meertalige verpakkingen, omdat dit kan helpen (dreigende) tekorten te mitigeren
                  en oudere producten op de markt te houden. Door een EU-brede uitrol van ePI worden
                  vergunninghouders van dergelijke producten gestimuleerd om deze op de markt te houden.
                  Verder mag volgens de huidige wetgeving een apotheker zijn bereiding niet doorleveren
                  aan andere apothekers («collegiaal doorleveren»), terwijl hier in de praktijk wel
                  behoefte aan is. Het kabinet zet erop in dat de EU farmaceutische wetgeving de ruimte
                  biedt om het collegiaal doorleveren van apotheekbereidingen toe te staan.
               
Dwanglicenties regelen momenteel alleen een uitzondering op het octrooirecht. Zo’n
                  dwanglicentie staat echter niet toe dat generieken op de markt kunnen komen, als er
                  op het geoctrooieerde product ook nog regulatoire exclusiviteit van toepassing is.
                  Een dwanglicentie heeft mede daarom in de praktijk beperkte waarde om de beschikbaarheid
                  te vergroten. Het kabinet steunt daarom het voorstel de reikwijdte van de dwanglicentie
                  uit te breiden zodat deze nu ook de regulatoire exclusiviteit opschort tijdens de
                  duur van de dwanglicentie.29Het kabinet merkt wel op dat de Commissie de uitbreiding van de reikwijdte beperkt
                  tot dwanglicenties afgegeven tijdens volksgezondheidscrises, terwijl het TRIPS-verdrag30 lidstaten de mogelijkheid geeft zelf te bepalen wat de gronden zijn voor het verlenen
                  van dwanglicenties en wat een nationale noodsituatie of andere uiterst dringende omstandigheid
                  is. Het kabinet is daarom van mening dat de uitbreiding van de reikwijdte niet beperkt
                  moet blijven tot dwanglicenties verleend in het kader van een gezondheidscrises, maar
                  moet gelden voor alle door lidstaten afgegeven dwanglicenties. Het kabinet staat gereserveerd
                  tegenover de mogelijkheid voor de Commissie een tijdelijke noodhandelsvergunning toe
                  te kennen aan geneesmiddelen bedoeld om een gezondheidscrisis te mitigeren. De ervaring
                  in Nederland met de noodtoelating voor COVID-19 behandelingen leert dat dit niet per
                  se leidt tot toepassing bij patiënten, omdat behandelaren terughoudend zijn met geneesmiddelen
                  waarvan de werkzaamheid en veiligheid nog niet volledig zijn beoordeeld. Het kabinet
                  is er daarnaast voorstander van dat lidstaten de mogelijkheid behouden zelf te beslissen
                  of een (nog) niet-geregistreerd middel beschikbaar wordt gesteld.
               
Het kabinet steunt het Commissievoorstel niet om in geval van nood de ggo-milieurisicobeoordeling
                  buiten werking te stellen, omdat ggo’s een risico voor mens en milieu kunnen vormen
                  en omdat een goed uitvoerbaar alternatief voorhanden is.31 Zo zal het kabinet pleiten voor gebruik van een versnelde beoordeling van de milieurisico’s
                  van ggo’s in geval van nood, parallel aan de wel plaatsvindende medische beoordeling,
                  waarvan tijdens de COVID-19 crisis op nationaal niveau de uitvoerbaarheid is bewezen.
               
Het kabinet is ingenomen met de inclusie van nieuwe concepten als platform technologies, adaptieve klinische proeven, real-world evidence en sandboxing. Deze maatregelen dragen bij aan de toegankelijkheid van innovatieve therapieën en
                  tot de toekomstbestendigheid van het wetgevingskader. Het kabinet merkt wel op dat
                  het succes van deze maatregelen afhangt van nadere uitwerking in de implementatiefase
                  van de wetgeving in bijvoorbeeld wetenschappelijke richtsnoeren en van de bereidheid
                  om na sandboxing wetgeving blijvend aan te passen. Bovendien zet het kabinet erop in dat de wetgeving
                  rekening dient te houden met nieuwe technologieën om gelijke tred te kunnen houden
                  met de snelle vooruitgang in wetenschap en technologie. Het kabinet merkt verder op
                  dat het regelgevende kader vooral gericht is op geneesmiddelen voor grote groepen
                  patiënten, met als gevolg een focus op de handelsvergunning als eindresultaat. Dit
                  is echter niet voor alle producten een haalbaar resultaat, met name voor producten
                  voor zeer kleine patiëntengroepen en voor gepersonaliseerde geneesmiddelen. Om deze
                  producten op de markt te krijgen, wil het kabinet dat andere routes voor markttoelating
                  worden overwogen. Het kabinet is verheugd dat de Commissie alternatieve kaders (een
                  «adapted framework») wil laten onderzoeken voor bepaalde minder complexe geavanceerde
                  therapieën. Het kabinet heeft bedenkingen bij de gefaseerde beoordeling (rolling review) voor geneesmiddelen die een exceptionele doorbraak kunnen bieden. Deze gefaseerde
                  beoordeling werd voor het eerst toegepast bij COVID-19-middelen. Hoewel het bijdroeg
                  aan het sneller beschikbaar komen van deze middelen, brengt deze wijze van beoordeling
                  een erg hoge werklast voor regelgevende autoriteiten met zich mee. Het is zeer de
                  vraag of het gehele Europese regelgevende netwerk, nu en in de toekomst, voldoende
                  capaciteit heeft voor het vaker toepassen van de gefaseerde beoordeling. Daarnaast
                  moet voorkomen worden dat via de gefaseerde aanpak het indienen van onvolledige datasets
                  (onbedoeld) wordt gestimuleerd.
               
Het kabinet steunt veel van de voorgestelde maatregelen om de wetgevende kaders efficiënter
                  te maken en, daarmee, regelgevende en administratieve lasten te verlagen. Vermindering
                  van de administratieve en regelgevingslast voor alle betrokkenen leidt tot lagere
                  kosten, maakt capaciteit vrij en creëert een aantrekkelijker marktklimaat voor geneesmiddelen.
                  Het kabinet tekent aan dat het verminderen van het aantal wetenschappelijke comités
                  niet moet leiden tot overbelasting van de overgebleven comités. Daarnaast vergroten
                  de gefaseerde beoordeling en verkorte doorlooptijden voor procedures voor aanvragen
                  voor een handelsvergunning juist de werkdruk voor het EMA en de nationale autoriteiten.
                  Het kabinet zal de Commissie vragen de exacte gevolgen beter in kaart te brengen.
               
Het kabinet steunt de opzet van een gecentraliseerde stof-gebaseerde beoordeling van
                  milieurisico’s middels een monografiesysteem. Hierdoor wordt de beoordeling geharmoniseerd
                  en efficiënter, worden dubbele testen vermeden wat bijdraagt aan het verminderen van
                  het aantal dierproeven en krijgen stakeholders (milieu-instanties, watersector, publiek,
                  zorgpersoneel) betere toegang tot milieudata. Het kabinet steunt de inzet op optimalisatie
                  van de inspecties, maar heeft nog wel vragen over de uitwerking. Het kabinet juicht
                  gezamenlijke inspecties toe ten behoeve van training of indien er zeer specialistische
                  kennis nodig is die niet bij de betrokken lidstaat aanwezig is. Het wetsvoorstel is
                  echter onduidelijk over wat de bevoegdheidskaders van het EMA zijn en wanneer en op
                  welke wijze inspecties van Nederlandse locaties door het EMA of inspecteurs uit andere
                  lidstaten kunnen worden uitgevoerd. Dit zou de onafhankelijkheid van het toezicht
                  in Nederland en zeggenschap over de eigen inspectiecapaciteit kunnen raken. Het is
                  de vraag of het voorstel daadwerkelijk bijdraagt aan een effectiever inspectiesysteem
                  en vergroting van de Europese inspectiecapaciteit.
               
Het kabinet steunt het streven tot harmonisatie van de milieurisicobeoordeling van
                  klinische proeven met ggo-geneesmiddelen, omdat bedrijven zo niet langer meerdere
                  aanvragen per lidstaat hoeven in te dienen en verschillen tussen lidstaten en vertraging
                  in procedures worden verminderd. Het kabinet tekent wel aan dat centralisatie niet
                  ten koste mag gaan van de kwaliteit en noodzaak van de ggo-milieurisicobeoordeling.
               
Het kabinet erkent de noodzaak tot maatregelen voor het reduceren van AMR. Het kabinet
                  steunt dan ook de wetsvoorstellen voor een AMR plan voor risicomitigatie, monitoring
                  en rapportage. Het kabinet meent verder dat om resistentie te voorkomen het nuttig
                  is om het gebruik verantwoord terug te dringen. De Commissie stelt hiertoe voor om
                  alle antimicrobiële middelen receptplichtig te maken. Het kabinet is van mening dat
                  dit onwenselijk is, zoals bijvoorbeeld in het geval van bepaalde antischimmel- en
                  antiparasitaire middelen, vanwege de last die receptplichtige geneesmiddelen voor
                  (de capaciteit) van de gezondheidszorg en de patiënt/consument betekenen.
               
Het kabinet is het eens met de Commissie dat het huidige systeem van regulatoire incentives de ontwikkeling en beschikbaarheid van antimicrobiële middelen niet stimuleert, maar
                  heeft bedenkingen bij de introductie van overdraagbare exclusiviteitsvouchers. Redenen
                  hiervoor zijn dat vouchers geen rechtstreekse stimulans zijn voor de ontwikkeling
                  van nieuwe antimicrobiële middelen en niet garanderen dat deze gedurende een bepaalde
                  tijd in de hele EU beschikbaar blijven. Ze komen bij overdracht met name ten goede
                  aan producten met andere, meer winstgevende indicaties, waardoor daar innovatie door
                  concurrenten wordt geremd en de introductie van generieke geneesmiddelen wordt vertraagd.
                  Dit heeft een negatief effect op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van producten.
                  Daarnaast zijn vouchers een indirecte en ondoorzichtige vorm van financiering met
                  onduidelijke en onvoorspelbare kosten voor nationale gezondheidsstelsels. Volgens
                  de Commissie moeten de extra kosten van vouchers voor nationale gezondheidsstelsels
                  worden gezien in de context van de bedreiging van en kosten door resistentie, zoals
                  fataliteiten (33.000 doden/jaar) en kosten voor gezondheidszorg en door productieverlies
                  (€ 1,5 miljard/jaar in de EU). Het kabinet erkent de enorme sociaaleconomische lasten
                  van AMR en onderschrijft daarom de noodzaak tot extra stimulansen voor antimicrobiële
                  middelen. Het kabinet ziet echter een betere oplossing in nieuwe bedrijfsmodellen
                  die niet per se van wetgevende aard zijn, die een directe vorm van financiering zijn
                  en die inkomsten voor een bedrijf kunnen ontkoppelen van de verkoop van het geneesmiddel.
                  De nieuw opgerichte Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) kan hierin een belangrijke rol spelen.
               
De huidige wetgeving draagt onvoldoende bij aan de vermindering van de ecologische
                  voetafdruk van de vervaardiging, het gebruik en de verwijdering van geneesmiddelen.
                  Het kabinet steunt daarom de voorgestelde maatregelen ter versterking van de ERA.
                  Het kabinet steunt ook dat een handelsvergunning geweigerd kan worden als de ERA incompleet
                  is. Het kabinet zet in op een nadere uitwerking van het voorstel de handelsvergunning
                  te kunnen weigeren als de voorgestelde mitigerende maatregelen onvoldoende worden
                  geacht. Het is verder niet duidelijk of bedrijven gecontroleerd moeten gaan worden
                  op de uitvoering van mitigerende maatregelen. Het kabinet steunt de koppeling met
                  belangrijke EU-milieuwetgeving voor water en industriële emissies.32
Het kabinet merkt verder op dat de huidige farmaceutische wetgeving, met inbegrip
                  van de Richtlijn Vervalste Geneesmiddelen33, niet toestaat dat ongebruikte, reeds verstrekte geneesmiddelen opnieuw worden verstrekt
                  aan een patiënt. Dit heeft ongewenste gevolgen voor het milieu en, vooral in het geval
                  van dure geneesmiddelen, voor de betaalbaarheid van nationale zorgsystemen. Het kabinet
                  zal de positieve ervaringen die in Nederland zijn opgedaan met het onderzoek heruitgifte
                  van dure geneesmiddelen op EU-niveau delen, met als doel draagvlak te krijgen bij
                  andere lidstaten en de Commissie voor heruitgifte van geneesmiddelen, zoals ook toegezegd
                  in de Kamerbrief van 21 februari 2023.34
c) Eerste inschatting van krachtenveld
               
De lidstaten delen breed het beeld van de problemen die de Commissie heeft geïdentificeerd
                  in de evaluaties en de daaropvolgende voorstellen. De meeste lidstaten steunen dat
                  de lengte van data- en marktexclusiviteit wordt gekoppeld aan de mate waarin een nieuw
                  geneesmiddel voorziet in een onvervulde medische behoefte. De lidstaten maken zich
                  tevens al jaren hard voor aanvullende, geharmoniseerde maatregelen om de leveringszekerheid
                  van geneesmiddelen en EU-brede toegang voor patiënten te verbeteren en AMR, tekorten
                  en de milieu-impact van geneesmiddelen te verminderen. In verschillende Raadsconclusies
                  hebben de lidstaten hiertoe reeds een oproep gedaan.35 Wel verschillen lidstaten van mening over de wijze waarop de aanpak moet worden ingevuld.
                  Het idee voor een overdraagbare exclusiviteitsvoucher wordt niet breed gesteund.36 Hoewel alle lidstaten het noodzakelijk vinden dat EU-brede toegankelijkheid verbeterd
                  wordt, hebben meerdere lidstaten hun twijfels uitgesproken over een koppeling van
                  regulatoire exclusiviteit aan EU-brede markttoegang wegens de administratieve lasten
                  die dit mee kan brengen voor de lidstaten.
               
De positie van het Europees Parlement (EP) ten aanzien van het wetsvoorstel is op
                  dit moment niet bekend. De verordening en richtlijn zullen behandeld worden in de
                  Commissie voor milieu, publieke gezondheid en voedselveiligheid (ENVI). De overdraagbare
                  exclusiviteitsvouchers zullen naar verwachting ook in het EP gevoelig liggen. Wel
                  is het de verwachting dat het EP de doelen van de herziening grotendeels zal steunen.
                  Zo heeft het EP zich eerder uitgesproken voor een meer gebalanceerd systeem van incentives, waarbij innovatie wordt beloond en toegang wordt bevorderd.37 Ook heeft het EP zich uitgesproken over het EU-breed aanpakken van geneesmiddelentekorten38 en milieueffecten van geneesmiddelen.39 Daarnaast heeft het EP zich eerder overwegend positief uitgesproken over de Farmaceutische
                  Strategie voor Europa, omdat deze aansluit bij de oproepen om tekorten aan te pakken
                  en de negatieve effecten op het milieu te verminderen.40
De Europese Volkspartij (rapporteur: Pernille Weiss) zal verantwoordelijk zijn voor
                  de EP positie ten aanzien van de richtlijn en de Sociaaldemocratische groep (rapporteur:
                  Tiemo Wölken) voor de verordening.
               
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
               
a) Bevoegdheid
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De voorstellen
                  zijn gebaseerd op artikel 114 en artikel 168, lid 4, sub c, van het Verdrag betreffende
                  de Werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 114 geeft de EU de bevoegdheid tot
                  het vaststellen van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke
                  en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking
                  van de interne markt betreffen. Bij voorstellen op het gebied van de volksgezondheid
                  wordt uitgegaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening
                  houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd.
                  Op grond van artikel 168, lid 4, sub c, VWEU, kan de Unie maatregelen nemen om gemeenschappelijk
                  veiligheidskwesties op het gebied van volksgezondheid het hoofd te bieden, door het
                  nemen van maatregelen waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld
                  aan geneesmiddelen. Het kabinet kan zich vinden in deze grondslag. Op het terrein
                  van gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van de volksgezondheid
                  en op het terrein van de interne markt is er sprake van een tussen de EU en de lidstaten
                  gedeelde bevoegdheid (artikel 4, tweede lid, onder a en k, VWEU). De wetsvoorstellen
                  eerbiedigen de verantwoordelijkheden die op de lidstaten rusten met betrekking tot
                  de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en de verstrekking van
                  gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, welke verantwoordelijkheden het beheer
                  van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, alsmede de allocatie van de daaraan
                  toegewezen middelen omvatten. (artikel 168, lid 7).
               
b) Subsidiariteit
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De wetsvoorstellen
                  hebben tot doel innovatie te bevorderen – met name voor onvervulde medische behoeften
                  –, EU-brede patiënttoegang te verbeteren en tekorten in te perken, een meer flexibel
                  en toekomstbestendig raamwerk te creëren en de milieu-impact van geneesmiddelen te
                  reduceren. Dit kan onvoldoende op nationaal, regionaal of lokaal niveau bereikt worden.
                  Geharmoniseerde vereisten inzake de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen
                  voor het verlenen en onderhouden van handelsvergunningen zijn essentieel voor het
                  goed functioneren van de interne markt, wat weer van belang is voor de voorzieningszekerheid
                  in de hele EU. Ook vormen dergelijke vereisten een volksgezondheidsvraagstuk voor
                  alle lidstaten en heeft de geneesmiddelensector een sterk grensoverschrijdend karakter.
                  Het opstellen en waarborgen van de vereisten op kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid
                  kunnen dus het meest efficiënt op Unie-niveau worden verwezenlijkt. Ongecoördineerde
                  maatregelen van de lidstaten zouden kunnen leiden tot concurrentievervalsing en belemmeringen
                  voor de interne handel voor geneesmiddelen. Tevens zouden hiermee de administratieve
                  en regelgevende lasten voor farmaceutische bedrijven, die vaak in meer dan één lidstaat
                  actief zijn, alsook voor nationale bevoegde autoriteiten aanzienlijk toenemen. Een
                  geharmoniseerde Europese aanpak biedt ook meer mogelijkheden voor het creëren van
                  stimulansen om innovatie te bevorderen en voor gecoördineerde EU-actie voor de ontwikkeling
                  van geneesmiddelen voor onvervulde medische behoeften en voor de vermindering van
                  tekorten en AMR. De impact van alle lidstaten bij elkaar is groter dan van de impact
                  van de lidstaten afzonderlijk. Optreden op het niveau van de Unie is dan ook gerechtvaardigd.
               
c) Proportionaliteit
               
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief met kanttekening.
                  De wetsvoorstellen hebben tot doel innovatie te bevorderen – met name voor onvervulde
                  medische behoeften, EU-brede patiënttoegang te verbeteren en tekorten in te perken,
                  een meer flexibel en toekomstbestendig raamwerk te creëren en de milieu-impact van
                  geneesmiddelen te reduceren. De overkoepelende doelen moeten daarbij blijven behouden,
                  te weten het garanderen dat alleen geneesmiddelen die van hoge kwaliteit, veilig en
                  werkzaam zijn op de markt komen en de interne markt harmoniseren. De meeste voorstellen
                  lijken geschikt om deze doelen te bereiken en gaan daartoe niet verder dan nodig.
                  Het kabinet vindt dat de Commissie in haar impact assessments een zorgvuldige afweging
                  heeft gemaakt tussen aspecten die tegenstrijdig kunnen zijn, zoals het bevorderen
                  van innovatie enerzijds (sturen op onvervulde medische behoeften middels het systeem
                  van incentives) versus betaalbaarheid en patiënttoegang anderzijds (eerdere generieke competitie
                  en beloning voor toegang).
               
Wel plaatst het kabinet een kanttekening bij enkele specifieke maatregelen. Het kabinet
                  is van mening dat de verlenging van de notificatieperiode voor tijdelijke tekorten
                  van twee naar zes maanden leidt tot belemmering van het zicht op werkelijke tekorten
                  en dat deze daarmee niet geschikt is om tekorten aan te pakken. Voor wat betreft het
                  stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen meent het kabinet
                  dat er betere oplossingen zijn dan exclusiviteitsvouchers die niet de eerder genoemde
                  negatieve effecten van vouchers met zich meebrengen. Het kabinet denkt hierbij met
                  name aan nieuwe bedrijfsmodellen die niet per se wetgevend van aard zijn, die een
                  directe vorm van financiering zijn en die inkomsten voor een bedrijf kunnen ontkoppelen
                  van de verkoop van het geneesmiddel. Verder steunt het kabinet het voorstel niet om
                  in geval van nood de ggo-milieurisicobeoordeling buiten werking te stellen, omdat
                  ggo’s een risico voor mens en milieu kunnen vormen en omdat in de toepassing van een
                  versnelde beoordeling een goed uitvoerbaar, minder vergaand alternatief voorhanden
                  is. Verder vraagt het kabinet zich af of de voorstellen daadwerkelijk bijdragen aan
                  een effectiever inspectiesysteem en het vergroten van de Europese inspectiecapaciteit.
               
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
                  aspecten
               
a) Consequenties EU-begroting
               
Implicaties voor de EU-begroting zijn met name gerelateerd aan extra taken die het
                  EMA uit moet voeren voor onder andere het beheersen van tekorten en verbeteren van
                  leveringszekerheid, versterkte wetenschappelijke en regulatoire ondersteuning aan
                  academica en andere aanvragers, versterkte milieurisicobeoordeling en extra in-house inspectiecapaciteit. De totale financiële impact komt neer op € 17,8 miljoen extra
                  voor de periode 2024 – 2027. Het overgrote deel hiervan, ~€ 13,4 miljoen, zal worden
                  gedekt door inkomsten uit vergoedingen die ondernemingen aan het EMA betalen voor
                  het verkrijgen en onderhouden van Europese handelsvergunningen.41 De resterende € 4,4 miljoen komt ten laste van de EU-begroting. Dit bedrag wordt
                  volledig gerealiseerd door herschikking van bestaande budgetten binnen de EU4Health-portefuille.
                  Het kabinet kan zich hier in vinden. Het kabinet is van mening dat de benodigde middelen
                  gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de
                  EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
                  de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in
                  lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord.
               
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
               
De Commissie schat in dat de budgettaire impact voor nationale gezondheidssystemen
                  van maatregelen op toegang en onvervulde medische behoeften positief of neutraal is.
                  Verbeterde toegang tot (innovatieve) geneesmiddelen en het beter voorzien in gezondheidsprioriteiten
                  zal naar verwachting leiden tot minder noodzaak tot zorg en hospitalisatie en minder
                  verlies in arbeid. Ook de vroegere generieke markttoegang voor producten die niet
                  voorzien in een onvervulde medische behoefte heeft een positief effect op de betaalbaarheid
                  van nationale zorgsystemen.
               
De introductie van overdraagbare exclusiviteitsvouchers voor nieuwe antimicrobiële
                  middelen zal daarentegen leiden tot een stijging van kosten. Deze vouchers leiden
                  tot langere regulatoire bescherming voor het antimicrobiële middel zelf of, meer waarschijnlijk,
                  voor een middel met een meer lucratieve indicatie (van hetzelfde of een ander bedrijf).
                  Hierdoor wordt generieke competitie uitgesteld en hebben nationale gezondheidsstelsels
                  voor een langere periode hogere kosten. De Commissie heeft de impact hiervan proberen
                  te beteugelen door het toekennen van de voucher te verbinden aan strikte voorwaarden.
                  De kosten voor nationale gezondheidsstelsels hangen af van het aantal toegekende vouchers
                  en de producten waaraan ze gekoppeld gaan worden. De Commissie heeft berekend dat
                  als 1 voucher per jaar wordt afgegeven, deze per stuk de EU gezondheidssystemen en
                  patiënten € 441 miljoen kosten. De Commissie merkt terecht op dat de financiële gevolgen
                  van AMR veel hoger liggen (~€ 1,5 miljard/jaar in zorgkosten en kosten voor productiviteitsverlies)42 dan de mogelijke kosten voor een maximum van 10 vouchers over een periode van 15
                  jaar. Het kabinet steunt daarom incentives voor antimicrobiële middelen, maar onderschrijft het belang van incentives die een directe, voorspelbare vorm van financiering betreffen, in plaats van overdraagbare
                  exclusiviteitsvouchers. Verder kunnen bedrijven middels additionele incentives een
                  jaar langere maximale periode van regulatoire exclusiviteit verdienen dan nu het geval
                  is. Het kabinet wil een nadere analyse van de financiële gevolgen van de herziening,
                  met name voor de vraag over welke geneesmiddelen in aanmerking komen voor een kortere
                  of juist langere beschermingsperiode om zo de financiële impact op de uitgave aan
                  geneesmiddelen te bepalen. Het kabinet is van mening dat de herziening niet mag leiden
                  tot hogere uitgaven aan geneesmiddelen en zal bij verdere besprekingen zijn standpunt
                  langs deze lijn bepalen.
               
De Commissie verwacht dat de totale budgettaire impact voor regelgevende autoriteiten
                  neutraal is, op voorwaarde dat voor nieuwe en gewijzigde procedures adequate vergoedingen
                  worden ingesteld middels het EMA-vergoedingenstelsel43. Het meer efficiënt maken van de regulatoire procedures en verdere digitalisatie
                  hebben tot doel de administratieve en regelgevende lasten voor het EMA en de nationale
                  medicijnagentschappen en inspectieautoriteiten, zoals het (agentschap) College ter
                  beoordeling van geneesmiddelen ((a)CBG) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
                  te verminderen. Echter, er worden ook nieuwe concepten, werkwijzen en werkzaamheden
                  ingepast, inclusief een bredere toepassing van de gefaseerde beoordeling en verkorte
                  doorlooptijden van procedures voor aanvragen voor een handelsvergunning. Deze voorstellen
                  zouden nadelige gevolgen kunnen hebben voor de ervaren lasten, omdat ze juist significant
                  meer capaciteit vergen van het EMA en de nationale autoriteiten dan de huidige wijze
                  van beoordelen. Het kabinet zal de Commissie vragen de exacte gevolgen beter in kaart
                  te brengen. Maatregelen ter verbetering van leveringszekerheid en tekorten zullen
                  de uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten vergemakkelijken en
                  de strategieën om tekorten aan te pakken verbeteren. Beide aspecten zouden de kosten
                  voor de autoriteiten op lange termijn moeten verminderen. Daarentegen is mogelijk
                  extra budget en expertise nodig, omdat de herziening naar verwachting leidt tot meer
                  aanvragen voor het verkrijgen van een handelsvergunning en daarmee ook inspecties.
                  Ook vereisen maatregelen rondom tekorten extra beoordeling en opvolging en er is beoordeling
                  nodig of producten in aanmerking komen voor extra regulatoire exclusiviteit in het
                  kader van onvervulde medische behoeften. Het versterken van de ERA vereist ook extra
                  beoordelingscapaciteit en expertise van het EMA en nationale bevoegde autoriteiten.
                  Het voorstel geeft geen duidelijkheid over hoe toezicht op de opvolging van de ERA
                  eruitziet en waar dit wordt belegd. De eventuele implicaties voor de IGJ zijn dan
                  ook onbekend.
               
Een deel van de extra kosten voor nationale autoriteiten zal gedekt worden door vergoedingen
                  die ondernemingen betalen voor geleverde diensten middels vergoedingenstelsels van
                  de lidstaten zelf en van het EMA. De uiteindelijke budgettaire gevolgen voor het (a)CBG
                  en de IGJ hangen af van het eindresultaat van de Europese onderhandelingen over de
                  onderhavige regelgeving, alsook van de mate waarin en snelheid waarmee adequate vergoedingen
                  voor nationale bevoegdheden geregeld worden voor aangepaste of nieuwe procedures.
                  Snelle aanpassing is wenselijk om zo spoedig mogelijk na toepassing van de wetgeving
                  de benodigde investeringen en relevante kosten te kunnen dekken. Eventuele budgettaire
                  gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement,
                  conform de regels van de budgetdiscipline.
               
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
               
Maatregelen ter optimalisatie van wetgeving (meer efficiëntie, meer digitalisatie,
                  minder regeldruk en administratieve lasten) hebben gunstige gevolgen voor zowel innovatieve
                  als generieke industrie. Het reduceert de administratieve en regelgevende lasten en
                  daarmee kosten voor het op de markt brengen en houden van geneesmiddelen (de Commissie
                  heeft berekend dat dit neerkomt op een besparing van € 80 – € 160 miljoen per jaar).
                  Maatregelen om de wetgeving toekomstbestendig te maken (inachtneming van wetenschappelijke
                  en technologische vernieuwingen) geeft de industrie ruimte voor innovatie. De generieke
                  industrie heeft voordeel van een reductie in de basisperiode voor regulatoire exclusiviteit,
                  omdat zij hun producten eerder op de markt kunnen brengen. Innovatieve industrie zal
                  daarentegen geen voorstander zijn van een kortere basisperiode voor regulatoire exclusiviteit,
                  omdat dit hun alleenrecht tot vermarkten verkort. Daar staat echter tegenover dat
                  bepaalde geneesmiddelen door additionele incentives in aanmerking kunnen komen voor dezelfde of zelfs een langere periode van bescherming
                  dan onder de huidige wetgeving. Verder wordt opgemerkt dat voor een groot deel van
                  de innovatieve geneesmiddelen niet regulatoire exclusiviteit de langste bescherming
                  biedt, maar aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) en octrooien.44 Ook hangt het besluit van industrie om in een bepaalde regio te investeren in innovatie,
                  ontwikkeling en het op de markt brengen van geneesmiddelen niet enkel af van de geboden
                  beschermingsmechanismen. Andere factoren, zoals subsidies voor onderzoek en ontwikkeling,
                  het fiscale klimaat en de beschikbaarheid van hooggekwalificeerd personeel hebben
                  een aanzienlijke invloed op de mate van investeringen door industrie.45 En specifiek voor weesgeneesmiddelen blijkt de rol van publieke instellingen en publieke
                  fondsen van belang te zijn.46 De maatregelen die als doel hebben tekorten en milieueffecten van de productie, het
                  gebruik en het weggooien van geneesmiddelen te mitigeren, kosten zowel generieke als
                  innovatieve industrie geld (zo’n € 30 miljoen/jaar). De kosten voor innovatieve industrie
                  zullen naar verwachting geen significante impact hebben op innovatie op wereldschaal.
                  De industrie investeert gemiddeld 25% van haar brutowinst in onderzoek en ontwikkeling,
                  en is daarmee één van de meest R&D intensieve sectoren. Als wordt uitgegaan van het
                  meest negatieve scenario getest onder beleidsoptie C waarbij innovatieve industrie
                  € 602 miljoen/jaar verliest, betekent dit dat jaarlijks € 150 miljoen voor innovatie
                  verloren zou gaan. Dit valt in het niet bij de totale investeringen die de industrie
                  jaarlijks doet. Zo heeft de industrie in 2021 wereldwijd € 238 miljard besteed aan
                  onderzoek en ontwikkeling.47 Het mogelijke verlies bedraagt dus 0,07% van de wereldwijde investeringen. De Commissie
                  heeft berekend dat hierdoor slechts 1 op de volgende 1500 nieuwe geneesmiddelen niet
                  wordt ontwikkeld, wat een onzichtbaar verlies in innovatie zou zijn in de komende
                  15 jaar.
               
Het wetsvoorstel heeft naar verwachting gunstige gevolgen voor de burger en nationale
                  gezondheidssystemen. Het toestaan van eerdere generieke concurrentie voor bepaalde
                  producten komt ten goede aan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van producten voor
                  de patiënt.
               
De Commissie heeft berekend dat een 2 jaar lagere basisperiode voor regulatoire bescherming
                  gekoppeld aan 2 jaar extra exclusiviteit voor EU-brede markttoegang de generieke industrie
                  € 63 miljoen extra brutowinst oplevert, wat overeenkomt met een directe kostenbesparing
                  van € 444 miljoen voor de betalers. Daarbovenop zouden patiënten een 15% toename zien
                  in toegang tot geneesmiddelen. Hierbij wordt aangetekend dat iedere toegekende bonusincentive
                  een stijging in kosten voor betaler en patiënt betekent, omdat generieke competitie
                  wordt uitgesteld. Tegelijkertijd hebben bonusincentives ook een positieve sociaaleconomische impact, omdat zij naar verwachting leiden tot
                  minder ziekenhuisopnames, minder morbiditeit en mortaliteit en minder productieverlies.
                  De koppeling van regulatoire exclusiviteit aan EU-brede vermarkting verbetert de toegankelijkheid
                  tot geneesmiddelen voor de Europese patiënt. De maatregelen om regelgeving meer efficiënt,
                  flexibel en toekomstbestendig te maken hebben gunstige gevolgen voor de patiënt, omdat
                  deze bijdragen aan het sneller beschikbaar komen en beschikbaar blijven van (innovatieve)
                  geneesmiddelen. Het wetsvoorstel zou ook een repurposing van geneesmiddelen moeten bevorderen, waardoor op kosteneffectieve wijze therapieën
                  breder beschikbaar komen. Maatregelen om tekorten, AMR en milieueffecten te mitigeren
                  komen patiënten en de publieke gezondheid in het algemeen ten goede.
               
Het kabinet heeft wel de volgende bemerking. De exacte kosten en/of baten voor innovatieve
                  en generieke industrie, patiënten en nationale zorgsystemen voor het totaal aan maatregelen
                  zijn niet volledig duidelijk. Zo heeft de Commissie voor het wetsvoorstel gekozen
                  voor andere periodes van «bonusincentives» voor regulatoire exclusiviteit, en combinaties daarvan, dan getest onder de verschillende
                  beleidsopties voor het impact assessment. Zo is de maximale duur van exclusiviteit
                  die verdiend kan worden onder het wetsvoorstel langer dan onder voorkeursoptie C en
                  wordt een kortere exclusiviteitsperiode toegekend aan onvervulde medische behoeften
                  dan getest onder de beleidsopties. Dat een andere exclusiviteitsperiode voor bonusincentives en een andere combinatie hiervan een duidelijke impact heeft op de kosten en baten
                  is duidelijk uit de berekeningen die de Commissie heeft gedaan voor de geteste opties.48 Zoals ook aangegeven onder de beoordeling van de voorstellen, zal het kabinet de
                  Commissie om nadere duiding vragen.
               
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
               
Het meest in het oog springende voorstel is de verkorting van de basisperiode voor
                  regulatoire exclusiviteit. Innovatieve ondernemingen kunnen middels «bonusincentives» (voor geneesmiddelen die voorzien in onvervulde medische behoeften, door het indienen
                  van vergelijkende klinische proeven bij de aanvraag voor een handelsvergunning en
                  door EU-brede markttoegang) dezelfde of zelfs een langere periode van exclusiviteit
                  krijgen dan onder de huidige wetgeving. Daarnaast wordt voor de meeste innovatieve
                  geneesmiddelen de langstlopende bescherming geleverd door andere beschermingsmechanismen
                  (ABC’s, octrooien). Verder dient rekening gehouden te worden met het feit dat de geneesmiddelenmarkt
                  mondiaal is. Ongeveer 20% van de in de EU toegelaten nieuwe geneesmiddelen is afkomstig
                  uit de EU; de overige zijn hoofdzakelijk afkomstig uit de VS, het VK, Zwitserland
                  en Japan. Deze komen in gelijke mate in aanmerking voor EU-incentives, net zoals dat in de EU gevestigde innovatieve bedrijven ook kunnen profiteren van
                  stimuleringsmaatregelen in regio’s buiten de EU, als zij hun producten daar op de
                  markt brengen. Evenzo zal de voorwaardelijke beloning voor EU-brede marktintroductie
                  het relatieve concurrentievermogen van EU-bedrijven niet aantasten, omdat deze geldt
                  voor zowel binnen als buiten de EU gevestigde bedrijven. Op verzoek van de Raad heeft
                  de Commissie twee studies laten uitvoeren naar het effect van stimuleringsmechanismen,
                  met name ABC’s. De studie van het Max Planck Instituut concludeert dat andere factoren
                  dan de beschikbaarheid van octrooien en ABC’s waarschijnlijk van groter belang zijn
                  voor bedrijven om te besluiten onderzoeksfaciliteiten in een bepaalde regio te vestigen.49 De studie van Copenhagen Economics stelt dat ABC's een rol kunnen spelen bij het
                  aantrekken van innovatie naar Europa, maar wijst er eveneens op dat belastingen, training
                  en andere factoren in dat verband waarschijnlijk belangrijker zijn.50 Specifiek voor weesgeneesmiddelen blijkt de rol van publieke instellingen en publieke
                  fondsen van belang te zijn.51
De verkorting van de basisperiode voor regulatoire exclusiviteit pakt positief uit
                  voor de generieke industrie die hun product in de EU op de markt brengt, omdat zij
                  hun producten immers eerder kunnen verkopen. De voorstellen voor optimalisatie van
                  de regelgeving (minder regelgevende en administratieve lasten, flexibiliteit, toekomstbestendigheid)
                  zullen de EU voor zowel innovatieve als generieke industrie aantrekkelijker maken.
               
De strengere verplichtingen en eisen om tekorten te monitoren en te voorkomen (met
                  inbegrip van het aanleggen van voorraden) en het aanpakken van milieueffecten zouden
                  een impact kunnen hebben op de concurrentiekracht van de Europese industriesector.
                  Het kabinet hecht eraan dat deze maatregelen in lijn zijn met internationale verplichtingen,
                  waaronder de multilaterale handelsafspraken in de akkoorden van de Wereldhandelsorganisatie
                  (WTO). De Commissie geeft in haar impactanalyse aan dat de maatregelen van toepassing
                  zijn op alle geneesmiddelen die op de Europese markt geplaatst worden. Er wordt daarbij
                  geen onderscheid gemaakt tussen EU producten en geïmporteerde producten, in lijn met
                  het WTO non-discriminatiebeginsel. De maatregelen voor tekorten en milieu mogen handel
                  niet meer beperken dan nodig is om de doelstellingen van beschikbaarheid van medicijnen
                  en bescherming van het milieu te behalen. Het kabinet is het eens met de Commissie
                  dat de voordelen van de maatregelen voor de leveringszekerheid en het terugdringen
                  van de milieu-impact van geneesmiddelen de maatregelen rechtvaardigen.
               
Alles overziend schat de Commissie in dat de balans van de maatregelen voor het concurrentievermogen
                  over het geheel genomen nog steeds positief is. Het kabinet is vooralsnog van mening
                  dat het geheel aan maatregelen de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese
                  industrie niet wijzigt.
               
Het voorstel heeft geen geopolitieke implicaties.
6. Implicaties juridisch
               
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
                  (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
               
Het voorstel betreft een richtlijn en een verordening. De richtlijn heeft gevolgen
                  voor de Nederlandse Geneesmiddelenwet en onderliggende regelgeving, waarin deze zal
                  worden geïmplementeerd. De verordening heeft een directe werking en is voor iedere
                  lidstaat bindend. De Nederlandse regelgeving zal eventueel op punten moeten worden
                  aangepast, daar waar de inhoud niet in lijn is met de verordening.
               
Het voorstel heeft mogelijk gevolgen voor de bevoegdheden van de rijksoverheid en
                  medeoverheden ((a)CBG en IGJ). Het voorstel is onduidelijk in hoe en waar toezicht
                  op het ERA belegd wordt; eventuele implicaties voor de IGJ zijn daarom onbekend. Evenzo
                  zijn de voorstellen op het gebied van inspecties onduidelijk, zoals wat betreft de
                  bevoegdheidskaders van het EMA, wanneer en hoe inspecties van Nederlandse locaties
                  door het EMA of inspecteurs uit andere lidstaten kunnen worden uitgevoerd, alsook
                  de (rechts)gevolgen van dergelijke inspecties.
               
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
               
De richtlijn kent de Commissie de bevoegdheid toe om gedelegeerde handelingen vast
                  te stellen ten aanzien van de volgende onderwerpen: definities (artikel 4(2)); procedures
                  voor en inhoud van de ERA monografie (artikel 24(5)); de procedure voor de beoordeling
                  van een aanvraag voor een active substance master file (ASMF) certificaat en additionele quality master files voor stoffen aanwezig in of gebruikt voor de productie van geneesmiddelen, de publicatie
                  van en toegang tot dergelijke certificaten en de beoordeling ervan en de procedure
                  voor aanpassing van de master file en het certificaat (artikel 25(9) en 26(3)); de categorieën geneesmiddelen waarvoor
                  een handelsvergunning kan worden verleend waaraan specifieke verplichtingen zijn verbonden
                  en het specificeren van de procedures en eisen voor het verlenen en verlengen van
                  een handelsvergunning (artikelen 28(2), 28(3)); het verplichten van ePI en het recht
                  van de patiënt tot toegang tot een papieren versie (artikel 63(5)); het aanpassen
                  van de verplichte informatie op verpakkingen, inclusief voor meertalige verpakkingen
                  (artikel 65(2)); gedetailleerde regels voor veiligheidskenmerken en procedures voor
                  notificatie van de Commissie (artikel 67(2)); de situaties waaronder post-autorisatie
                  studies voor werkzaamheid opgelegd kunnen worden (artikel 88); het specificeren van
                  de categorieën van, procedures voor en uitzonderingen op variaties op de condities
                  voor de handelsvergunning, alsmede de voorwaarden en procedures voor samenwerking
                  met derde landen en internationale organisaties op het beoordelen van variaties (artikel
                  92(4)); bepaalde condities voor homeopathische middelen om in aanmerking te komen
                  voor de gesimplificeerde registratie (artikel 126(1)); de criteria en verificaties
                  voor beoordeling of een geneesmiddel gefalsificeerd is (artikel 150(3)); de notificatie
                  van de «bevoegde persoon» (qualified person) aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat over bepaalde wijzigingen betreffende
                  een productiesite (artikel 153(4)); details over de geformaliseerde risicobeoordeling
                  voor het bepalen welke goede productiepraktijken (good manufacturing practices) voor hulpstoffen moeten worden toegepast (artikel 161); het opschorten van voorwaarden
                  gekoppeld aan het op de markt brengen en houden van geneesmiddelen uit het Verenigd
                  Koninkrijk in Ierland, Cyprus en Malta, indien wijzigingen in regelgeving in het Verenigd
                  Koninkrijk, en de naleving daarop, van invloed kunnen zijn op de bescherming van de
                  volksgezondheid (artikel 210(3), (4) en (5)); gegevensvereisten voor aanvragen voor
                  een handelsvergunning, vereisten voor de kwalificatie van een bevoegd persoon en vereisten
                  voor etikettering en productinformatie (artikel 213).
               
Daarnaast kent de verordening de Commissie de bevoegdheid toe om gedelegeerde handelingen
                  vast te stellen ten aanzien van de volgende onderwerpen: de reikwijdte van de centrale
                  procedure (artikel 3); de reikwijdte (type middelen), procedures en vereisten voor
                  handelsvergunningen onder voorwaarden (artikel 19(8)); de situaties waaronder post-autorisatiestudies
                  voor werkzaamheid opgelegd kunnen worden (artikel 21); het specificeren van de categorieën
                  van, procedures voor en uitzonderingen op variaties op de condities voor de handelsvergunning,
                  alsmede de voorwaarden en procedures voor samenwerking met derde landen en internationale
                  organisaties op het beoordelen van variaties (artikel 47(4)); de procedures voor de
                  beoordeling van een transfer van een handelsvergunning (artikel 49(2)); specifieke
                  criteria voor het aanwijzen als weesgeneesmiddel voor bepaalde aandoeningen (artikel
                  63(3)); aanpassingen in de informatie opgenomen in het register voor aangewezen weesgeneesmiddelen
                  (artikel 67(4)); aanpassing van de regels en vereisten ten aanzien van pediatrische
                  onderzoeksplannen en uitzonderingen daarop (artikelen 74(4), 75(3) en 81(4)); de gegevensvereisten
                  ten aanzien van meldingen van leveringsonderbrekingen en het intrekken van de handelsvergunning
                  en van de inhoud van de tekortenpreventieplannen (artikel 116); procedures voor het
                  toekennen van boetes door de Commissie aan vergunninghouders (artikel 172(10)).
               
De richtlijn kent de Commissie de bevoegdheid toe om uitvoeringshandelingen vast te
                  stellen volgens de onderzoeksprocedure in de zin van artikel 5 van Verordening (EU)
                  182/2011 ten aanzien van de volgende onderwerpen: details voor goedkeuring van en
                  dataverzameling voor een hospital exemption, alsook de toepassing van een geavanceerde therapie onder de hospital exemption (artikel 2(7)); een lijst met kleurstoffen die toegepast mogen worden in geneesmiddelen
                  (artikel 27(3)); het finale Commissiebesluit over het afgeven van de handelsvergunning
                  (artikel 42(2)); format en principes voor het rapporteren van publieke financiering
                  door ondernemingen (artikel 57(6))); algemene standaarden voor ePI (artikel 63(6));
                  de aanpassing van de procedures en vereisten voor het verlengen van de data-exclusiviteit
                  voor EU-brede vermarkting (artikel 82(6)); maatregelen naar aanleiding van een periodiek
                  veiligheidsverslag te nemen door lidstaten ten aanzien van afgegeven handelsvergunningen
                  (artikel 112(5)); maatregelen naar aanleiding van een Unie-spoedprocedure te nemen
                  door lidstaten ten aanzien van afgegeven handelsvergunningen (artikel 116(4)); vereisten
                  voor de uitvoering van geneesmiddelenbewakingsactiviteiten (artikel 122); het opstellen
                  van een lijst van kruidensubstanties en -preparaten en combinaties daarvan voor gebruik
                  in traditionele kruidengeneesmiddelen (artikel 139); het includeren van derde landen
                  in een lijst op basis van beoordeling van de daar geldende regulatoire kaders in relatie
                  tot actieve bestanddelen te importeren naar de Unie (artikel 159(2)); specificatie
                  van de principes van goede productie- en distributiepraktijken voor geneesmiddelen
                  en actieve bestanddelen (artikel 160); vereisten voor een gemeenschappelijk logo voor
                  websites voor de verkoop van geneesmiddelen (artikel 173(2)); principes voor inspecties
                  (artikel 190(1)). Verder geven de overwegingen van de richtlijn weer dat de Commissie
                  via uitvoeringshandelingen de criteria voor de definitie van onvervulde medische behoefte
                  zal vaststellen (overweging 50).
               
De verordening kent de Commissie de bevoegdheid toe om uitvoeringshandelingen vast
                  te stellen volgens de onderzoeksprocedure in de zin van artikel 5 van Verordening
                  (EU) 182/2011 ten aanzien van de volgende onderwerpen: finaal Commissiebesluit over
                  het toekennen van een Europese handelsvergunning (artikel 13(2)); besluitvorming over
                  het toekennen van een noodvergunning, alsmede besluiten tot het tijdelijk opschorten
                  of intrekken van zo’n noodvergunning (artikelen 33(1) en 35); het toekennen van een
                  overdraagbare exclusiviteitsvoucher voor prioritaire antimicrobiële middelen (artikel
                  40(1)); de mogelijkheid om urgente veiligheids- of werkzaamheidsrestricties toe te
                  passen in geval van een risico voor de volksgezondheid (artikel 44(2)); het besluit
                  over de transfer van een handelsvergunning (artikel 49(1)); tijdelijke maatregelen
                  voor geneesmiddelen als gevolg van referral procedures (artikel 55(3)); Commissiebesluit ten aanzien van de classificatie van
                  een product als geneesmiddel (artikel 62(3)); de voorschriften voor het uitvoeren
                  van de criteria voor weesgeneesmiddelenstatus (artikel 63(3)); de aanpassing van de
                  gegevens betreffende in derde landen uitgevoerde klinische studies die in de EU-database
                  moeten worden ingevoerd (artikel 94(4)); het opzetten, verlengen of (tijdelijk) stopzetten
                  van een regulatory sandbox (artikel 113(6), (8), (9) en (10)); de criteria voor, procedures voor aanvraag van
                  en rechten en plichten van deelnemers aan een regulatory sandbox (artikel 115); vaststellen en aanpassen van de EU-lijst van kritieke geneesmiddelen
                  (artikel 131(3)); het vaststellen van maatregelen voor het verbeteren van leveringszekerheid
                  (artikel 134(2)).
               
Het toekennen van deze bevoegdheden lijkt op het eerste oog mogelijk, omdat het niet
                  de vaststelling van essentiële onderdelen van de wetsvoorstellen betreft. Het kabinet
                  vindt het verder wenselijk dat bevoegdheden voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
                  aan de Commissie worden toegekend, omdat zij daarmee flexibel kan inspelen op technische,
                  digitale en wetenschappelijke ontwikkelingen of crisissituaties en zo tevens kan zorgen
                  voor een Europees geharmoniseerde uitleg en uitwerking. Het kabinet voert momenteel
                  een nadere analyse uit om voor ieder onderwerp te bepalen of de gekozen bevoegdheid
                  passend is.
               
Wat betreft de gedelegeerde bevoegdheden acht het kabinet deze op het eerste oog inhoudelijk
                  voldoende afgebakend. De bevoegdheid van de Commissie ten aanzien van gedelegeerde
                  handelingen worden in de richtlijn en verordening toegekend voor een periode van vijf
                  jaar, met daarna stilzwijgende verlenging. Uitzondering hierop is de bevoegdheid in
                  artikel 201(3) en (5) van de richtlijn die voor onbepaalde tijd wordt toegekend. Het
                  toekennen voor onbepaalde tijd van de onder deze artikelen bedoelde bevoegdheden is
                  conform de bevoegdheden (duur en inhoud) zoals de huidige wetgeving deze aan de Commissie
                  heeft toegekend.52 Echter, het kabinet merkt op dat artikel 201(3) en (5) niet genoemd worden in artikel
                  215(3) over het intrekken van de bevoegdheid. Dit wijkt af van de huidige richtlijn,
                  waarin de Raad en het EP wel deze zelfde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde kunnen
                  intrekken.53 Het kabinet is in principe geen voorstander van deze wijziging. De reden voor deze
                  wijziging is onduidelijk. Het kabinet zal de Commissie daarom om opheldering vragen.
               
Het kabinet kan zich vinden in de keuze voor het vaststellen van uitvoeringshandelingen
                  middels de onderzoeks- in plaats van de raadplegingsprocedure. Deze uitvoeringshandelingen
                  hebben namelijk betrekking op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van mensen,
                  waardoor de onderzoeksprocedure van toepassing is conform artikel 2(2)(b)(iii) van
                  Verordening (EU) Nr. 182/2011.54 Het kabinet merkt op dat de uitvoeringshandeling voor vaststelling van de criteria
                  voor onvervulde medische behoeften niet in de overwegingen, maar in de wetsartikelen
                  opgenomen dient te worden.
               
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
                  inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
               
De richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
                  in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing 18 maanden na de datum
                  van inwerkingtreding. Gezien de omvang van de richtlijn acht het Kabinet het noodzakelijk
                  minimaal een termijn van 18 maanden toe te staan voor het inpassen van de richtlijn
                  in nationale wetgeving. De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die
                  van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is direct
                  van toepassing in alle EU lidstaten. Directe toepassing van de verordening kan problematisch
                  zijn, omdat conflicterende nationale regelgeving moet worden aangepast. Tijdens de
                  onderhandelingen over deze wetsvoorstellen zal het kabinet de haalbaarheid nader in
                  ogenschouw nemen.
               
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
               
De wetsvoorstellen bepalen dat de Commissie uiterlijk tien jaar na inwerkingtreding
                  de toepassing van de richtlijn en verordening evalueert en een evaluatieverslag opstelt
                  over de voortgang van het verwezenlijken van de doelstellingen. De verordening bepaalt
                  daarnaast dat de Commissie uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding, en vervolgens
                  om de tien jaar, het presteren van het EMA evalueert in relatie tot zijn mandaat.
                  De evaluatie heeft met name betrekking op de eventuele noodzaak om het mandaat van
                  het EMA te wijzigen en op de financiële gevolgen van een dergelijke wijziging. Het
                  kabinet kan zich vinden in deze voorstellen. Deze stellen de Commissie in staat te
                  controleren of de wetgevende kaders inderdaad adaptief genoeg zijn om in te spelen
                  op wetenschappelijke en technologische vernieuwingen, of de gekozen maatregelen de
                  beschikbaarheid en toegankelijkheid van geneesmiddelen in de hele EU hebben bevorderd,
                  of innovatie en ontwikkeling meer gericht zijn op onvervulde medische behoeften en
                  of het mandaat van het EMA nog altijd passend is om goede uitvoering te geven aan
                  de wettelijke kaders. Het kabinet acht het echter wenselijk dat, conform de huidige
                  wetgeving, een bepaling wordt opgenomen dat de Commissie iedere tien jaar de uitvoering
                  van de procedures zoals beschreven in de richtlijn en de verordening analyseert. Hierdoor
                  is er een frequente controle op de efficiëntie en de uitvoering van de procedures.
                  Deze evaluatie kan worden samengenomen met de evaluatie van het presteren van het
                  EMA.
               
e) Constitutionele toets
               
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
               
De wetsvoorstellen hebben tot doel te zorgen voor minder regelgevende en administratieve
                  lasten. Dit komt ten gunste van de uitvoering door het (a)CBG en de IGJ. Het kabinet
                  heeft in dit verband een aantal bedenkingen. Hoewel het wetsvoorstel beoogt een efficiënter
                  regelgevend kader te creëren, worden er ook nieuwe concepten, werkwijzen en werkzaamheden
                  ingepast, inclusief verkorte doorlooptijden voor regulatoire procedures. Dit vereist
                  een aanpassing van het regelgevende systeem en de werkwijze van EMA en nationale bevoegde
                  autoriteiten, waaronder het (a)CBG, de CCMO en de IGJ, alsook additionele expertise
                  van deze organisaties. Het toepassen van gefaseerde beoordeling voor «doorbraak-»geneesmiddelen
                  moet met uiterste zorgvuldigheid overwogen worden, omdat deze een zeer groot beslag
                  legt op de toch al onder druk staande capaciteit van het regelgevende netwerk.
               
Het voorstel is verder onduidelijk in hoe en waar toezicht op het ERA belegd wordt;
                  eventuele implicaties voor de IGJ zijn daarom onbekend. Verder zijn de voorstellen
                  op het gebied van inspecties onduidelijk voor wat betreft de bevoegdheidskaders van
                  het EMA en wanneer en hoe inspecties van Nederlandse locaties door het EMA of inspecteurs
                  uit andere lidstaten kunnen worden uitgevoerd. Het kabinet zal hier opheldering over
                  vragen. Ten aanzien van digitalisatie is het belangrijk om de uitdagingen te erkennen
                  die gepaard gaan met het realiseren van goed functionerende IT-systemen voordat deze
                  efficiënt kunnen worden ingezet voor het optimaliseren van processen. Alles bijeengenomen
                  zijn de precieze consequenties van de wetsvoorstellen voor uitvoering en handhaving
                  nog niet volledig duidelijk. Het kabinet zal hier toelichting op vragen tijdens de
                  onderhandelingen.
               
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
               
Het voorstel heeft geen specifieke implicaties voor ontwikkelingslanden, anders dan
                  de implicaties die voorzien zijn voor derde landen in het algemeen.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
 W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
