Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het onderzoek van de Claims Conference inzake kennis van de Holocaust en het oorlogsverleden onder jongeren
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 186
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE STAATSSECRETARIS
VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 mei 2023
Uw Kamer heeft verzocht om een kabinetsreactie op het onderzoek van de Claims Conference
over kennis van de Holocaust en het oorlogsverleden onder jongeren. Deze reactie geven
wij mede namens de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie
en Veiligheid. Deze brief dient tevens ter afdoening van een gelijkluidend verzoek
van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid.
We schrikken er keer op keer van als antisemitisme de kop opsteekt. Zeker in deze
weken wanneer we samen toeleven naar het herdenken van een donkere periode uit onze
geschiedenis.
Het verhaal blijven vertellen over de Tweede Wereldoorlog en aandacht voor antisemitisme
zijn structureel onderdeel van het kabinetsbeleid en daarmee ook van het curriculum
en ons onderwijs. Richting de herdenking en viering op 4 en 5 mei is het extra belangrijk
om aandacht te hebben voor de gruwelijkheden van de Holocaust en stil te staan bij
het feit dat we in vrijheid leven. Daarnaast is het aan ons allen om deze donkere
jaren uit onze geschiedenis continu levend te houden en om te leren van het verleden.
Alleen op die manier leren we van het verleden. Het kabinet, in het bijzonder de Staatssecretaris
van VWS, als coördinerend bewindspersoon voor het beleid oorlogsgetroffenen en herinnering
WOII, spant zich hiervoor in. Het onderwijs heeft daarbij een belangrijke functie.
In deze brief gaan we in op de verschillende manieren waarop we extra aandacht vragen
voor deze thema’s binnen het onderwijs en beschrijven we een aantal acties en maatregelen
op dat terrein.
Het onderzoek van de Claims Conference, gepubliceerd op 25 januari 2023, dat stelt
dat jongeren steeds minder kennis over de Holocaust zouden hebben, heeft veel reacties
losgemaakt, en dat is ook terecht. Want antisemitisme, racisme en discriminatie zien
we – helaas – nog steeds terug in delen van onze samenleving. Laat het klip en klaar
zijn: dat mogen we nooit accepteren en op de bestrijding daarvan zetten we ook fors
in als kabinet.
Deze brief gaat eerst in op wat het kabinet de komende tijd (extra) doet om hier aandacht
voor te vragen door toe te lichten wat er in het onderwijs en door de verschillende
organisaties gebeurt ter bestrijding van antisemitisme en het actief levend houden
van het verhaal van de Tweede Wereldoorlog, in het bijzonder de Holocaust. Vervolgens
wordt ingaan op het onderzoek zelf, en de kritiek erop. Tot slot wordt verwezen naar
ontwikkelingen in het strafrecht op het gebied van antisemitismebestrijding.
We bestrijden antisemitisme en vertellen het verhaal van de Tweede Wereldoorlog in
het onderwijs
In de brief aan uw Kamer van 9 november 2022 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de beleidsambitie van het kabinet beschreven voor de herinnering
aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust1. De Staatssecretaris streeft ernaar dat alle inwoners van Nederland in iedere levensfase
op een kwalitatief goede manier in aanraking (kunnen) komen met het verhaal van de
Tweede Wereldoorlog in al haar facetten, verbonden met hedendaagse maatschappelijke
vraagstukken zoals democratie, rechtsstaat en vrijheid. Om deze ambitie te realiseren
faciliteert de Staatssecretaris de vele professionele en vrijwilligersorganisaties
binnen de herinneringssector, zoals de vijf herinneringscentra, het Joods Cultureel
Kwartier, Het Nationaal Comité 4–5 mei en het NIOD, instituut voor Oorlogs-, Holocaust-
en Genocidestudies en de Anne Frank Stichting. Deze organisaties zetten zich dagelijks
in om het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op een goede manier aan
kinderen en jongeren, onder andere via de scholen, te vertellen. Er is een schat aan
materiaal waar leraren uit kunnen putten (van lespakketten tot bezoek aan een Herinneringscentrum
of oorlogsmuseum). Deze organisaties onderhouden goede contacten met docenten in het
onderwijs. Daarnaast wordt de stichting WO2Net opgericht om onder meer versnippering
in het aanbod voor de docenten en scholen te voorkomen en meer samenhang in dit aanbod
(museaal, digitaal en educatief) te bevorderen.
Er zijn dus veel mooie initiatieven als het gaat om verspreiding van kennis over de
Tweede Wereldoorlog, Holocaust en Jodenvervolging, en een stevige inzet van onderwijs
en samenleving om antisemitisme te bestrijden. De Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs ervaarde dat zelf bijvoorbeeld tijdens recente werkbezoeken op het Comenius
Lyceum in Amsterdam, de Anne Frankschool in Leiden en CBS de Melodie in Rijswijk.
Zo heeft hij bijvoorbeeld gastlessen van nabestaanden van Holocaustoverlevenden bijgewoond.
We zien dat docenten hun uiterste best doen om leerlingen te vertellen over de Tweede
Wereldoorlog en de Jodenvervolging. En de leerlingen stelden veel verdiepende vragen
aan de gastsprekers. Dit is een van de vele voorbeelden van het aanbod dat ontwikkeld
is door de organisaties die zich bezig houden met het blijven vertellen van het verhaal
van de Tweede Wereldoorlog. Zulke goede voorbeelden verdienen navolging, in het onderwijs
en in de samenleving.
Uw Kamer heeft tijdens de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap een amendement aangenomen om 200.000 euro vrij te maken voor
het vertellen van persoonlijke verhalen over de oorlog.2 De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft, als uitwerking van dit amendement
en de motie van de leden Ellian en Segers3, die oproept om de persoonlijke verhalen van overlevenden en nabestaanden van de
Holocaust een structurele plek te geven in het onderwijs, besloten om de stichting
Na de Oorlog een eenjarige subsidie toe te kennen.4 Na de Oorlog leidt gastsprekers op die op professionele wijze met leerlingen in het
primair en voortgezet onderwijs hun oorlogsverhaal delen. Met deze middelen kunnen
zij hun netwerk aan gastsprekers uitbreiden waardoor nog meer leerlingen deze verhalen
zullen horen. Ook biedt het de organisatie de kans zich verder te professionaliseren.
Zo komt de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs tegemoet aan de wens van
de Kamer om deze persoonlijke verhalen een structurele plek te geven in het onderwijs,
door het structurele grotere aanbod van gastsprekers. Met hen en andere betrokkenen
bekijken we ook hoe we nog verder van hulp kunnen zijn.
Ook vanuit het Landelijk Steunpunt Gastsprekers (LSG) worden bijna 25 jaar vele gastlessen
op scholen verzorgd. Het LSG, dat ressorteert onder het Herinneringscentrum Kamp Westerbork,
schoolt, bemiddelt en ondersteunt ruim 200 gastsprekers waarvan 112 met een Joodse
of Roma/Sinti achtergrond. Het LSG bereikt hiermee jaarlijks ruim 50.000 leerlingen.
Het LSG ontvangt structurele subsidie van de Staatssecretaris van VWS voor deze bemiddeling
en scholing. We zullen de stichting Na de Oorlog vragen een verbinding te leggen met het landelijk steunpunt.
We merken aan leerlingen dat ervaringsverhalen enorme indruk maken. Eén verhaal kan
daarmee een wereld aan kennis openen voor leerlingen, en ondersteunt daarnaast leerkrachten
en docenten bij de invulling van hun onderwijs.
Verder is het belangrijk dat er laagdrempelige ondersteuning voor scholen beschikbaar
is. Scholen die worstelen met onveiligheid, racisme en discriminatie, en dus ook antisemitisme,
kunnen zich wenden tot stichting School en Veiligheid. Zij bieden praktische ondersteuning
aan scholen bij hoe hier mee om te gaan. Daarnaast kunnen ouders, leerlingen, docenten,
directies en besturen, maar ook vertrouwenspersonen de vertrouwensinspecteur van de
Inspectie van het Onderwijs raadplegen wanneer zich in of rond de school of opleiding
(ernstige) problemen voordoen op het gebied van discriminatie.
Ook weten we dat leraren het niet altijd makkelijk vinden om gesprekken over de Holocaust
en antisemitisme of andere moeilijke onderwerpen te voeren. Dat is begrijpelijk, en
tegelijkertijd onderdeel van de maatschappelijke opdracht die scholen en leraren hebben.
Het Expertisepunt Burgerschap ontwikkelt daarom, op verzoek van de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs en op korte termijn, specifiek voor het voeren van «moeilijke
gesprekken» een ondersteuningsaanbod voor leraren. Hierdoor worden leraren beter in
staat gesteld om moeilijke gesprekken over controversiële maatschappelijke onderwerpen
te voeren. Het aanbod hiervan is te vinden op de website van het Expertisepunt Burgerschap.5 Ook de organisaties uit het veld van de Tweede Wereldoorlog staan scholen bij als
het gaat om handelingsverlegenheid. We hopen dat veel leraren en docenten van dat
aanbod gebruik gaan maken.
Richting de herdenking en viering op 4 en 5 mei staan we in nauw contact met vertegenwoordigers
van de Joodse gemeenschap, de organisaties uit het veld van de Tweede Wereldoorlog
en de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, om van de Joodse gemeenschap
zelf te horen hoe ook het onderwijs kan bijdragen aan het tegengaan van antisemitisme
en het bevorderen van kennis over de Holocaust.
We roepen dan ook alle leraren op om juist in deze periode gebruik te maken van het
ontzettend rijke aanbod van wat er allemaal ontwikkeld is en bijvoorbeeld ook gebruik
te maken van de (jeugd)literatuur met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Dat kan
gedurende het hele schooljaar, passend bij de periode waarin de school het onderwijs
over de Tweede Wereldoorlog verzorgt.
Bijvoorbeeld via stichting Kinderzwerfboek, die het dagboek van Anne Frank verspreiden.
Of de Anne Frank krant van de Anne Frankstichting en het Denkboek van het Nationaal
Comité 4 en 5 mei. Literatuur is, net als een verhaal van een gastspreker, een manier
om persoonlijke verhalen te vertellen, en vormt zo een goede aanvulling op het onderwijs
over de Holocaust, Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog dat door onze leraren
wordt gegeven.
Daarnaast hoort de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs ook graag van leerkrachten,
docenten en natuurlijk leerlingen zelf, maar ook van iedereen die zich bij dit thema
betrokken voelt, welke boeken zij gebruiken om kennis over de Tweede Wereldoorlog,
Jodenvervolging en Holocaust te verspreiden onder leerlingen. En ook welke boeken
leerkrachten graag op school willen lezen met hun leerlingen. Leerkrachten en docenten
gaan we de komende periode actief vragen welke boeken zij waardevol vinden. Dat leidt
tot een boekenpakket dat de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs komende
weken op diverse scholen zal overhandigen.
Uiteraard wordt in het onderwijs structureel aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog,
Holocaust en Jodenvervolging. Deze onderwerpen zijn verplicht onderdeel van het curriculum
voor alle leerlingen in primair en voortgezet onderwijs en worden regelmatig besproken
in mbo-burgerschapslessen. Leraren in het hele land proberen dit zo goed mogelijk
vorm te geven en te bespreken in hun klassen. In de afgelopen weken hebben we in de
media en in onze eigen gesprekken veel goede voorbeelden gezien van leraren die met
passie en vakmanschap uitleggen hoe en waarom zij dat doen. Zij leggen de leerlingen
en studenten bijvoorbeeld dilemma’s voor, nemen hen – figuurlijk én letterlijk – mee
in het leven van de slachtoffers of ze lezen voor uit tijdloze literatuur. Deze docenten
vinden dit vaak de belangrijkste les van het jaar.
Maar het stopt niet bij de lessen op school. We zien dat leerlingen en studenten via
het internet en sociale media vaker geconfronteerd worden met desinformatie, nepnieuws
en complottheorieën. Jongeren zijn extra vatbaar hiervoor, en wij moeten hen hiertegen
wapenen. Wapenen met kennis van de geschiedenis, en ook wapenen met competenties in
mediawijsheid, burgerschap en digitale geletterdheid. Deze laatste zaken hebben momenteel
nog geen structurele plek in het curriculum van het funderend onderwijs. Daar komt
verandering in. Via de lopende curriculumherziening worden onderdelen van mediawijsheid,
burgerschap en digitale geletterdheid opgenomen in de kerndoelen. In het mbo worden
de kwalificatie-eisen voor burgerschap herijkt.
Tot slot is in 2021 de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs
aangescherpt. Daarin moeten scholen leerlingen kennis van en respect voor de basiswaarden
van de democratische rechtstaat bijbrengen. Die basiswaarden zijn vrijheid, gelijkwaardigheid
en solidariteit. Ook stelt de wet dat scholen leerlingen sociale en maatschappelijke
competenties bijbrengen, en moet de schoolcultuur in overeenstemming zijn met de basiswaarden
van de democratische rechtstaat. De Inspectie houdt hier sinds dit schooljaar ook
toezicht op.
Bredere inzet kabinet betreffende de bestrijding van antisemitisme
Het onderzoek waar uw Kamer aan refereert, is uitgevoerd in opdracht van de Claims
Conference (The Conference on Jewish Material Claims Against Germany). Dit is een
non-profit organisatie die zich vanuit Duitsland, de Verenigde Staten en Israël inzet
voor materiële compensatie voor Holocaustslachtoffers.
Het onderzoek heeft in de vorm van een survey plaatsgevonden onder ongeveer 2.000 Nederlanders
van 18 jaar of ouder. Ook is er onderzoek gedaan in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Canada, Oostenrijk en de Verenigde Staten. De onderzoekers doen op basis van dit onderzoek
een aantal claims:
− Zo zegt het onderzoek dat 12% van de volwassen Nederlanders denkt dat de Holocaust
een mythe is of dat het aantal slachtoffers overdreven is. Onder jongeren is dit percentage volgens
het onderzoek 23%.
− Ook zou slechts 46% van de jongeren weten dat er zes miljoen joden zijn vermoord gedurende
de Holocaust.
− Van de volwassen Nederlanders zou 12% het hebben van neonazistische denkbeelden acceptabel
te vinden, daar waar dit onder millenials 22% zou zijn.
Het onderzoek kent stevige methodologische beperkingen in de wijze van afname, het
verzamelen van data en weergave van cijfers, zoals ook in de pers is weergegeven.
Dat moet in de interpretatie van de resultaten meewegen. Het onderzoek past echter,
zoals in de inleiding al aangestipt, in een bredere trend waarin we zien dat kennis
over het oorlogsverleden niet vanzelfsprekend meer is nu de oorlog zelf steeds verder
in het verleden ligt.6 Laat heel helder zijn: we kunnen niet stil zitten zolang de Holocaust zelf of de
omvang en ernst ervan in twijfel wordt getrokken. Daarnaast rust er sowieso een plicht
op ons om het verhaal van de Holocaust te blijven vertellen, opdat wij niet vergeten.
Dit onderzoek bevestigt de bredere trend die we zien als het gaat om kennis van het
verleden. Dat maakt dat het bestrijden van antisemitisme niet alleen de verantwoordelijkheid
is van het onderwijs en het kabinet. Dit is een taak voor de gehele samenleving. Door
met elkaar waakzaam te zijn voor antisemitisme, racisme, discriminatie en je daar
tegen uit te spreken. Een belangrijk onderdeel daarvan is het nemen van de verantwoordelijkheid
om goed te checken of de informatie klopt die je via (sociale) media krijgt aangereikt.
Dat reikt breder dan enkel het onderwijs.
Zo heeft het kabinet zowel een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
(hierna: NCDR) als de NCAB ingesteld. Beide organen ondersteunen het werk van het
kabinet om racisme, discriminatie en antisemitisme te bestrijden.
Met de aanstelling van de NCAB in 2021 heeft het kabinet een extra impuls gegeven
aan de bestrijding van antisemitisme. Het Werkplan 2022–2025 van de NCAB dat de Minister
van Justitie en Veiligheid in oktober vorig jaar naar uw Kamer stuurde, bevat concrete
acties, onder meer tegen de verspreiding van antisemitische complottheorieën en Holocaustontkenning.
Zo zal de NCAB met burgemeesters en politie in gesprek gaan over het beschikbaar stellen
van voldoende capaciteit om demonstraties op antisemitische uitingen te kunnen monitoren.
Het werkplan bevat verder maatregelen, die toezien op het tegengaan van Holocaustverdraaiing
middels de strafrechtketen, educatie en (online) campagnes. De NCAB heeft gepleit
voor het expliciet strafbaar stellen van Holocaustontkenning, zoals in de meeste EU-lidstaten
al het geval is. Complottheorieën, antisemitisme en Holocaustontkenning kunnen de
democratische rechtsstaat schaden. Enerzijds omdat de legitimiteit van gezagdragers
wordt ondermijnd, anderzijds omdat in nationale wetgeving en internationale verdragen
een verbod is vastgelegd op het aanzetten tot haat.
De NCAB heeft, overeenkomstig het onderzoek van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen, uitgesproken
dat een bezoek aan herinneringscentra of een museum een blijvende indruk achterlaat
bij scholieren. Naast al het andere aanbod voor de scholen is een mogelijkheid om
gastsprekers uit te nodigen die kunnen vertellen over hun ervaringen tijdens de Holocaust,
en de leegte in Joodse families en de gemeenschap na de oorlog. Dergelijke ervaringen
verstevigen de kennis over de Holocaust opgedaan in het curriculum. Zoals hierboven
aangegeven zet het kabinet daar ook op in.
Voor de volledigheid wijzen we u tot slot op het wetsvoorstel waarmee het kaderbesluit
tegen racisme en discriminatie (2008/913/JBZ) tot in meer detail wordt geïmplementeerd.
Daartoe wordt artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht gewijzigd. Beledigende vormen
van onder andere het (online) publiekelijk ontkennen van genocide – waaronder Holocaustontkenning
– worden daarmee strafbaar als groepsbelediging. Het wetsvoorstel wordt op korte termijn
aan de Raad van State aangeboden en zal naar verwachting omstreeks de zomer van 2023
bij uw Kamer worden ingediend.
Tot slot
De strijd tegen antisemitisme moeten we blijven voeren, want zoals de NCAB in zijn
werkplan schrijft: «antisemitisme is een virus dat de basis van onze democratische
rechtstaat aantast. Het ondermijnt het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel en kan
leiden tot andere vormen van discriminatie, marginalisatie en radicalisering. Het
bestrijden ervan is niet de verantwoordelijkheid van Joden: het is onderdeel van de
bescherming van de democratische rechtstaat en de samenleving als geheel en daarmee
een taak van ons allen.» Deze opdracht voelt het kabinet heel duidelijk.
We moeten ons te allen tijde krachtig uitspreken tegen antisemitisme, ook middels
het onderwijs, in al zijn verschijningvormen. Deze periode van het jaar maakt dat
extra voelbaar en noodzakelijk.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport