Brief regering : Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst)
36 319 (R2180) Goedkeuring van het voornemen tot opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst)
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
13 maart 2023.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
12 april 2023.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2023
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het voornemen tot opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk
van de op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen Douaneovereenkomst inzake het
internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst)
(Trb. 1976, nr. 184 en Trb. 1977, nr. 91).
Een toelichtende nota bij het voornemen tot opzegging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Caribisch deel van het Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken
op 14 maart 2023 over te leggen aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
De Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking
van carnets Transports Internationaux Routiers ofwel TIR (TIR-Overeenkomst) (Trb. 1976, nr. 184, vertaling in Trb. 1977, nr. 91), is op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen. Het is een multilateraal verdrag
dat tot stand is gebracht onder toezicht van de Economische Commissie voor Europa
van de Verenigde Naties (VN-ECE) en thans van kracht is voor 77 overeenkomstsluitende
partijen, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Unie.
Het doel van de TIR-Overeenkomst is het vervoer over de weg tussen de aangesloten
overeenkomstsluitende partijen te vergemakkelijken. Dit wordt mogelijk gemaakt door
het zogeheten «Carnet TIR». Het Carnet TIR, ofwel het aangiftebewijsstuk, maakt het
mogelijk om goederen over de grenzen van aangesloten staten te vervoeren, zonder ze
te hoeven lossen aan de tussenliggende grenzen en zonder dat de vervoerder telkens
opnieuw zekerheid hoeft te stellen. Het zwaartepunt van de controle ligt dus bij de
aanvang en het einde van het vervoer.1 Tevens worden de goederen bij grensoverschrijdingen niet onderworpen aan betaling
van rechten of heffingen in verband met in- of uitvoer.
De Europese Unie is, naast de EU-lidstaten, zelfstandig overeenkomstsluitende partij
bij de TIR-Overeenkomst. De TIR-Overeenkomst voorziet expliciet in deze mogelijkheid.2 Aangezien de TIR-Overeenkomst een gebied bestrijkt waarop de EU exclusief bevoegd
is, is Nederland (het Europese deel) als EU-lidstaat via de band van de EU aan deze
Overeenkomst gebonden.
Voorafgaand aan de parlementaire goedkeuring van de TIR-Overeenkomst in 1978 hebben
de toenmalige Nederlandse Antillen aangegeven medegelding te wensen.3 De Overeenkomst is daarop niet alleen voor Nederland maar voor het gehele Koninkrijk
goedgekeurd en op 20 juni 1983 is de TIR-Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk in
werking getreden. Met de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk per 10 oktober
2010 is aan het van kracht zijn van de Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk niets
veranderd.4
II. Toelichting bij opzegging voor het Caribisch deel van het Koninkrijk
Sinds de totstandkoming in 1975 is de TIR-Overeenkomst meerdere keren gewijzigd, waaronder
in 2017 en twee keer in 2020.5 Zulke verdragswijzigingen treden voor alle overeenkomstsluitende partijen in werking,
tenzij een staat die overeenkomstsluitende partij is tijdig bezwaar maakt. Derhalve
dienen dergelijke besluiten in het Koninkrijk parlementair te worden goedgekeurd,
alvorens zij kunnen worden aanvaard zonder gebruik te maken van de mogelijkheid van
bezwaar.6 Omdat de Overeenkomst voor EU-lidstaten echter behoort tot de exclusieve bevoegdheid
van de EU, hoeven de wijzigingen van de Overeenkomst voor het Europese deel van Nederland,
als EU-lidstaat, niet parlementair te worden goedgekeurd; voorgestelde wijzigingen
van de TIR-Overeenkomst worden in EU-verband besproken en door de EU-lidstaten wordt
met betrekking tot de wijziging in kwestie een gemeenschappelijk standpunt bepaald.
Dit betekent dat wijzigingen van de TIR-Overeenkomst voor wat het Koninkrijk betreft
alleen voor de Caribische delen van het Koninkrijk parlementair dienen te worden goedgekeurd.
Recent heeft de regering echter geconstateerd dat de TIR-Overeenkomst in het hele
Caribische deel van het Koninkrijk – dat wil zeggen zowel in Caribisch Nederland (Bonaire,
Sint Eustatius en Saba) als in de Caribische landen van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao
en Sint Maarten) – in het geheel niet wordt toegepast en sinds haar inwerkingtreding
ook nooit is toegepast. De reden daarvoor is dat het gebruikmaken van de TIR-procedure
op de Caribische eilanden van het Koninkrijk meer administratieve lasten zou opleveren
dan het niet gebruikmaken van de TIR-procedure. Dat komt doordat de TIR-procedure
geschorst moet worden bij vervoer over zee en weer moet worden hervat bij aankomst
op een eiland voor het resterende vervoer over de weg. In de praktijk betekent dit
dat bij aankomst van goederen over zee op een Caribisch eiland van het Koninkrijk
het Carnet TIR voor vervoer over de weg op dat eiland geldig moet worden gemaakt,
vervolgens korte tijd later bij aankomst op de plaats van bestemming de formaliteiten
voor het beëindigen van het TIR-vervoer vervuld zouden moeten worden en tot slot de
formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen vervuld moeten worden.7 Als geen gebruik wordt gemaakt van de TIR-procedure, kunnen de goederen direct bij
aankomst op een eiland voor het vrije verkeer worden aangegeven. Aldus zijn de administratieve
lasten beduidend lager als op de Caribische eilanden van het Koninkrijk geen gebruik
wordt gemaakt van de TIR-regeling.
Daarnaast is het zo dat de TIR-Overeenkomst op het gehele westelijk halfrond niet
wordt toegepast. Weliswaar zijn in de regio gelegen staten als Argentinië, Canada
en Uruguay net als het Koninkrijk partij bij de Overeenkomst, maar ook deze staten
passen de Overeenkomst niet toe en zullen dat naar verwachting ook niet gaan doen.
Zo is er bijvoorbeeld geen actieve garantstellende organisatie aangewezen in die staten
die zorgt voor uitgifte van Carnets TIR, waardoor vervoer onder de TIR-Overeenkomst
in de praktijk niet kan worden toegepast.8
Nu is vastgesteld dat de TIR-Overeenkomst in het Caribische deel van het Koninkrijk
nooit is toegepast, niet toegepast wordt en ook in de toekomst nooit zal worden toegepast
aangezien het meer administratieve lasten oplevert dan wanneer er géén gebruik van
de TIR-Overeenkomst wordt gemaakt, heeft de regering, na overleg met de Caribische
landen en de autoriteiten van Caribisch Nederland, besloten om de TIR-Overeenkomst
voor het Caribische deel van het Koninkrijk op te zeggen. Daarmee worden de facto
onnodige parlementaire goedkeuringsprocedures voor de toekomst voorkomen.
III. Koninkrijkspositie
Zoals vermeld in de inleiding geldt de Overeenkomst voor het gehele Koninkrijk. De
regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten achten het wenselijk dat de Overeenkomst
voor hun land zal worden opgezegd. De Overeenkomst zal tevens voor Caribisch Nederland
worden opgezegd. Na het opzeggen van de Overeenkomst voor het Caribisch deel van het
Koninkrijk, zal de Overeenkomst, voor wat betreft het Koninkrijk, alleen nog gelden
voor het Europese deel van Nederland.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.