Brief regering : Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking tot verkeersovertredingen; ‘s-Gravenhage, 26 oktober 2022
36 240 Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking tot verkeersovertredingen; ’s-Gravenhage, 26 oktober 2022
A/ Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
15 februari 2023.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 17 maart 2023.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2023
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb
ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 26 oktober
2022 te ’s-Gravenhage, tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking tot verkeersovertredingen
(Trb. 2022, nr. 100).
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
TOELICHTENDE NOTA
1. Algemeen
Verkeershandhaving levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid op de weg en
voorkomt dodelijke ongelukken, verwondingen en schade. Binnen de Europese Unie geldt
dat indien een verkeersovertreding wordt begaan met een voertuig met een kenteken
uit een andere lidstaat, de gegevens van het voertuig en van de aansprakelijke kentekenhouder
kunnen worden doorgegeven aan de autoriteiten van de lidstaat waar de overtreding
is begaan zodat de verkeersboete rechtstreeks kan worden toegezonden aan de verantwoordelijke
kentekenhouder (Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van
11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie
over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (PbEU 2015, L 68)). Voor
Zwitserland, dat niet gebonden is aan deze Europese regelgeving, geldt op dit moment
dat door Nederland persoonsgegevens voor dit doel worden doorgegeven aan en ontvangen
van de Zwitserse autoriteiten op grond van de op 12 februari 1996 tot stand gekomen
Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse
Bondsstaat inzake artikelen 7 en 15 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse
rechtshulp in strafzaken (Trb. 1996, nr. 49). Op grond van dit verdrag is het doorgeven van gegevens op basis van het kenteken
van een voertuig waarmee een overtreding is begaan echter niet langs geautomatiseerde
weg mogelijk; het berichtenverkeer tussen de Zwitserse autoriteiten en de Nederlandse
autoriteiten vindt daarom plaats per post. Voor de uitvoeringsinstanties die verantwoordelijk
zijn voor de registratie van kentekens, in Nederland is dit de Dienst Wegverkeer (RDW),
een zelfstandig bestuursorgaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
is deze werkwijze omslachtig en foutgevoelig. Voor beide landen was dit de aanleiding
om in 2021 onderhandelingen over een nieuw verdrag te starten, met als voornaamste
doel om samenwerking langs geautomatiseerde weg mogelijk te maken. De onderhandelingen
vonden namens Nederland plaats vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid, met
instemming van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en met betrokkenheid
van het openbaar ministerie, de RDW en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB).
De onderhandelingen met de Zwitserse delegatie hebben geleid tot een nieuw verdrag.
Deze op 26 oktober 2022 te ’s Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking met betrekking
tot verkeersovertredingen biedt de basis om de doorgifte van kentekengegevens geautomatiseerd
te laten plaatsvinden (Trb. 2022, nr. 100). Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze en systemen die binnen
de Europese Unie voor dit doel worden gebruikt op grond van de reeds genoemde Richtlijn
(EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering
van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde
verkeersovertredingen (PbEU 2015, L 68). Ten opzichte van het huidige verdrag van
1996 wordt met het nieuwe verdrag daarnaast voorzien in de mogelijkheid geldboetes
voor verkeersovertredingen ter inning over te dragen aan de andere verdragspartij
in geval deze boetes na toezending aan de kentekenhouder niet (volledig) worden voldaan.
Hierbij wordt aangesloten bij het Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari
2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke
sancties (PbEG 2005, L 76), zoals in Nederland geïmplementeerd met de Wet wederzijdse
erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties.
De gegevensverwerking overeenkomstig het nieuwe verdrag is passend en noodzakelijk
voor het beoogde doel van het vergroten van de verkeersveiligheid, door het ondersteunen
van het bestraffen van verkeersovertredingen. De bescherming van persoonsgegevens
is een fundamenteel recht van natuurlijke personen. De gegevens van de kentekenhouder
worden enkel opgevraagd en doorgegeven in geval er sprake is van een geconstateerde
verkeersovertreding begaan met een voertuig met een kenteken uit het andere land.
Om een hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen zal de implementatie en toepassing
van het verdrag conform de toepasselijke gegevensbeschermingsregels geschieden, waaronder
de Algemene verordening gegevensbescherming. De Europese Commissie heeft voor Zwitserland
een zogeheten adequaatheidsbesluit genomen.1 Daarmee geeft de Commissie aan dat Zwitserland een passend beschermingsniveau van
persoonsgegevens waarborgt volgens artikel 45 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Bij de geautomatiseerde doorgifte van kentekengegevens zal gebruik worden gemaakt
van EUCARIS. Dit staat voor European CAR and driving license Information System. Dit systeem is gebaseerd op het op 29 juni 2000 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag
betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (EUCARIS) (Trb. 2000, nr. 98) en het op 8 juni 2017 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende
een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (EUCARIS) (Trb. 2017, nr. 101). De samenwerking onder dit verdrag en protocol, inmiddels door ruim dertig Europese
landen, waaronder Nederland en Zwitserland,2 is gericht op het ontwikkelen en exploiteren van een uitwisselingssysteem voor vervoer-
en transport gerelateerde gegevens. Het geldende Nederlandse recht voorziet reeds
in een grondslag voor de doorgifte van persoonsgegevens overeenkomstig het nieuwe
verdrag (artikel 43, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 in combinatie met artikel 8a,
aanhef en onderdeel d, van het Kentekenreglement).
2. Voorlopige toepassing
Op basis van het huidige verdrag doet Zwitserland jaarlijks per post circa 34.000
schriftelijke bevragingen bij de RDW. De beantwoording en terugzending van de gevraagde
gegevens door de RDW naar Zwitserland gebeurt eveneens handmatig en per post. De RDW
doet zelf jaarlijks circa 7.000 bevragingen van Zwitserland per post. Deze werkwijze
is inefficiënt. De handmatige verwerking verhoogt bovendien de kans op datalekken.
De met het nieuwe verdrag beoogde geautomatiseerde oplossing maakt zoals vermeld gebruik
van EUCARIS, het systeem dat door bijna alle landen binnen Europa wordt gebruikt en
dat eenvoudig geautomatiseerde bevragingen mogelijk maakt. Om zo snel mogelijk de
uitvoeringspraktijk te ontlasten van de afhandeling van de verzoeken per post en de
doorgegeven en ontvangen gegevens beter te beschermen is in het verdrag voorzien in
een voorlopige toepassing van de mogelijkheid van geautomatiseerde doorgifte van deze
persoonsgegevens. Er is geen sprake meer van doorgifte per post op basis van het huidige
verdrag vanaf het moment dat dit onderdeel van het nieuwe verdrag voorlopig wordt
toegepast. Concreet betreft het de toepassing van artikel 4 en de daarin genoemde
bijlage A door de in artikel 3 en bijlage B genoemde bevoegde autoriteiten.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de overige artikelen, zoals de artikelen die
zien op de overdracht van de inning niet voorlopig worden toegepast tot het moment
van inwerkingtreding van het verdrag. Voor uitvoering in de praktijk van dit onderdeel
zal ook nog een implementatietraject nodig zijn, zowel in Zwitserland als in Nederland.
3. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Het eerste artikel ziet op het doel en de reikwijdte van de toepassing. Dit is in
algemene zin toegelicht in paragraaf 1 van deze toelichtende nota.
Artikel 2
In dit artikel zijn verschillende kernbegrippen uit het verdrag gedefinieerd. De gegeven
definitie van verkeersovertredingen (road traffic offences) bepaalt de reikwijdte van de overtredingen waarvoor dit verdrag kan worden toegepast.
Voor Nederland betreft dit de verkeersovertredingen die worden gehandhaafd op grond
van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De geldboeten
die op grond van de Wahv worden opgelegd kennen een vaste hoogte, bepaald bij algemene
maatregel van bestuur. Het bedrag dat ter inning door de andere verdragspartij wordt
overgedragen, kan naast de oorspronkelijke geldboete ook bestaan uit kosten die worden
doorberekend voor de procedure, zoals in Nederland de administratiekosten, en uit
wettelijke verhogingen als gevolg van het niet tijdig (geheel) voldoen van de oorspronkelijke
boete.
Artikel 3
Dit artikel benoemt de bevoegde autoriteiten voor de uitvoering van het verdrag. Voor
Zwitserland gaat het om de politie, de douane en de gerechtelijke autoriteiten. Voor
Nederland gaat het om de autoriteiten die op basis van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften bevoegd zijn tot het opleggen van een administratieve
sanctie. Voor de verzoeken tot inning vanuit Zwitserland wordt als bevoegde autoriteit
het CJIB aangewezen, de dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid die is
belast met de inning van de sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften.
Artikel 4
Als het nodig is voor de bestraffing van verkeersovertredingen kunnen op verzoek gegevens
worden doorgegeven over voertuigen en hun houders die zijn vastgelegd in het nationale
kentekenregister. In Bijlage A worden de betreffende gegevens limitatief benoemd.
In dit artikel wordt voorgeschreven dat de doorgifte enkel nog zal gebeuren via een
geautomatiseerde procedure, tussen de centrale diensten belast met het beheer van
dat register. Dit is in Nederland de RDW, in Zwitserland heet de federale dienst ASTRA.
Gezien de gebleken betrouwbaarheid van EUCARIS en het ontbreken van grote spoed bij
het verstrekken van deze gegevens, wordt verzending per post, zoals de staande praktijk
was, met deze bepaling uitgesloten.
Artikel 5
Geldboetes kunnen vanuit de ene verdragspartij rechtstreeks naar het adres van de
kentekenhouder van het voertuig binnen het grondgebied van de andere verdragspartij
worden gestuurd. Hierbij geldt de nationale wet- en regelgeving van de verdragspartij
binnen wiens grondgebied de verkeersovertreding is begaan.
Om het mogelijk te maken dat een kentekenhouder zijn verdedigingsrechten kan uitoefenen,
is in het tweede lid van dit artikel vastgelegd welke informatie de toegezonden geldboete
in elk geval moet bevatten. Naast informatie over de overtreding, het voertuig waarmee
deze is begaan en de opgelegde boete, moet de toegezonden geldboete ook informatie
bevatten over de mogelijkheden om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de geldboete.
Artikel 6
In het geval dat de rechtstreekse toezending van de geldboete aan de kentekenhouder
niet leidt tot het (geheel) voldoen van de opgelegde boete kan worden verzocht de
(verdere) inning van de geldboete over te nemen. In het eerste lid is bepaald dat
daarvoor aan een viertal criteria moet worden voldaan.
Ten eerste moet er sprake zijn van «dubbele strafbaarheid»: de overtreding van de
regels die tot de sanctie heeft geleid moet zowel in Nederland als in Zwitserland
verboden zijn. Voor de in het eerste lid, onder a, genoemde veelvoorkomende overtredingen
is dit een gegeven. Op basis van historische gegevens is de verwachting dat deze tien
overtredingen ruim 80 procent zullen uitmaken van de overtredingen die zich lenen
voor overdracht overeenkomstig dit artikel. Voor andere overtredingen geldt dat de
dubbele strafbaarheid moet worden nagegaan. In Bijlage C, het standaardformulier dat
bij een verzoek tot inning moet worden ingevuld, wordt in dergelijke gevallen verzocht
de tekst van de betreffende bepaling integraal mee te sturen.
Om overdracht van bagatelzaken te voorkomen, geldt er ten tweede een ondergrens voor
het kunnen overdragen van de inning. Deze bedraagt 70 euro dan wel 80 Zwitserse Franken
(exclusief administratiekosten, inclusief wettelijke verhogingen).
Ten derde moet de geldboete naar het nationale recht van de verzoekende verdragspartij
nog inbaar zijn. De zaak mag bijvoorbeeld niet zijn verjaard.
Tot slot is bepaald dat voor een natuurlijke persoon moet gelden dat deze inwoner
van de aangezochte verdragspartij moet zijn en voor een rechtspersoon dat deze zijn
statutaire zetel in de aangezochte verdragspartij moet hebben.
Voor elke geldboete waarvoor de overname van de inning wordt verzocht, moet het standaardformulier,
zoals opgenomen in Bijlage C, worden ingevuld. Engels is als voertaal bepaald (tweede
lid).
Zodra wordt verzocht de inning van de geldboete over te nemen, kan de verzoekende
partij vanzelfsprekend zelf geen inningsactiviteiten meer ontplooien (derde lid).
Dit zou immers tot dubbele inning kunnen leiden. De mogelijkheid om de inning te hervatten
ontstaat (pas) weer op het moment dat het verzoek wordt afgewezen (zie artikel 7)
of terug wordt gemeld dat de inning niet is gelukt en verdere pogingen daartoe worden
gestaakt.
Artikel 7
Een verzoek tot overname van de inning van een onbetaalde geldboete kan worden geweigerd.
In het eerste lid worden twee dwingende weigeringsgronden genoemd: er kan in de ten
uitvoer te leggen beslissing niet tevens sprake zijn van een vrijheidsbenemende straf
en er mag in de beslissing geen sprake zijn van samenloop met een andere overtreding,
die geen verkeersovertreding is.
In het tweede lid zijn verschillende facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Deze
gronden spreken voor zich: het betreffen weigeringsgronden die veelvuldig voorkomen
in andere rechtsinstrumenten over internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging
van sancties. In het bijzonder wordt gewezen op de in onderdeel g opgenomen grond:
indien de geldboete of in elk geval de essentiële onderdelen daarvan niet zijn vertaald
in de taal/talen van de verdragspartij waarin de ontvanger verblijft, kan de overname
van de inning worden geweigerd. Dit betekent dat het verdrag weliswaar in artikel 5,
eerste lid, de ruimte laat om de geldboete in eerste instantie onvertaald aan de kentekenhouder
toe te sturen, maar dat overdracht van de inning van deze geldboete – mocht de rechtstreekse
toezending niet leiden tot het voldoen van het openstaande bedrag – kan worden geweigerd
als de betrokkene niet in de officiële taal van zijn land is aangeschreven.
In het geval een verzoek wordt geweigerd wordt dit, met opgave van de redenen, gemeld
aan de verzoekende partij (derde lid). Vanuit de verzoekende partij wordt direct contact
opgenomen met de aangezochte partij in het geval na het moment van het verzoek tot
overdracht alsnog een betaling wordt ontvangen, ter voorkoming van dubbele inning
(vierde lid).
Artikel 8
Na overdracht van de geldboete wordt het verschuldigde bedrag omgezet op basis van
de op de dag van de oplegging geldende wisselkoers tussen euro’s en Zwitserse Franken
(eerste lid). De inning verloopt verder via het geldende recht van de aangezochte
partij (tweede lid).
Op het moment dat degene bij wie de boete vervolgens wordt geïnd kan aantonen dat
de boete reeds is voldaan, bijvoorbeeld door een betalingsbewijs te overleggen, wordt
de verzoekende partij daarover meteen geïnformeerd (derde lid). De verzoekende partij
wordt eveneens geïnformeerd op het moment dat de inning is afgerond. Afronding kan
naast inning van het volledige bedrag ook betekenen dat terug moet worden bericht
dat inning van de boete niet is geslaagd en verdere inningsactiviteiten niet worden
ontplooid.
Artikel 9
Aan het doen van een verzoek om kentekengegevens op basis van dit verdrag zijn geen
kosten verbonden voor de verzoekende partij. Zodra wordt verzocht de inning over te
nemen geldt dat hetgeen wordt geïnd door de aangezochte partij ten bate komt van die
partij. Hierin is de hoofdregel in het Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari
2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke
sancties (PbEG 2005, L 76) gevolgd.
Artikel 10
Nadere uitwerking op een administratief en technisch niveau kan in een bilaterale
overeenkomst tussen de partijen worden vastgelegd. Een dergelijke overeenkomst wordt
in de Nederlandse verdragssystematiek als een uitvoeringsverdrag beschouwd dat op
grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen
geen parlementaire goedkeuring behoeft. Bij die nadere uitwerking kunnen gegevensvelden
uit de bijlagen worden gewijzigd. Dit kan bijvoorbeeld aangewezen zijn op het moment
dat een bepaalde verkeersovertreding, die voldoet aan de eisen die aan aanvaarding
van de overdracht worden gesteld (artikel 6), zo regelmatig wordt overgedragen dat
een aan te vinken selectievakje de administratieve afhandeling zou vergemakkelijken.
Artikel 11
Dit artikel bepaalt dat het verdrag wordt geïmplementeerd in overeenstemming met de
nationale wet- en regelgeving en de verplichtingen die volgen uit het internationale
recht. Dit behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 12
Dit artikel bepaalt dat het verdrag wordt uitgevoerd binnen de eigen begrotingen en
beschikbare middelen. Dit behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 13
Dit artikel bevat een bepaling inzake geschillenbeslechting en behoeft geen nadere
toelichting.
Artikel 14
Dit artikel bevat een bepaling inzake de territoriale reikwijdte, die voor Nederland
is beperkt tot het Europese deel. Dit behoeft gezien de strekking van het verdrag
geen nadere toelichting.
Artikel 15
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van voorlopige toepassing van de bepalingen
in het verdrag die zien op het verstrekken van gegevens van kentekenhouders. De reikwijdte
van en de dringende aanleiding voor deze voorlopige toepassing vanaf de dag van ondertekening
van het verdrag is nader toegelicht in paragraaf 2 van deze toelichtende nota.
Artikel 16
Dit artikel bevat reguliere bepalingen inzake de inwerkingtreding en beëindiging van
het verdrag en behoeft geen nadere toelichting.
4. Een ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat het Verdrag enkele een ieder verbindende bepalingen
in de zin van artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten
toekennen of plichten opleggen.
In artikel 5 is vastgelegd welke gegevens een rechtstreeks toegezonden geldboete in
elk geval zou moeten bevatten, zoals informatie over de overtreding, het voertuig
waarmee deze is begaan, de opgelegde boete en de mogelijkheden om rechtsmiddelen aan
te wenden tegen de geldboete. Deze vereisten gelden ook op basis van de nationale
wet- en regelgeving van beide verdragspartijen, maar de ontvanger zou hierop een direct
beroep kunnen doen als hij meent dat niet aan dit verdragsvoorschrift is voldaan.
In artikel 6 worden de criteria benoemd waaraan moet worden voldaan om de (verdere)
inning van de geldboete over te nemen. Indien degene bij wie de geldboete wordt geïnd
van oordeel is dat niet zou zijn voldaan aan die criteria (te weten dubbele strafbaarheid,
bedrag hoger dan 70 euro dan wel 80 Zwitserse Franken, zaak is niet verjaard, inwoner
aangezochte verdragspartij) kan hij dit voor de Nederlandse rechter tegenwerpen.
5. Koninkrijkspositie
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag alleen voor het Europese
deel van Nederland gelden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.