Brief regering : Stand van zaken verkenning erkenning genocides met andere EU lidstaten
36 200 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023
Nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 november 2022
Zoals toegezegd in het commissiedebat over de Kamerbrief inzake «Hoofdlijnen beleid
Ministerie van Buitenlandse Zaken» (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84) van 14 juni jl. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 110) en conform de motie van het lid Ceder c.s. (Kamerstuk 35 925 V, nr. 104) ontvangt u hierbij de stand van zaken betreffende de verkenning van de wijze waarop
gelijkgezinde EU lidstaten aankijken tegen het gezamenlijk erkennen van genocides
en onder welke voorwaarden daartoe zou kunnen worden overgegaan, zoals opgenomen in
het coalitieakkoord uit 2021. Daarbij wordt conform de toezegging en motie specifiek
aandacht besteed aan mogelijke gezamenlijke erkenning van de verschrikkelijke gebeurtenissen
in Armenië van 1915-1917 en de situatie van de Oeigoeren.
Introductie
In toenemende mate is er aandacht voor situaties waarin mogelijk sprake is van genocide,
en klinkt de oproep aan regeringen en parlementen om over te gaan tot erkenning van
bepaalde situaties. Ook publicaties en tentoonstellingen kunnen onderdeel uitmaken
van maatschappelijke discussies over dit onderwerp.
In maart 2017 publiceerde de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken
(CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) een gezamenlijk advies over het
gebruik door politici van de term «genocide» (Bijlage bij Kamerstuk 34 550 V, nr. 72). In dit advies wordt benadrukt dat er een verschil bestaat tussen vaststellingen
ten aanzien van historische situaties en die ten aanzien van lopende situaties; bij
historische situaties zouden vooral vragen over genoegdoening en excuses aan de orde
zijn, terwijl in lopende situaties vraagstukken met betrekking tot de verplichting
om misdrijven te voorkomen spelen. Het Kabinet wijst er ook op dat het begrip genocide
een specifieke juridische betekenis heeft die niet per definitie geldt voor elke periode
waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Op dit moment lopen twee procedures bij het Internationaal Gerechtshof over de interpretatie
en toepassing van het Verdrag inzake de voorkoming en toepassing van genocide. Het
betreft gebeurtenissen in Myanmar en Oekraïne. Naast de partijen bij deze procedures
zijn andere staten, waaronder Nederland, voornemens in deze procedures te interveniëren
en hebben verschillende staten dat ook al gedaan met betrekking tot de gebeurtenissen
in Oekraïne. De inbreng van partijen alsmede de interventies van andere staten zullen
een belangrijke bijdrage leveren aan de jurisprudentie over de criteria voor de vaststelling
van genocide en een belangrijke bron vormen voor nader academisch onderzoek.
Verkenning gezamenlijke erkenning
Het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) uit 2021 bevat de volgende passage: «Nederland bekijkt samen met een representatief aantal gelijkgestemde EU lidstaten
de erkenning van genocides en onder welke voorwaarden gezamenlijk tot erkenning van
genocides kan worden overgegaan. Uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven,
wetenschappelijk onderzoek en/of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn hierbij
zwaarwegend.» De Kamerbrief inzake de beleidsbrief Buitenlandse Zaken van 8 maart 2022 bevat een
vergelijkbare passage.
Naar aanleiding van de passage in het coalitieakkoord is een plan van aanpak opgesteld
om hieraan opvolging te geven. Dit plan van aanpak kent twee fasen. De eerste fase
betrof een algemene outreach, waarbij het primaire doel was om informatie te vergaren over de standpunten van
de EU lidstaten ten aanzien van de erkenning van genocides. Hiertoe zijn de posten
in de EU lidstaten verzocht om te rapporteren over de situatie in hun land van plaatsing.
In het kader van de algemene outreach is daarnaast een verzoek via de EU Raadswerkgroep COJUR verstuurd aan de EU-lidstaten
om nadere informatie te delen over hoe zij omgaan met het vraagstuk van genocide,
waarbij de lidstaten ook is gevraagd om aan te geven of zij interesse zouden hebben
in het verkennen van mogelijk gezamenlijke erkenning.
In de bijlage is een overzicht opgenomen van situaties welke zijn erkend als genocide
door de regering en/of het parlement in het betreffende land. Volledigheidshalve is
tevens erkenning door het Europees Parlement opgenomen.
Op grond van de informatie verzameld in de eerste fase is een selectie van landen
gemaakt ten behoeve van de tweede fase van specifieke outreach. De selectie van landen is onder meer gebaseerd op de mate waarin het beleid dat
deze landen ten aanzien van de erkenning van genocide overeenkomt met dat van Nederland.
Daarbij is gelet op erkenning van genocide op basis van uitspraken van internationale
hoven en tribunalen, vaststellingen door de VN Veiligheidsraad of eenduidige conclusies
uit wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast is gekeken naar de reacties van de posten
op de vraag of de landen eventueel interesse zouden hebben in gezamenlijke erkenning
van genocides.
Verschrikkelijke gebeurtenissen in Armenië in 1915-1917 en de situatie van de Oeigoeren
Ten tijde van de verschrikkelijke gebeurtenissen in Armenië in 1915-1917 bestond de
juridische norm ten aanzien van genocide nog niet. Naar aanleiding van onder meer
deze kwestie kwam een rechtsontwikkeling op gang in de decennia daarna, die resulteerde
in het Genocideverdrag (1948). De gebeurtenissen in Armenië zijn als genocide erkend
door de regeringen van Cyprus en Frankrijk en door de parlementen van België, Cyprus,
Duitsland, Griekenland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Slowakije, Tsjechië, Zweden en het Europees Parlement.
Wat betreft de Oeigoeren, een lopende situatie, hebben drie parlementen deze situatie
erkend als genocide; te weten de parlementen van Frankrijk, Litouwen en Tsjechië.
Het Belgisch parlement erkent een «ernstig risico op genocide tegen de Oeigoerse minderheid».
Volgende stappen
Vooralsnog is er nauwelijks interesse gebleken vanuit EU lidstaten voor verkenning
van gezamenlijke erkenning in bovengenoemde situaties. Na het uitvoeren van de specifieke
outreach is vanuit één van de geselecteerde landen een eerste voorzichtig positieve
reactie ontvangen. Met dit land worden verdere gesprekken gevoerd om eventuele interesse
in het overgaan tot gezamenlijke erkenning van genocide nader te verkennen. Zoals
eerder aangegeven zullen uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, wetenschappelijk
onderzoek en/of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad hierbij voor Nederland zwaarwegend
zijn. De overige landen reageerden onverbindend of met (enige) terughoudendheid, waarbij
verschillende landen verwezen naar de gevoeligheden en interne politieke overwegingen
die in hun land een rol spelen bij het erkennen van genocide. Het merendeel van de
bevraagde landen hanteert een of meerdere met Nederland vergelijkbare uitgangspunten
bij de erkenning van genocide. Mede daardoor blijkt deze verkenning een proces van
de lange adem te zijn.
Naast het voeren van eerder genoemde verdere gesprekken met voorlopig het enige geïnteresseerde
land, zullen landen die onverbindend hebben gereageerd op de hoogte gehouden worden
van het verdere proces. De inzet van de regering blijft onverkort gericht op het samen
met andere EU lidstaten bespreken van de erkenning van genocides alsmede de voorwaarden
waaronder tot gezamenlijke erkenning van genocides kan worden overgegaan.
Daarbij zal specifiek de aandacht blijven uitgaan naar het verkennen van mogelijke
gezamenlijke erkenning van de verschrikkelijke gebeurtenissen in Armenië van 1915-1917
en de situatie van de Oeigoeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
BIJLAGE 1: OVERZICHT SITUATIES WELKE ZIJN ERKEND ALS GENOCIDE DOOR HET PARLEMENT EN/OF
DE REGERING IN HET BETREFFENDE LAND. VOLLEDIGHEIDSHALVE IS TEVENS ERKENNING DOOR HET
EUROPEES PARLEMENT MEEGENOMEN.
Land/Situatie
Oeigoeren
Jezidi’s
Armeniërs
Rohingya
Oekraïne (2022)
België
Parlement
Parlement
Bulgarije
Cyprus
Regering
Parlement
Denemarken
Duitsland
Parlement
Estland
Parlement
Griekenland
Parlement
Finland
Frankrijk
Parlement
Parlement
Regering
Parlement
Hongarije
Ierland
Parlement
Italië
Parlement
Kroatië
Letland
Parlement
Parlement
Litouwen
Parlement
Parlement
Parlement
Luxemburg
Parlement
Malta
Oostenrijk
Parlement
Parlement
Roemenië
Polen
Parlement
Parlement
Parlement
Portugal
Parlement
Parlement
Slovenië
Slowakije
Parlement
Spanje
Tsjechië
Parlement
Parlement
Parlement
Zweden
Parlement
Europese Unie
Europees Parlement
Europees Parlement
N.B. Het is niet in ieder geval eenduidig vast te stellen of sprake is van erkenning
door de regering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken