Brief regering : Fiche: Verordening Cyber Resilience Act (CRA)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3552
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening Cyber Resilience Act (CRA)
Fiche: Europese Media Vrijheid Verordening en Aanbeveling redactionele onafhankelijkheid
en transparantie mediaeigendom (Kamerstuk 22 112, nr. 3553)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening Cyber Resilience Act (CRA)
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on horizontal
cybersecurity requirements for products with digital elements and amending Regulation
(EU) 2019/1020.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 september 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 454
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52022PC0454 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2022) 282
SWD(2022) 283
SEC(2022) 321
f) Behandelingstraject Raad
Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie (TTE)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 114 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Hardware- en softwareproducten zijn in toenemende mate onderhevig aan cyberaanvallen,
met hoge kosten voor samenlevingen en individuele consumenten als gevolg. Op dit moment
is er specifiek voor de Europese Unie (hierna ook: «EU») alleen wetgeving die van
toepassing is op bepaalde producten met digitale elementen, maar ontbreekt er een
breed wetgevend kader dat de cybersecurity reguleert voor alle hardware- en software
producten. Dit heeft als gevolg dat er kwetsbare producten met digitale elementen
in omloop zijn op de Europese interne markt die grote schade kunnen berokkenen aan
consumenten, bedrijven, en overheden. Omdat deze producten vaak grensoverschrijdend
worden gebruikt, kunnen deze incidenten zich snel over de interne markt verspreiden.
De tweeledige hoofddoelstelling van de Cyber Resilience Act (hierna ook: «CRA») is (1) het creëren van horizontale robuuste cybersecurity voorwaarden
voor alle producten met digitale elementen waar fabrikanten, leveranciers en importeurs
van dergelijke producten aan moeten voldoen vóór plaatsing op de interne markt en
tijdens de productlevenscyclus, en(2) het zorgen voor transparantie over de mate van
cybersecurity van dergelijke producten ten behoeve van de keuze van gebruikers (consumenten
en organisaties). Dit moet leiden tot een digitaal veiligere Europese digitale interne
markt en samenleving waar onveilige producten van de markt kunnen worden geweerd en
gehaald. De EU is wereldwijd de eerste partij die met dergelijke wetgeving komt en
kan hiermee mondiaal de standaard zetten voor digitaal veilige producten. Wanneer
derde landen, waar een groot deel van de productie van digitale producten plaatsvindt,
volgen, zorgen we als EU voor een wereldwijd veiligere waardenketen.
Onder de reikwijdte van de CRA vallen alle producten met digitale elementen, waarvan
het gebruik en redelijk voorstelbaar gebruik een directe of indirecte verbinding tot
een eindapparaat of netwerk bevat. Dit omvat alle hardware- of softwareproducten en
individuele componenten. Buiten de reikwijdte vallen medische (in-vitro) apparaten,
motorvoertuigen, producten gerelateerd aan de burgerluchtvaart, producten die exclusief
zijn ontwikkeld voor de nationale veiligheid, militaire doeleinden of om gerubriceerde
informatie te verwerken, Software-as-a-Service (SaaS, een variant van clouddienstverlening) en open source software indien er geen economische activiteit aan is gekoppeld. Onder de aanbieders
van producten met digitale elementen wordt verstaan de fabrikanten die de producten
ontwikkelen, ontwerpen en beschikbaar stellen onder hun naam of handelsmerk (gratis
of tegen betaling), en de leveranciers en de importeurs die de producten beschikbaar
stellen in de interne markt. Elk type aanbieder in de productieketen heeft hierbij
verschillende verantwoordelijkheden.
Vanwege het horizontale karakter en de brede reikwijdte van de CRA, zijn er raakvlakken
met andere (sectorale) EU-wetgeving die de cybersecurity van specifieke producten
met digitale elementen of bepaalde diensten reguleren, zoals medische apparatuur of
voertuigen. De CRA beoogt de verhouding tot deze sectorale wetgeving te verhelderen
om zo juridische duidelijkheid te scheppen voor bedrijven en toezichthouders. Zo zijn
er in de CRA bepalingen opgenomen die aangeven welke cybersecurityverplichtingen gelden
of juist komen te vervallen indien een product met digitaal element onder de reikwijdte
van de CRA én een ander Unie wetgevingsinstrument valt. Ook wordt er bepaald of de
conformiteitsbeoordeling van de CRA, van het andere Unie wetgevingsinstrument of een
combinatie hiervan gevolgd moet worden.
Het stelsel van verplichtingen dat de CRA introduceert aan de fabrikanten, importeurs
en leveranciers kan grofweg in twee categorieën worden onderverdeeld: een set aan
ex-ante verplichtingen waaraan aanbieders van producten met digitale elementen moeten voldoen
vóórdat deze producten op de markt mogen worden geplaatst, en een set aan ex-post verplichtingen die gelden nádat de producten op de markt zijn geplaatst.
Zo moeten fabrikanten en importeurs onder het ex-ante gedeelte van de verordening ervoor zorgen dat hun producten voldoen aan de essentiële
voorwaarden in Annex I, waaronder de verplichting om hun producten zodanig te ontwerpen,
ontwikkelen en produceren dat ze een passend niveau van cybersecurity garanderen in
overeenstemming met het risico dat voortvloeit uit het gebruik.
Ook mag het product niet onderhevig zijn aan – voor zover bekend – exploiteerbare
kwetsbaarheden. Verder moet de fabrikant het product met het digitale element aan
een conformiteitsbeoordelingsprocedure onderwerpen om aan te tonen dat het product
tegemoet komt aan de bovengenoemde essentiële voorwaarden in Annex I, alvorens het
op de interne markt mag worden gebracht. In Annex III zijn twee categorieën kritieke
producten met digitale elementen opgenomen die een hoger cybersecurity risico met
zich mee brengen en waarvoor zwaardere eisen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure
worden gesteld. Voor kritieke producten uit categorie II in Annex III moet de conformiteitsbeoordeling
worden uitgevoerd door een onafhankelijke derde partij. De Commissie krijgt de bevoegdheid
om via gedelegeerde handelingen producten aan de lijst van kritieke producten van
Annex III te schrappen of toe te voegen, waarbij producenten worden verplicht te voldoen
aan een cybersecuritycertificaat volgens het EU-cybersecuritycertificeringsschema.
Ten slotte moet de fabrikant informatie en instructies bijvoegen bij het product voor
de gebruiker zodat zij/hij het product veilig kan installeren en gebruiken.
Voor de ex-post verplichtingen geldt dat de fabrikant voor de verwachte levensduur van het product,
of voor een periode van vijf jaar (welke korter is), moet garanderen dat kwetsbaarheden
van het product effectief aangepakt worden middels bijvoorbeeld veiligheidsupdates
en het product blijft voldoen aan de essentiële voorwaarden in Annex I. Ook moet de
fabrikant zonder onnodige vertraging en binnen 24 uur bij de European Union Agency for Cybersecurity (hierna ook: «ENISA») melden dat er een kwetsbaarheid in zijn product is geëxploiteerd
is en een incident vormt die een impact kan hebben op de veiligheid van het product.
ENISA moet deze melding vervolgens zonder vertraging1 doorzetten naar de aangewezen nationale Cyber Security Incident Response Team (hierna ook: «CSIRT») of Single Point of Contact en de nationale markttoezichtautoriteit op de hoogte stellen.
Lidstaten moeten toezicht en handhaving van de regels in de CRA binnen hun grondgebied
beleggen bij één of meerdere markttoezichthouders. Dit mag een bestaand of nieuw op
te richten autoriteit zijn. Waar de markttoezichthouder oordeelt dat een aanbieder
van producten met digitale elementen de regels niet naleeft en de gevolgen hiervan
niet beperkt zijn tot zijn grondgebied, zal de markttoezichthouder de Commissie en
de andere lidstaten informeren over de evaluatie en maatregelen die het vis-à-vis de aanbieder heeft genomen. De Commissie kan markttoezichthouders verzoeken een onderzoek
te verrichten als het voldoende redenen heeft om aan te nemen dat een product niet
aan de voorwaarden voldoet. In uitzonderlijke omstandigheden waarbij (1) een product
een aanzienlijk cybersecurityrisico heeft, (2) het niet aan de voorwaarden voldoet
en (3) de relevante markttoezichthouder geen doeltreffende maatregelen heeft genomen,
mag de Commissie tot onmiddellijke interventie overgaan en ENISA verzoeken een onderzoek
te verrichten. Op basis van dit onderzoek kan de Commissie ervoor kiezen middels een
uitvoeringshandeling maatregelen te nemen op EU-niveau, waaronder het terugroepen
van het product van de interne markt. Verder kunnen markttoezichthouders zelf, of
op verzoek van de Commissie of ENISA, met andere relevante toezichthouders een gezamenlijk
onderzoek te verrichten naar producten die een cybersecurityrisico vormen. Ten slotte
kunnen onder de coördinatie van de Commissie gelijktijdige nalevingscontroles worden
gehouden door de markttoezichthouders (zogenaamde «sweeps»).
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft in aanloop naar het impact assessment onder andere een publieke
consultatie gehouden en verscheidene workshops georganiseerd met stakeholders, waaronder
lidstaten, fabrikanten, gebruikers en anderen, over de cybersecurity van producten
met digitale elementen. Uit de feedback van deze consultatierondes kwamen twee principiële
problemen naar voren: (1) er heerst een laag niveau van cybersecurity van producten
met digitale elementen, en (2) er is een gebrek aan kennis en informatie voor gebruikers
voor wat betreft de cybersecurity van een product. Ook wordt in het impact assessment
geconcludeerd dat de nieuwe verplichtingen nalevings- en handhavingskosten met zich
mee zullen brengen, onder andere voor het bedrijfsleven, met name het mkb. In de consultaties
gaf het mkb daarom het belang aan van een proportionele aanpak en ondersteunende maatregelen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Cyber Security Beeld Nederland (hierna ook: «CSBN») geeft jaarlijks een overzicht
van de digitale dreigingen en weerbaarheid. Opeenvolgende beelden, inclusief het CSBN
van 20222 trekken vergelijkbare conclusies als het impact assessment van de Europese Commissie,
namelijk dat de onveiligheid van ICT-producten en diensten de achilleshiel vormen
van de digitale weerbaarheid, en dat de marktdynamiek de beheersing van digitale risico’s
compliceert. De analyse van het CSBN is de basis voor de kabinetsbrede Nederlandse
Cybersecurity Strategie (NLCS)3. Het doel van de NLCS is om Nederland digitaal veilig te maken door de digitale weerbaarheid
te verhogen en dreigingen tegen te gaan. Het kabinet zet in op het versterken en transformeren
van het digitale ecosysteem waarbij één organisatie of één individu niet langer de
zwakste schakel kan zijn. Dat vergt een systeemtransformatie die in de vier pijlers
van de NLCS wordt uitgelicht. Dit vergt de inzet van een uitgebalanceerd samenspel
aan instrumenten: van intensievere publiek-private samenwerking tot nieuwe wetgeving,
met als doel een ecosysteem te creëren waarbij burgers, organisaties en (kleine) bedrijven
in beginsel veilige producten en diensten kunnen afnemen. In het kader van de Europese
digitaal eengemaakte markt, de competitieve wereldeconomie, het streven naar een gelijk
speelveld en veilige ICT-producten en diensten zet het kabinet zo veel mogelijk in
op het ontwikkelen van Europese wet- en regelgeving. Deze inzet komt tot uiting in
pijler II van de NLCS met betrekking tot veilige en innovatieve digitale producten
en diensten. De ontwikkeling van de CRA in samenspel met andere Europese wet- en regelgeving
en certificering voor ICT-producten en diensten staat centraal in de aanpak naast
nationale maatregelen zoals de inkoopeisen cybersecurity van de overheid (ICO). Deze
inzet heeft ook een internationaal normatief element, zoals uiteengezet in pijler
III van de NLCS. Hierin stelt het kabinet zich ten doel om actief deel te nemen aan
internationale discussies over technische standaarden die van invloed zijn op de openheid,
vrijheid en veiligheid van het internet door standpunten te coördineren op EU niveau
en met gelijkgezinde landen. De CRA biedt een mogelijkheid de internationale discussies
over de technische standaarden te beïnvloeden.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het voorstel beoogt de cybersecurity van producten met digitale elementen in de Europese
digitale interne markt te vergroten en versterken. Het kabinet steunt deze doelstelling
en verwelkomt het voorstel. Over het algemeen is de eerste indruk van het kabinet
van het voorstel positief en in lijn met het Nederlandse non-paper4 en consultatiereactie5 op dit voorstel die u op 14 december 2021 en op 17 augustus jl. heeft ontvangen.
U ontvangt parallel aan dit BNC-fiche het non-paper van Nederland, Denemarken en Duitsland
van 12 september jl. Wel is er op een aantal onderdelen nog onduidelijkheid zoals
hierna wordt beschreven. Hierover zal het kabinet nadere uitleg vragen.
Het kabinet steunt de keuze om, producten met digitale elementen, inclusief alle hardware-
en softwareproducten, en fabrikanten, leveranciers en importeurs van dergelijke producten
onder de reikwijdte van het CRA voorstel te brengen. Er bestaat momenteel geen horizontale
cybersecuritywetgeving met verplichtingen voor alle marktspelers van digitale producten.
Bestaande Uniewetgeving op het gebied van cybersecurity (en wetgeving die op dit moment
in onderhandeling is) kent een andere invalshoek, zoals bijvoorbeeld de herziene Richtlijn
voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (hierna ook: «NIB2») dat een kader biedt voor
de beveiliging van essentiële en belangrijke organisaties, de vrijwillige cybersecurity
certificering van ICT-producten, diensten en processen onder de Cybersecurity Act (hierna ook: «CSA») en de cybersecurityeisen over de Radio Equipment Directive (hierna
ook: «RED»). De CRA kan hierin een vangnet vormen met essentiële eisen die voor alle
producten met digitale elementen gelden, waarbij sectorale wetgeving als lex specialis additionele voorwaarden kan stellen voor specifieke producten en diensten.
Het kabinet is positief over het op termijn intrekken van de gedelegeerde handeling
onder de RED voor cybersecurityeisen voor draadloos verbonden apparaten wanneer de
horizontale eisen van de CRA in werking treden. Hiermee vloeien de gestelde eisen
onder de RED die van kracht worden op 1 augustus 2024 over in de CRA en wordt duplicatie
van Europese wet- en regelgeving voorkomen.
De exacte reikwijdte van het begrip producten met digitale elementen is echter nog
niet volledig duidelijk. Dit is een aandachtspunt voor het kabinet. Voor het kabinet
is het van belang dat voldoende duidelijk is dat bijvoorbeeld alle hard- en softwareproducten,
inclusief alle losse software, binnen de definitie valt.
Voor wat betreft de verhouding met reeds bestaande cybersecurity gerelateerde wetgeving
(en wetgeving die op dit moment in onderhandeling is) steunt het kabinet een zo ver
mogelijke overeenstemming van de personele en materiële reikwijdte van de CRA met
de definities die worden gehanteerd in Unie wetgeving waaronder de CSA, NIB2, AI Act,
de Machinerichtlijn, de General Product Safety Regulation (gerelateerd aan fysieke veiligheid) en andere instrumenten. Dit biedt juridische
zekerheid aan zowel bedrijven als lidstaten.
Het kabinet is van oordeel dat de relatie tussen de horizontale CRA en de andere genoemde
verticale, sectorale wetgeving nog verdere duidelijkheid behoeft om zo bovengenoemde
samenhang en aansluiting te garanderen, en duplicatie met deze wetgeving te vermijden.
Zo zal het kabinet verduidelijking vragen hoe de focus op producten met digitale elementen
zich verhoudt tot de bredere scope van de CSA die zich richt op ICT-producten, diensten
en processen. Ook valt Software-as-a Service (SaaS, een vorm van clouddienstverlening) niet onder de CRA omdat deze aanbieders
hiervan onder NIB2 reeds worden gereguleerd als essentiële entiteit. Het kabinet zal
verhelderingvragen of over deze uitzondering voor de betrokken organisaties voldoende
eenduidigheid biedt. Ook de samenhang met andere relevante wetgevingsvoorstellen,
zoals de herziening van de eIDAS-verordening en de verschillende meldplichten die
onder de CRA en NIB vallen, zijn aandachtspunten voor verdere verheldering. De meldplicht
voor fabrikanten over kwetsbaarheden en incidenten dient door ENISA verspreid te worden
aan lidstaten of het Europese netwerk van Cybersecurity Incident Response Teams (hierna ook: «CSIRTs-netwerk»). Het kabinet beschouwt het van belang dat de reactietermijn
van ENISA voor deze meldingen wordt gespecificeerd. Daarnaast beschouwt het kabinet
dat de uitzonderingsgronden voor de meldplicht van fabrikanten afbakening behoeft.
Tot slot zal het kabinet de Commissie om verduidelijking vragen over de totstandkoming
en redenering van de lijst van kritieke producten met digitale elementen in Annex
III. Het kabinet staat positief tegenover het gebruik van verschillende mogelijkheden
tot conformiteitsbeoordeling afhankelijk van de risico’s. Daarbij is van belang dat
de eisen aan conformiteitsbeoordeling voldoende waarborgen bevatten om ervoor te zorgen
dat die beoordeling betrouwbaar wordt uitgevoerd en van voldoende kwaliteit is.
Verder oordeelt het kabinet over het algemeen positief over de inhoudelijke verplichtingen
waaraan alle producten met digitale elementen en fabrikanten, leveranciers en importeurs
van dergelijke producten aan moeten voldoen. Voor wat betreft de termijn waarop kwetsbaarheden
moeten worden verholpen zal het kabinet verheldering vragen wat wordt beoogd met een
keuze tussen de kortste van de twee termijnen, de productlevenscyclus of vijf jaar.
Voldoende cybersecurity waarborgen gedurende de productlevenscyclus is voor het kabinet
van belang. Het voorstel roept op dit punt ook vragen op over de aansluiting met de
Europese richtlijnen over de verkoop van goederen en levering van digitale inhoud
en diensten. Op basis van deze richtlijnen moet een handelaar een consument van updates
voorzien voor een periode die de consument redelijkerwijs kan verwachten. Ten aanzien
van de taken die ENISA mede op basis van huidige wetgeving thans heeft6, zal het kabinet vragen om nadere toelichtingen omtrent de voorgestelde rol en bevoegdheden
van ENISA bij bijvoorbeeld de meldplicht voor producenten van geëxploiteerde kwetsbaarheden
van producten met een digitaal element bij ENISA en het vervolgens door ENISA doorzetten
van deze meldingen naar nationale Cybersecurity Incident Response Teams (CSIRTs).
Zoals opgemerkt in het Nederlandse non-paper7 zal het kabinet aandacht hebben voor de proportionaliteit en juridische zekerheid
van deze verplichtingen, met name voor het mkb, met als doel om veilige innovatie
te bevorderen en uitvoerbaarheid van de verplichtingen te garanderen.
Op het gebied van markttoezicht steunt het kabinet de keuze om lidstaten vrij te laten
bij welke, al dan niet nieuw op te richten autoriteit, het toezicht en de handhaving
van de CRA regels op hun grondgebied te beleggen. Wel plaatst het kabinet aandachtspunten
bij de precieze rol en bevoegdheden die aan de Commissie en ENISA worden toegekend
in het voorstel. Het kabinet zal verduidelijking vragen over de precieze rol van beide
laatstgenoemde instanties, onder meer in relatie tot de verantwoordelijkheden van
nationale markttoezichthouders en nationale cybersecurity incident response teams
zoals bijvoorbeeld ook het Nationaal Cyber Security Centrum (hierna ook: «NCSC») en
het Cyber Security Incident Response Team voor digitale dienstverleners (hierna ook: «CSIRT-DSP»). Hierbij zal het kabinet
benadrukken dat de onafhankelijkheid van de nationale markttoezichthouders in de uitvoering
van hun toezichtstaken essentieel is.
Voor een aantal zaken komen de bevoegdheden van de Commissie de wendbaarheid van de
CRA ten goede in relatie tot technologische ontwikkelingen of de ontwikkeling van
relevante sectorale Europese wet- en regelgeving. Bij één andere bevoegdheid is het
kabinet kritischer. De meest verregaande bevoegdheid die aan de Commissie wordt toegekend
is dat zij in uitzonderlijke gevallen digitale producten uit de Europese markt kan
laten terugtrekken. Het kabinet zal aandacht houden voor de verdere uitwerking van
de bevoegdheden van de Commissie, onder meer of dit op gespannen voet zou kunnen komen
te staan met de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten op het gebied van
bescherming van nationale veiligheid (artikel 4, tweede lid, VEU).
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten lijken, net als Nederland, het voorstel in de basis te steunen
en te verwelkomen. Op het moment van schrijven delen andere lidstaten de vragen van
Nederland rondom de reikwijdte, definities, de verhouding met andere Europese wet-
en regelgeving zoals NIB2 en CSA, en de voorziene rol van de Commissie en ENISA. Ook
zijn er in het afgelopen jaar twee Nederlandse non-papers ontwikkeld over de koers
van de CRA. Het eerste non-paper van 14 december 2021 was alleen van NL. Aan een tweede
non-paper van 12 september 2022 werd medeondertekend door Duitsland en Denemarken.
Voor wat betreft het Europees Parlement zijn op het moment van schrijven noch een
Commissie, noch een Rapporteur aangewezen als hoofdverantwoordelijke voor behandeling
van het voorstel. Er is daarom ook nog geen verdere informatie bekend over de inhoudelijke
appreciatie van het voorstel door het Europees Parlement op het moment van schrijven.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De voorgestelde
rechtsgrondslag is artikel 114 VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen
vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen van de lidstaten die de instellingen de werking van de interne markt betreffen.
Aangezien het voorstel betrekking heeft op het ontwikkelen van robuuste cybersecurity
voorwaarden voor alle producten met digitale elementen op de interne markt, kan het
kabinet zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag. Op grond van artikel 4, tweede
lid, onder a, van het VWEU hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid op
het gebied van de interne markt.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. De verordening heeft tot doel het creëren
van horizontale robuuste cybersecurity voorwaarden voor alle producten met digitale
elementen en waar fabrikanten, leveranciers en importeurs van dergelijke producten
aan moeten voldoen voor plaatsing op de interne markt. Daarnaast heeft de verordening
ook als doel voor transparantie te zorgen over de mate van cybersecurity van dergelijke
producten ten behoeve van de keuze van gebruikers (consumenten en organisaties). Dit
moet leiden tot een digitaal veiligere Europese digitale interne markt. Gezien het
grensoverschrijdende karakter van cybersecurity en het toenemend aantal incidenten
met impact in meerdere landen en het feit dat marktspelers over het algemeen actief
zijn in meerdere lidstaten of mondiale marktpartijen zijn, kan dit onvoldoende door
afzonderlijk optreden van de lidstaten worden bereikt, daarom is een EU-aanpak nodig.
Door de verordening wordt het gelijk speelveld op het terrein van cybersecurity gewaarborgd
en versterkt, worden belemmeringen op de interne markt voor fabrikanten, leveranciers
en importeurs weggenomen en wordt bijgedragen aan de verhoging van de digitale weerbaarheid
van Nederland en de EU. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is positief. De verordening heeft tot doel horizontale
cybersecurityeisen te stellen aan alle producten met digitale elementen voor Europese
markttoegang in samenspel met Europese sectorale wet- regelgeving en daarmee bij te
dragen aan een digitaal veiligere Europese digitale interne markt. Het voorgestelde
optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de CRA zal fungeren als
vangnet voor producten die vallen buiten sectorale wet- en regelgeving op dit terrein.
Dit draagt bij aan de digitaal eengemaakte markt, de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid
van wetgeving binnen de Unie. De CRA sluit daarnaast aan bij de bestaande Europese
systematiek van productregulering voor markttoegang met bijbehorende standaardisatie
en toezicht, het zogenaamde New Legislative Framework (hierna ook: «NLF»). Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk,
omdat het optreden beperkt blijft tot het verschaffen van dit vangnet.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie geeft in het voorstel aan dat ENISA voor de uitvoering 4,5 FTE zal toekennen
uit de bestaande budgetten, omdat er synergiën zijn met werkzaamheden en de reeds
toegekende budgetten voor NIB2. De Commissie stelt 7 additionele FTE nodig te hebben
(€ 5 miljoen euro) per jaar. De benodigde FTE zullen worden gedekt uit reeds bestaande
fraudepreventiemaatregelen. Het kabinet is van mening dat de financiële middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting van de
EU.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De financiële consequenties van dit voorstel voor de rijksoverheid zien op het inrichten
van markttoezicht op nationaal niveau. De financiële gevolgen van het voorstel voor
de rijksoverheid en medeoverheden zijn op dit moment nog niet te specificeren, maar
zijn naar verwachting substantieel. De Commissie schat in dat voor de hele EU de kosten
voor markttoezicht zullen bestaan uit € 7,7 miljard euro. Het inrichten van passend
toezicht als sluitstuk is nodig om het beoogde positieve maatschappelijke effect te
realiseren dat producten digitaal veiliger zijn. De budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting
worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform
de regels van de budgetdiscipline. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met
eventuele budgettaire gevolgen voor medeoverheden.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel heeft financiële consequenties en verhoogt de regeldruk voor het bedrijfsleven.
Dit moet worden afgezet tegen de baten voor de verschillende stakeholders en de samenleving
als geheel. Het impact assessment van de Commissie maakt de diverse elementen inzichtelijk. De Commissie stelt dat
voor hard- en softwarefabrikanten de nalevingskosten bestaan uit het opnemen van de
veiligheidseisen in hun producten met digitale elementen in de productlevenscyclus,
het uitvoeren van de conformiteitsbeoordeling, verplichtingen voor documentatie en
een meldplicht bij kwetsbaarheden. Bovendien wordt een risicogebaseerde benadering
gekozen met oog voor administratieve lasten en nalevingskosten. Enerzijds worden de
administratieve lasten beperkt doordat organisaties door middel van een zelfassessment
de conformiteitsbeoordeling uit kunnen voeren. Anderzijds zijn kritieke producten
met digitale elementen gedefinieerd waarvan de cybersecurityrisico’s en potentiële
negatieve impact van kwetsbaarheden hoger zijn. Voor deze kritieke producten gelden
zwaardere eisen ten aanzien van de conformiteitsbeoordelingsprocedure waarbij in de
hoogste risicoklasse de conformiteitsbeoordeling plaats moet vinden door een onafhankelijke
derde partij. De Commissie schat in dat het aandeel kritieke producten met digitale
elementen 10% van het totaal aantal gereguleerde producten is. De totale nalevingskosten
in de hele EU schat de Commissie in op ongeveer 29 miljard euro op een totale marktomzet
van 1485 miljard euro per jaar. De nalevingskosten voor een bedrijf zullen variëren
en zijn afhankelijk van de complexiteit en omvang van het product, de bestaande cybersecurity
praktijk van een bedrijf, de omgeving (business-to-consumer of business-to-business) en de omvang van het bedrijf. Dit geldt voor het mkb tot grote bedrijven en is afhankelijk
van hun rol in de digitale economie. De gemiddeld geschatte kosten van een zelfassessment
zijn 18.400 euro en een conformiteitsbeoordeling door een derde partij zijn 25.000
euro. Voor bedrijven worden met Europese horizontale verplichtingen nalevingskosten
gereduceerd ten opzichte van nalevingskosten in verschillende lidstaten. Daarnaast
verwacht de Commissie dat het aantal cybersecurity incidenten met producten met digitale
elementen met bijkomende incidentresponskosten en reputatieschade met 33% vermindert.
Voor de hele EU verwacht de Commissie een kostenbesparing als gevolg van incidenten
van rond de 180 miljard per jaar tot 290 miljard euro per jaar. Het is aannemelijk
dat bedrijven de verhoogde kosten zullen doorberekenen in hun prijs naar gebruikers
(organisaties en consumenten). Dit moet worden afgewogen tegen de baten van gebruikers
van verhoogde transparantie, dat producten met digitale elementen die zij afnemen
standaard veiliger zijn en hun fundamentele rechten zoals privacy en bescherming van
hun data ook beter zijn geborgd. Wel wordt er in het impact assessment aandacht gevraagd door het mkb voor een proportionele benadering en ondersteunende
maatregelen, gezien het mkb dat naar verwachting relatief hogere regeldruk zal ervaren.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Met het verhogen van de cybersecurity van producten met digitale elementen beoogt
de EU de weerbaarheid van de digitale samenleving en economie te vergroten. Europese
wet- en regelgeving met bijbehorende standaarden en toezicht zoals in de CRA dragen
bij aan de veiligheid en weerbaarheid van de wereldwijde waardeketen en stimuleren
digitaal veilige innovaties. Dit stelt de EU in staat wereldwijd een sterkere positie
in het digitale domein in te nemen. Het is daarnaast goed dat de EU inzet op een horizontale
verordening. Gefragmenteerde standaarden en regulering over cybersecurity verzwakken
niet alleen het concurrentievermogen van Europese bedrijven en de cybersecurity van
consumenten, ze ondermijnen ook de open strategische autonomie van de EU. Met het
verhogen van de digitale weerbaarheid behoudt de EU ook een open economie en een platform
voor samenwerking met internationale partners. De EU is wereldwijd de eerste partij
die dergelijke wettelijke veiligheidseisen introduceert voor producten met digitale
elementen. Wanneer de EU, verantwoordelijk voor meer dan een derde van de wereldimport
en -export, cybersecuritystandaarden stelt, dan kunnen producenten ervoor kiezen om
deze standaarden, omwille van kostenefficiëntie, voor alle geproduceerde producten
toe te passen, niet alleen die voor de EU. Hiermee draagt de CRA bij aan een wereldwijd
veiligere waardenketen van digitale producten en veiligere digitale samenlevingen.
Door samenwerking met gelijkgezinde derde landen kan de EU leidend zijn in het stimuleren
van gelijksoortige wettelijke eisen en standaarden wereldwijd. Wereldwijde aanname
van vergelijkbare cybersecurityeisen aan producten met digitale elementen bevordert
zowel de digitale weerbaarheid van het hele ecosysteem als de concurrentiekracht van
Europese bedrijven in de mondiale economie.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het is noodzakelijk te voorzien in de benodigde nationale uitvoeringsbepalingen om
uitwerking te kunnen geven aan deze verordening. Zo moet een bevoegde autoriteit worden
aangewezen. Ook moeten regels worden vastgesteld wat betreft de sancties die van toepassing
zijn op inbreuken op de verordening, moeten er maatregelen worden getroffen die ervoor
zorgen dat deze sancties worden toegepast en moeten er regels worden vastgesteld over
de vraag of en in hoeverre administratieve boetes mogen worden opgelegd aan overheidsinstanties
en overheidsorganen. In het voorstel van de Commissie staat dat indien de overtreder
een onderneming is, een omzet-gerelateerde boete moet worden opgelegd indien dat bedrag
hoger is dan het maximale bedrag dat volgt uit de verordening. De hoogte van deze
boete wijkt mogelijk af van de hoogte die geldt volgens het systeem zoals dat momenteel
in het Warenwetbesluit bestuurlijke boetes is opgenomen. Hier dient de wetgeving eventueel
op aangepast te worden.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Op basis van artikel 290 VWEU bevat het voorstel de volgende bevoegdheden voor de
Commissie voor gedelegeerde handelingen:
1. Het actualiseren van de lijst van categorieën van kritieke producten met digitale
elementen in Annex III en het specificeren van definities van deze producten
2. Het identificeren van producten met digitale elementen waarvoor andere Unie wetgeving
hetzelfde beschermingsniveau als de CRA garandeert, het vervolgens specificeren of
een beperking of uitzondering van de reikwijdte van de verordening nodig is en, indien
nodig, de reikwijdte van de beperking te bepalen
3. De mogelijkheid om certificering te verplichten van bepaalde hoog kritieke producten
met digitale elementen op basis van beoordelingscriteria die in de verordening staan
4. Het specificeren van de minimale hoeveelheid informatie in de EU verklaring van conformiteit
5. Het aanvullen van elementen die onderdeel moeten zijn van de technische documentatie
Voor wat betreft de hierboven genoemde gedelegeerde handelingen kan het kabinet zich
vinden in de toekenning van de bevoegdheden die worden toegekend aan de Commissie.
Omdat er geen sprake lijkt te zijn van essentiële onderdelen, is toekenning van deze
bevoegdheden mogelijk. Ook acht het kabinet de toegekende handelingen wenselijk omdat
elke individuele gedelegeerde handeling ervoor zorgt dat de verordening toekomstbestendig
blijft tegen het licht van relevante technologische- en marktontwikkelingen. Zo geeft
gedelegeerde handeling «1» (artikel 6 lid 2 en 3) de Commissie de bevoegdheid om de
lijst van kritieke producten met digitale elementen in Annex III te actualiseren middels
het toevoegen of verwijderen van categorieën van kritieke producten. Het is immers
voorstelbaar dat de evolutie van huidige technologieën of de opkomst van een compleet
nieuwe technologie kan leiden tot een categorie van kritieke producten met digitale
elementen die nu nog niet kan worden voorzien. Deze logica geldt in dezelfde mate
voor handelingen «2» (artikel 6 lid 5), «3» (artikel 20 lid 5), «4» (artikel 20 lid
5) en «5» (artikel 23 lid 5). Ook geldt voor alle gedelegeerde handelingen dat delegatie
in plaats van uitvoering voor de hand ligt omdat het een aanvulling of wijziging van
de wetgevingshandeling betreft. Ten slotte acht het kabinet de vijf bevoegdheden voldoende
afgebakend qua doel, inhoud en strekking. De duur van de bevoegdheidstoekenning lijkt
niet te zijn opgenomen in het voorstel. Het kabinet heeft een voorkeur voor toekenning
van deze bevoegdheden voor bepaalde tijd, met mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging.
Het voorstel bevat de volgende bevoegdheden voor de Commissie voor uitvoeringshandelingen
ten behoeve van uniforme uitvoering van de verordening, op basis van de verordening
(EU)182/2011:
1. Het specificeren van het format en de elementen van de software bill of materials
2. Het specificeren van het soort informatie, format en procedure van de meldingen van
actief misbruikte kwetsbaarheden en incidenten die door fabrikanten moeten worden
gemeld bij ENISA
3. Het specificeren van welke Europese cybersecurity certificeringschema’s onder de Cyber
Security Act kunnen worden gebruikt om conformiteit aan te tonen met de essentiële
eisen in Annex I van het voorstel
4. Het adopteren van gemeenschappelijke specificaties in relatie tot de essentiële eisen
in Annex I van het voorstel
5. Technische specificaties opstellen voor pictogrammen of andere beeldmerken in relatie
tot de cybersecurity van producten met digitale elementen en mechanismen om hun gebruik
te stimuleren
6. Besluiten over corrigerende of restrictieve maatregelen op Unie niveau in buitengewone
omstandigheden die directe interventie rechtvaardigen om het goed functioneren van
de interne markt te behouden.
Ook voor de uitvoeringshandelingen geldt dat, met uitzondering van handeling «6»,
het kabinet zich kan vinden in de toekenning van de bevoegdheden. Omdat er geen sprake
lijkt te zijn van essentiële onderdelen, is toekenning van deze bevoegdheden mogelijk.
Toekenning van deze bevoegdheden voor handelingen «1» tot en met «5» acht het kabinet
wenselijk omdat voor alle uitvoeringshandelingen geldt dat het de toekomstbestendigheid
van de verordening ten goede komt. Zo is uitvoeringshandeling «1» (artikel 10 lid
15) nuttig omdat het de Commissie de bevoegdheid geeft het format en de elementen
van de software bill of materials te wijzigen, die, tegen het licht van relevante markt- en technologische ontwikkelingen,
geactualiseerd dienen te worden. Handelingen «2» (artikel 11 lid 5), «3» (artikel 18
lid 4), «4» (artikel 19) en «5» (artikel 22 lid 6) dienen eenzelfde doel waarbij de
toekomstbestendigheid centraal staat. Ook de keuze voor uitvoering in plaats van delegatie
ligt voor handelingen «1» tot en met «6» voor de hand omdat hiermee wordt gewaarborgd
dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, hetgeen ten goede
komt van de werking van de interne markt. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van verordening 182/2011.
Toepassing van de deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn plaats omdat
het gaat om handelingen die de veiligheid van mensen betreffen (artikel 2, lid 2,
onder iii, verordening 182/2011).
Over handeling «6» (artikel 45 lid 4) twijfelt het kabinet of toekenning van deze
bevoegdheid wenselijk is. Hieraan wordt de bevoegdheid toegekend aan de Commissie
om in uitzonderlijke gevallen digitale producten uit de Europese markt te laten terugtrekken.
Mogelijk is het wenselijk om dit in de verordening zelf op te nemen of om deze bevoegdheid
op een andere wijze vorm te geven in de verordening.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar
t.a.v. haalbaarheid
De verordening zal twintig dagen na publicatie in werking treden en na 24 maanden
van kracht zijn. De meldplicht voor fabrikanten in artikel 11 wordt 12 maanden na
inwerkingtreding van kracht. Het kabinet acht deze termijn haalbaar en wenselijk aangezien
dagelijks kwetsbaarheden in producten met digitale elementen worden ontdekt en het
aantal cybersecurity incidenten met aanzienlijke gevolgen voor gebruikers blijven
toenemen.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is opgenomen dat de verordening 36 maanden na inwerkingtreding en
daarna elke 4 jaar zal worden geëvalueerd door de Commissie. De Commissie zal het
evaluatierapport sturen naar de Europese Raad en het Europees Parlement en het rapport
openbaar maken.
Gezien de doorlopende technologische en maatschappelijke ontwikkelingen die raken
aan de cybersecurity producten met digitale elementen acht het kabinet deze periodieke
evaluatie passend en wenselijk.
e) Constitutionele toets
Het voorstel moet bijdragen aan het creëren van horizontale robuuste cybersecurityvoorwaarden
voor alle producten met digitale elementen, waar fabrikanten, leveranciers en importeurs
van dergelijke producten aan moeten voldoen voor plaatsing op de interne markt. Dit
kan gevolgen hebben voor de vrijheid van ondernemerschap. In het geval dat een product
een significant cybersecurity risico vormt en er binnen de daarvoor door de toezichthouder
aangewezen periode geen passende maatregelen zijn getroffen, dient de toezichthouder
maatregelen te treffen waardoor het betreffende product niet meer op de nationale
markt aangeboden kan worden. In een uiterst geval is bovendien de Commissie bevoegd
corrigerende of beperkende maatregelen op te leggen op Unieniveau. Tegelijkertijd
helpt het creëren van een hoger niveau van cybersecurity van producten met digitale
elementen en het bevorderen van kennis en informatie voor gebruikers ook bij de bescherming
van de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden zoals de persoonlijke levenssfeer,
de bescherming van persoonsgegevens, en de bescherming van eigendom of persoonlijke
waardigheid en integriteit. Het is van belang dat het voorstel de juiste balans weet
te vinden tussen de diverse grondrechten die erdoor worden geraakt. Het kabinet ziet
in het voorstel duidelijk aandacht voor deze balans, maar zal hier blijvend aandacht
voor hebben.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Lidstaten moeten toezicht en handhaving van de regels in de CRA binnen hun grondgebied
beleggen bij één of meerdere markttoezichthouders. Dit mag een bestaand of nieuw op
te richten autoriteit zijn. Gezien de aan Agentschap Telecom (hierna ook: «AT») toegekende
taken op het gebied van cybersecurity onder RED (toezicht op (cybersecurity) markttoegangseisen
voor draadloos verbonden apparaten) en CSA (nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit
voor ICT-producten, dienst en processen), en de regels ter implementatie van Europese
NIB-richtlijn in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen en de Telecomwet
(toezicht op de continuïteit van de sectoren telecom, digitale infrastructuur en energie)
ligt het voor de hand om AT aan te wijzen als nationale markttoezichthouder. Het toezicht
op de CRA ligt in het verlengde van deze taken. Toezicht op de CRA betekent een taakverzwaring
voor AT, ondanks dat er naar verwachting synergiën mogelijk zullen zijn met de huidige
taken van AT. AT kan voortbouwen op de opgebouwde capaciteit en expertise voor toezicht
onder de RED. De Commissie stelt dat de cybersecurity markttoegangseisen onder de
RED over zullen gaan in de CRA. Tegelijkertijd is de reikwijdte van de CRA aanzienlijk
breder en worden meer partijen onder toezicht gesteld. Dit betekent dat investeringen
nodig zullen zijn in de capaciteit en expertise bij AT om passend toezicht in te kunnen
richten. Ten aanzien van de handhaafbaarheid oordeelt het kabinet dat de CRA handhaafbaar
is omdat wordt aangesloten op de bestaande NLF-systematiek van Europese productregulering.
Net als marktpartijen is AT bekend met deze werkwijze aangezien onder andere de RED
ook werkt op basis van deze systematiek.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
De verordening stelt eisen aan producten die in de Unie op de markt gebracht worden.
Producenten, zo ook die in ontwikkelingslanden, dienen aan deze standaarden te voldoen.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.