Brief regering : Fiche: Mededeling Nieuwe Europese Innovatie Agenda
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3490 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Nieuwe Europese Innovatie Agenda
Fiche: Machtigingsverordening Raad voor steunmaatregelen op het gebied van spoorvervoer,
binnenvaart en multimodaal vervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 3491)
Fiche: Aanbeveling openen onderhandelingen met Japan inzake grensoverschrijdende gegevensstromen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3492)
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Mededeling Nieuwe Europese Innovatie Agenda
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, De Raad, het Europees
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s over een Nieuwe Europese
Innovatie Agenda
b) Datum ontvangst Commissiedocument
5 juli 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 332
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52022DC0332
e) Nr. Impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijke ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2. Essentie voorstel
De prestaties van de EU op het gebied van innovatie zijn in de periode 2014–2021 verbeterd1 mede als gevolg van EU-initiatieven en -programma’s zoals het kaderprogramma voor
onderzoek en innovatie2 en nationale investeringen. Volgens de Commissie is echter meer nodig om Europa een
leidende rol op het innovatiewereldtoneel3 te kunnen laten spelen, oplossingen te vinden voor urgente maatschappelijke uitdagingen
en de groene en digitale transities te versnellen. Met deze mededeling over een Nieuwe
Europese Innovatie Agenda (NEIA) legt de Commissie de focus op het ontwikkelen, op
de markt brengen en opschalen van nieuwe deep tech technologieën. Er is een groeiend aantal innovatieve startups in de EU dat zich richt
op deep tech innovaties. Bij deep tech gaat het volgens de Commissie om diepgaande technologische innovatie die geworteld
is in geavanceerde wetenschap en sleuteltechnologieontwikkeling. Het betreft veelal
een combinatie van vooruitgang in het fysieke, biologische en digitale domein met
het potentieel om transformatieve doorbraken te bieden in het licht van wereldwijde
uitdagingen4.
De NEIA beoogt bij te dragen aan de concurrentiekracht en strategische autonomie van
de EU en aan het verkleinen van de grote verschillen in onderzoeks- en innovatieprestaties
tussen lidstaten en regio’s in de EU (de innovatiekloof). De NEIA ligt in het verlengde
van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)5 die als doel heeft om als Commissie en lidstaten gezamenlijk vorm te geven aan een
Europese open interne markt voor onderzoek en innovatie (O&I).
De NEIA bevat vijf actielijnen met in totaal vijfentwintig acties die deels al lopen
binnen de huidige EU-programma’s, zijn aangekondigd of starten in de periode 2022–2025.
Financiering komt uit lopende EU-programma’s zoals Horizon Europe6. In de NEIA wordt ook een groot aantal initiatieven benoemd die raken aan deep tech innovatie en voortvloeien uit sectoraal EU-beleid, industriebeleid of andere EU-programma’s
dan Horizon Europe7 Overstijgende prioriteit is het bevorderen van diversiteit en gendergelijkheid in
de deep tech sector.
De eerste actielijn betreft toegang tot financiering: om deep tech startups en scale-ups te ondersteunen wil de Commissie tussen de 30 miljard en 50 miljard euro
mobiliseren uit privaat kapitaal. Eén van de maatregelen om dit te bereiken is een
(hogere) belastingaftrek voor eigen vermogen, zoals nu ook vaak het geval is bij (rente
op) schuld (DEBRA)8. Ook wil de Commissie binnen het InvestEU-programma het ESCALAR9-mechanisme van het Europees investeringsfonds uitbreiden.
De tweede actielijn richt zich op het verbeteren van de randvoorwaarden voor experimenteren
en testfaciliteiten. Aangekondigd wordt onder meer een document met informatie over
regulatory sandboxes10, proeftuinen voor onder meer hernieuwbare waterstof11, innovatief aanbesteden en het instellen van een beleidsadvies-groep die zich gaat
buigen over innovatievriendelijke regelgeving.
De derde actielijn gaat over innovatie-ecosystemen verspreid over de gehele EU, dus
ook in regio’s die nu nog minder goed presteren op het gebied van innovatie. Eén van
de acties betreft het ondersteunen en onderling verbinden van 100 regionale deep-tech innovation valleys12. Een andere actie gaat over synergie tussen Horizon Europe en het Cohesiebeleid waarover
gelijktijdig met de mededeling richtsnoeren zijn gepubliceerd door de Commissie13. Bij de vierde actielijn ligt het accent op het aantrekken en behouden van technisch
talent. Deze actielijn bouwt voort op een groot aantal lopende initiatieven en richt
zich op de mondiale strijd om talent. Voorbeelden van aanvullende acties zijn mogelijkheden
voor innovatieve stages die het voor studenten en afgestudeerden mogelijk maken om
werkervaring op te doen bij bedrijven14, een programma voor vrouwelijke ondernemers en leiders in tech-startups en het opzetten van een EU-talentenpool medio 2023.
De laatste actielijn betreft stroomlijning van beleid: er wordt een rapport aangekondigd
met definities van startups, scale-ups, deep tech-innovatie en er zullen indicatoren ontwikkeld worden ten behoeve van beleid gericht
op innovatie-ecosystemen. Ook wordt de rol van het EIC Forum15 versterkt.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse innovatiebeleid is onlosmakelijk verbonden met het beleid gericht
op onderwijs, onderzoek en wetenschap. Dit betekent dat geïnvesteerd wordt in de volledige
keten van onderwijs, fundamenteel onderzoek, toegepast en praktijkgericht onderzoek,
valorisatie, onderzoeksinfrastructuur en onderzoeks- en innovatie-ecosystemen16. Accenten in het (missiegedreven) innovatiebeleid17 liggen onder meer op sleuteltechnologieën, publiek-private samenwerking, valorisatie
en marktcreatie, intellectueel eigendom, kennisveiligheid, ondersteuning van startups18, de aansluiting van onderwijs op de veranderende arbeidsmarkt en (digitale) vaardigheden.
Het kabinet heeft in het bijzonder aandacht voor de commercialisering en opschaling
van deep
tech toepassingen. Zo heeft het kabinet samen met Invest-NL onlangs het Deep Tech Fonds gelanceerd met een fondsomvang van 250 miljoen euro19. Het kabinet werkt aan de verdere ontwikkeling van het missiegedreven innovatiebeleid.20 Belangrijke elementen zullen zijn: (1) de toepassing van nieuwe kennis in de hele
keten van onderzoek, innovatie, valorisatie en marktontwikkeling, (2) het voorbereiden
van strategische keuzes en (3) de versterking van de doelmatigheid van de governance
en het instrumentarium. Ook investeert het kabinet via het Nationaal Groeifonds in
projecten die zorgen voor economische groei voor de lange termijn.
Wat betreft het Europees Onderzoeks- en Innovatiebeleid (O&I-beleid) is het prioritair
voor het kabinet dat excellentie en impact de uitgangspunten blijven. Andere prioriteiten
met betrekking tot Europees O&I-beleid zijn samenwerking door de hele kennis- en innovatieketen
heen, voldoende ruimte voor bottom-up geïnitieerd onderzoek en technologie-ontwikkeling,
publiek-private samenwerking (ook wel aangeduid met partnerschappen21) en onderzoeks- en technologie infrastructuur. Tevens is van belang dat internationaal
kan worden samengewerkt ten behoeve van open strategische autonomie22 en op een veilige manier waarbij de academische waarden en principes geborgd blijven23. Verder is het belangrijk dat internationaal talent kan worden aangetrokken en behouden,
in het bijzonder in de techniek- en ICT-sector. Daarnaast is synergie tussen EU-programma’s
van belang en aansluiting op nationaal beleid. Belangrijke randvoorwaarden zijn innovatievriendelijke
wet- en regelgeving en (subsidie)procedures die op innovatieve ondernemers zijn toegespitst.
Daarnaast heeft het kabinet aandacht voor innovatie binnen de defensie- en veiligheidsgerelateerde
industrie en draagt zij daarmee ook bij aan de open strategische autonomie van Europa24.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet hecht belang aan Europees O&I-beleid vanwege de toegevoegde waarde voor
Nederland van een excellent niveau van de wetenschap, het versterken van de innovatie-
en concurrentiekracht en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. In dat licht
verwelkomt het kabinet de mededeling over een Nieuwe Europese Innovatie Agenda. Innovatie
speelt een sleutelrol bij het adresseren van de grote maatschappelijke uitdagingen
waar sectoren van kunnen profiteren. Zo is opschaling, commercialisering en uitrol
van schone technologieën essentieel in de transitie naar klimaatneutraliteit van de
industrie. Het kabinet verwelkomt dan ook dat in de mededeling een relatie met onder
meer het industriebeleid wordt gelegd. De vijf actielijnen en de bijbehorende acties
sluiten in het algemeen goed aan bij de kabinetsprioriteiten zowel wat betreft nationaal
innovatiebeleid als met betrekking tot de kabinetspositie op Europees O&I-beleid.
Er zijn enkele overkoepelende aandachtspunten en specifieke punten bij de vijf actielijnen
te benoemen.
Allereerst vindt het kabinet dat in de mededeling sterker de koppeling kan worden
gelegd met beleid t.a.v. kennisvalorisatie en intellectueel eigendom. Het is essentieel
om de bestaande kennis te benutten en om innovaties om te zetten naar producten en
diensten. Daarnaast ziet het kabinet graag meer aandacht voor internationale O&I samenwerking,
economische- en kennisveiligheid25, waaronder het tegengaan van ongewenste overdracht van kennis en technologie en het
beschermen van de academische kernwaarden en principes. Dit zijn prioritaire onderwerpen
op EU en nationaal niveau, onder andere in het licht van open strategische autonomie
waarover ook in de betreffende programma’s zoals Horizon Europe bepalingen zijn opgenomen.
Ten tweede vindt het kabinet dat innovatie niet los kan worden gezien van onderzoek
en wetenschap. Juist bij deep tech innovaties en sleuteltechnologieën is fundamenteel onderzoek van groot belang om
ook op de langere termijn inzichten en oplossingen te bieden. In de praktijk betreft
het een sterke wisselwerking en daarom investeert het kabinet in de hele onderzoeks-
en innovatieketen26. De rol van fundamenteel onderzoek en van de universiteiten kan daarom duidelijker
benoemd worden. Dit geldt ook voor de toegevoegde waarde van O&I-samenwerking over
disciplines en sectoren heen en het belang van onderzoeksinfrastructuur bij deze samenwerking.
Daarbij dient tevens de rol van de sociale- en geesteswetenschappen (SSH) gewaarborgd
te worden, zodat er ook voldoende aandacht is voor de sociale context en de mogelijkheid
tot opname van nieuwe kennis en technologie in de maatschappij.
Het derde punt betreft het verkleinen van de innovatiekloof. Het kabinet zal uitdragen
dat het verkleinen van de innovatiekloof vooral vraagt om nationale investeringen
en hervormingen in lidstaten die nu nog minder goed presteren op het gebied van O&I.
Daarnaast moedigt het kabinet deze lidstaten aan fondsen onder het Cohesiebeleid hiervoor
in te zetten 27. Het kabinet zal sterk benadrukken dat excellentie en impact de leidende uitgangspunten
blijven voor Horizon Europe.
Het vierde punt is de focus in de mededeling op deep tech, of wel disruptieve innovaties, omdat hier doorbraken mee geforceerd kunnen worden
en hiermee het concurrentievermogen van de EU versterkt kan worden. Het kabinet onderschrijft
deze focus, het is te vergelijken met de nationale inzet op sleuteltechnologieën28, maar vindt dat er binnen Horizon Europe voldoende ruimte voor incrementele innovatie
en bottom-up geïnitieerde O&I moet blijven.
Het laatste overkoepelende punt betreft de waarde die het kabinet hecht aan gedegen
implementatie van lopende programma’s en initiatieven en synergie hiertussen. Het
kabinet zal bepleiten dat duidelijker wordt aangegeven hoe implementatie van de NEIA
in samenhang wordt opgepakt met implementatie van recente initiatieven zoals de vernieuwde
ERA, het Pact voor onderzoek en innovatie in Europa29, de Europese Strategie voor Universiteiten30 en het EU-beleid inzake kennisvalorisatie31 en intellectueel eigendom32.
Wat betreft de eerste actielijn, toegang tot financiering, is het belangrijkste punt
voor het kabinet dat bestaande instrumenten die beogen disruptieve innovatie te stimuleren,
zoals de Europese Innovatieraad (EIC)33, optimaal gaan functioneren. Daarbij vindt het kabinet het van belang dat publieke
investeringen leiden tot aantrekking van privaat kapitaal voor meer impact.
De tweede actielijn richt zich op het verbeteren van de randvoorwaarden voor experimenteren
en testfaciliteiten om zo de samenwerking tussen diverse spelers en marktintroductie
te bevorderen. Technologie- en onderzoeksinfrastructuur speelt hierbij een cruciale
rol aangezien deze is gericht op de behoefte van toegepaste onderzoeksinstellingen
in samenwerking met het bedrijfsleven.
Er is een Europees raamwerk nodig dat investeringen en exploitatie van technologische
infrastructuur stimuleert en innovatie bevordert (innovation principle34). Tevens is het kabinet voorstander van een duidelijk en op innovatie toegesneden
aanpassing van het staatssteunkader waarmee de groene en digitale transities adequaat
kunnen worden gefaciliteerd, ook met het oog op benodigde (test)faciliteiten. Het
kabinet vindt het tenslotte belangrijk om issues rondom regelgeving te identificeren
en aan te pakken in nauwe samenwerking met de onderwijs- en kennisinstellingen en
het bedrijfsleven, gezien de grote impact die regelgeving kan hebben op innovatie-investeringsbeslissingen
van bedrijven en instellingen.
De derde actielijn gaat over onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Onderzoek, innovatie
en innovatief ondernemerschap (start-ups en scale-ups) floreren in goed aaneengesloten
ecosystemen35. Het kabinet ziet volop kansen om ecosystemen transnationaal te verbinden, onder
de voorwaarde dat excellentie, kruisbestuiving36en specialisatie daartoe voldoende aanleiding geven. De grootschalige publiek-private
samenwerkingsverbanden onder Horizon Europe37 werken hierbij katalyserend en dat geldt ook voor synergiemogelijkheden tussen Horizon
Europe en investeringen vanuit Cohesiebeleid. Het kabinet hecht groot belang aan de
slimme specialisatiestrategieën voor regio’s. Deze strategieën vormen reeds een randvoorwaarde
voor innovatie investeringen binnen EFRO en zien toe op optimale voorwaarden voor
groei van ecosystemen en het verbinden van onderzoeks-en innovatie-ecosystemen. Toegang
tot onderzoeks- en testfaciliteiten, samenwerking met lokale incubators en inbedding
van kennis in de betreffende regio zijn hierbij belangrijke voorwaarden. Dit moet
er toe leiden dat het volle potentieel van ecosystemen benut wordt en investeringen
beklijven.
De vierde actielijn betreft technisch talent. Het kabinet ondersteunt de voorgestelde
acties. Deze zijn in lijn met het nationale beleid inzake talentontwikkeling, internationale
mobiliteit38 en uitwisseling van talent en aansluiting van onderwijs op de veranderende arbeidsmarkt39. Dat geldt ook voor de acties inzake diversiteit en gendergelijkheid40. Wel zal het kabinet benadrukken dat deze initiatieven zich niet dienen te beperken
tot gendergelijkheid, maar gericht moeten zijn op alle vormen van diversiteit. Investeringen
in technologie moeten hand in hand gaan met investeringen in menselijk kapitaal volgens
het principe van een leven lang ontwikkelen. Vaardigheden zijn van groot belang om
de weerbaarheid van de EU te versterken en de digitale en duurzame transities een
impuls te geven.
Inzake de laatste actielijn kan het kabinet zich vinden in versterking van de rol
van het EIC Forum omdat daarmee de coördinatie van nationale beleidsinitiatieven op
het gebied van innovatie versterkt kan worden.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Voorafgaand aan publicatie van de mededeling heeft het EIC Forum geadviseerd over
de richting van de nieuwe innovatie agenda en zijn belanghebbenden geconsulteerd door
de Commissie. Mede in dat licht heeft een aantal gelijkgestemde landen, waaronder
Nederland, via een non paper, juni jl. enkele hoofdpunten met betrekking tot de op
handen zijnde mededeling onder de aandacht gebracht bij de Commissie41. Kort na de publicatie heeft de Commissie de mededeling gepresenteerd aan de lidstaten.
De eerste reacties over de mededeling waren positief vanuit alle lidstaten. Er bleek
breed steun te zijn om onderzoeks- en innovatie ecosystemen sterker te verbinden om
te verzekeren dat innovatie doordringt tot in alle hoeken van de EU en daarmee de
innovatiekloof verkleind wordt. Meerdere lidstaten benadrukten daarbij het belang
van excellentie. Diverse lidstaten omarmden de focus op deep tech innovatie, terwijl andere lidstaten dit te beperkend vonden. Zij benadrukten dat
deep tech vergezeld moet gaan van sociale en culturele innovatie. Tevens werd aandacht gevraagd
voor goede aansluiting op de agenda van de ERA.
De positie van het Europees Parlement is nog onbekend. Het Europees Parlement heeft
deze mededeling ter informatie ontvangen en neemt doorgaans geen formeel standpunt
in. Wanneer er in de uitwerking van de acties sprake is van verdere wetgeving zullen
zij zich hierover uitspreken. Wel is bekend dat het Europees Parlement zich tijdens
de MFK-discussies voorstander getoond heeft van meer budget voor en meer nadruk op
het Europese O&I-beleid. Ook steunde het parlement de introductie van de EIC als nieuw
instrument binnen Horizon Europe.
3. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling
heeft betrekking op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling. Op grond
van artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
beschikt de EU over een parallelle bevoegdheid op het terrein van onderzoek en technologische
ontwikkeling. De uitoefening van die bevoegdheid door de EU belet de lidstaten niet
om hun eigen bevoegdheid uit te oefenen op dit terrein.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Doel
van de mededeling is om maatschappelijke doelstellingen te bereiken en het concurrentievermogen
van de EU te versterken door middel van het opschalen van deep tech innovaties. Het gaat daarmee ook over het technologisch leiderschap van de EU. Gezien
de grensoverschrijdende aard van de betreffende uitdagingen (inclusief de noodzaak
voor de groene en digitale transitie) kan de doelstelling van de mededeling onvoldoende
door de lidstaten worden verwezenlijkt. Bovendien is voor het verwezenlijken van een
leidende rol voor de EU op het innovatiewereldtoneel, het vinden van oplossingen voor
de urgente maatschappelijke uitdagen en het versnellen van de groene en digitale transities
op grote schaal O&I nodig. Dit kan beter op EU-niveau worden gerealiseerd omdat dit
schaalvoordelen biedt. Door middel hiervan kan meer kritische massa worden gecreëerd,
is een grotere basis aan kennis beschikbaar en ontstaan er meer economische kansen.
Om die redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
Het betreft voor een deel lopende acties en/of acties die voortvloeien uit lopende
EU-programma’s. Bovendien is het optreden geschikt omdat enkele acties voorzien in
de afstemming van nationaal en EU-beleid op het gebied van het stimuleren van deep tech innovaties. Dit bevordert de synergie en coherentie tussen het beleid en draagt daarmee
bij aan het verwezenlijken van de doelstellingen. De in de mededeling voorgestelde
aanpak is bovendien geschikt omdat een van de actielijnen zich bijvoorbeeld richt
op het verbeteren van de randvoorwaarden voor experimenteren en testfaciliteiten.
Dit bevordert de samenwerking tussen diverse spelers en de marktintroductie. En draagt
daarmee bij aan het versterken van het concurrentievermogen van de EU en het vinden
van oplossingen voor de bestaande uitdagingen. De mededeling bevat geen verplichtingen,
maar laat het aan de lidstaten om te bezien welke maatregelen op hun grondgebied noodzakelijk
zijn. De mededeling gaat daarmee niet verder dan noodzakelijk om de doelstelling ervan
te bereiken.
d) Financiële gevolgen
De mededeling gaat niet vergezeld van een financieel memorandum. Voor zover voorgestelde
acties een financiële component kennen, vloeit dit voort uit lopende EU-programma’s
volgens de daarvoor geldende procedures. Het betreft vooral financiering uit pijler
3 van Horizon Europe42. Daarnaast worden met name InvestEU, Erasmus+, Digital Europe, European Tech Champions
Initiative43 EFRO en IPCEI’s44 genoemd als relevant in dit verband. Het kabinet zal er op toezien dat bij het alloceren
van budget uit deze programma’s voor de acties uit de NEIA de kaders en comitologieprocedures
van de betreffende programma’s leidend blijven. Het kabinet verwacht naar aanleiding
van deze mededeling geen directe financiële gevolgen voor Nederland. Het kabinet is
van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de
Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Aangezien in de mededeling niet is voorzien in nieuwe regelgeving, noch in concrete
nieuwe beleidsvoorstellen zijn er geen gevolgen voor de regeldruk of administratieve
lasten.
De mededeling moet worden gezien in de context van toenemende machtspolitieke concurrentie
tussen staten en beoogt uitdrukkelijk bij te dragen aan het versterken van de Europese
concurrentiepositie via opschaling en industriële toepassing. De verwachting is dat
deep tech innovatie het technologische leiderschap van de EU versterkt en oplossingen aandraagt
voor dringende maatschappelijke uitdagingen. Dergelijke innovaties zullen waarschijnlijk
alle sectoren ten goede komen: hernieuwbare energie, landbouw, mobiliteit, gezondheid,
bouw, etc. Dit betekent dat onder meer wordt bijgedragen aan voedselzekerheid en afhankelijkheden
op het gebied van energie worden verminderd. De ernstige gevolgen van de Russische
invasie in Oekraïne hebben deze kwesties nog urgenter gemaakt en hebben geleid tot
strategische beleidswijzigingen om de welvaart en veiligheid van de EU te waarborgen.
Het kabinet ondersteunt het vergroten van de weerbaarheid van de EU met het aandachtspunt
dat openheid het uitgangspunt moet blijven om de vele voordelen van internationale
samenwerking te behouden. Het gaat om het evenwicht tussen openheid en het bewaken
van de belangen van de EU (open strategische autonomie).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken