Brief regering : Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3439
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
Fiche: Richtlijn inzake enkelvoudige toelatingsprocedure en de gecombineerde vergunning
voor verblijf en arbeid (GVVA) (Kamerstuk 22 112, nr. 3440)
Fiche: Verordening inzake digitalisering visumprocedure (Kamerstuk 22 112, nr. 3441)
Fiche: Mededeling – aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3442
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Voorstel voor de richtlijn inzake de status van langdurig ingezetene derdelanders
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council concerning
the status of third-country nationals who are long-term residents (recast)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
27 april 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM (2022) 650
d) EUR-Lex
https://eurlex.Europa.eu/search.html?scope=EURLEX&text=COM%282022%29650…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2022) 651
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
h) Rechtsbasis
Artikel 79, tweede lid, VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 27 april jl. publiceerde de Commissie een pakket voorstellen met betrekking tot
legale migratie1. Het voorstel inzake langdurig ingezetene derdelanders (LID) wil de positie van de
LID versterken en meer in lijn brengen met de positie die EU-burgers hebben om de
integratie van hen in de Europese Unie (EU) te verbeteren. Op basis van de implementatierapporten
en een brede stakeholderanalyse is de Commissie namelijk tot de conclusie gekomen
dat de tekortkomingen van de geldende richtlijn negatieve gevolgen hebben voor langdurige
ingezetenen en zij die overwegen naar de EU te verhuizen. Voorbeelden daarvan zijn
de arbeidsmarkttoets die lidstaten mogen toepassen wanneer een LID naar de lidstaat
migreert voor het verrichten van economische activiteiten.
Ook kan het voor een derdelander lang duren voordat hij of zij voldoet aan de vereiste
vijf jaar legaal verblijf die nodig is om de status van LID te bereiken. Dit omdat
verblijf op grond van een tijdelijk verblijfsdoel (zoals studie), en verblijf in een
andere lidstaat dan die van de aanvraag niet mee mogen tellen. Ook zijn er lidstaten
waar het verkrijgen van een nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd eenvoudiger
is dan het verkrijgen van de status van LID. Met de onderstaande reeks voorstellen
van de Commissie wordt het gemakkelijker om de status van LID te verkrijgen. Daarbij
wil de Commissie de status van LID zoveel mogelijk in lijn brengen met die van de
EU-burger.
Ten eerste doet de Commissie het voorstel om het mogelijk te maken legaal verblijf
in verschillende lidstaten bij elkaar op te tellen om te voldoen aan de totale termijn
van vijf jaar legaal verblijf. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat de LID de laatste
twee jaar in de lidstaat van de aanvraag is verbleven. Ook periodes van verblijf als
bijvoorbeeld student, seizoenwerker, au pair, gedetacheerde vreemdeling (die verblijf
heeft op grond van tijdelijke of nationale bescherming, of die een aanvraag daartoe
heeft ingediend en nog in afwachting is van een beslissing) vallen hieronder. Wel
moet de derdelander op het moment van de aanvraag beschikken over een andere – niet
tijdelijke – verblijfsvergunning, zoals voor gezinshereniging of arbeid. De periode
van verblijf in een andere lidstaat op grond van een verblijfsvergunning als investeerder
telt daarentegen niet mee voor het criterium van vijf jaar.
Voorts doet de Commissie een voorstel voor wat betreft het middelenvereiste, dat de
LID over voldoende en stabiele middelen moet beschikken, om in levensonderhoud te
kunnen voorzien. De Commissie stelt voor dat ook middelen die door een derde beschikbaar
worden gesteld, kunnen worden meegeteld bij de middelen waarover de derdelander beschikt.
Daarnaast gaat het voorstel in op het bevorderen van circulaire migratie. Zo wordt
voorgesteld dat een LID twee jaar buiten de EU verblijft zonder zijn of haar status
te verliezen. Om intra EU-mobiliteit te bevorderen mogen lidstaten bovendien niet
langer een arbeidsmarkttoets uitvoeren als een LID in een tweede lidstaat gaat werken.
Zo mag een LID 30 dagen na een aanvraag om een verblijfsvergunning in de tweede lidstaat
al beginnen met werken of studeren. Dit mag ook wanneer de tweede lidstaat binnen
die termijn nog niet over de aanvraag heeft beslist. Wel mag een lidstaat in zo’n
geval vragen dat een LID-wijziging van werkgever of werkzaamheden meldt zodat zij
kunnen blijven zekerstellen dat de LID voldoet aan de vereisten voor verblijf.
Binnen het voorstel wordt ook ingezet op het versterken van de rechten van langdurige
ingezeten derdelanders en hun familieleden door het toekennen van het recht om te
verhuizen en werken in andere lidstaten, dat nauw moet aansluiten bij de rechten die
EU-onderdanen kennen. Dit moet bijdragen aan het verhogen van de effectiviteit van
de arbeidsmarkt EU-breed door bij te kunnen dragen aan het opvullen van specifieke
arbeidsmarkttekorten in EU-lidstaten en het verminderen van regionale ongelijke verspreiding.
Daarbij moet het verhogen van de mobiliteit van LID de aantrekkingskracht van de EU
voor buitenlands talent verhogen.
Voorts verbetert het voorstel de rechten op gelijke behandeling uit met een recht
op gelijke behandeling voor huisvesting en sociale bescherming en bijstand. De bepaling
inzake het recht op gelijke behandeling inzake sociale zekerheid betreft een wijziging
om de formulering meer in lijn te brengen met de desbetreffende bepaling in andere
richtlijnen inzake legale migratie. Voor gezinsleden van een LID geldt dat een inburgeringsexamen
pas mag worden vereist, wanneer het gezinslid is toegelaten tot de lidstaat. Voorts
gaat de beslistermijn over de gezinshereniging van vier maanden naar 90 dagen.
Tot slot regelt de richtlijn dat de voorwaarden en procedure van de nationale vergunning
voor onbepaalde tijd niet gunstiger mogen zijn dan die van de richtlijn, zodat derdelanders
een keuze kunnen maken tussen een lange termijn EU-verblijfsvergunning of een nationale
permanente verblijfsvergunning wanneer zij eenmaal in een EU-lidstaat zijn aangekomen.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft in het voorstel vier opties onderzocht: a) een verbetering van
de effectiviteit zonder wetgeving; b) een beperkte wetgevende revisie vooral gericht
op vergroten van de rechten van een LID; c) een bredere wetgevende revisie, waarbij
ook de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van LID worden versoepeld; d)
een grootse wetgevende revisie, waarbij er sprake is van volledige harmonisatie op
EU-niveau en nationale stelsels voor verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd niet
meer zijn toegestaan.
De Commissie geeft aan dat derde optie de meest wenselijke en is om het doel van de
richtlijn te bereiken en die voldoende balans houdt tussen de verschillende standpunten
van belanghebbenden. De Commissie stelt dat de verwachting is dat deze optie zeer
positieve sociale en economische impact zal hebben zonder dat grootschalige wetgevende
revisie en harmonisatie nodig is.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Momenteel kan de status van LID kan worden verkregen na een onafgebroken legaal verblijf
van vijf jaar in Nederland. De verblijfsduur van een tijdelijk verblijfsdoel (zoals
studie) telt hierbij voor de helft mee bij de berekening van de vijf jaarstermijn.
Perioden van verblijf waarbij geen beslissing is genomen op een aanvraag om tijdelijke
c.q. nationale bescherming tellen niet mee.
De status van LID wordt ingetrokken wanneer de LID conform de huidige richtlijn inzake
de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen langer dan twaalf achtereenvolgende
maanden niet aanwezig is op het grondgebied van de EU (en langer dan zes jaar niet
in Nederland aanwezig is). Voor een LID die vanuit een andere lidstaat naar Nederland
komt om arbeid te verrichten, geldt een arbeidsmarkttoets gedurende de eerste twaalf
maanden van zijn verblijf. Pas na een positieve beslissing mag hij of zij werken.
Om ook in Nederland de status van LID te verkrijgen, dient hij vijf jaar hier te verblijven.
Voor gezinsleden van een LID geldt dat een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)
pas wordt afgegeven indien het inburgeringsexamen buitenland is gehaald, tenzij de
LID eerder een asielvergunning heeft gehad. De rechten op gelijke behandeling worden
uitgebreid met huisvesting, export van pensioenen en gezinstoeslagen en sociale bescherming/bijstand,
hetgeen in overeenstemming is met het huidige Nederlandse beleid. De wettelijke beslistermijn
op een aanvraag om de status van LID is zes maanden. Met betrekking tot het middelenvereiste
wordt primair getoetst op de financiële middelen waarover de derdelander zelf beschikt.
De status van LID is in het algemeen al gunstiger voor derdelanders dan de nationale
verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Uitzondering is het zogenaamde middelenvereiste.
Een derdelander heeft de mogelijkheid om na tien jaar legaal verblijf een nationale
vergunning voor onbepaalde tijd te krijgen, ook indien hij niet aan het middelenvereiste
voldoet.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Met het voorstel beoogt de Commissie een revisie van de bestaande wetgeving om de
tekortkomingen die zijn opgekomen in de implementatierapporten van de bestaande wetgeving
aan te pakken. Voorbeelden daarvan zijn beperkingen om aan de vijf jaarstermijn te
voldoen omdat tijdelijk verblijf en verblijf in een andere lidstaat niet meetellen
bij het behalen van die vijf jaar, barrières met betrekking tot intra EU-mobiliteit
(de mogelijkheid een arbeidsmarkttoets uit te voeren) en nationale regelingen voor
verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd die gunstiger zijn dan de regeling voor
de status van LID.
Het kabinet is positief over het doel van het voorstel van de Commissie, namelijk
het versterken van de positie van de LID. Een aantal voorgestelde maatregelen kan
het kabinet zonder meer steunen en kan het verwelkomen, zoals het mee berekenen van
perioden van tijdelijk verblijf bij de vijf jaarstermijn die vereist is voor het verkrijgen
van de status van LID en de uitbreiding van de bepalingen inzake gelijke behandeling.
De concrete invulling van andere voorstellen roept evenwel nog een aantal vragen op.
Het voorstel versterkt de sociaaleconomische positie van de LID’s en daarmee hun integratie
in de EU. De vergrote mogelijkheden op intra EU-mobiliteit kunnen zowel voordelig
zijn voor de LID als voor de lidstaten. Wanneer een derdelander de eerste drie jaar
van zijn verblijf in een of meerdere andere lidstaten verblijft, gaat dit niet ten
koste van de opbouw van de verblijfstermijn van vijf jaar die vereist is om de status
van LID te verkrijgen. En deze verhoogde mobiliteit kan voor lidstaten ook bijdragen
aan het verhogen van de effectiviteit van de arbeidsmarkt door o.a. beter in te kunnen
spelen op specifieke tekorten.
Een aantal onderwerpen vergt echter een nadere afweging voor wat betreft wenselijkheid,
zoals het mee berekenen van het verblijf in een andere lidstaat bij de termijn van
vijf jaar. Zo is het de vraag in hoeverre openbare ordeaspecten (bijvoorbeeld mogelijke
criminele antecedenten van de derdelander) in andere lidstaten meegewogen kunnen worden
bij de beoordeling van de aanvraag om de status. Het volledig mee berekenen van de
duur van tijdelijk verblijfsrecht, zoals verblijf als student, bij de vijf vereiste
jaren, stuit niet op bezwaren, indien de derdelander op het moment van de aanvraag
maar een niet tijdelijk verblijfsrecht heeft. Bij naturalisatie geldt in Nederland
eenzelfde regeling. Het meetellen van perioden van verblijf in afwachting van een
beslissing op een verblijfsvergunning is daarentegen niet wenselijk, omdat het gedurende
deze periode niet zeker is of de derdelander aan de toelatingsvoorwaarden heeft voldaan.
Wel is het kabinet positief over het voorstel om de duur van het verblijf in een andere
lidstaat op grond van de investeerdersregeling niet mee te tellen.
Het kabinet heeft bezwaar tegen het voorstel om de arbeidsmarkttoets af te schaffen
wanneer een LID vanuit een andere lidstaat naar Nederland komt voor arbeid. Het moet
aan de lidstaten blijven om te beslissen over de toegang van derdelanders, afhankelijk
van de behoeften van de nationale arbeidsmarkt. Ook heeft het kabinet vragen over
de mogelijkheid om maximaal twee jaar buiten de EU te verblijven zonder de status
van LID te verliezen. De bedoeling van dit voorstel is dat dit circulaire migratie
van de LID naar diens land van herkomst gaat bevorderen. Het kabinet beoordeelt deze
doelstelling positief. Het voorstel voorziet echter niet in een bepaling dat de periode
van afwezigheid ook in het land van herkomst moet worden doorgebracht. Het is dan
ook de vraag hoe doelmatig het voorstel is, aangezien de derdelander deze periode
ook in een ander land kan verblijven.
Het kabinet heeft sterk bezwaar tegen het vervallen van het inburgeringsexamen buitenland
voor derdelanders die gezinshereniging willen bij een in Nederland verblijvende LID
die voorheen een reguliere verblijfsvergunning heeft gehad. Hiermee zouden zij bevoordeeld
worden boven gezinsherenigers bij een Nederlander op wie wel het inburgeringsexamen
buitenland van toepassing is. Bovendien heeft het inburgeringsexamen buitenland als
doel inburgeraars een snellere start te geven bij hun integratie in Nederland. Het
is belangrijk voor nieuwkomers dat zij zich al enigszins hebben voorbereid op hun
verblijf in Nederland en enige kennis van de Nederlandse taal en cultuur hebben. Indien
dit vereiste komt te vervallen kan de situatie ontstaan waarin gezinsleden van langdurig
ingezetene derdelanders een achterstand hebben ten opzichte van gezinsherenigers die
verblijf aanvragen bij een Nederlander.
Met betrekking tot het voorstel om bij het middelenvereiste ook middelen die door
derden worden verstrekt mee te betrekken, heeft het kabinet twijfels. Voor de uitvoering
wordt het in ieder geval moeilijker om te beoordelen in hoeverre de door een derde
beschikbaar gestelde middelen voldoende stabiel zijn. Er is echter geen bezwaar tegen
het voorstel tot het verkorten van de beslistermijn naar 90 dagen, waarbij het wel
noodzakelijk is dat wanneer verblijfsduur in andere lidstaten meetelt bij het bereiken
van de vijf jaarstermijn, er een voldoende adequaat Europees systeem voor informatie-uitwisseling
tussen lidstaten moet zijn.
Het kabinet heeft twijfels over het voorstel dat LID’s maximaal twee jaar buiten de
EU mogen verblijven zonder de status van LID te verliezen. De doelstelling is om circulaire
migratie te bevorderen, maar er zijn geen garanties dat de LID gedurende zijn afwezigheid
ook daadwerkelijk in het land van herkomst verblijft, zodat niet zeker is of deze
doelstelling ook metterdaad wordt bereikt.
Op dit moment voldoet Nederland niet aan de bepaling dat de nationale verblijfsvergunning
voor onbepaalde tijd niet gunstiger mag zijn dan de status van LID. Een derdelander
kan na tien jaar legaal verblijf in Nederland een nationale vergunning voor onbepaalde
tijd krijgen, ook wanneer hij niet aan het middelenvereiste voldoet. Het biedt de
mogelijkheid dat derdelanders op langer(e) termijn alsnog in aanmerking kunnen komen
voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en niet steeds een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd moeten aanvragen. Het voorstel voor de richtlijn inzake de status
van LID kent een dergelijke uitzonderingsbepaling niet. Het kabinet vindt het wenselijk
dat deze uitzonderingsmogelijkheid behouden blijft voor derdelanders door dit of in
de richtlijn zelf te regelen of door de uitzondering in de nationale vergunning voor
onbepaalde tijd te behouden.
In de onderhandelingen over het voorstel van de Commissie het kabinet inzetten op
wijziging van de tekst die de bezwaren tegen de voorgestelde maatregelen kan verminderen
of wegnemen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het is nog niet duidelijk hoe de Raad, de verschillende lidstaten en het Europees
Parlement (EP) tegenover dit specifieke voorstel van de Commissie staan. In het algemeen
geldt dat een aanzienlijk aantal lidstaten (met name de Midden- en Oost-Europese)
geen voorstander is van regelgeving op het terrein van legale migratie, omdat zij
het voornamelijk een nationale competentie achten (en die dus zoveel mogelijk flexibiliteit
en zeggenschap voor de lidstaten willen behouden). Aan de andere kant van het spectrum
is er een klein aantal lidstaten (met name de Zuid-Europese) dat, evenals het EP in
het algemeen groot voorstander zijn van (meer) Europese regelgeving op het terrein
van legale migratie.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positief oordeel over de bevoegdheid. Het voorstel is gebaseerd
op artikel 79, tweede lid, onder a en b, VWEU. Deze rechtsgrondslag geeft de EU de
bevoegdheid tot het vaststellen van maatregelen over onder andere de voorwaarden voor
toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende
visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging en de omschrijving
van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven,
alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in
andere lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in deze grondslag. Op het terrein van
de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (Artikel 4, tweede lid, onder j, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet over de subsidiariteit is positief. De richtlijn heeft
tot doel het verder harmoniseren en vereenvoudigen van de rechten van langdurig ingezetene
derdelanders. De status van EU langdurig ingezetene derdelanders geeft een verblijfsrecht
binnen de EU met mogelijkheden op intra EU-mobiliteit. De voorwaarden voor het verkrijgen
van dit verblijfsrecht en de rechten die daaraan verbonden zijn, kunnen dan ook, gelet
op de grensoverschrijdende aspecten die aan de LID-status zijn verbonden, het beste
op EU-niveau worden geregeld. Divergentie tussen lidstaten zou aan het uniforme karakter
van status afbreuk doen. Bovendien gaat het om een beperkte herziening van een bestaande
richtlijn. Wijziging van bestaand EU-recht is alleen mogelijk door middel van optreden
op EU-niveau. Om deze redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet over proportionaliteit is positief, met kanttekeningen.
Het voorstel heeft tot doel het versterken van de positie van de LID en diens integratie
in de EU. Het voorgestelde optreden is voor het grootste gedeelte geschikt om deze
doelstelling te bereiken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verbetering op het gebied
van gelijke behandeling en het meetellen van het verblijf op grond van een tijdelijk
verblijfsrecht voor het bereiken van de termijn van vijf jaar. Wel heeft het kabinet
een tweetal kanttekeningen, omdat het van mening is dat op twee onderdelen de voorgestelde
maatregelen niet geschikt zijn om de doelstellingen van het optreden te bereiken.
Het kabinet plaatst in de eerste plaats een kanttekening bij de geschiktheid van het
voorstel tot het laten vervallen van het inburgeringsexamen buitenland voor derdelanders
die gezinshereniging willen bij een langdurig ingezetene derdelander. Dit voorstel
belemmert de integratie van deze gezinsherenigers in de EU en leidt bovendien tot
ongelijke behandeling met gezinsherenigers bij Nederlanders of andere in Nederland
verblijvende derdelanders. Het kabinet zal in de onderhandelingen dan ook inzetten
op het schrappen van dit voorstel.
Het kabinet plaatst in de tweede plaats een kanttekening bij het voorstel dat een
nationale verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet gunstiger mag zijn dan de
status van LID. Ook deze voorgestelde maatregel acht het kabinet niet geschikt om
het doel van het voorstel – het verbeteren van de positie van de langdurig ingezetene
derdelander te bereiken. In Nederland kan een derdelander op het moment na tien jaar
legaal verblijf een nationale vergunning voor onbepaalde tijd krijgen, ook wanneer
hij niet aan het middelenvereiste voldoet. Het voorstel voor de richtlijn inzake de
status van LID kent een dergelijke uitzonderingsbepaling niet en het voorstel kan
dan ook betekenen dat een derdelander die vijf jaar in Nederland verblijft na implementatie
van het voorstel in een ongunstiger situatie terecht komt dan waarin hij nu verkeert.
Het kabinet zal dan ook in de onderhandelingen inzetten op het wijzigen van de tekst
van het voorstel, zodat deze uitzonderingsbepaling gehandhaafd kan blijven.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Volgens de Commissie heeft dit voorstel geen gevolgen voor de EU-begroting. Nederland
is van mening dat de benodigde middelen gevonden dienen te worden binnen de door de
Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Als deze er zijn, zijn ze beperkt. Wanneer de verblijfsduur in andere lidstaten wordt
meegerekend bij de vijf jaarstermijn, kan dit extra werk en daarmee extra kosten voor
de IND opleveren. (Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Deze zijn zeer beperkt. De kortere en meer efficiëntere toelatingsprocedure en lagere
leges leveren jaarlijks in de EU voor de LID’s een besparing op van € 1.145.000 op
en voor de werkgevers € 113.000.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De voorstellen hebben geen gevolgen voor de concurrentiekracht en geopolitieke aspecten.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Voor de implementatie van de richtlijn is aanpassing van de Vreemdelingenwet (art.
25 en art. 45g) en lagere Vreemdelingenregelgeving nodig. Ook is aanpassing van het
Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en/of de Regeling uitvoering Wet arbeid
vreemdelingen nodig.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
N.v.t. (een implementatietermijn wordt niet benoemd in het voorstel).
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
N.v.t.
e) Constitutionele toets
Het kabinet is van oordeel dat het voorstel in overeenstemming is met de Grondwet
en de toepasselijke Europese verdragen. Het richtlijnvoorstel strekt tot het beschermen
van de waarden van de EU en het versterken van enkele specifieke fundamentele rechten
uit het Handvest van de grondrechten van de EU zoals non-discriminatie, eerbiediging
van het privé,- en familieleven en het verzekeren van sociale zekerheid en sociale
bijstand.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het doel is dat de LID-status makkelijker kan worden verkregen, onder meer door de
duur van rechtmatig verblijf in diverse lidstaten bij elkaar op te tellen waardoor
men eerder aan de termijn van 5 jaar komt. Dit kan een toename betekenen van de LID-aanvragen
en het vereist een goed werkend EU-systeem waarin inzichtelijk is waar, hoe lang en
welke periode vreemdelingen rechtmatig verblijf hebben gehad in lidstaten. Indien
een dergelijk systeem er niet komt, wordt de uitvoering zeer gecompliceerd voor de
IND en wordt het waarschijnlijk niet mogelijk om in alle gevallen aan de beslistermijn
van 90 dagen te voldoen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Circulaire migratie naar ontwikkelingslanden zou gemakkelijker kunnen worden wanneer
de LID de mogelijkheid krijgt om langer afwezig te zijn in de EU zonder de status
van LID te verliezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken