Brief regering : Verslag Milieuraad 17 maart 2022 in Brussel
21 501-08 Milieuraad
Nr. 863
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VOOR
KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2022
Met deze brief informeren wij u, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof,
over de Milieuraad die op 17 maart 2022 in Brussel plaatsvond.
Er werd een derde beleidsdebat gevoerd over een aantal voorstellen uit het «Fit-for-55»-pakket,
er is een algemene oriëntatie over de Batterijenverordening aangenomen, er vond een
gedachtewisseling plaats over de vergroening van het Europees Semester en er heeft
een eerste beleidsdebat over de ontbossingsverordening plaatsgevonden. Daarnaast stond
er een aantal punten onder «diversen» op de agenda die door de Commissie, het Voorzitterschap
en verschillende lidstaten zijn ingebracht.
Tevens wordt uw Kamer middels deze brief namens de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat op de hoogte gesteld van een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/25/EG
met betrekking tot de toevoeging van verbeterde stabiliteitsvereisten voor passagiersschepen,
en de afstemming daarvan op de door de Internationale Maritieme Organisatie vastgestelde
stabiliteitsvereisten. Deze brief komt in de plaats van het gebruikelijke BNC-fiche.
Ook bieden wij u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de kwartaalrapportage
aan met de stand van zaken van de lopende onderhandelingen in de EU van de Europese
voorstellen op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat1.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
I VERSLAG MILIEURAAD
Fit for 55
Tijdens de Milieuraad vond een derde formele discussie over het Fit-for-55 pakket2 plaats, waarbij twee discussievragen voorlagen aan de Raad.
Ten eerste vroeg het voorzitterschap in welke mate het voorstel voor een nieuw EU-emissiehandelssysteem
voor de gebouwde omgeving en wegtransport (ETS-BRT)3 volgens de lidstaten een doeltreffend instrument is en hoe draagvlak voor dit voorstel
kan worden vergroot. In het geval van ernstige bezwaren, werd lidstaten gevraagd concrete
alternatieven voor te stellen. Ten tweede vroeg het voorzitterschap naar de verhouding
van het ETS-BRT met het Social Climate Fund (SCF)4 en welke parameters moeten worden overwogen om de meest kwetsbare groepen doeltreffend
te ondersteunen.
Daarnaast kwamen ook andere voorstellen van het Fit-for-55 pakket die onder de Milieuraad
vallen aan bod: de herziening van de landgebruiksverordening (LULUCF)5, de verordening voor CO2-normen voor lichte voertuigen6, de herziening van de Effort Sharing Regulation (ESR)7 en de uitbreiding van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) naar de maritieme
sector.8
Vrijwel alle lidstaten verwezen naar de situatie in Oekraïne en de noodzaak zo snel
mogelijk onafhankelijk te worden van Russische fossiele brandstoffen. Hierbij gaven
veel lidstaten aan extra te willen inzetten op energie-efficiëntie en hernieuwbare
energie. Tegelijkertijd uitten veel lidstaten zorgen over het effect van de huidige
situatie op de energie- en brandstofprijzen. Diverse lidstaten, waaronder Nederland,
riepen in deze context op de onderhandelingen over het Fit-for-55 pakket te versnellen.
Ook de Commissie riep op om bij de volgende Milieuraad in juni tot overeenstemming
te komen over de voorstellen die onder deze raad vallen.
Europees emissiehandelssysteem voor de gebouwde omgeving en transport (ETS-BRT)
De Commissie onderstreepte het belang van het ETS-BRT voor het bewerkstelligen van
de benodigde emissiereductie en het genereren van opbrengsten voor de transitie samen
met het SCF. Alternatieven zouden volgens de Commissie ingrijpende gevolgen hebben
voor andere delen van het Fit-for-55 pakket en hogere lasten voor kwetsbare huishoudens
betekenen. Zonder een ETS-BRT zouden namelijk nationale maatregelen en/of vereisten
van andere voorstellen uit het pakket moeten worden aangescherpt, zoals strengere
verplichtingen in de energiebesparingsrichtlijn (EED) en de richtlijn energieprestatie
van gebouwen (EPBD). Dit is volgens de Commissie minder kosteneffectief waardoor de
totale kosten voor huishoudens zullen stijgen.
In reactie op de eerste discussievraag onderstreepten diverse lidstaten, waaronder
Nederland, dat het ETS-BRT een belangrijke bijdrage kan leveren aan een kosteneffectieve
transitie, bijdraagt aan een gelijker EU speelveld en veilingopbrengsten kan opleveren
om burgers en bedrijven in de transitie te ondersteunen.
Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat rekening gehouden moet
worden met de impact op huishoudens en bedrijven, waarbij sommige lidstaten aangaven
daarom geen voorstander van het ETS-BRT te zijn. Enkele lidstaten koppelden dit ook
aan de stijging van de energie- en brandstofprijzen door de huidige crisis. Een aantal
lidstaten dat eerder in meer of mindere mate kritisch was, leek het ETS-BRT niet meer
bij voorbaat uit te sluiten.
Volgens diverse lidstaten zijn alternatieven van ETS-BRT duurder en moeilijker te
realiseren. Enkele lidstaten zagen aangescherpte regulering en nationale maatregelen
juist wel als geschikt alternatief. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, pleitten
voor verdere verbreding van de reikwijdte van het ETS-BRT naar alle fossiele brandstoffen.
Social Climate Fund (SCF)
De noodzaak van een sociale transitie werd door vrijwel alle lidstaten onderkend,
ook met het oog op het benodigde draagvlak voor de transitie. Tegelijkertijd reageerden
de lidstaten verdeeld op de tweede discussievraag over de parameters van het SCF.
Enerzijds gaven verschillende lidstaten, waaronder Nederland, aan terughoudend te
zijn tegenover een nieuw fonds en verwezen naar bestaande financiële middelen op EU-niveau.
Deze lidstaten zagen bovendien het ETS-BRT als noodzakelijke voorwaarde om een SCF
te kunnen overwegen.
Anderzijds benadrukten meerdere lidstaten dat het SCF een essentieel onderdeel van
het Fit-for-55 pakket vormt. Daarbij pleitten verschillende lidstaten wel voor aanpassingen
in de vormgeving van het fonds, zoals gedeeld beheer. Ook riep een aantal lidstaten
op de administratieve lasten te beperken. Daarnaast gaven enkele lidstaten aan dat
het fonds volgens hen onvoldoende is om de sociaaleconomische gevolgen van ETS-BRT
tegen te gaan. Tot slot gaven enkele lidstaten aan dat volgens hen een SCF altijd
noodzakelijk zal zijn om de sociaaleconomische gevolgen voor kwetsbare groepen op
te vangen.
Landgebruiksverordening (LULUCF)
Meerdere lidstaten uitten zorgen over de nationale doelstellingen onder LULUCF, die
te weinig rekening zouden houden met nationale omstandigheden. Daarbij riepen enkele
lidstaten op tot meer flexibiliteiten. Nederland gaf aan dat het van belang is ambitie
te behouden en milieu-integriteit te waarborgen.
Verdeling van inspanningen in de ESR sectoren (Effort Sharing Regulation)
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat convergentie van de nationale
opgaven van belang is met het oog op klimaatneutraliteit in 2050. Enkele andere lidstaten
gaven aan zorgen te hebben over het hun toebedeelde ESR-doel, maar riepen niet op
tot een bijstelling van dit doel.
Verordening voor CO2-normen voor voertuigen
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor een snellere uitfasering van
de verbrandingsmotor per 2030.
Europees emissiehandelssysteem (ETS) – maritiem
Hoewel de meeste lidstaten in algemene zin de uitbreiding van ETS naar de maritieme
sector steunen, uitten enkele lidstaten zorgen over de uitbreiding van het ETS naar
de maritieme sector, en de gevolgen daarvan op handelsroutes.
Batterijenverordening
De Raad heeft een Algemene Oriëntatie bereikt op de Batterijenverordening, waarmee
het startschot wordt gegeven voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP).
De Commissie gaf aan tevreden te zijn met het ambitieuze mandaat van zowel de Raad,
als ook het EP, en uit te kijken naar gesprekken in de trilogen. De nieuwe regels
zullen er onder meer voor zorgen dat bij winning van grondstoffen voor batterijen
gepaste zorgvuldigheid wordt toegepast en dat hoge prestatie-eisen worden gesteld
met het oog op een lange levensduur. Er zal tevens een goede informatievoorziening
worden gecreëerd via een label en product paspoort. Afgedankte batterijen zullen worden
ingezameld en correct worden verwerkt en in nieuwe batterijen wordt recyclaat toegepast.
Alle lidstaten gaven aan zich te kunnen vinden in het compromisvoorstel van het Voorzitterschap.
Dit is een belangrijk feit omdat de regelgeving door de Commissie wordt beschouwd
als een blauwdruk voor aankomende Europese regelgeving waarin producten integraal
over de gehele levenscyclus worden gereguleerd. Brede steun werd uitgesproken, onder
andere door Nederland, voor de dubbele rechtsgrondslag (milieu en interne markt),
de invoeging van een vijfde batterijcategorie gericht op lichte elektrische voertuigen
en het feit dat werkende nationale systemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid, moeten kunnen blijven functioneren. Verder gaf een
aantal lidstaten aan de voorziene implementatietermijn ten aanzien van de koolstofvoetafdruk,
gerecycled materiaal en de gepaste zorgvuldigheidsplicht, als ook de algemene overgangsperiode,
nog steeds te ambitieus te vinden. Desalniettemin hebben alle lidstaten uiteindelijk
ingestemd met het gevonden compromis omdat unaniem het belang wordt gezien van de
voorgestelde regelgeving voor zowel de circulaire economie als de energietransitie.
Batterijen zijn immers een belangrijke schakel in de transitie naar schone energieopwekking
en schoon transport. De nieuwe regels zullen zorgen dat de toename van het gebruik
van batterijen in de samenleving op een zo verantwoord mogelijke wijze zal plaatsvinden.
Ontbossingsverordening
Het voorzitterschap opende de tafelronde met aandacht voor de zorgen in de samenleving
en het belang en de fundamentele rol van de Verordening9 in het stoppen van ontbossing en bosdegradatie op mondiaal niveau om de negatieve
gevolgen hiervan, zoals klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit tegen
te gaan. De Europese burgers verwachten dat er op EU-niveau wordt geacteerd en daarom
is het als prioriteit benoemd onder Frans Voorzitterschap. In vervolg op de eerste
ronde tijdens de informele Milieuraad te Amiens10 op 20 en 21 januari jl. en de technische werkzaamheden in de ad hoc werkgroep, zijn
onderdelen van de verordening geïdentificeerd waarover gediscussieerd is de door EU-Ministers
van Milieu. Het voorzitterschap is voornemens om een algemene oriëntatie vast te stellen
tijdens de volgende Milieuraad op 28 juni 2022 en ziet deze gedachtewisseling als
belangrijk inventarisatiemoment.
De Commissie heeft het voorzitterschap bedankt voor de agendering en prioritering
van het voorstel en benadrukte de sleutelkenmerken van de verordening: het tegengaan
van legale en illegale ontbossing, verplichte due diligence, strikte traceerbaarheid
en het benchmarkingsysteem. Daarnaast zullen de definities, opgenomen in het voorstel,
zorg moeten kunnen dragen voor uniformiteit in implementatie in de hele EU en buiten
de EU en zijn daarom gebaseerd op internationaal afgesproken definities onder FAO.
Er is brede steun onder de lidstaten voor deze Verordening. Het belang van duidelijke
en gemakkelijk te implementeren definities is door de lidstaten benadrukt, ook in
relatie tot de harmonisering van de uitvoerbaarheid binnen en buiten de EU. Door het
deels ontbreken van internationaal overeengekomen definities (bijv. voor bosdegradatie),
voorzien de lidstaten problemen met de handhaafbaarheid. Met name de definities over
bosdegradatie en duurzame oogstmethoden vragen verdere discussie.
Daarnaast hebben lidstaten zorgen geuit over de uitvoerbaarheid van het voorgestelde
due diligence systeem. Zij voorzien met name hoge administratieve lasten en pleiten
daarom voor tegemoetkoming in lasten of uitzonderingsclausules. Ook andere belangrijke
punten zijn naar voren gebracht, Nederland heeft opgeroepen tot het opnemen van andere
ecosystemen zo snel als dat praktisch mogelijk is en voor het opnemen van afgeleide
producten van soja en palmolie en daarmee invulling gegeven aan de motie van het lid
Boswijk11 en van de leden Wassenberg en Teunissen.12 Samen met andere lidstaten is ook het belang van WTO-conformiteit belicht. De verschillen
in situatie tussen lidstaten zullen volgens sommige lidstaten meegewogen moeten worden
om de implementatie harmonieus, effectief en efficiënt te kunnen laten verlopen. Op
technisch niveau zal verder worden gewerkt aan het compromis voorstel. De Commissie
en het Voorzitterschap sloten af met de boodschap dat, in het belang van bestaande
bossen zoals het Amazonegebied, een voorspoedige voortgang essentieel is.
Vergroening van het Europees Semester
Als jaarlijks terugkerend agendapunt vond een gedachtewisseling plaats over de vergroening
van het Europees Semester, waarbij de focus lag op de uitdagingen van een inclusieve
en rechtvaardige groene transitie. Het Europees semester wordt tijdelijk gestroomlijnd
met de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). In de Annual Sustainable Growth Survey
13 identificeert de Commissie de vier dimensies van competitieve duurzaamheid: ecologische
duurzaamheid, productiviteit, rechtvaardigheid en macro-economische stabiliteit. De
Commissie benadrukte dat economisch herstel gepaard moet gaan met de groene transitie,
zeker in de huidige geopolitieke context en met het oog op het verminderen van de
afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. De Commissie onderstreepte hierbij
het belang van meer investeringen en hervormingen om de gestelde ambities te behalen,
waarbij de semestercyclus van 2022 kan helpen om nieuwe, additionele hervormingen
en investeringen te identificeren.
Over het algemeen verwelkomden de lidstaten, waaronder Nederland, de versterkte focus
op duurzaamheid en klimaat en de integratie van de Sustainable Development Goals (SDG’s) in het Europees Semester. Nederland gaf hierbij aan dat de sterkere aandacht
voor een groene transitie niet mag leiden tot een disbalans in de focus op investeringen
ten opzichte van hervormingen en dat de focus van het Europees Semester op macro-economisch,
fiscaal en werkgelegenheidsbeleid behouden moet blijven.
Diversenpunten:
=Verordening Persistente Organische Verontreinigende Stoffen (POP verordening)
De Raad had geen nadere opmerkingen bij het compromisvoorstel voor de herziening van
bijlagen V en VI van de POP verordening dat op vrijdag 11 maart met unanimiteit in
Coreper is aangenomen. In het kort staat in deze bijlagen wanneer er sprake is van
POP-houdend afval (bijlage IV) en hoe vervolgens met dit afval dient te worden omgegaan
(bijlage V). Nederland heeft zich in aanloop naar Coreper ingezet voor een latere
inwerkingtreding van de verlaagde grenswaarde voor PCDD/Fs (die ontstaan bij verbranding),
daar waar het gaat om huishoudelijke assen en roet. Dit met name gezien de uitvoerbaarheid,
haalbaarheid en de uiteindelijke milieu- en gezondheidswinst, die omwille van ontbrekende
data niet goed kan worden beoordeeld. Dit voorstel is opgenomen in het uiteindelijke
compromisvoorstel van het voorzitterschap. Nu overeenstemming is bereikt over de Raadspositie,
kunnen de trilogen met het EP van start gaan.
=Water Conventie
Estland en Finland informeerden de overige lidstaten dat zij samen met de Economische
Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UNECE) de internationale waterconferentie
organiseren op 30 juni aanstaande. Doel van de bijeenkomst is stilstaan bij de resultaten
die door de jaren heen zijn bereikt in het kader van de Water Conventie, die in 1992
in Helsinki is aangenomen, als ook een vooruitblik naar de rol van de Conventie in
de toekomst. Nederland verwelkomde dit initiatief in het kader van jarenlange nauwe
betrokkenheid bij de Conventie en maakte van het moment gebruik om aandacht te vragen
voor de VN Water Conferentie die in 2023 door Nederland, samen met Tadzjikistan, zal
worden georganiseerd. Nederland streeft, voortbouwend op het VN-water actie decennium
2018–2028 (UN water action decade), naar een inclusieve, actiegerichte en sector overschrijdende conferentie, die de
actie op het gebied van water versnelt en de internationale samenwerking versterkt.
=Mededeling en richtlijn milieucriminaliteit
Het Voorzitterschap en de Commissie gaven een toelichting bij de mededeling en richtlijn
milieucriminaliteit.14 De Commissie lichtte toe dat de lijst met strafbare gedragingen is geactualiseerd
en benadrukte het belang van expertise uit zowel de strafrechtelijke kant, als ook
de milieukant voor het verdere wetgevingstraject.
=Hervatte vijfde zitting van de vergadering van de Verenigde Naties inzake milieu
(UNEA 5.2)
Het Voorzitterschap, de Commissie en Noorwegen, als voorzitter van UNEA 5, stonden
stil bij de successen die zijn behaald tijdens de hervatte vijfde zitting van de vergadering
van de Verenigde Naties inzake milieu (UNEA 5.2). Daarbij werden drie resoluties specifiek
uitgelicht: 1) de resolutie over de aanpak van plastic vervuiling, waarbij het belang
van het bereiken van overeenstemming over de bindende aard werd benadrukt van een
toekomstige verdrag om vervuiling door plastic tegen te gaan, 2) de resolutie over
natuur gebaseerde oplossingen, waarin een intergouvernementele definitie van het begrip
«natuurgebaseerde oplossingen» is afgesproken, die ook in het licht van de Biodiversiteitstop
(CBD COP15) van groot belang is, en 3) de resolutie waarin is besloten tot het oprichten
van een VN-werkgroep onder UNEA, die de instelling van een wetenschappelijk panel
over duurzaam stoffen- en afval beheer en voorkoming van vervuiling moet voorbereiden.
Veel lidstaten benadrukten de kracht van een verenigd Europees optreden in een multilaterale
context juist ten tijde van crisis.
=Multilaterale Milieuverdragen
Tot slot riep de Commissie de lidstaten op hun inzet te verdubbelen voor wat betreft
de ratificatie van multilaterale milieuafspraken.
II RICHTLIJN MET BETREKKING TOT DE TOEVOEGING VAN VERBETERDE STABILITEITSVEREISTEN
EN DE AFSTEMMING DAARVAN OP DE DOOR DE INTERNATIONALE MARITIEME ORGANISATIE VASTGESTELDE
STABILITEITSVEREISTEN ((2022) 53)
Voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/25/EG met betrekking tot de toevoeging van
verbeterde stabiliteitsvereisten en de afstemming daarvan op de door de Internationale
Maritieme Organisatie (IMO) vastgestelde stabiliteitsvereisten. Het voorstel beoogt
een vermindering van de complexiteit en de technische en administratieve lasten met
betrekking tot de eisen inzake lekstabiliteit, die voortvloeien uit de naast elkaar
bestaande EU en IMO regels voor de beoordeling van het overlevingsvermogen van ro-ro-passagiersschepen
(roll on – roll off passagiersschepen, passagiersschepen waar voertuigen rijdend aan
boord en van boord kunnen gaan) in beschadigde toestand. Door de beoogde aanpassing
van de bestaande EU richtlijn aan de geldende IMO regels, alsmede de vereenvoudiging
wordt de rekenkundige last voor scheepsbouwbedrijven en reders verlicht.
In het voorstel worden geen nieuwe technische eisen ontwikkeld, maar wordt de Europese
regelgeving slechts in lijn gebracht met de internationale regelgeving van de IMO.
Tegelijkertijd worden overlappingen en achterhaalde definities en verwijzingen geschrapt.
Dit waarborgt dat het huidige hoge veiligheidsniveau niet in het gedrang komt. Het
voorstel is daarmee zeer technisch van aard. Overigens blijven de huidige eisen van
toepassing op bestaande en reeds gecertificeerde schepen, terwijl nieuwe en pas gecertificeerde
schepen die in de EU in dienst worden genomen voor geregelde diensten, zullen moeten
voldoen aan de geactualiseerde internationale regels. De uitvoeringsconsequenties
zullen daarom minimaal zijn: Voor bestaande schepen en hun certificering verandert
er niets en voor het ontwerpen en certificeren van nieuwe schepen zal slechts een
andere, reeds bestaande rekenmethode moeten worden toegepast. Om deze redenen wordt
geen BNC-fiche opgesteld, en wordt uw Kamer via deze weg over dit voorstel geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie