Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake plan van aanpak strategische evaluatie van het beleid op begrotingsartikel 4
31 935 Beleidsdoorlichting Financiën
Nr. 76
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2022
In de bijlage stuur ik u de beantwoording van de Kamervragen die op 19 januari 2022
                  namens de vaste commissie voor Financiën zijn gesteld over het plan van aanpak strategische
                  evaluatie van het beleid op begrotingsartikel 4.
               
De Minister van Financiën,
                  S.A.M. Kaag
Met interesse heb ik kennis genomen van de vragen die op 19 januari 2021 door de vaste
                  commissie financiën zijn gesteld over het plan van aanpak voor de strategische evaluatie
                  van het beleid op begrotingsartikel 4. Dit plan van aanpak is op 21 december 2022
                  aan de Kamer gestuurd. Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van de brief
                  van de commissie financiën aangehouden.
               
Vragen en opmerkingen van de vaste Kamercommissie voor financiën en reactie van de
                     Minister
Op 21 december 2021 heeft de Kamer het plan van aanpak voor de strategische evaluatie
                     van internationale crisismaatregelen in reactie op de COVID-19 pandemie ontvangen.
De vaste Kamercommissie voor Financiën constateert dat de zorgen over de strategische
                     evaluatie die zij reeds in haar brief van 9 oktober 2020 aan uw voorganger kenbaar
                     heeft gemaakt niet zijn weggenomen door het voorliggende plan van aanpak. Het gaat
                     dan met name om de brede reikwijdte van het onderzoek, de lange looptijd ervan en
                     de afhankelijkheid van evaluaties die door derden worden uitgevoerd. Daarbij komt
                     dat er in het plan van aanpak wordt uitgelegd dat de doeltreffendheid van de crisismaatregelen
                     slechts bij benadering kan worden beoordeeld, en de doelmatigheid niet kan worden
                     vastgesteld. De commissie heeft hierover dan ook de volgende vragen.
Heeft u overwogen een meer beperkt onderzoek uit te (laten) voeren, of daar bij derden
                     op aan te dringen, dat op kortere termijn inzicht kan bieden in de effectiviteit van
                     de crisismaatregelen? Zo ja, wat zijn de redenen om dit niet te doen? Zo nee, waarom
                     niet? Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is de rapid assessment van de Europese
                     Investeringsbank die u noemt in de bijlage van het plan van aanpak.
Deze strategische evaluatie is de invulling van de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel
                  4 van het Ministerie van Financiën. Op artikel 4 van de begroting wordt het Europees
                  en internationaal financieel en economisch beleid verantwoord. Het betreft beleid
                  voor en deelname aan verschillende internationale financiële instellingen (IFI's,
                  bijvoorbeeld de Wereldbank en het IMF) en ook enkele Europese instellingen en programma's
                  (bijvoorbeeld ESM). Op 11 september 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over aankomende
                  beleidsdoorlichtingen, waaronder van begrotingsartikel 4, waarbij aangegeven is dat
                  voor deze beleidsdoorlichting het voornemen is om de financieel-economische crisismaatregelen
                  in reactie op de COVID-19-crisis, op Europees en internationaal niveau, te evalueren.1 De reikwijdte van deze strategische evaluatie richt zich zodoende op de crisismaatregelen
                  (genomen door internationale of Europese instellingen) die gerelateerd zijn aan begrotingsartikel
                  4. Een overzicht van de crisismaatregelen die meegenomen worden in deze strategische
                  evaluatie is opgenomen in het plan van aanpak.
               
Met een beperktere reikwijdte van de strategische evaluatie zou een groter deel van
                  de posten van begrotingsartikel 4 niet worden meegenomen dan nu het geval is. Daarnaast
                  heeft een meer beperkte, gerichte focus van het onderzoek het nadeel dat de samenhang
                  van de maatregelen niet goed in beeld gebracht kan worden, en de beoogde langere termijn
                  effecten niet kunnen worden onderzocht.
               
Verschillende onderzoeken die zich richten op afzonderlijke crisismaatregelen, specifieke
                  instellingen of elementen van de maatregelen zullen meegenomen worden in deze strategische
                  evaluatie, omdat deze een goed inzicht geven in de korte termijn effecten van maatregelen.
               
Daarnaast vraagt de commissie zich af of de beoogde onderzoeksmethode de meest geijkte
                     is voor dit doel. Contribution analysis wordt doorgaans gebruikt ter bevestiging of
                     verfijning van een robuuste en bewezen beleidstheorie. Gezien de vele onzekerheden
                     en (interveniërende) variabelen rond de effectiviteit van de crisismaatregelen lijkt
                     daar hier geen sprake van. Graag zou de commissie dan ook vernemen of er alternatieve
                     methoden zijn overwogen en om welke reden gekozen is voor deze aanpak.
Contribution analysis (CA) is een kwalitatieve onderzoeksmethodologie gericht op het
                  onderzoeken van de werking van beleid, die wordt toegepast wanneer de causale relaties
                  tussen het toegepaste beleid en het uiteindelijke resultaat complex zijn en een direct
                  oorzakelijk verband moeilijk onomstotelijk kan worden vastgesteld, zoals bijvoorbeeld
                  bij random control trials of experimenteel onderzoek wel kan. In deze crisissituatie
                  waren er veel onzekerheden en interveniërende variabelen, zoals verschillende overheidsmaatregelen
                  en extern veroorzaakte macro-economische effecten. Juist in deze context biedt contribution analysis een mogelijkheid om tot een, weliswaar «zachtere» vorm van bewijsvoering over de
                  effectiviteit van beleidsmaatregelen te komen.
               
Alternatieve onderzoeksmethoden die zijn overwogen hadden veelal betrekking op benaderingen
                  waarbij individuele crisismaatregelen worden beoordeeld. In nauw overleg met de betrokken
                  experts is geconcludeerd dat het in kaart brengen van de resultaten per crisismaatregel
                  niet op een wetenschappelijke wijze mogelijk is, zeker niet wanneer op relatief korte
                  termijn een resultaat wordt verwacht. De belangrijkste reden hiervoor is dat de maatregelen
                  van de IFI’s en Europese instellingen niet op zichzelf staan, maar onderdeel zijn
                  van een breder pakket aan crisismaatregelen. Indien bijvoorbeeld gekeken wordt naar
                  bedrijven in middeninkomenslanden, hebben deze naast de steun van de IFI’s bijvoorbeeld
                  ook toegang tot nationale maatregelen zoals overheidssubsidies, belastingsteun, eventuele
                  gunstigere rentes etc. De toegang tot deze maatregelen verschilt ook nog eens per
                  regio en per IFI.
               
Alhoewel de commissie begrijpt dat voor veelomvattend syntheseonderzoek meer tijd
                     nodig is, kan een gerichte evaluatie wellicht eerder tot een leereffect leiden. Gezien
                     de volatiliteit van de COVID-19 pandemie lijkt dat aanbevelenswaardig. Hier is ook
                     een meerwaarde denkbaar van samenwerking en uitwisseling van informatie met andere
                     lidstaten van de internationale financiële instellingen. Graag zou de commissie vernemen
                     of het mogelijk is om eind 2022/begin 2023 de resultaten van een mid-term evaluatie
                     te verkrijgen. Daarin zou op zijn minst een verdere uitwerking gegeven kunnen worden
                     van de beleidstheorie en het toetsingskader.
Zoals hierboven aangegeven betreft het onderzoek een diverse en omvangrijke set aan
                  crisismaatregelen die pas recent zijn genomen en waarvan de uitvoering in de meeste
                  gevallen nog loopt. Een goed beeld van de effectiviteit van de maatregelen kan vooral
                  verkregen worden na het aflopen van de maatregelen. Daarnaast betreft deze strategische
                  evaluatie een synthese onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van analyses die door
                  de IFI’s, Europese instellingen en andere relevante partijen worden gemaakt over de
                  crisismaatregelen. Deze strategische evaluatie is daarmee afhankelijk van de aankomende
                  evaluaties van de genoemde externe partijen. In het plan van aanpak is zodoende aangegeven
                  dat de strategische evaluatie in 2025 aan de Kamer wordt aangeboden. Ook in de brief
                  van 11 september 2020 is aangegeven dat de verwachting is dat in 2024/2025 de eerste
                  (externe) evaluaties van de crisismaatregelen beschikbaar zullen zijn en dat tegen
                  die tijd een analyse van de verschillende evaluaties aan uw Kamer zal worden toegezonden.2 Indien relevant zal de Kamer tussentijds geïnformeerd worden over de voortgang van
                  de strategische evaluatie, waaronder de (voorlopige) beleidstheorie en het toetsingskader.
               
Verder vraagt de commissie zich af waarom het besluitvormingsproces waarmee tot de
                     crisismaatregelen is gekomen niet wordt meegenomen in het onderzoek. Zoals de commissie
                     in haar eerdere brief aangaf, is het lastig voor de Nederlandse overheid te leren
                     van haar handelen als slechts wordt gekeken naar beleidsaspecten waar zij weinig invloed
                     op heeft. Tegelijkertijd geeft u in het plan van aanpak aan dat de evaluatie een effectieve
                     bijdrage kan leveren aan toekomstig beleid van de financiële instellingen, juist omdat
                     Nederland meebeslist over de vormgeving van het beleid en de randvoorwaarden alsmede
                     de uitvoering van dergelijke crisismaatregelen.
Het onderzoek focust zich op de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen
                  in reactie op de COVID-19 pandemie. Dit betekent dat we vooral kijken of de gewenste
                  uitkomst met dit beleid wordt behaald. De resultaten van dit onderzoek kunnen relevant
                  zijn als input voor de standpuntbepaling bij toekomstige onderhandelingen over mogelijke
                  crisisresponsmaatregelen. Indien immers blijkt dat bepaalde maatregelen achteraf niet
                  doeltreffend waren, dan kan de Nederlandse overheid deze kennis verder verspreiden
                  onder beleidsmakers en deze kennis benutten tijdens onderhandelingen. Er kunnen dus
                  wel degelijk lessen worden geleerd van beleid waar de Nederlandse overheid relatief
                  weinig invloed op heeft gehad.
               
Een onderzoek naar het besluitvormingsproces zou een andere insteek vereisen, waarbij
                  meer gefocust wordt op de betrokken actoren, de verschillende belangen en de beslissingen
                  die uiteindelijk worden genomen. Ook omwille van de omvang van het onderzoek, die
                  naar verwachting nu al aanzienlijk is, is hier niet voor gekozen.
               
Tevens zou de commissie graag vernemen op welke manier en op welke termijn de Recovery
                     and Resilience Facility (RRF), en de Nederlandse betrokkenheid daarbij, wordt onderzocht
                     gezien het feit dat dit niet binnen de huidige evaluatie valt.
In de RRF-verordening is vastgelegd dat de Commissie uiterlijk 20 februari 2024 een
                  onafhankelijk evaluatieverslag over de uitvoering zal voorleggen aan het Europees
                  Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de
                  Regio’s. Uiterlijk 31 december 2028 volgt een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag.
                  In het evaluatieverslag wordt met name beoordeeld in hoeverre de doelstellingen zijn
                  bereikt, of de middelen efficiënt zijn ingezet en of er sprake is van Europese meerwaarde.
                  Tevens wordt nagegaan of alle doelstellingen en maatregelen nog steeds relevant zijn.
                  De evaluatie gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijzigingen van
                  deze verordening. Het ex-postevaluatieverslag bestaat uit een algemene evaluatie van
                  de faciliteit en bevat informatie over het effect ervan op lange termijn. Bij het
                  inrichten van de SEA zullen wij de komende jaren, in samenwerking met het Ministerie
                  van Buitenlandse Zaken, ook bezien wat een goede periode is om het RRF te evalueren.
               
Daarnaast zal de Europese Rekenkamer (ERK) onderzoek gaan doen naar de verschillende
                  onderdelen van het Coronaherstelinstrument waar de Recovery and Resilience Facility
                  (RRF) uit wordt gefinancierd. In het werkprogramma voor de komende jaren3 geeft de ERK specifiek met betrekking tot de RRF aan in 2022 te zullen kijken naar
                  de coördinatie met de structuurfondsen, het ontwerp van het controlesysteem van de
                  Commissie, het goedkeuringsproces van de nationale herstelplannen. In latere jaren
                  wil de ERK onder meer kijken naar de absorptie van middelen, de prestaties en de controlesystemen
                  van en de implementatie door lidstaten.
               
Nederland zal de publicatie van rapporten over deze onderwerpen nauwgezet volgen en
                  waar nodig inzetten op het aannemen van Raadsconclusies en de Kamer daarover informeren.
                  Daarnaast hebben de verschillende nationale Rekenkamers in Europa aangekondigd diverse
                  onderzoeken te zullen doen naar de effecten van de coronapandemie.4 Naar verwachting zullen er nog meer onderzoeken vanuit IFI’s, Europese instellingen
                  en andere relevante partijen volgen.
               
Ook is de commissie benieuwd of zij op korte termijn nog een analyse mag verwachten
                     van de mate waarin de huidige kapitaalposities van de internationale financiële instellingen
                     kunnen voorzien in de bestaande kapitaalbehoefte, zoals was aangekondigd in de oorspronkelijke
                     brief van 11 september 2020.
De kamer is reeds geïnformeerd over de aanvullende financiële behoefte van enkele
                     individuele instellingen, zoals het IMF (zie antwoord op schriftelijke Kamervragen
                     12-10-20215), IDA (zie Kamerstuk 26 234, nr. 261
                     6, naar verwachting volgt in februari 2022 een Kamerbrief over de IDA middelenaanvulling)
                     en het EGF (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1703).
                  
Voor de overige instellingen (zoals de EBRD, AIIB, EIB) geldt dat de huidige kapitaalsposities
                     en financiële middelen toereikend zijn om crisismaatregelen te dekken en is er vooralsnog
                     geen sprake van een extra kapitaalsbehoefte.
                  
Tot slot zou de commissie een nadere toelichting willen ontvangen op de wijze waarop
                        twee externe evaluatie-deskundigen worden betrokken bij het onderzoek.
De evaluatie experts zijn vanaf het begin nauw betrokken geweest bij de totstandkoming
                     van dit plan van aanpak. Er hebben meerdere overleggen plaatsgevonden om te komen
                     tot de huidige onderzoeksmethode. Ook de stappen in het vervolg proces zullen in nauw
                     overleg met de betrokken experts worden genomen.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  
, - 
              
                  
, - 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën