Brief regering : Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta; Valletta, 16 november 2020
35 834 (R2153) Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta; Valletta, 16 november 2020
A/ nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
12 mei 2021.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigd
Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 11 juni 2021.
Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2021
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen het op 16 november 2020 te Malta tot stand gekomen verdrag inzake luchtdiensten
tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta
(Trb. 2020, nr. 136).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.
Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 14 mei 2021 over
te leggen aan de Staten van Curaçao.
De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Het Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve
van Curaçao, en de Republiek Malta (hierna: het Verdrag) is het resultaat van besprekingen
tussen de luchtvaartautoriteiten van Curaçao en Malta. De onderhandelingen vonden
op 21 oktober 2015 plaats tijdens de ICAO Air Services Negotiation Event (ICAN) 2015
te Antalya, Turkije. Aanleiding voor de onderhandelingen was de wens van de verdragsluitende
partijen om de luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Malta in een verdrag te regelen
om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het Verdrag strekt ertoe
de luchtvaartverbindingen tussen Curaçao en Malta te regelen en valt vanwege de liberale
inhoud in de categorie «Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke
operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van
de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93
en 94 van de Grondwet, die aan de door de Republiek Malta aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef, onder a
(verlening van exploitatievergunningen), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie
van de overeengekomen diensten) en de te exploiteren routes als vervat in de Bijlage
bij het Verdrag. Verder worden aan de door respectieve verdragsluitende partijen aangewezen
luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met
name in de bepalingen over toepassing van wetten en voorschriften (artikel 5), directe
transit (artikel 6), leasen van vliegtuigen (artikel 10), gebruikersheffingen (artikel
11), vrijstelling van belastingen, douanerechten en andere heffingen (artikel 12),
eerlijke concurrentie (artikel 13), capaciteit (artikel 14), tarieven (artikel 15),
overmaking van inkomsten (artikel 16), belasting (artikel 17), vertegenwoordiging
van luchtvaartmaatschappijen en verkopen (artikel 18) en grondafhandeling (artikel
19).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen
gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het Verdrag worden
verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing en overige in het
Verdrag vastgelegde rechten van beide verdragsluitende partijen om geregelde internationale
luchtdiensten te onderhouden in overeenstemming met de routetabel in de Bijlage bij
het Verdrag. In het vierde lid wordt bepaald dat het uitoefenen van vijfde vrijheidsrechten
na goedkeuring door de luchtvaartautoriteiten van beide verdragsluitende partijen
wordt vastgelegd in een regeling tussen de luchtvaartautoriteiten van de verdragsluitende
partijen.
Artikel 3 (Aanwijzing en vergunningen) en artikel 4 (Intrekking en opschorting van
vergunningen)
Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3 een meervoudige aanwijzing
van luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de
benodigde vergunningen worden verleend. Voor Malta zijn daarbij de vigerende EU-bepalingen
opgenomen. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke verdragsluitende partij
het recht om de aan de door de andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen
verstrekte vergunningen in te trekken, op te schorten of te beperken.
Artikel 5 (Toepasselijkheid van wetten en voorschriften)
In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen
van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen
te voldoen aan wetten en voorschriften van de andere verdragsluitende partij ten aanzien
van de toelating tot, het verblijf op en het vertrek uit het grondgebied van deze
verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanningsleden, vracht en
post.
Artikel 6 (Directe Transit)
Artikel 6 bepaalt dat goederen in transito en overstappende passagiers in beginsel
aan een vereenvoudigde controle worden onderworpen.
Artikel 7 (Erkenning van bewijzen en vergunningen)
Artikel 7 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen
uitgegeven door de ene verdragsluitende partij en die nog niet verlopen zijn, zullen
worden erkend door de andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen aan de minimale
eisen van het op 7 december 1944 tot stand gekomen Verdrag inzake de Internationale
Burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago) (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, nr. 45). Op grond van het tweede lid van artikel 7 behoudt elke verdragsluitende
partij echter het recht om bewijzen en vergunningen te weigeren die door de andere
verdragsluitende partij aan haar eigen onderdanen zijn toegekend.
Artikel 8 (Veiligheid) en artikel 9 (Luchtvaartbeveiliging)
De bepalingen over de veiligheid en luchtvaartbeveiliging zijn neergelegd in de artikelen
8 en 9 van het verdrag. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Curaçao
of Malta twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard
door de andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede
twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het
tweede en het zesde lid van artikel 8 en het vijfde en zevende lid van artikel 9 de
mogelijkheid om de exploitatievergunningen in te trekken, op te schorten of te beperken
dan wel het recht om de exploitatievergunning op te schorten of daarvan af te wijken.
Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart
(ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing
bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Malta, in acht moeten
worden genomen.
Artikel 10 (Leasen van vliegtuigen)
Artikel 10 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen bij de exploitatie van
de luchtdiensten gebruik mogen maken van de eigen vliegtuigen of onder voorwaarden
van geleasede vliegtuigen. Het derde lid bepaalt dat de luchtvaartautoriteiten van
beide verdragsluitende partijen goedkeuring moeten geven voor leasing regelingen.
Artikel 11 (Gebruikersheffingen)
In artikel 11 is overeengekomen dat de gebruikersheffingen rechtvaardig, redelijk
en niet-discriminatoir moeten zijn en in redelijkheid worden opgelegd aan de categorieën
gebruikers van luchthavens en luchthavensystemen. De gebruikersheffingen die worden
opgelegd aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere verdragsluitende
partij moeten niet hoger mogen zijn dan die opgelegd worden aan elke andere luchtvaartmaatschappij.
Artikel 12 (Vrijstelling van douanerechten en andere heffingen)
Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
die op de internationale routes onder het Verdrag opereren, alsmede normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand, op basis
van wederkerigheid, zijn vrijgesteld van belastingen, douanerechten, inspectiekosten
en andere soortgelijke rechten en heffingen die elk van de verdragsluitende partijen
kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere verdragsluitende
partij, op voorwaarde dat de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden
brandstof en smeermiddelen en boordproviand aan boord van het vliegtuig blijven totdat
zij weer worden uitgevoerd. Het zevende lid van artikel 12 bepaalt dat overeenkomstig
EU-regelgeving Malta in de toekomst een belasting op brandstof kan opleggen tussen
een punt op het grondgebied van Malta en het grondgebied van een andere EU-lidstaat.
Artikel 13 (Eerlijke concurrentie)
Artikel 13 bepaalt dat de verdragsluitende partijen alle mogelijke middelen inzetten
om alle vormen van discriminatie of oneerlijke concurrentie ten opzichte van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen van de andere verdragsluitende partij uit te bannen. Het
derde lid geeft een opsomming van maatregelen die mogelijk beschouwd worden als concurrentievervalsende
praktijken.
Artikel 14 (Capaciteit)
Dit artikel bepaalt dat de luchtvaartmaatschappijen op basis van commerciële marktoverwegingen
zelf hun frequentie en capaciteit voor internationale luchtdiensten mogen bepalen.
Artikel 15 (Tarieven)
Artikel 15 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden zij kunnen interveniëren.
Artikel 16 (Overmaking van inkomsten)
Op grond van artikel 16 hebben de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht om,
onverwijld en zonder vertraging, inkomsten met betrekking tot hun activiteit als luchtvervoerder
om te wisselen en over te maken in vrij inwisselbare valuta tegen de op dat moment
van toepassing zijnde officiële wisselkoers.
Artikel 17 (Belasting)
Artikel 10 bepaalt dat de inkomsten en winsten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij
overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving belast zullen worden in de verdragsluitende
partij waar de luchtvaartmaatschappij gevestigd is. In geval er een verdrag ter voorkoming
van dubbele belasting tussen Partijen tot stand gebracht wordt, gelden de bepalingen
van dat verdrag.
Artikel 18 (Vertegenwoordiging van luchtvaartmaatschappijen en verkopen)
Artikel 18 voorziet in de mogelijkheid voor aangewezen luchtvaartmaatschappijen om,
in overeenstemming met de nationale wetten en voorschriften ten aanzien van toelating
en verblijf, eigen specialistisch personeel op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij te laten werken. Het tweede lid bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
kantoren mogen openen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij voor
het promoten en verkopen van luchtdiensten.
Artikel 19 (Grondafhandeling)
Artikel 19 bevat bepalingen op grond waarvan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij
het recht heeft op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij zelf haar
gronddiensten uit te voeren (self-handling), of, naar keuze, de gronddiensten of een
deel ervan te laten uitvoeren door een agent van een concurrent.
Artikelen 20–27 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 20 tot en met 27 bevatten louter procedurele standaardbepalingen, waaronder
overleg (artikel 20), regeling van geschillen (artikel 21), wijzigingen (artikel 22),
multilaterale verdragen (artikel 23), beëindiging (artikel 24), registratie bij ICAO
(artikel 25), territoriale toepassing (artikel 26) en inwerkingtreding (artikel 27).
III. Bijlage
De Bijlage vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag en bevat de routetabel
die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van beide verdragsluitende partijen.
De Bijlage bij het Verdrag is, voor wat betreft de routetabel, aan te merken als uitvoerend
van aard. Verdragen tot wijziging van de Bijlage behoeven op grond van artikel 7,
onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake
voorbehouden.
IV. Koninkrijkspositie
Het Verdrag zal ingevolge artikel 26 van het Verdrag, voor wat betreft het Koninkrijk
der Nederlanden, alleen voor Curaçao gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.