Brief regering : Integrale stand van zaken op de uitvoering van de moties over de ontwikkeling richting een publiek-privaat stelsel voor digitale toegang
34 972 Algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)
Nr. 51 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2020
Tijdens de plenaire behandeling van de Wet Digitale Overheid op 5 februari 20201 is een aantal moties ingediend over de ontwikkeling richting een publiek-privaat
stelsel voor digitale toegang zoals beschreven in deze wet.2 Vanwege de samenhang geef ik in deze brief een integrale stand van zaken op de uitvoering
van deze moties.
Motie 28: tarieven bedrijfsinlogmiddelen
In de motie met Kamerstuk 34 972, nr. 28, ingediend door de leden Middendorp en Van der Molen, wordt verzocht om inzicht te
geven in de kosten en wijzigingen in de tarieven van bedrijfsinlogmiddelen, daarbij
te monitoren in hoeverre deze marktconform geprijsd zijn en de tariefstelling daarvan
ook te betrekken bij de erkenning, en daarover periodiek aan de Kamer te rapporteren.
Binnen het stelsel voor bedrijfsinlogmiddelen, waar nu sprake is van een publiek-private
samenwerking, opereren meerdere aanbieders. Op dit moment zijn er zes erkende leveranciers.
Zij dienen te voldoen aan strenge eisen voor onder andere privacy en beveiliging om
in aanmerking te komen voor een erkenning, en worden daarin gecontroleerd door de
toezichthouder (Agentschap Telecom), in samenwerking met de Commissie van Deskundigen. Op andere punten kunnen zij echter met elkaar concurreren in
een open markt (nieuwe partijen kunnen altijd toetreden), juist om die marktconforme
prijsstelling te bereiken.
Genoemde constructie is bij de totstandkoming van eHerkenning (omstreeks 2010) getoetst
door de directies Mededinging en Consumenten en Wetgeving en Juridische Zaken van
het Ministerie van Economische Zaken. Er is toen ook contact geweest met de Nederlandse
Mededingingsautoriteit. In de 10 jaar dat eHerkenning nu bestaat, heeft de ACM voorts
nog niet handhavend hoeven op te treden. Kijken we naar de prijsontwikkeling, dan
zien we dat de kosten voor eHerkenning de afgelopen jaren gedaald zijn van circa € 50 naar circa € 30 per jaar, afhankelijk van
onder andere het niveau en de duur van het abonnement. Zo kost eHerkenning 3 bij een
abonnement van één jaar minimaal € 40,90 en maximaal € 45 per jaar (afhankelijk van
de leverancier), en bij contracten van 2, 3 of 5 jaar € 30 – € 35 per jaar.3 Hoe deze prijs is opgebouwd, is weergegeven in het overzicht in de bijlage bij deze
brief. Kort onderzoek onder andere Europese landen, laat zien dat dit tarief ongeveer
vergelijkbaar is met de tariefstelling in Italië. Dit land heeft ook een stelsel met
betaalde middelen. Meer in het algemeen is het beeld dat de verschillende Europese
landen lastig met elkaar zijn te vergelijken.
In deze constructie is het dan vooralsnog niet nodig om te onderzoeken wat de mogelijkheden
zijn om een plafond te stellen aan de tarifering door dit mee te nemen in de criteria
voor erkenning. Wel zal ik de vinger aan de pols houden en conform de motie verzoekt
voortaan in de voortgangsrapportage rapporteren over de gemiddelde kosten en eventuele
prijswijzigingen van eHerkenning.
Motie 29: inzet publieke identificatiemiddelen in overige sectoren
De motie met Kamerstuk 34 972, nr. 29, van het lid Middendorp van uw Kamer, verzoekt te onderzoeken of publieke identificatiemiddelen
niet ook in additionele, specifieke situaties buiten de overheid en nu aangewezen
sectoren ingezet kunnen worden. De huidige WDO hanteert het uitgangspunt dat publieke
middelen niet buiten het publieke of semipublieke domein gebruikt worden; dit is als zodanig ook
opgenomen in het wetsvoorstel. De ontwikkelingen in het domein zijn echter dynamisch,
en in die zin kan ik mij voorstellen dat het in de motie verzochte onderzoek op termijn
zinvol is. Maar op dit moment vind ik dit onderzoek niet opportuun. De WDO is nog
niet van kracht en het is voor private aanbieders nu nog niet mogelijk om toe te treden
tot dit deel van het stelsel. Vooruitlopend op deze ontwikkeling al wel het gebruik
van DigiD toestaan buiten het publieke domein, zal naar verwachting bovendien verstorend
werken op de ontwikkelingen in het stelsel en bredere uitrol van private alternatieve
middelen die we nu met de WDO voor ogen hebben. Wanneer straks de wet van kracht is
en private partijen hun plaats in het stelsel gevonden hebben, kan een dergelijk onderzoek
wel een zinvolle, en innovatieve, volgende stap zijn.
Motie 30 en 33: pilots voor toelating private partijen
De uitvoering van de moties met Kamerstuk 34 972, nr. 30 van het lid Özotük van uw Kamer (het meewegen van de ervaringen van gemeenten met
decentrale authenticatiemiddelen bij de uitwerking van het kader voor de toelating
van private partijen), en de motie met Kamerstuk 34 972, nr. 33 van de leden Van der Molen en Middendorp (starten van relevante pilots met het oog
op de invoering van erkenning van private identificatiemiddelen) kan in samenhang
worden gezien. Een deel van de pilots die in dit verband gestart zijn, vindt plaats
bij de gemeenten, juist om deze ervaringen mee te kunnen nemen bij de verdere ontwikkelingen
van het stelsel; zoals de regels waaronder private identificatiemiddelen toegelaten
kunnen worden in het burgerdomein.
Hiertoe is de afgelopen maanden met negen marktpartijen gewerkt aan een vijftal proeftuinen
op basis van verschillende ontsluitende diensten. Van deze marktpartijen bieden acht
een authenticatiemiddel aan en één een ontsluitende dienst. Deze pilots lopen tot
de inwerkingtreding van de WDO. Daarnaast worden de pilots met de gemeenten voortgezet:
in oktober en november vinden beproevingen plaats met de gemeente Helmond, de gemeente
Molenlanden, de leverancier Itsme, en VNG en BZK. Ik zal u daarna integraal over de
uitkomsten informeren, en welke lessen we hieruit hebben kunnen trekken voor de verdere
ontwikkeling van de regels waaronder private aanbieders erkend kunnen worden onder
de Wet Digitale Overheid.
Motie 32: onderzoek geïntegreerd burger- bedrijfs- en organisatiemiddel
Op dit moment kent ons stelsel voor digitale toegang een onderscheid in de domeinen
voor burgers en bedrijven: het burgerdomein is nu nog enkel publiek, met DigiD als
enige inlogmiddel; het bedrijvendomein is met het eTD-stelsel privaat van aard, met
eHerkenning als inlogmiddel. Daarbij hebben we voor ogen om op termijn te komen tot
een duaal stelsel, met publieke en private middelen, en zo mogelijk integratie van
het burger- en bedrijvendomein. Dit betekent dat er na de inwerkingtreding van de
Wet Digitale Overheid private middelen toegelaten kunnen worden voor het burgerdomein.
Het Kamerlid Van der Molen vraagt in dit verband in een motie4 om de mogelijkheden te onderzoeken voor een publiek middel in het bedrijvendomein,
dan wel hoe de eID-ontwikkeling aangegrepen kan worden om een geïntegreerd burger-
en bedrijfs- en organisatiemiddel tot stand te brengen. Het onderzoek waar de motie
om vraagt, wordt uitgezet bij een onafhankelijk onderzoeksbureau, dat in een quick
scan verschillende scenario’s in kaart brengt. Ik verwacht u over de uitkomsten in
december 2020 te kunnen informeren.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Onderstaande tabel geeft weer welke kostencomponenten en werkzaamheden zijn opgenomen
in de prijs van eHerkenning, niveau 3. De tweede kolom geeft het geschatte percentage
van de totale kosten aan.
Kostensoort eH3
In % van totaal
Omschrijving
1. Helpdesk
~10%
Informeren van potentiële gebruikers, ondersteuning bij het aanvraagproces, advisering
bij de keuze van het betrouwbaarheidsniveau, oplossen van klachten en technische problemen
2. Validatie
~20%
Verificatie van het bestaan van de organisatie door onder meer een check op kvK-nummer,
adresgegevens en statutaire naam. Ook wordt gecheckt of de organisatie in faillissement
of surseance van betaling verkeert. Controle op de identiteit van de aanvrager en
of deze persoon vertegenwoordigingsbevoegd is voor de betreffende rechtspersoon of
eenmanszaak.
3. KvK-uittreksel
~10%
Gemiddeld zijn er twee uittreksels á € 2,30 benodigd (totaal € 4,60)
4. BKR VIS check
~1%
Verificatie dat het identiteitsdocument niet is gestolen á € 0,46 per keer.
5. Software en IT
~30%
Onderhoud en doorontwikkeling van de software, testen en beveiliging. Aanschaf, hosting,
beheer en licentiekosten voor de hardware en software.
6. (Elektronische) identificatie
~10%
De identificatie van de aanvrager. Dit gebeurt bij diverse erkende leveranciers met
(ingekochte) identificatiesoftware. Fysieke identificatie wordt meestal uitbesteed.
7. Overhead, winst- en risico-opslag
~20%
Huisvesting, marketing, P&O, facilitaire zaken, finance, winstopslag en opslag voor
aanvragen die niet tot uitgifte en dus facturering leiden (uitval).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties