Brief regering : Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-raad van 6-7 juli per videoconferentie
32 317 JBZ-Raad
Nr. 626 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
               STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2020
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  de geannoteerde agenda aan van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken op 6 en 7 juli 2020 via videoconferentie.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn op basis van de agenda voornemens
                  aan deze informele JBZ-Raad deel te nemen.
               
Als bijlage bij de geannoteerde agenda treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht
                  aan van de JBZ-dossiers voor het tweede kwartaal van 20201.
               
Graag maakt de Minister van Justitie en Veiligheid van deze gelegenheid nog gebruik
                  om melding te maken van een recente en voor ons land relevante ontwikkeling in relatie
                  tot het EOM. De Hoofdaanklager van het EOM, mevrouw Kövesi, heeft mij op 25 juni jl.
                  per brief laten weten dat de Commissie in de begroting voor het EOM voor 2021 ruimte
                  zal reserveren voor de aanstelling van twee voltijds gedelegeerd Europese aanklagers
                  in Nederland. Dat laatste is in overeenstemming met het verzoek dat ik haar daartoe
                  zelf eerder heb gedaan. Het is verheugend nieuws, want dit besluit zal in mijn optiek
                  bijdragen tot de effectiviteit van het EOM. De Europese Commissie had aanvankelijk
                  namelijk de aanstelling van twee deeltijd gedelegeerd Europese aanklagers op basis
                  van een 0,25 fte aanstelling in gedachten. Mevrouw Kövesi heeft Nederland verder verzocht
                  uiterlijk 30 september a.s. geschikte kandidaten voor de post van gedelegeerd Europese
                  aanklager voor te dragen. Ik heb het OM gevraagd daartoe tijdig een voordracht aan
                  mij te doen. Voor de goede orde wijs ik er nog op dat de goedkeuring van de begroting
                  van het EOM voor 2021 onderdeel uitmaakt van de lopende besprekingen over het nieuwe
                  Meerjarig Financieel Kader, dus de EOM-begroting is nog niet vastgesteld.
               
Graag informeert de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer daarnaast
                  over het uitstel van de Commissiemededeling Migratiepact. Ondanks het voornemen van
                  de Europese Commissie om het nieuwe Pact inzake migratie en asiel met voorrang uit
                  te brengen, is het waarschijnlijk dat de publicatie van de betreffende Mededeling
                  wordt uitgesteld tot na de zomer. Commissaris Johansson heeft gemeld eerst overeenstemming
                  over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader van de Europese Unie te willen afwachten.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken, 6–7 juli 2020
               
I. Justitie
               
1. Werksessie I – Omgaan met COVID-19 als Europese democratieën
               
Het Duits voorzitterschap nodigt de JBZ-Ministers uit om te reflecteren op de wijze
                  waarop de lidstaten omgaan met de COVID-19 crisis in het licht van de beginselen van
                  de rechtsstaat. De weerbaarheid van de judiciële systemen en het respect voor de rechtsstaat,
                  zelfs in moeilijke omstandigheden, staat hierbij centraal. Ook beoogt het Duits voorzitterschap
                  de effecten op en reactie van de samenleving in deze uitwisseling te betrekken.
               
Het kabinet onderschrijft dat de lidstaten van de Europese Unie moeten functioneren
                  als democratieën, verankerd in de beginselen van de rechtsstaat. Niet voor niets worden
                  democratie en rechtsstaat beide genoemd in artikel 2 van het Verdrag inzake de Europese
                  Unie als waarden waarop de Unie berust. Het kabinet benadrukt dan ook met grote regelmaat
                  dat het naleven van de beginselen van de rechtsstaat een verplichting is die voortvloeit
                  uit de Verdragen die lidstaten uit vrije wil hebben onderschreven, en waar zij derhalve
                  ook op kunnen worden aangesproken. De eerbiediging van de rechtsstaat is bovendien
                  essentieel voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten als
                  voorwaarde voor justitiële samenwerking. Aantasting ervan schaadt de Europese rechtsorde
                  en rechtszekerheid.
               
De COVID-19 crisis raakt sterk aan aspecten van de rechtsstaat. Hierbij is het Nederlandse
                  standpunt dat buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van het COVID-19
                  virus geoorloofd en soms noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van
                  de volksgezondheid, maar dat deze wel dienen te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid,
                  proportionaliteit en tijdelijkheid, en tevens de waarden van de Unie, waaronder de
                  beginselen van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten, en internationale
                  verdragsverplichtingen dienen te respecteren. Nu het aantal besmettingen afneemt,
                  is het tevens van belang dat lidstaten de uitgevaardigde noodmaatregelen evalueren
                  en waar nodig aanpassen of verlichten.
               
Het kabinet erkent het gevaar dat sommige lidstaten de COVID-19-crisis aangrijpen
                  om maatregelen door te voeren die vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat,
                  democratie en grondrechten vragen oproepen. Het kabinet verwelkomt in dat licht de
                  twee rapporten van het Grondrechtenagentschap over de impact van de COVID-19 maatregelen
                  op grondrechten. Tevens steunt het kabinet het initiatief van de Commissie om de noodmaatregelen
                  die lidstaten nemen in het kader van de COVID-19 crisis te monitoren. Het kabinet
                  heeft de Commissie meermaals opgeroepen om indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
                  Het kabinet zal zich ervoor inspannen de bespreking van noodmaatregelen in relatie
                  tot de rechtsstatelijkheid regelmatig in de RAZ en in de JBZ-Raad, juist vanuit de
                  verantwoordelijkheid van JBZ-Ministers voor de juridische en justitiële elementen
                  van rechtsstatelijkheid, te blijven voeren zolang de omstandigheden hiertoe aanleiding
                  geven.
               
Ook in Nederland zijn buitengewone maatregelen getroffen. Zo bevat de Tijdelijke wet
                  COVID-19 Justitie en Veiligheid enige bijzondere maatregelen om het rechtsverkeer
                  en enkele onderdelen van het wetgevingsproces met inachtneming van de bijzondere omstandigheden
                  zo goed mogelijk te kunnen laten door functioneren. Ook op het gebied van digitale
                  democratische besluitvorming en participatie zijn bijzondere maatregelen genomen.
                  Dankzij deze tijdelijke wet is het in Nederland bijvoorbeeld mogelijk geworden voor
                  decentrale overheden om in een digitale omgeving rechtsgeldige besluiten te nemen.
                  De huidige maatregelen van deze tijdelijke wetten hebben een tijdelijk karakter en
                  zijn tot 1 september geldig. Voor de tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming
                  heeft de Minister van BZK op 25 juni jl. bekend gemaakt deze te verlengen tot 1 november,
                  beide Kamers zijn hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 424, nr. 7). Een eventuele verlenging voor een periode van twee maanden van de tijdelijke wet
                  COVID-19 Justitie en veiligheid kan alleen plaatsvinden na overleg met beide Kamers.
               
Het dient namelijk voorop te staan dat de buitengewone maatregelen tijdelijk van kracht
                  blijven en de democratische besluitvorming niet of minimaal verhinderen. Daarom wordt
                  vanuit respect voor de beginselen van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten
                  hard gewerkt aan een stevigere wettelijke grondslag voor maatregelen (de tijdelijke
                  wet maatregelen COVID-19) waarin het uitgangspunt van democratische besluitvorming
                  en de rechtvaardiging van de inperking van sommige grondrechten beter tot uitdrukking
                  komt. Dit is te meer van belang omdat democratische legitimatie niet alleen cruciaal
                  is vanuit het idee van de autonomie van het individu, maar ook vanuit het idee dat
                  invloed op de besluitvorming bijdraagt aan instandhouding van het draagvlak voor de
                  maatregelen die nodig blijven.
               
Het kabinet constateert dat er draagvlak is onder de meerderheid van de Nederlandse
                  bevolking voor de in Nederland genomen maatregelen naar aanleiding van COVID-19. Tegelijkertijd
                  zorgt de stapsgewijze versoepeling van de maatregelen en de sectorspecifieke aanpak
                  ervoor dat de situatie voor burgers en bedrijven minder eenduidig wordt. Dit kan weerstand
                  en gevoelens van onrechtvaardigheid oproepen. Nederland hecht belang aan een constructief
                  gesprek met sectoren en burgers en blijft streven naar zorgvuldige en begrijpelijke
                  communicatie over de maatregelen.
               
Wat betreft de weerbaarheid van het rechtssysteem is het onderliggend principe dat
                  rechtspleging een belangrijk proces is voor de rechtsstaat. Maatregelen met betrekking
                  tot de werking van het rechtssysteem tijdens de COVID-19 crisis moeten er daarom steeds
                  op gericht zijn om deze processen, waaronder internationale strafrechtelijke samenwerking,
                  zo veel en zo lang als mogelijk doorgang te laten vinden. Bij dit geheel heeft de
                  rechtspraak de verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen die invulling geven
                  aan de adviezen omtrent de COVID-19 pandemie. Overleg bij het nemen van de maatregelen
                  is essentieel om te zorgen dat de maatregelen niet alleen de problemen verplaatsen
                  naar andere ketenpartners.
               
Maatregelen kunnen daarentegen ook positieve effecten hebben op de rechtsstaat. In
                  het bijzonder de digitalisering van diverse processen zoals het justitieel systeem,
                  maar ook het toenemend gebruik van digitale en audiovisuele middelen in de rechtspraak
                  en op het gebied van internationale rechtshulp en uitlevering. Het kabinet zet zich
                  er daarom voor in om deze positieve effecten voor de toekomst te behouden.
               
2. Slachtofferrechten
               
a. Presentatie van de nieuwe EU strategie inzake slachtofferrechten door de Commissie
               
Tijdens de JBZ-Raad van 2–3 december 2019 zijn raadsconclusies slachtofferrechten
                  aangenomen (Kamerstuk 32 317, nr. 581). Hierop voortbouwend is op 24 juni jl. de Europese Strategie voor Slachtofferrechten
                  voor de periode 2020–2025 gepresenteerd. De Commissie zal tijdens de aankomende informele
                  JBZ-Raad van 6–7 juli deze strategie toelichten. Er is hierbij geen discussie voorzien.
               
De Europese Strategie voor Slachtofferrechten voor de periode 2020–2025 richt zich
                  op een aantal prioriteiten: effectieve communicatie met slachtoffers en een veilige
                  omgeving om aangifte te doen; het verbeteren van de bescherming en ondersteuning van
                  de meest kwetsbare slachtoffers; faciliteren van schadeverhaal; versterken van de
                  samenwerking en de coördinatie tussen actoren die met slachtoffers te maken hebben
                  en versterken van de internationale dimensie van slachtofferrechten.
               
De eerste impressie van deze strategie is positief. De strategie is erop gericht om
                     de situatie voor de slachtoffers in de praktijk te verbeteren. Daarbij wordt ook ingezet
                     op het verbeteren van de mogelijkheden om zowel binnen een lidstaat als in grensoverschrijdende
                     situaties schade te verhalen. Dit is voor het kabinet een belangrijk punt, aangezien
                     is gebleken dat het in grensoverschrijdende situaties moeilijk is om vergoeding van
                     de dader te krijgen.
                  
Uw kamer zal via de reguliere kanalen nader worden geïnformeerd over het kabinetsstandpunt
                     inzake de Europese Strategie voor Slachtofferrechten voor de periode 2020–2024.
                  
b. Presentatie van de beleidsnota «Versterken van bescherming en steun aan slachtoffers
                  van terrorisme in de EU» door de EU coördinator voor terrorismebestrijding
               
In aanloop naar de informele JBZ-Raad van 6–7 juli zal de EU coördinator voor terrorismebestrijding
                  een beleidsnota presenteren over slachtoffers van terrorisme. De beleidsnota zal tijdens
                  de aankomende informele JBZ-Raad door de EU coördinator voor terrorismebestrijding
                  worden toegelicht. Er is hierbij geen discussie voorzien.
               
De verwachting is dat in de beleidsnota ingezet wordt op het versterken van de onderlinge
                  uitwisseling van expertise door regelmatige ontmoetingen te stimuleren tussen de relevante
                  contactpersonen van lidstaten. Het kabinet staat positief tegenover het verbeteren
                  van deze onderlinge uitwisseling van expertise en informatie in de praktijk. Daarbij
                  wil het kabinet zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande structuren, zoals het
                  «Expert Centre on Victims of Terrorism» van de Europese Commissie.
               
Tevens is de verwachting dat de beleidsnota ingaat op compensatieregelingen specifiek
                  voor slachtoffers van terrorisme. Het kabinet sluit voor slachtoffers van terroristische
                  misdrijven aan bij de algemene aanpak voor slachtoffers van misdrijven (ongeacht of
                  er een terroristisch motief was). Het kabinet heeft in haar beleid er voor gekozen
                  niet te voorzien in aparte rechten en regelingen voor schadevergoeding aan slachtoffers
                  van een terroristische aanslag, maar wel maatregelen getroffen om deze slachtoffers
                  voortvarend een schadevergoeding te kunnen toekennen. In tegenstelling tot Nederland
                  hebben enkele Europese lidstaten wel aparte schadevergoedingsregelingen voor terrorisme
                  en slachtoffers van misdrijven. In het algemeen kan het kabinet eventuele voorstellen
                  voor het wegnemen van obstakels voor schadeverhaal in grensoverschrijdende situaties
                  ondersteunen. Tegelijkertijd heeft het de voorkeur van het kabinet dat de geboden
                  oplossing ook voorziet in de behoeftes van slachtoffers van niet aan terrorisme gerelateerde,
                  grensoverschrijdende misdrijven.
               
3. Werksessie II – Versterken van de democratie in tijden van COVID-19 en respons
                  op haatzaaien en desinformatie
               
Het voorzitterschap wil tijdens de informele JBZ-Raad van 6–7 juli de vraag voorleggen
                  hoe de democratie in tijden van de COVID-19 pandemie kan worden versterkt, in het
                  bijzonder met betrekking tot aanzetten tot haat en desinformatie. Het voorzitterschap
                  legt daarbij de vraag neer hoe de EU zou moeten handelen in reactie op haatzaaien
                  en desinformatie.
               
De COVID-19 pandemie heeft het belang om de Europese democratieën te versterken benadrukt.
                  Zo is er sprake van aan de COVID-19 crisis gerelateerde toename van racistische en
                  xenofobe incidenten, zoals (online) haatzaaien. Tevens is er in de afgelopen periode
                  veel misleidende informatie rondgegaan over COVID-19. Ook zijn er lidstaten die de
                  COVID-19 crisis hebben aangegrepen om regelgeving te maken om de vrijheid van meningsuiting
                  sterk in te perken, met als argument om desinformatie en haatzaaien te voorkomen.
                  Het Nederlandse standpunt is dat buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding
                  van het COVID-19 virus geoorloofd en soms noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van
                  de bescherming van de volksgezondheid, maar dat deze wel dienen te voldoen aan de
                  vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en tevens de waarden
                  van de Unie, in dit kader met name fundamentele rechten als de vrijheid van meningsuiting
                  en het beginsel van non-discriminatie, alsook internationale verdragsverplichtingen
                  dienen te respecteren. Het kabinet hecht sterk aan aandacht voor de aanpak van genoemde
                  zorgelijke ontwikkelingen in relatie tot de COVID-19 crisis.
               
Naar aanleiding van de COVID-19 pandemie is de discriminatie van bepaalde groepen
                  Nederlanders toegenomen. De op gemeentelijk niveau opererende Anti-discriminatie voorzieningen
                  (ADV’s) constateren dat mensen met een Oost-Aziatisch uiterlijk te maken krijgen met
                  discriminerende opmerkingen over hun afkomst in relatie tot het COVID-19 virus. Ook
                  komt het voor dat zij slachtoffer worden van intimidatie, bedreiging of geweld. Ook
                  andere groepen melden dat zij zich gediscrimineerd voelen, zo blijkt uit het rapport
                  van de ADV’s. Dit is veelal in relatie tot maatregelen die genomen worden om de COVID-19
                  pandemie het hoofd te bieden.
               
Mede naar aanleiding van de motie van het lid Ellemeet c.s.2, die het kabinet oproept om uit te dragen dat discriminatie van Nederlanders met
                  een Chinese achtergrond onacceptabel is, heeft voormalig Minister Bruins van Medische
                  Zorg en Sport in zijn brief van 11 februari 2020 stelling genomen tegen alle vormen
                  van discriminatie3. Het kabinet sluit zich hierbij aan en blijft uitdragen dat alle vormen van discriminatie
                  onacceptabel zijn.
               
Het kabinet pleit er tevens voor om reeds ingezette processen voor de aanpak van haatzaaien
                  en desinformatie voor ogen te houden.
               
Haatzaaien wordt in artikel 1, eerste lid, onder a en b, van het EU-kaderbesluit gedefinieerd
                  als het publiekelijk aanzetten tot haat of geweld jegens een groep wegens ras, huidskleur,
                  religie, afkomst of nationale of etnische afkomst. Haatzaaien is daarmee een strafbare
                  uiting en verboden. Reeds voor de COVID-19 crisis kreeg het onderwerp haatzaaien meer
                  aandacht in de EU. Het kabinet is voorstander van een gezamenlijke Europese aanpak
                  van (online) haatzaaien en onderstreept het belang van samenwerking bij de strafrechtelijke
                  vervolging en de belangrijke rol van het onderwijs bij preventie. Voor het kabinet
                  staat hierbij een vrijwillige aanpak/zelfregulering voorop.
               
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen illegale content, zoals haatzaaien,
                  en content die niet onrechtmatig is maar wel schadelijk, zoals desinformatie. Desinformatie
                  als fenomeen is geen afgebakend juridisch begrip, maar het kan beschouwd worden als
                  een beleidsterm4. Ook is een algemeen verbod op de verspreiding van desinformatie of niet-objectieve
                  informatie niet verenigbaar met de internationale normen voor beperkingen van de vrijheid
                  van meningsuiting.
               
De verspreiding van desinformatie met als doel om schade toe te brengen aan het publieke
                  debat, democratische processen, de open economie of nationale veiligheid is een reële
                  dreiging. Het tegengaan van desinformatie, ook gerelateerd aan COVID-19, vraagt een
                  gezamenlijke inspanning van alle betrokken actoren: internetdiensten, maatschappelijke
                  organisaties, media, wetenschap, politieke partijen en de overheid. Het kabinet heeft
                  reeds voor de COVID-19 crisis een strategie vastgesteld tegen desinformatie langs
                  drie actielijnen: preventie, de informatiepositie verstevigen en (zo nodig) reactie5. Ook in de context van COVID-19 wordt deze strategie ingezet6.
               
De vrijheid van meningsuiting staat bij het adresseren van desinformatie te allen
                  tijde voorop. Het adresseren van desinformatie is primair een taak van journalistiek
                  en wetenschap, al dan niet in samenwerking met internetdiensten. Dit betekent dat
                  het bestempelen van desinformatie als dusdanig en dit «fact-checken» ook primair geen
                  taak is van de overheid. Wel geldt dat de overheid moet kunnen optreden als de nationale
                  veiligheid, politieke, maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding
                  is. Dit houdt concreet in dat de overheid soms desinformatie tegenspreekt. Dit is
                  onder andere afhankelijk van de context en de impact van het betreffende bericht.
                  Bij de afweging wordt ook meegenomen of een bericht al in de reguliere media ontkracht
                  is. Tevens is er een rol voor de overheid in het actief communiceren over haar eigen
                  beleid. Dit is goed te zien in de context van COVID-19 crisis waar het kabinet zich
                  in eerste instantie richt op officiële kanalen, zowel voor gezondheidsinformatie over
                  het COVID-19 virus als voor informatie over het overheidsbeleid en ontwikkelingen
                  en gebeurtenissen om ons heen. Het kabinet stelt hierbij wel dat het blijft altijd
                  aan burgers zelf blijft om informatie, ook die van de overheid, op waarde te schatten.
               
Daarnaast hebben ook de online platformen een verantwoordelijkheid om de verspreiding
                  van desinformatie over de COVID-19 pandemie te adresseren. Het is hierbij van belang
                  dat bij deze acties de grondrechten van burgers gewaarborgd zijn, zeker waar er door
                  hen gebruik gemaakt wordt van kunstmatige intelligentie en automatische besluitvorming.
                  Het kabinet verwelkomt in dat kader de oproep van de Commissie in de voornoemde recente
                  mededeling aan de online platformen om maandelijks rapporten te publiceren over hun
                  beleid en maatregelen om de verspreiding van COVID-19-gerelateerde desinformatie tegen
                  te gaan. Meer informatiedeling, inzet, transparantie en verantwoordelijkheid is nodig.
                  Tevens kijkt het kabinet uit naar de evaluatie van de gedragscode desinformatie en
                  het Democratie Actieplan waarin mogelijk verdere transparantie maatregelen richting
                  de online platformen een plek krijgen.
               
Desinformatie houdt niet op bij de grenzen, ook niet bij de COVID-19 pandemie. Dit
                  kan mogelijk gevolgen hebben voor de stabiliteit en veiligheid van EU en haar lidstaten.
                  Daarom ondersteunt het kabinet informatie-uitwisseling hierover in Europees verband.
                  Op 10 juni jl. is er een mededeling gepubliceerd over desinformatie gerelateerd aan
                  COVID-197. De plannen uit deze mededeling bouwen voort op het EU Actieplan tegen desinformatie8. Verdere stappen om desinformatie te adresseren en de democratie te versterken, zullen
                  uiteengezet worden in het Democratie Actieplan dat eind 2020 verwacht wordt. Ook de
                  Digital Services Act, welke digitale diensten zal reguleren, zal naar verwachting
                  onderdeel zijn van deze bredere inzet. U zal middels de reguliere kanalen van het
                  BNC proces worden geïnformeerd over het kabinetsstandpunt inzake deze dossiers en
                  over de voornoemde mededeling over desinformatie.
               
II. Binnenlandse zaken en Veiligheid
               
1. Werksessie I: Europees Politie Partnerschap
               
Het Duits voorzitterschap voorziet bij dit agendapunt een discussie over het voorstel
                  voor een Europees Politie Partnerschap. Een onderliggend document is hierover nog
                  niet beschikbaar.
               
De COVID-19 Pandemie heeft het belang aangetoond van snelle en digitale grensoverschrijdende
                     samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten. Het voorzitterschap wil daarom
                     met een Europees Politie Partnerschap (EUPP) de samenwerking van de rechtshandhavingsautoriteiten
                     verder verbeteren. Dit past binnen het streven van het Duits voorzitterschap voor
                     een vrije en veilige Schengen ruimte. Het voorzitterschap wil bereiken dat elke politieagent
                     en -agente uit alle lidstaten te allen tijde de benodigde informatie uit alle lidstaten
                     kan verkrijgen. Het gaat hierbij om de informatie die nodig is om in een Unie zonder
                     grenzen actuele bedreigingen het hoofd te kunnen bieden. Volgens het voorzitterschap
                     kunnen de bestaande instrumenten beter en effectiever worden benut.
                  
Het voorzitterschap wil daartoe gezamenlijk bekijken hoe belemmeringen kunnen worden
                     verminderd en de implementatie van de bestaande instrumenten kan worden verbeterd.
                     Zo zou de rol van Europol kunnen worden vergroot en informatie-uitwisseling tussen
                     de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten kunnen worden verbeterd.
                  
Het kabinet staat in beginsel positief ten aanzien van het beoogd Europees Politie
                  Partnerschap en kijkt met interesse uit naar voorstellen hieromtrent. Voor de veiligheid
                  van alle Europese burgers is het van belang dat rechtshandhavingsautoriteiten binnen
                  de Europese Unie goed en effectief met elkaar samenwerken en dat relevante informatie
                  voor handhaving – ook uit andere lidstaten – beschikbaar is. Met betrekking tot de
                  rol van Europol wil het kabinet niet vooruitlopen op het verwachte voorstel van de
                  Commissie inzake de herziening van het Europol mandaat. Voor nu onderschrijft het
                  kabinet de huidige rol van Europol als ondersteuner van het operationele werk van
                  de rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten van de Europese Unie en als centrale
                  hub voor analyse en specifieke kennis.
               
2. Werksessie II: Zoek- en reddingsacties op zee
               
Bij het opstellen van deze Geannoteerde Agenda, waren er geen documenten voor dit
                  agendapunt waren beschikbaar.
               
Uw Kamer is bekend met het standpunt van het kabinet inzake dit onderwerp.9 De internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden blijft te allen
                  tijde het uitgangspunt. Daarbij is het echter wel zaak dat reddingsoperaties van NGO-schepen
                  en anderen niet bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten van
                  mensensmokkelaars die, geholpen door dit soort goedbedoelde acties, mensenlevens op
                  het spel zetten. Hiervoor zijn meer duidelijke kaders en goede afspraken nodig tussen
                  alle betrokken partijen. Dit moet volgens het kabinet leiden tot een effectief en
                  voorspelbaar ontschepingsmechanisme op basis van een verplichte grensprocedure en
                  de herverdeling van kansrijke asielzoekers in geval van aanhoudende disproportionele
                  druk. Ervaring leert dat een groot deel van de migranten die in EU Lidstaten aankomen
                  via de Centraal Mediterrane Route, geen recht heeft op asiel. Daarom zal terugkeer
                  prominent in de discussie moeten figureren. In het geval dat er evident geen sprake
                  is van asiel, moet betrokkenen de toegang tot de Schengenzone worden ontzegd en aan
                  de buitengrens worden gewerkt aan terugkeer. Het kabinet acht het van belang dat de
                  Commissie hiervoor nieuwe voorstellen presenteert in het kader van de mededeling voor
                  het nieuwe Migratiepact, dat zeer waarschijnlijk na de zomer wordt verwacht. Zoals
                  uw kamer eerder gemeld, is het kabinet bereid om een tijdelijk mechanisme te overwegen,
                  mits dit bijdraagt aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping op basis
                  van de hierboven genoemde elementen. Het kabinet ziet graag dat alle lidstaten hieraan
                  deelnemen. Zo niet, dan is het van belang dat het een zo groot mogelijke en geografisch
                  evenwichtige groep lidstaten betreft die hun verantwoordelijkheid nemen, inclusief
                  de lidstaat van aankomst.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming - 
              
                  Medeindiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.