Brief regering : Fiche: Aanbeveling Cyberbeveiliging van 5G-netwerken
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2816 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij het fiche, dat werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Aanbeveling Cyberbeveiliging van 5G-netwerken
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Aanbeveling Cyberbeveiliging van 5G-netwerken
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Cyberbeveiliging van 5G-netwerken
b) Datum ontvangst Commissiedocument
26 maart 2019
c) Nr. Commissiedocument
C (2019) 2335
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1559130502446&uri=C…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Telecommunicatieraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
2. Essentie voorstel
5G-netwerken1, de volgende, vijfde generatie mobiele netwerken, zijn van essentieel belang voor
de ontwikkeling van toekomstige digitale diensten, de goede werking van de interne
markt en voor tal van vitale processen zoals energie, vervoer en het bankwezen alsmede
andere economische en maatschappelijke activiteiten. Mobiele providers treffen voorbereidingen
om 5G-netwerken grootschalig uit te kunnen rollen zodra aan hen gebruiksrechten voor
radiofrequenties voor mobiele communicatie zijn toegekend. Frequenties vormen een
essentiële bouwsteen voor het aanbieden van draadloze en mobiele communicatie.
Lidstaten en de Europese Commissie zijn bezorgd over mogelijke veiligheidsrisico’s
die verband houden met 5G-netwerken. Het is cruciaal de veiligheid en integriteit
van 5G-netwerken te waarborgen. Daarom voorziet deze aanbeveling in maatregelen om
een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van 5G-netwerken te realiseren.
In de aanbeveling staat dat deze daarbij geen afbreuk doet aan bijvoorbeeld de bevoegdheden
van de lidstaten met betrekking tot nationale veiligheid.
De Commissie stelt de volgende maatregelen voor:
1) Lidstaten zouden hun cyberrisico’s voor 5G-netwerken op nationaal niveau moeten beoordelen
en de nodige beveiligingsmaatregelen treffen;
Daartoe zouden lidstaten een risicobeoordeling van de infrastructuur van het 5G-netwerk
moeten uitvoeren, uiterlijk op 30 juni 2019. Het gaat hierbij eveneens om het evalueren
van de vigerende beveiligingsvereisten en risicobeheermethoden, rekening houdend met
technische factoren en andere factoren, zoals wetgeving en beleid die gelden voor
leveranciers van apparatuur in derde landen. Lidstaten sturen uiterlijk op 15 juli
2019 hun risicobeoordelingen aan de Commissie en ENISA.
Op basis van deze risicobeoordeling en -evaluatie zouden de lidstaten hun nationale
beveiligingsvereisten en risicobeheermethoden ook moeten actualiseren om de risico’s
te beperken. Er zijn meerdere Europeesrechtelijke kaders op grond waarvan dergelijke
beveiligingseisen (kunnen) worden gesteld, zoals de Kaderrichtlijn (Richtlijn2002/21/EG2) de Machtigingsrichtlijn (Richtlijn 2002/20/EG3) en de Verordening agentschap ENISA en Europees kader voor Cyberbeveiligingscertificering (kortweg de «Cyberbeveiligingsverordening»)4.
2) Het ontwikkelen van een gecoördineerde risicobeoordeling op het niveau van de Unie
die voortbouwt op deze nationale risicobeoordelingen;
Uiterlijk op 1 oktober 2019 zouden lidstaten – samen met de Commissie en ENISA – een
gezamenlijke evaluatie moeten hebben uitgevoerd ten aanzien van de risico’s die zijn
verbonden met infrastructuur die ten grondslag ligt aan het digitale ecosysteem, in
het bijzonder met 5G-netwerken (risico’s die van toepassing zijn op de bijzonder gevoelige
of kwetsbare kernonderdelen).
3) Voor de Samenwerkingsgroep5 heeft de Commissie de ambitie om uiterlijk 31 december 2019 een gemeenschappelijk
instrumentarium («tool box») overeen te komen met betrekking tot de beste mitigerende
maatregelen om de risico’s te beheersen.
Het kan hierbij gaan om het delen van op nationaal niveau geïdentificeerde best practices, het maken van een inventaris van de risico’s (bijvoorbeeld in de toeleveringsketen
of bij software) en maatregelen zoals testen en conformiteitscontroles van hardware
en software. Specifiek worden lidstaten opgeroepen om EU-schema’s voor certificering
op dit thema, voortvloeiend uit de nieuwe cyberbeveiligingsverordening nationaal verplicht
te stellen. Deze maatregelen vloeien voort uit de geïdentificeerde risico’s. Onderdeel
van de activiteiten van de Samenwerkingsgroep is ook het adviseren van de Commissie
over EU-brede minimumbeveiligingseisen met betrekking tot 5G waarmee een hoog niveau
van cybersecurity van 5G-netwerken kan worden gewaarborgd.
Uiterlijk 1 oktober 2020 moeten de effecten die voortkomen uit deze aanbeveling zijn
geëvalueerd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland is als open en internationaal georiënteerde economie gebaat bij een stabiel,
veilig en vrij toegankelijk cyberdomein. Hiertoe zet Nederland samen met zijn internationale
partners en door middel van effectieve multi-stakeholder samenwerking in op een veilig
en open cyberdomein, waarin de kansen die digitalisering onze economie en samenleving
biedt volop worden benut, dreigingen het hoofd worden geboden en fundamentele rechten
en waarden worden beschermd.
De concrete uitwerking van deze visie op het gebied van digitale veiligheid is vastgelegd
in de Nederlandse Cyber Security Agenda uit 2018.6 Gezien het inherent grensoverschrijdende karakter van cyberbeveiliging en cyberdreiging
staat Europese en internationale samenwerking in de Nederlandse aanpak centraal.
Zoals ook in de Kamerbrief7 van 15 april is vermeld, is onder leiding van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid een interdepartementale Taskforce opgericht. De Taskforce voert met
medewerking van de drie grote telecomaanbieders (KPN,
T-Mobile en Vodafone Ziggo) een risicoanalyse uit naar de kwetsbaarheid van 5G-telecommunicatienetwerken
voor misbruik van leveranciers van technologie voor deze netwerken en welke maatregelen
nodig zijn om risico’s te beheersen. De Taskforce is voor wat betreft samenstelling
en activiteiten zo opgezet dat evenwichtige besluitvorming kan plaatsvinden waarbij
zowel veiligheidsbelangen, waaronder het aspect van nationale veiligheid bij de uitrol
van 5G, als economische belangen worden geborgd. Nederland spant zich daarbij ook
in voor informatie-uitwisseling en gedeelde risicoafweging in EU-verband en met bondgenoten
buiten de EU. De Kamer zal (vertrouwelijk) over de uitkomsten van de Taskforce worden
geïnformeerd conform de moties van de leden Weverling en Van den Berg.8
De Kaderrichtlijn schrijft voor dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat aanbieders
van openbare elektronische communicatienetwerken- en diensten de veiligheid en integriteit
van hun netwerken en diensten moeten waarborgen. Deze verplichting is geïmplementeerd
in de Telecommunicatiewet (Tw). De Telecommunicatiewet biedt de Nederlandse overheid
hiermee een basis voor nationale voorschriften met betrekking tot de veiligheid en
integriteit van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten, waaronder
het gebruik van netwerkapparatuur. Zo bepaalt artikel 11a.1 Tw dat aanbieders van
openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten de verplichting hebben passende
technische en organisatorische maatregelen te nemen om de risico’s voor de veiligheid
en integriteit van hun netwerken en diensten te beheersen. Met betrekking tot deze
maatregelen kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) nadere regels
worden gesteld9 of rechtstreekse verplichtingen aan de aanbieders worden opgelegd.
Binnen de EU zet Nederland zich met betrekking tot cybersecurity onder meer in via
de Samenwerkingsgroep vanuit de Richtlijn voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (NIB-richtlijn).
Het uitwisselen van beleidsmatige ervaringen en kwetsbaarheden binnen de sectoren
die zijn geïdentificeerd in de NIB-richtlijn is een beleidsprioriteit voor Nederland.
Ook heeft Nederland zich in Brussel hard gemaakt voor de op 9 april door de Raad aangenomen
Cyberbeveiligingsverordening, die een Europees cybersecurity certificeringskader creëert.
Conform de motie van het lid Paternotte c.s.10 heeft Nederland zich ingezet voor verplichte cybersecuritycertificering. De Europese
Commissie zal uiterlijk eind 2023 aangeven voor welke ICT-producten, -diensten en
-processen waarvoor een cybersecurity certificeringsschema bestaat, een certificeringsschema
verplicht zal worden gesteld. Verder heeft Nederland een positieve houding ten opzichte
van de momenteel in onderhandeling zijnde Verordening tot oprichting van het Europese
kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging
en het netwerk van nationale coördinatiecentra, dat kan bijdragen aan de ontwikkeling
van nieuwe veilige digitale technologieën in Europa.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Conform de moties van de leden Weverling en Van den Berg11 heeft het kabinet gepleit voor meer Europese samenwerking op het gebied van 5G-veiligheid.
Het kabinet juicht toe dat in het verlengde daarvan de Europese Commissie dit onderwerp
actief oppakt. Nederland steunt in algemene zin dan ook een gezamenlijke Europese
aanpak die via deze aanbeveling vorm krijgt. Nederland zal hieraan een actieve bijdrage
leveren. Er wordt daarbij vooral toegevoegde waarde gezien in het uitwisselen van
risicoanalyses en het delen van oplossingsrichtingen tussen lidstaten, uiteraard dient
dit wel op vrijwillige basis te gebeuren (zoals verderop beschreven). Daarbij zal
het kabinet er ook op letten dat zaken zoveel mogelijk efficiënt en in gezamenlijkheid
met de relevante al bestaande groepen wordt opgepakt, in plaats van parallel aan elkaar.
Nederland zal in het lopende traject scherp zijn op specifieke voornemens die strijdig
zijn met de verdragsrechtelijke bepalingen betreffende de bevoegdheid van lidstaten
op het gebied van nationale veiligheid (artikel 4, lid 2, VEU). Dit geldt ook voor
de verwachtingen en vragen vanuit de Commissie rondom (het delen van) de nationale
risicobeoordeling, en de verwerking daarvan door ENISA in een Europese risicobeoordeling.
In dat kader zal Nederland ook nadrukkelijk aandacht vragen voor de zorgvuldige behandeling
van (bedrijfs)vertrouwelijke informatie mocht deze door lidstaten worden gedeeld.
Daarnaast blijft het uiteindelijk aan de lidstaten zelf om te bepalen welke informatie
uiteindelijk wordt gedeeld met ENISA en andere lidstaten. In alle gevallen geldt dat
gerubriceerde informatie van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen
onderdeel zal uitmaken van deze informatie-uitwisseling, omdat dit de nationale veiligheid
betreft danwel informatie die bedrijfsvertrouwelijk is en betrekking heeft op de concurrentiepositie
van de telecomaanbieders en de beveiliging van hun netwerken. Voor wat betreft de
rol van ENISA zal Nederland in het traject benadrukken dat deze vooral moet dienen
ter ondersteuning en facilitering van de lidstaten en van het proces, en specifiek
op cybersecurity-gerelateerde onderwerpen gericht dient te zijn.
De Europese Commissie geeft in de aanbeveling aan dat prioriteit wordt toegekend aan
de ontwikkeling van certificeringschema’s voor 5G-netwerken. Voorts beveelt de Europese
Commissie aan dat deze schema’s op nationaal niveau verplicht zouden moeten worden
gesteld. Gezien de Europese interne digitale markt en het grensoverschrijdend karakter
van digitale veiligheidsvraagstukken, zet Nederland zich in algemene zin in voor verplichte
cybersecuritycertificering op EU-niveau. De cyberbeveiligingsverordening zelf gaat
overigens uit van vrijwillige certificering. Wat betreft de certificering op EU-niveau
zal Nederland erop letten dat deze niet in de weg gaan staan aan het eigenstandig
stellen van additionele nationale eisen aan 5G netwerken, met name vanuit het oogpunt
van nationale veiligheid.
De aanbeveling roept de lidstaten op hun nationale beveiligingsmaatregelen te evalueren
en te actualiseren. Het is belangrijk om eventuele nationale beveiligingsmaatregelen
bekend te maken vóórdat de vergunningen voor 5G worden geveild. Het gaat hierbij vooral
om beveiligingsmaatregelen waar mogelijk hoge financiële kosten mee verbonden kunnen
zijn. Om het veilingproces zorgvuldig te laten verlopen, is het namelijk belangrijk
dat er zo min mogelijk onzekerheden boven de markt hangen en dat er voor de deelnemers
zo veel mogelijk duidelijkheid is over de factoren die van invloed zijn op hun investeringsbeslissingen.
Gegeven de planning om eind 2019 de formele aanvraag- en veilingprocedure te starten
voor de 700, 1400 en 2100 MHz banden, is het gewenst dat dan eveneens duidelijkheid
wordt gegeven over ingrijpende nationale beveiligingsmaatregelen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De noodzaak voor samenwerking en het uitwisselen van informatie en ervaringen rondom
cybersecurity en 5G wordt door het grote merendeel van de lidstaten onderschreven.
De aanbeveling en het pakket aan voorgestelde maatregelen daarin, wordt daarmee over
het algemeen positief ontvangen. Daarbij zien veel lidstaten, net als Nederland, (potentiële)
raakvlakken met nationale veiligheid en geven aan dat de voorgestelde acties hier
niet aan kunnen raken.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid voor deze
aanbeveling. De aanbevelingen van de Commissie strekken met name ter bescherming van
de Europese Unie tegen digitale aanvallen in het kader van het 5G-netwerk en zien
op het terrein van de interne markt. Op dat terrein heeft de EU een gedeelde bevoegdheid
met de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder a, VWEU). Op grond van artikel 292 VWEU
is de Commissie bevoegd om aanbevelingen vast te stellen op de gebieden waarvoor de
Unie bevoegd is.
Wel bevindt een aantal van de aangekondigde acties en plannen zich dicht tegen of
op het terrein van nationale veiligheid. Op grond van artikel 4, lid 2, VEU dient
de EU de essentiële staatsfuncties, zoals de bescherming van de nationale veiligheid
te eerbiedigen. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid
van elke lidstaat. Nederland zal er bij de concretisering en uitwerking van de plannen
nauwgezet op toezien dat de verdragsrechtelijke bepalingen worden gerespecteerd.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit. Gelet
op het inherent grensoverschrijdende karakter van cyberbeveiliging, cyberdreiging
en het wettelijke telecomkader, kunnen de gestelde doelstellingen volgens het kabinet
beter worden verwezenlijkt op niveau van de Unie.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van maatregelen
die worden aangekondigd in de aanbeveling is positief, omdat zij de cyberveiligheid
van Europa op een geschikte en evenredige wijze naar een hoger niveau brengen. De
maatregelen zoals nu voorgesteld zijn, vooral ook bedoeld om de gedachten- en beleidsvorming
op nationaal niveau bij de lidstaten verder te helpen, door van elkaars expertise
en ervaring gebruik te kunnen maken.
d) Financiële gevolgen
Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de
periode na 2020; Nederland wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende
MFK. Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze
worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform
de regels van de budgetdiscipline.
Er wordt geen concrete informatie gegeven over eventueel verwachte financiële impact
op de hoogte van de EU-begroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Nederlandse
begroting komen voort uit reeds bestaande nationale bevoegdheden en juridische kaders
en niet uit deze aanbeveling.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
De aanbeveling zelf bevat geen nieuwe wettelijke maatregelen en geeft daarmee geen
aanleiding gevolgen te verwachten voor regeldruk en administratieve lasten, voor de
overheid, bedrijfsleven of burgers. Gedurende het traject zoals geschetst in de aanbeveling
zal een aantal voorstellen worden geconcretiseerd, bijvoorbeeld met betrekking tot
veiligheidsvoorschriften. Hierbij zal het kabinet nadrukkelijk in de gaten houden
of er gevolgen zijn voor de regeldruk en administratieve lasten en u hierover informeren
indien nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken