Brief regering : Verslag van de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2027 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
VERSLAG RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 18 JUNI 2019
Voorbereiding Europese Raad 20–21 juni 2019
De Raad Algemene Zaken besprak de concept conclusies van de Europese Raad van 20–21 juni,
waaronder de concept Strategische Agenda 2019–2024. Deze is uw Kamer vertrouwelijk toegekomen op 18 juni (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1459). In deze Strategische Agenda identificeert de ER prioriteiten voor de komende legislatuur
om daarmee sturing te geven aan de nieuwe Europese Commissie. Vele lidstaten verwelkomden
en onderstreepten het belang van de Strategische Agenda. Daarbij werd aandacht gevraagd
voor de opvolging en invulling van de Strategische Agenda, onder anderen in de ER
van oktober 2019. De Minister benadrukte in zijn interventie het belang dat Nederland
hecht aan verbetering van de werking van de EU, om resultaten te kunnen leveren op
de gestelde prioriteiten, onder anderen door het garanderen van respect voor de democratische
rechtsstaat, het effectief en efficiënt functioneren van de Europese instellingen
en modernisering van het transparantiebeleid. Het recente paper dat de Benelux heeft
opgesteld over het functioneren van de EU, met daarin onder andere aandacht voor rechtsstatelijkheid
en transparantie, werd tijdens de Raad door Luxemburg gepresenteerd en door Nederland
gesteund. Het paper van de Benelux is toegevoegd aan dit verslag.
De Raad besprak de conclusies ten aanzien van de lange termijn strategie voor klimaat
die tevens richting geven aan de positie van de EU bij de klimaattop die SGVN Guterres
organiseert in New York in september dit jaar. Een grote groep lidstaten waaronder
Nederland wil graag dat de EU zich committeert aan het bereiken van klimaatneutraliteit
uiterlijk in 2050, dat er een goede koppeling wordt gelegd met het 1,5 graden doel
van het Verdrag van Parijs en dat de EU bereidheid toont om haar Nationally Determined Contribution te verhogen. Er moet rekening worden gehouden met nationale omstandigheden, de transitie
moet sociaal in balans zijn en de Europese Investering Bank (EIB) zou zijn klimaat-investeringen
moeten opschroeven. Een andere groep lidstaten geeft aan dat het nog niet kan instemmen
met de lange termijn strategie en het doel van klimaatneutraliteit in 2050. Zij stellen
dat zij eerst hun nationale plannen willen afmaken, de lastendeling van de transitie
eerlijk moet zijn en er een financieel compensatiemechanisme zou moeten komen. Tevens
is het belangrijk dat landen hun eigen energiemix kunnen blijven bepalen en nationaal
concurrentievermogen mag niet lijden onder de klimaattransitie. De verschillende inzichten
worden meegenomen in een nieuwe versie van de conclusies die voor zal liggen voor
bespreking door de ER.
Ten aanzien van het EU Meerjarig Financieel Kader 2021-27 (MFK) riep een groep lidstaten
samen met de Commissie op tot een versnelling in het onderhandelingsproces. Nederland
en een aantal andere lidstaten hebben aangegeven dat de huidige versie van het onderhandelingsdocument
niet in evenwicht is (zie verder).
Daarnaast vroegen meerdere lidstaten aandacht voor het bestrijden van desinformatie.
Ook onderstreepten meerdere lidstaten het belang van goede samenwerking bij de aanpak
van desinformatie. Het kabinet verwelkomt de gecoördineerde aanpak van desinformatie,
zoals beschreven in het BNC-fiche over het Actieplan Desinformatie (Kamerstuk 22 112, nr. 2760).
Enkele lidstaten verwelkomden vervolgens de aandacht in de ontwerpconclusies van ER
voor het Oostelijk Partnerschap, Oekraïne en Rusland. Nederland dankte voor de steun
ten aanzien van MH17 en attendeerde de Raad op de aankondiging van het JIT op 19 juni.
Verscheidene lidstaten onderstreepten het belang van aandacht voor Afrika en voor
Noord-Afrika, Marokko en Libië in het bijzonder.
Meerjarig Financieel Kader 2021–27 (MFK)
De Raad voerde een discussie over de stand van zaken in de onderhandelingen over het
MFK. Deze bespreking vond plaats aan de hand van een nieuwe versie van het onderhandelingsdocument
(negotiating box)1. Dit is een voorzitterschapsdocument dat een integraal overzicht (alle uitgavencategorieën,
horizontale elementen en de inkomstenzijde) geeft van de politieke beslispunten over
het MFK. In het onderhandelingsdocument zijn verschillende opties opgenomen en/of
passages tussen blokhaken gezet. Over veel punten in het onderhandelingsdocument heeft
de Raad dan ook nog geen consensus bereikt. De komende periode zal de Raad over dit
document verder onderhandelen, in een poging het aantal openstaande punten te verminderen.
Daarnaast is in deze fase nog niet onderhandeld over de totaalomvang van het MFK,
de hoogte van de uitgavenplafonds van de begrotingscategorieën of de allocatiesleutel
voor de fondsen onder gedeeld beheer, zoals de structuurfondsen. Deze cijfermatige
elementen zullen onder het Finse Voorzitterschap worden besproken. Het onderhandelingsdocument
is een dynamische tekst, die steeds de uitkomsten van de onderhandelingen moet weergeven.
Het Voorzitterschap gaf een korte toelichting op de nieuwe tekst en meende dat in
zijn voorstel een goede balans gevonden was, gegeven de uiteenlopende prioriteiten
binnen de Raad. Het voorzitterschap benadrukte dat voor dit document geldt dat nothing is agreed until everything is agreed. Namens de Europese Commissie drong commissaris Oettinger aan op een versnelling
in het onderhandelingsproces om nog dit jaar tot resultaat te komen. Hij stelde tevens
dat duidelijke keuzes, alsook concessies, nodig zijn om het MFK op de gewenste prioriteiten
te kunnen richten.
In de discussie bleek dat vrijwel alle lidstaten op elementen ontevreden zijn met
de Roemeense tekstvoorstellen. Daarop concludeerde het Voorzitterschap dat dit bewijs
was van een gebalanceerd voorstel. Samen met diverse andere lidstaten stelde Nederland
echter dat de voorliggende tekst niet in evenwicht is, geen goede weergave geeft van
de standpunten en de besproken onderwerpen, en daarom geen uitgangspunt kan zijn voor
de komende onderhandelingen. Als concrete voorbeelden van waar het onderhandelingsdocument
nadere politieke bespreking behoeft, noemde Nederland het excellentiecriterium dat
leidend moet zijn op het gebied van onderzoek, innovatie en ontwikkeling (punt 22),
geen verdere convergentie van hectaresteun onder de eerste pijler van het GLB (punt
75), flexibiliteit en thematische focus van structuurfondsen (o.a. 9, 61, 63), horizontale
begrotingsflexibiliteit (115–118), allocatiecriteria voor structuurfondsen (o.a. 38)
en de inkomstenkant van de begroting (deel II).
Een grote groep andere lidstaten plaatste eveneens inhoudelijke kanttekeningen, maar
kon niettemin het nieuwe onderhandelingsdocument verwelkomen als basis voor vervolgbesprekingen
onder het Finse Voorzitterschap.
Het Voorzitterschap nam nota van alle opmerkingen, sprak de bereidheid uit om de dialoog
hierover voort te zetten en gaf aan deze tekst als startpunt te zien voor de volgende
onderhandelingsfase. Het inkomende Finse Voorzitterschap sprak de ambitie uit om nog
dit jaar een akkoord binnen de Raad te bereiken.
Uitbreiding
De Raad besprak het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie met voortgangsrapportages
van Turkije, Montenegro, Servië, Noord-Macedonië, Albanië en Kosovo en het avis over de lidmaatschapsaanvraag van Bosnië-Herzegovina (zie kabinetsappreciatie van
5 juni 2019 en de aanvullende brief van 6 juni 2019). De discussie van de Raad richtte
zich met name op de aanbevelingen van de Commissie om de toetredingsonderhandelingen
met Noord-Macedonië en Albanië te openen, en op Turkije.
Veel lidstaten stelden vaart te willen maken met het uitbreidingsproces zodat de EU
haar waarden en normen kan projecteren op de Westelijke Balkanlanden. Deze lidstaten
benadrukten de transformerende kracht van het uitbreidingsproces. De EU moet haar
beloftes nakomen; dat doen Noord-Macedonië en Albanië immers ook, aldus deze lidstaten.
Deze groep lidstaten is het daarom eens met de aanbevelingen van de Commissie ten
aanzien van Noord-Macedonië en Albanië en wenst de toetredingsonderhandelingen met
deze beide landen zo snel mogelijk te openen. Deze lidstaten onderstreepten dat het
slechts gaat om de start van een lang proces – en niet om daadwerkelijke toetreding.
Daartegenover benadrukte Nederland, met enkele andere Lidstaten, gecommitteerd te
blijven aan het EU-uitbreidingsproces voor de landen van de Westelijke-Balkan, mits
aan alle voorwaarden is voldaan. In lijn met de motie-Omtzigt c.s. [Kamerstuk 21 501-02, nr. 2019] verwelkomde Nederland weliswaar de door Albanië gezette stappen, maar onderstreepte
dat het openen van toetredingsonderhandelingen prematuur zou zijn: Albanië moet nog
overtuigender resultaten boeken in de bestrijding van corruptie en georganiseerde
misdaad. Nederland wees daarbij ook op de problemen vanwege gewelddadige misdrijven
gepleegd door Albanezen in Nederland. Ten aanzien van Noord-Macedonië noemde Nederland
het Prespa-akkoord over de naamkwestie een mijlpaal en de geboekte voortgang ten aanzien
van de rechtsstaatshervormingen bemoedigend. Nederland stelde tevens dat Noord-Macedonië
nog enkele stappen moet zetten, in het bijzonder aanname van de wetgeving omtrent
de toekomstige status van de Speciale Aanklager. Na discussie verwelkomde de Raad
de totstandkoming van het Prespa-akkoord alsook van het verdrag tussen Noord-Macedonië
en Bulgarije over goed nabuurschap. De Raad concludeerde om uiterlijk in oktober duidelijke
en inhoudelijke besluiten te nemen ten aanzien van de respectievelijke aanbevelingen
van de Commissie.
De zorgen van de Commissie ten aanzien van de situatie in Turkije werden breed gedeeld
in de Raad. Onder deze omstandigheden kon geen sprake zijn van verdere voortgang in
het toetredingsproces met Turkije, zo onderstreepten vele lidstaten. De toetredingsonderhandelingen
liggen daarom feitelijk stil. Ook Nederland stelde de analyse dat Turkije zichzelf
steeds verder verwijdert van de EU te delen. In lijn met de motie-Omtzigt/Koopmans
[Kamerstuk 32 623, nr. 265] en de motie-Karabulut [Kamerstuk 32 623, nr. 261] bepleitte Nederland de toetredingsonderhandelingen dan ook formeel stop te zetten
en verzocht de Commissie om alternatieve vormen van samenwerking uit te werken. Dit
pleidooi kreeg evenwel geen bijval. De Raad sprak verder over Turkije’s illegale booractiviteiten
in de oostelijke Middellandse Zee. Veel lidstaten spraken hun solidariteit met Cyprus
uit. De Raad concludeerde de Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden
te verzoeken om zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen voor gepaste maatregelen
tegen Turkije. Met dit verslag is aan het verzoek van het lid Omtzigt zoals dat is
gedaan in het ordedebat van 11 juni 2019 [Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 91, Regeling van Werkzaamheden] voldaan.
Europees Semester
Op 5 juni jl. heeft de Europese Commissie het voorstel voor landspecifieke aanbevelingen
in het kader van het Europees Semester gepresenteerd. Het Europees Semester is het
jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en budgettair beleid coördineren.
Uw Kamer heeft op 12 juni jl. een kabinetsappreciatie van de landspecifieke aanbevelingen
ontvangen2.
Vanwege de Europese Parlementsverkiezingen is het behandelingsproces in de Raad dit
jaar opgesplitst in twee fasen. De eerste fase bestaat uit een discussie van een horizontale
notitie over de landspecifieke aanbevelingen. De tweede fase bestaat uit een discussie
over de landspecifieke aanbevelingen zelf.
De Raad onderschreef het horizontale rapport dat is voorbereid door de EPSCO en Ecofin
Raden en geleidde deze door ten behoeve van de discussie in de ER. Discussie en besluitvorming
over de landspecifieke aanbevelingen zelf zal plaatsvinden in de Ecofin Raad in juli
a.s.
Transparantie
Nederland heeft namens de groep van gelijkgezinde lidstaten een nieuw non-paper (zie
bijlage3) over transparantie gepresenteerd. Het stuk is een herziening van het non-paper uit
2015 en heeft als doel de agenda van de instellingen voor de komende vijf jaar te
beïnvloeden. Aan de hand van een zogenaamde triple track approach worden er suggesties ter verbetering gedaan voor zowel de Raad, Europese Commissie
als het Europees Parlement. Deze benadering omvat:
1) Verankering transparantie in de Strategische Agenda;
2) Opdracht aan de Raad om voortgang te maken en ambitie te blijven tonen met beleid
dat ziet op uitgangspunt van proactieve openbaarmaking van documenten in het wetgevingsproces,
en
3) Oproep tot snelle implementatie van de legislatieve database (one-stop-shop-IT-portal),
meer openheid in triloogonderhandelingen (geldt voor Raad, Europees Parlement en Commissie)
en herziening van de zogenaamde Eurowobverordening (Vo 1049/2001).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken