Brief regering : Gemeentenieuws van SZW 2019-1
2019D07820
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2019
Hierbij ontvangt u een afschrift van Gemeentenieuws van SZW 2019-1.
Deze brief wordt tevens gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
In deze nieuwsbrief vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
1. Project Simpel Switchen in de Participatieketen
2. Doe mee! – Quickscan beschut werk
3. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie
4. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder kinderen
5. Als werk weinig opbrengt
6. Maatwerk kostendelersnorm
7. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte
8. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»
9. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd
10. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»
11. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten
12. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Teksten Gemeentenieuws van SZW 2019-1
13. Project Simpel Switchen in de Participatieketen
14. Doe mee! – Quickscan beschut werk
15. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie
16. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder kinderen
17. Als werk weinig opbrengt
18. Maatwerk kostendelersnorm
19. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte
20. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»
21. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd
22. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»
23. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten
24. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven
1. Project Simpel Switchen in de Participatieketen
Op 27 december jl. heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over mijn plannen met betrekking
tot het project Simpel Switchen in de Participatieketen. De Kamerbrief vindt u hier.
Met het project Simpel Switchen in de Participatieketen wil ik drempels wegnemen om
werk vanuit de uitkering te aanvaarden en wil ik de overgangen tussen dagbesteding,
beschut werk, banenafspraak en een reguliere baan versoepelen. Mensen moeten de gelegenheid
hebben zich te ontwikkelen en het vertrouwen dat het veilig genoeg is om stappen te
maken, zodat ze kunnen meedoen op de best passende plek. Na vele gesprekken en bijeenkomsten
in het land zijn de belangrijkste knelpunten verwoord en langs vier sporen uitgewerkt,
in nauwe samenwerking met onder meer Divosa. Bij elk spoor worden ook concrete acties
benoemd. Een nadere toelichting vindt u in de brief.
Spoor 1: Mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan werken en weer
terug kunnen vallen als het werken toch (even) niet lukt
Dit geldt voor mensen die vanuit de Wajong, WIA of Participatiewet gaan werken. Uit
angst voor het verlies van de uitkering en/of onzekerheid over inkomsten gaan mensen
nu niet altijd aan het werk, terwijl ze dat wel willen en kunnen.
Spoor 2: Beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan
Mensen krijgen als zij gaan werken te maken met wisselende betaalmomenten en verrekeningen
tussen de uitkering, inkomsten uit werk en toeslagen, wat soms na jaren nog kan leiden
tot terugvorderingen. Ik ga de mogelijkheden verkennen om een combinatierekentool
te ontwikkelen, waarmee mensen meer inzicht krijgen in wat gaan werken financieel
betekent. Daarnaast heb ik aandacht voor de aanpak van de toeslagenproblematiek.
Spoor 3: Meedoen op de best passende plek
Iedereen moet zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen op de best passende plek.
Voor veel mensen is dat een reguliere baan, voor anderen een banenafspraakbaan, voor
een deel een beschut werkplek of een dagbestedingsplek. Ik ga de aansluiting (en terugval)
tussen dagbesteding en (beschut) werk versoepelen, alsmede de doorstroom van beschut
werk naar een banenafspraakbaan. Mensen die zich op een beschut werkplek ontwikkelen
moeten zich veilig genoeg voelen om – als ze daaraan toe zijn – de stap naar een banenafspraakbaan
te zetten. Daartoe wil ik het mogelijk maken dat, als het in de banenafspraakbaan
toch niet lukt, het positieve advies beschut werk herleeft, zonder dat een nieuw onderzoek
door UWV nodig is.
Spoor 4: Continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning
Het is belangrijk dat er continuïteit in de begeleiding is. Die is er nu onvoldoende,
met name bij de overgang van school naar werk, of van zorg naar werk en om aan het
werk te blijven. Er wordt een werkgroep ingericht met betrokken partijen in het veld,
de Ministeries van VWS, OCW en BZK en de cliënten, om te werken aan continuïteit in
de begeleiding over levensdomeinen en leeftijdsgrenzen heen. In het programma voor
de ontwikkeling van vakmanschap komt aandacht voor meer integraal werken.
2. Doe mee! – Quickscan beschut werk
Het Ministerie van SZW heeft enkele signalen van gemeenten ontvangen dat reguliere
werkgevers een drempel voelen om beschutte werkplekken te realiseren vanwege het niet
meetellen van deze banen voor het invullen van de Banenafspraak. In mijn Kamerbrief
over «Simpel Switchen in de Participatieketen» kondig ik een quickscan aan onder gemeenten
en werkgevers om na te gaan in hoeverre dit breder speelt; deze brief vindt u hier. Dit onderzoek wordt momenteel door Berenschot uitgevoerd. Zij gaan interviews afnemen
bij signaalgemeenten en gemeenten die beschutte werkplekken bij reguliere werkgevers
realiseren. Daarnaast wordt een enquête uitgezet onder werkgevers uit vier arbeidsmarktregio’s
en wordt een aantal werkgevers benaderd voor een verdiepend telefonisch interview.
Mijn vraag aan gemeenten:
Realiseert uw gemeente, of wil uw gemeente beschutte werkplekken realiseren bij reguliere
werkgevers? Zo ja, bent u bereid deel te nemen aan een telefonisch interview van ongeveer
een half uur?
Uw ervaring met nieuw beschut werk is waardevolle input voor dit onderzoek. U kunt
gebruik maken van deze link om uw contactgegevens achter te laten. Berenschot neemt contact met u op om een interview
te plannen op een voor u geschikt moment. Opmerking: Voormalige SW-bedrijven of de
gemeente zelf vallen niet onder de groep reguliere werkgevers in dit kader, (zorg)ondernemingen
en sociale firma’s wel.
3. Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie
Om volwaardig mee te doen in onze samenleving is het spreken van de Nederlandse taal
onmisbaar. Voor een praatje met de buren, gesprekken op de werkvloer of bij het solliciteren
naar een baan. Ook als het tijdelijk even niet lukt is het belangrijk om arbeidsfit
te blijven en mee te blijven doen. Zowel de taaleis als de tegenprestatie helpt mensen
mee te kunnen laten doen.
Uit recente CBS-onderzoeken blijkt dat nog veel gemeenten hierin achterblijven. Daarom
vind ik het van belang dat gemeenten hier nadrukkelijker meer werk van maken. Hierover
ga ik, zoals ook in het regeerakkoord is opgenomen, met gemeenten in gesprek.
Belangrijkste uitkomsten rapport taaleis
Het CBS is gevraagd om onderzoek te doen naar de uitvoering van de tegenprestatie
en de taaleis in de Participatiewet. Uit de onderzoeken komt naar voren dat van ongeveer
72.300 mensen in de bijstand nog niet in beeld is of ze aan de taaleis voldoen. Ongeveer
36.300 personen beheersen de Nederlandse taal onvoldoende. Verder blijkt uit de CBS-onderzoeken
dat nog teveel gemeenten achterblijven met het opleggen van verminderingen. Gemeenten
geven aan dat maatregelen zelden nodig zijn, omdat de bijstandsgerechtigden in de
regel meewerken aan de opgelegde taalverplichting. Het rapport omtrent de uitkomsten
van de Wet Taaleis vindt u hier.
Belangrijkste uitkomsten rapport tegenprestatie
Ongeveer 40% van de gemeenten heeft aangegeven de tegenprestatie niet uit te voeren.
Sommige van deze gemeenten hebben toegelicht andere maatschappelijk nuttige activiteiten
te stimuleren, zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg, maar dit niet als tegenprestatie
te zien.
Het rapport omtrent de uitvraag tegenprestatie vindt u hier.
Brief aan de Tweede Kamer
In de brief aan de Tweede Kamer roep ik gemeenten op om snel meer werk te maken van
de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie. Het is onacceptabel dat, zeker
in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, mensen onnodig aan de kant blijven staan.
Het blijkt dat meerdere gemeenten aangeven met aanpassing van hun taalbeleid te wachten
op de evaluatie van de taaleis en de veranderingen het inburgeringsstelsel. Ik vind
het belang van een goede taalbeheersing en participatie te groot om nu nog af te wachten
en de uitvoering van de wet niet voortvarend ter hand te nemen. Gelukkig zijn er ook
gemeenten die wel werk maken van hun taalbeleid en invulling geven aan de taaleis.
De Kamerbrief Rapporten taaleis en tegenprestatie CBS 2018 vindt u hier.
In debatten en gesprekken merk ik een negatieve connotatie ten aanzien van de tegenprestatie.
Ik vind dit een onwenselijke benadering van een instrument dat mensen op weg kan helpen
om weer mee te doen. In het debat met de Tweede Kamer heb ik dan ook aangegeven dat
dit geen maatregelen zijn om mensen te dwarsbomen, maar belangrijke instrumenten om
te voorkomen dat onze samenleving, soms met de beste intenties, mensen feitelijk afschrijft.
Omwille van de mensen zelf en ook vanwege intergenerationele problematiek moeten we
niet in ontheffingen denken, maar in mogelijkheden om mensen te ondersteunen.
Met de VNG heb ik afgesproken dat de komende tijd gesprekken plaatsvinden met gemeenten
over hoe zij de resultaten uit deze onderzoeken duiden, hoe zij aankijken tegen de
uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie en wat zij doen om ervoor te zorgen
dat iedereen meedoet in onze samenleving. Hierbij ligt de focus op wat werkt en wat
niet werkt. Specifiek ten aanzien van de taaleis wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd.
De uitkomsten van de gesprekken en de evaluatie bepalen in welke mate regulerende
maatregelen genomen zullen worden. Om de doelen te halen, mensen volwaardig te kunnen
laten meedoen en bijdragen, zijn alle mogelijk te nemen maatregelen bespreekbaar.
Gemeenten kunnen verwachten dat er bereidheid is om naar belemmeringen in de regelgeving
te kijken, maar omgekeerd wordt verwacht dat alle gemeenten werk maken van de uitvoering
van de taaleis en de tegenprestatie.
Onjuiste uitleg taaleis
Gebleken is dat er gemeenten zijn die in hun verordening hebben opgenomen dat bijstandsgerechtigden
die zijn ontheven van de inburgeringsplicht vrijgesteld zijn van de taaleis. Dit is
een onjuiste uitleg van de wet. Juist voor de groep die na bewezen inspanning niet
aan de eisen van de inburgering kan voldoen dreigt isolement en langdurig gebruik
van bijstand. Juist voor hen is het daarom belangrijk dat ze bezig blijven met het
leren van taal en participeren in de samenleving.
4. Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak armoede onder
kinderen
Met ingang van 1 januari 2017 is structureel extra € 100 miljoen per jaar ter beschikking
gesteld voor kinderen die opgroeien in armoede.
Van dit bedrag wordt vanaf 2017 structureel € 85 miljoen per jaar aan gemeenten beschikbaar
gesteld via een decentralisatie-uitkering. Over de met deze middelen te bereiken doelen
zijn in 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt tussen SZW en VNG. Hierin is de gezamenlijke
ambitie geformuleerd dat het rijk en gemeenten zich zullen inspannen om alle kinderen
te bereiken voor wie dit niet vanzelfsprekend is en te ondersteunen met voorzieningen
in natura via de lokale infrastructuur en in samenwerking met diverse partijen. Alle
gemeenten zullen in samenwerking met relevante partijen zorgdragen voor voorzieningen
in natura, zodat zij kunnen meedoen op school, aan sport, aan cultuur en aan sociale
activiteiten. Tevens is afgesproken om de bestuurlijke afspraken in 2018 en 2021 te
evalueren.
De integrale tekst van de afspraken vindt u hier.
De eerste evaluatie, uitgevoerd door Bureau Bartels, is thans beschikbaar.
Uit de evaluatie blijkt dat gemeenten in 2017 positieve stappen hebben gezet om de
ambities uit de bestuurlijke afspraken te realiseren. Zo bieden 9 van de 10 gemeenten
nu voorzieningen in natura aan en zijn de extra middelen voor het merendeel besteed
aan beleid op het terrein van kinderen in armoede en zijn meer kinderen in armoede
bereikt dan het jaar ervoor. Er is sprake van een positieve ontwikkeling: steeds meer
gemeenten kiezen voor een integrale aanpak van (kinder)armoede, door de verbinding
te leggen met andere domeinen, zoals sport, gezondheid, re-integratie, jeugdzorg en
wonen. Zowel de SER als de Kinderombudsman onderschrijven het belang van een integrale
aanpak van kinderarmoede. Uit de evaluatie blijkt ook dat de ambities van de bestuurlijke
afspraken nog niet bij alle gemeenten zijn gerealiseerd: een groot aantal gemeenten
heeft onvoldoende zicht op de (extra) uitgaven en op het (extra) bereik van kinderen.
Bovendien is slechts 43% van de extra middelen in 2017 besteed aan voorzieningen in
natura.
De conclusie is dat er positieve stappen zijn gezet in het bereiken van meer kinderen
die opgroeien in armoede en dat er verbetering mogelijk en nodig is. Daarom heb ik
met de VNG hernieuwde afspraken gemaakt. Deze afspraken hebben betrekking op:
• Het vasthouden aan de gezamenlijke ambitie om alle kinderen die in armoede opgroeien
te bereiken en te ondersteunen. Gemeenten kunnen deze ambitie lokaal realiseren en
de middelen hiervoor inzetten.
• De inzet om alle kinderen te bereiken, met bijzondere aandacht voor kinderen van werkenden
met een laag inkomen.
• De inzet op een integrale en structurele aanpak van de oorzaken en de gevolgen van
armoede onder kinderen. Gemeenten krijgen hierbij de ruimte om maximaal 15 tot 20%
van de extra middelen breder dan alleen voor de ondersteuning in natura in te zetten,
waarbij het uitgangspunt blijft dat ook dat deel van de middelen nadrukkelijk gericht
is op de aanpak van armoede onder kinderen.
• In samenwerking met de VNG en Divosa wil SZW de ondersteuning en kennisontwikkeling
en -uitwisseling faciliteren over de wijze waarop gemeenten structurele oplossingen
kunnen bieden voor kinderen in gezinnen die moeilijk rond kunnen komen of in armoede
leven.
• In 2021 vindt zoals afgesproken een vervolgevaluatie plaats.
De brief aan de Tweede Kamer van 21 november 2018 over de tussentijdse evaluatie inzet
extra middelen voor kinderen in armoede vindt u hier. In deze brief zijn de hernieuwde afspraken met de VNG integraal opgenomen. Ook het
evaluatierapport van Bureau Bartels vindt u hier. Dit rapport bevat tevens goede praktijkvoorbeelden,
bijvoorbeeld over het bereiken van (gezinnen met) kinderen in armoede, het betrekken
van kinderen bij het beleid en het realiseren van een integrale aanpak.
5. Als werk weinig opbrengt
Het SCP publiceerde op 3 oktober het rapport «Als werk weinig opbrengt» over armoede
onder werkenden. Het SCP geeft aan dat 4,6% van de werkenden in 2014 te maken had
met een inkomen onder de armoedegrens. Hiervan had 55% een baan in loondienst en de
overige 45% was werkzaam als zelfstandige.
Veelal is de oorzaak van armoede onder werknemers dat er te weinig uren per week gewerkt
wordt om boven de armoedegrens uit te komen. Bij ZZP’ers wordt er door lage uurtarieven
te weinig winst gemaakt. De voornaamste risicogroepen zijn zelfstandigen, oproepkrachten
en werknemers met een kleine deeltijdbaan.
Het SCP geeft aan dat gemeenten werkenden in armoede zonder bijstandsverleden nog
niet goed op de radar hebben en niet weten hoe ze te bereiken. Het rapport bevat een
aantal aanbevelingen op zowel landelijk als gemeentelijk niveau om armoede onder werkenden
tegen te gaan. Het rapport vindt u hier. Het kabinet zal met de VNG en gemeenten in gesprek gaan om te bezien hoe gemeenten
werkenden met een laag inkomen beter kunnen bereiken en ondersteunen. Nadere informatie
over de kabinetsreactie vindt u hier.
Via deze nieuwsbrief roep ik gemeenten reeds op om de werkende minima als doelgroep
te onderscheiden en te bezien hoe zij beter bereikt- en op passende wijze ondersteund
kunnen worden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld werkenden met een laag inkomen ondersteunen
bij het vinden van een baan met meer uren, of hen attenderen op beschikbare gemeentelijke
regelingen. Om het bereik van werkenden met een laag inkomen te vergroten verzoek
ik gemeenten om meer de verbinding te zoeken met actoren zoals lokale werkgevers,
vakbonden en organisatieverbanden van zzp’ers, sociaal raadslieden, scholen en andere
aanbieders van opleidingen. Tot slot roep ik gemeenten op tot uitwisseling van goede
voorbeelden op het vlak van bereik en ondersteuning.
6. Maatwerk kostendelersnorm
Bij de behandeling van de begroting 2019 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
d.d. 29 november 2018 is de motie Peters (Kamerstuk: 35 000 XV, nr. 54) door de Tweede Kamer aangenomen. De motie Peters verzoekt de regering om de mogelijkheid
van maatwerk bij de toepassing van de kostendelersnorm nadrukkelijk bij de gemeenten
onder de aandacht te brengen om dreigende dakloosheid te voorkomen. De aanleiding
voor deze motie is de toename van het aantal dakloze jongeren in Nederland.
Maatwerk en tijdelijk verblijf
Bij de Verzamelbrief van 13 november 2015 heeft SZW de gemeenten reeds geïnformeerd
over de mogelijkheid van maatwerk bij de toepassing van de kostendelersnorm. Ook is
in deze brief verduidelijkt hoe om te gaan met situaties waarbij sprake is van tijdelijk
verblijf. Naar aanleiding van de motie Peters breng ik bij gemeenten onder de aandacht
dat jongeren tot 21 jaar en studenten zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm en
dus niet meetellen als kostendeler. Wanneer het gaat om personen van 21 jaar en ouder,
die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde, dan hoeft degene die tijdelijk
inwoont niet mee te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld
gaan om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken.
De gemeente dient dan vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf. Vervolgens
behoort het tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan
niet in specifieke situaties een uitzondering te maken en de kostendelersnorm niet
van toepassing te verklaren.
Daarnaast kunnen er individuele situaties zijn, waarin het wenselijk is om individueel
maatwerk te verlenen met betrekking tot de hoogte van de uitkering. Gemeenten kunnen
dan op basis van de individuele situatie van bijstandsgerechtigde van 18 jaar en ouder
op basis van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet de bijstand en de daaraan
verbonden verplichtingen afstemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de rechthebbende belanghebbende; uiteraard met inachtneming van voorliggende voorzieningen.
7. ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet in behoefte
Het Ministerie SZW heeft tussentijds de ESF-regeling Sociale innovatie en Transnationale
samenwerking (SITS) laten evalueren. Op basis van deze regeling worden projecten medegefinancierd
die zijn gericht op het ontwikkelen, testen en kennisdelen van methoden en instrumenten
voor arbeidstoeleiding van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en welke gericht
zijn op samenwerkingsprojecten met andere landen in het kader van actieve inclusie.
Voor de periode 2014–2020 is € 7 miljoen beschikbaar. Er is nog budget voor nieuwe
aanvragen. Aanvragen lopen via de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s.
De subsidie blijkt aan te sluiten bij de behoefte van gemeenten. De ervaring met centrumgemeenten
als aanvrager voor hun arbeidsmarktregio is positief. Dankzij de subsidie kunnen nieuwe
werkwijzen voor nieuwe doelgroepen ontwikkeld en getest worden en kan kennis gedeeld
worden met Nederlandse en buitenlandse partners. De communicatie met de directie Uitvoering
Van Beleid (UVB) van het Ministerie van SZW wordt over het algemeen als goed en behulpzaam
ervaren. In het begin was er verwarring over het begrip sociale innovatie, inmiddels
is dit verbeterd. Aanvragers ervoeren in het begin onduidelijkheid over beoordelingscriteria
en wijze van verantwoorden Inmiddels is hier meer ervaring mee opgedaan.
Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat potentiële aanvragers het lastig vinden een
buitenlandse partner te vinden om hun project inhoud te geven. Voor het zoeken naar
een transnationale partner kan men via www.transnationality.eu in de partnerdatabase een geschikte partij zoeken of zelf een oproep doen. Ook kan
men hulp inschakelen van de directie Uitvoering Van Beleid van het Ministerie van
SZW, via telefoonnummer 070–3152054.
De Tussentijdse Evaluatie SITS 2018 vindt u hier.
Meer informatie over de ESF-regeling SITS vindt u op www.uitvoeringvanbeleidszw.nl.
8. Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling «jongeren in beeld»
In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en op verzoek
van gemeenten heeft het Inlichtingenbureau de functionaliteit «jongeren in beeld»
ontwikkeld. Met deze functionaliteit kan iedere gemeente maandelijks een rapportage
ontvangen met gegevens (onder andere BSN nummer) van jongeren in de leeftijd van 23
tot 27 jaar, zonder startkwalificatie, zonder onderwijsinschrijving, zonder werk en
zonder uitkering. Gemeenten kunnen deze jongeren benaderen en vervolgens begeleiden
naar een leer-werktraject op grond van artikel 10f Participatiewet.
Iedere gemeente kan zich aansluiten op deze functionaliteit. Meer informatie over
de aanmeldprocedure staat op de website van het Inlichtingenbureau; deze vindt u hier.
In 2019 vindt een aantal informatiebijeenkomsten plaats over «jongeren in beeld».
Het Inlichtingenbureau geeft een presentatie over de functionaliteit (aanmeldproces,
werking, etc). Afgelopen jaar is deze functionaliteit getest door een tiental gemeenten.
Tijdens de bijeenkomsten delen zij hun ervaringen. Wat was hun aanpak? Wat zijn hun
tips? Ook zal een medewerker van het ministerie aanwezig zijn. Op de website van het
Inlichtingenbureau vindt u een aanmeldformulier voor de bijeenkomsten.
De data zijn:
• donderdag 21 februari in Amsterdam
• donderdag 21 maart in Utrecht
• donderdag 25 april in Eindhoven
9. De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd
Op 11 december 2018 is in de Staatscourant de Regeling aantallen beschut werk 2019
gepubliceerd. Deze vindt u hier. Hierin staan per gemeente de aantallen in 2019 te realiseren dienstbetrekkingen
beschut werk, voor zover de behoefte daartoe bestaat. De behoefte wordt bepaald door
het aantal positieve adviezen dat UWV voor burgers van die gemeente heeft gegeven.
In totaal gaat het om 6.000 plekken.
Nieuw dit jaar is dat iedere gemeente tenminste een bedrag voor begeleidingskosten
ontvangt voor één beschutte werkplek en dat voor iedere gemeente het aantal in de
regeling tenminste één bedraagt. Hierdoor wordt bereikt dat iedere gemeente tenminste
één beschut werkplek kan creëren als de behoefte zich voordoet. Er zijn dus geen zogenaamde
nul-gemeenten meer.
De aanleiding voor deze wijziging is gelegen in de Kamervragen Nijkerken-de Haan (VVD)
(Kamerstukken II, 2017–2018, nr. 1900), waar aandacht werd gevraagd voor de nul-gemeenten.
10. Kwantitatieve onderzoek «Uitstroom uit de langdurige bijstand»
Ruim 300.000 mensen in Nederland ontvangen langer dan twee jaar bijstand. Ik wil dat
mensen in de bijstand meer perspectief krijgen om (weer) aan het werk te komen. Nu
de economie weer aangetrokken is biedt het kansen om mensen uit de bijstand ook weer
aan het werk te helpen.
Dit was aanleiding voor mij om na te gaan:
1. Wie zijn de mensen die langdurig in de bijstand zitten?
2. Wat doen gemeenten om deze groep beter te leren kennen?
3. Wat zijn kansrijke aanpakken van gemeenten om langdurig bijstandsgerechtigden aan
het werk te krijgen?
In de vorige nieuwsbrief heb ik u geïnformeerd over het eerste onderzoek in dit drieluik:
het essay «Klant in beeld», van het onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers. Hierin
staat beschreven welke motieven gemeenten hebben om klanten in beeld te krijgen, op
welke manier dit gebeurt en wat de opbrengsten daarvan zijn.
Tegelijkertijd liet ik door het CBS een kwantitatief onderzoek uitvoeren naar de kenmerken
van langdurige bijstandsontvangers. Het CBS is nagegaan welke combinatie van kenmerken
(profielen) een grotere of kleinere kans geeft om uit te stromen richting werk. Binnen
dit onderzoek zijn langdurige bijstandsontvangers gedefinieerd als personen die eind
2016 ten minste twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen, of personen die minder
dan twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen maar wel in de afgelopen drie jaar
ten minste 24 maanden bijstand ontvingen (de zogenoemde «hoppers»).
Uitkomsten op hoofdlijnen van het kwantitatief CBS-onderzoek
Uit dit onderzoek blijkt dat eind 2016 71% van de bijstandsontvangers langdurig bijstand
ontving.
Uit de classificatieboom die CBS in dit onderzoek heeft opgesteld blijken de leeftijd
en de Human Capital Index (HCI; opleidingsniveau gecombineerd met arbeidsverleden)
de meest onderscheidende kenmerken te zijn voor de uitstroomkans van langdurig bijstandsgerechtigden.
Ouder dan 49 jaar en een laag HCI hebben een negatieve invloed op uitstroom; 40% van
de langdurig bijstandsgerechtigden hebben deze kenmerken. In vergelijking tot de totale
groep bijstandsgerechtigden zijn langdurig bijstandsgerechtigden vaker alleenstaand,
ouder in een eenouderhuishouden, of gescheiden. Ze maken vaker gebruik van medicijnen
of GGZ-zorg.
Daarnaast laat de classificatieboom zien dat de kans op uitstroom vergroot, wanneer
men een re-integratievoorziening ontving. Iets minder dan de helft van de langdurig
bijstandsgerechtigden jonger dan 49 jaar en met een lage HCI ontving een re-integratievoorziening.
De uit het onderzoek naar voren gekomen inzichten kunnen gebruikt worden om de uitstroom
uit de langdurig bijstand te bevorderen. Ze zullen als basis gebruikt worden voor
het derde onderzoek in het bovengenoemde drieluik, namelijk een kwalitatief onderzoek
naar kansrijke gemeentelijke aanpakken om langdurige bijstandsgerechtigden aan het
werk te krijgen. Dit onderzoek zal zomer 2019 opgeleverd worden.
Voor een volledig overzicht van de onderzoeksresultaten verwijs ik u naar het CBS-onderzoek;
deze vindt u hier.
Het is belangrijk dat gemeenten denken in mogelijkheden, ook als mensen al langer
bijstand ontvangen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat gemeenten van elkaar leren.
Met dit drieluik wil ik stimuleren dat ervaringen die gemeenten opdoen bij de re-integratie
worden gedeeld en vertaald worden in meer kennis over kansrijke aanpakken voor deze
groep.
11. Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten
Per 1 januari 2019 is een nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten
(SRG) van kracht. De voorschriften voor de aanlevering van gegevens over de inzet
van re-integratievoorzieningen door gemeenten zijn op onderdelen gewijzigd. Hiermee
ontstaat een beter inzicht welk type voorziening met welk doel wordt ingezet.
Een belangrijke verandering heeft betrekking op de typeringen van de re-integratie
voorzieningen. De categorie «overige voorzieningen», waar het overgrote deel van alle
ingezette voorzieningen onder viel, maakt plaats voor een nadere uitsplitsing. Voorzieningen
gericht op bijvoorbeeld scholing, training en sociale activering worden onderscheiden.
Maar ook de fysieke aanpassing van een werkplek is in de toekomst beter in de statistiek
terug te vinden.
De informatie over de personen die een of meerdere re-integratievoorzieningen ontvangen
wordt ook uitgebreid. Zo worden meer gradaties onderscheiden bij het kenmerk «arbeidsvermogen»:
naast «onder WML», wordt bij de overige personen een inschatting gemaakt van de bemiddelbaarheid
en de hulpbehoefte om naar een baan toe te werken. Een nieuw kenmerk is voorts het
«doel van de inzet van voorzieningen»: «participatie» of «re-integratie».
Bij deze beide kenmerken gaat het om een inschatting van de gemeente, veelal de klantmanager,
van de ambitie en mogelijkheden binnen een startend of lopend traject. Gaandeweg kan
deze inschatting vanzelfsprekend veranderen.
De nieuwe richtlijn SRG geeft zowel meer inzicht in de type voorzieningen die ingezet
worden, als in de mensen die voorzieningen ontvangen. Zowel voor gemeenten als ten
behoeve van mijn eigen monitoring van de re-integratie- en participatie-inspanningen
door gemeenten biedt de gedetailleerdere informatie meer handvatten voor onderlinge
benchmark, monitoring en sturing.
De beoogde kwaliteitsverbetering is geen kwestie van een druk op de knop. Het CBS
helpt gemeenten bij het doorvoeren van de veranderingen. Naast informatiebijeenkomsten
en ondersteuning bij het omzetten van voorzieningen naar de nieuwe categorieën krijgen
gemeenten twee weken extra tijd voor de eerste aanleving over de maand januari. Daarnaast
krijgen gemeenten tot juni de tijd om de nieuwe persoonskenmerken (de inschatting
van het arbeidsvermogen en het overkoepelende doel van de inzet voorzieningen) voor
alle personen die een voorziening ontvangen aan te leveren.
Meer informatie over de nieuwe richtlijn en de ondersteuning van het CBS vindt u hier.
De eerste landelijke resultaten over het eerste kwartaal van 2019 worden in mei gepubliceerd.
12. Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven
Sinds 1 januari 2018 is er een loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak en
scholingsbelemmerden. Werkgevers hebben met het loonkostenvoordeel recht op een tegemoetkoming
in de loonkosten van maximaal € 2.000 per jaar, voor mensen met een arbeidsbeperking
die vallen onder de banenafspraak. Voor dit loonkostenvoordeel heeft de werkgever
een doelgroepverklaring nodig. De werknemer kan deze doelgroepverklaring uitsluitend
aanvragen bij UWV. Ook kan de werknemer de werkgever machtigen deze doelgroepverklaring
bij UWV aan te vragen.
Ik krijg signalen dat gemeenten doelgroepverklaringen afgeven voor de LKV banenafspraak
en scholingsbelemmerden. Gemeenten zijn echter niet bevoegd om doelgroepverklaringen
LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden af te geven. Dat doet UWV. In alle gevallen,
óók als het gaat om bijstandsgerechtigden. UWV beschikt namelijk over de benodigde
informatie via het doelgroepregister (LDR).
Wat mag wel?
Gemeenten zijn op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) bevoegd (en verplicht)
om, op aanvraag, doelgroepverklaringen af te geven voor bijstandsgerechtigden (ook
IOAW en IOAZ) van 56 jaar of ouder voor het LKV oudere werknemer 56+. Vergeet dan
niet een kopie van deze doelgroepverklaring aan UWV te zenden (UWV, Postbus 58015,
1040 HA Amsterdam).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid